>> HOMEpage Brief van ERASMUS aan VIGLIUS voor Gabbema onbereikbaarIn de Provinciale Bibliotheek van Friesland, onderdeel van Tresoar, worden 71 originele
brieven bewaard, die de Utrechtse drukker Gijsbert van Zijll in de jaren 1650-1659
schreef aan zijn neef Simon Abbes Gabbema. De brieven maken deel uit van de
collectie Gabbema: zie Catalogus der brief verzameling van S.A. Gabbema,
Leeuwarden 1930. De brieven van Gijsbert van Zijll handelen over de uitgave van Gabbema's Petronius, Catullus, Tibullus en Propertius. Van Zijll levert ook boeken aan Gabbema en diens vriend Theodorus Saeckma, de raadsheer in het Hof van Friesland. Via vrienden en kennissen weet hij verder aan brieven voor Gabbema's collectie te komen. Zo schrijft hij op 22 maart 1654 aan Gabbema; "Hiernevens gaen mede enige brieven die mijn bij verscheyde vrienden ter handt gestelt sijn, seynde ordre van U om aen mijn te behandigen ende U over te senden." Vanaf 1 oktober 1656 probeert van Zijll voor Gabbema brieven van de Friese rechtsgeleerde en staatsman Viglius van Aytta (1507-1577) te lenen van Cornelis Booth, die deze gekocht heeft uit de bibliotheek van Mr Gijsbert Lap van Waveren. Lap van Waveren leefde als ambteloos geleerde te Utrecht in de eerste helft van de 17e eeuw. Hij bezat veel door Viglius en anderen zelf geschreven brieven (autografen). Hij was familie van Booth: deze had Amelia van Waveren als eerste echtgenote. De Utrechtenaar Booth (1605-1678) was doctor in de medicijnen. Sedert 1652 zat hij in het stadsbestuur. Ook was hij raadsheer in het Hof van Utrecht. Verder was "hij van 1640 tot zijn dood bibliothecaris van de Utrechtse universiteitsbibliotheek. In 1656 werd hij burgemeester en lid van de Staten van Utrecht. Door deze vele functies en door zijn aanzien in het algemeen had Booth toegang tot de destijds zo goed als gesloten archieven van stad en provincie. Wat hij (in afschrift) bijeen heeft gebracht, grenst aan het ongelooflijke. Wat Gabbema als verzamelaar voor Friesland betekende, dat gold in meerdere mate nog voor Cornelis Booth in de provincie Utrecht. NNBW IV, 217. Gijsbert van Zijll moest burgemeester Booth nog verschillende malen benaderen, voordat hij de brieven van Viglius kreeg om ze Gabbema toe te sturen, zodat die er afschriften van kon maken. Bij zijn nieuwjaarswens van 18 januari 1657 echter kan van Zijll aan Gabbema berichten: "Soo sende hiernevens eenige brieven, welcke ick naer lang solliciteren van onse burgemeester Booth van de weeck hebbe gecregen. Gij sult die ten eersten gelieven uyt te schrijven ende wederom terugge senden, alsoo ick dat heb moeten beloven, ende mijn handt met een schriftje daervan gegeven hebben. Hij wil ondertusken sien of hij noch ietwes vinden can. 't Register van de brieven die ick U sende staet hier onderaen. Hij heeft noch een brief van Erasmus, aen Viglius geschreven, maer dien wilde hij niet geven om aen U over te seynden. Maer hij wil mijn die behandigen dat hij hier uytgeschreven worde, ende u de copye worde toegesonden. En dat wil hij doen, als ick hem dese brieven weder behandige. Ick hebbe dús plat en lang moeten packen, omdat geen segeltjens die daer noch aen mochten sijn, souden beschadigt worden." Van Zijll stuurt 22 brieven mee: "elf brieven van Viglius selfs, 2 van Alciatus aen Viglius, 1 van Uldricus Zasius, 2 van Hector Ayta, 1 van Burmania, 1 van Hartog Carel van Gelder, 1 van Schenck van Tautenburch gouverneur van Frieslant, 2 van Wassenaer en Tautenburch aen den Hove etc., 1 Dominicus Titama." Gabbema heeft een en ander op 21 januari ontvangen. Van genoemde brieven treft men er maar enkele aan in de Gabbema-collectie. Van de brief van Erasmus heeft van Zijll na herhaalde pogingen ook op 25 mei 1657 nog geen kopie van Booth kunnen krijgen. Hij schrijft verder dat hij dr Pelt heeft gesproken. Die bracht hem bij een koffer vol geschreven boeken en brieven. Daaruit mocht hij nemen wat Gabbema van dienst kon zijn. Van Zijll heeft bijna alles meegenomen en als pakket naar Gabbema gestuurd "met noch eenige manuscripta van brieven bij Lappii handt gecopieert". Met dr. Pelt is waarschijnlijk Johannes Pelt uit Gorinchem bedoeld, die op 15 juni 1647 aan de Utrechtse universiteit gepromoveerd was tot doctor in de medicijnen. De naam Lappius is het Latijnse equivalent voor Lap van Waveren. Op 4 juli 1657 schrijft van Zijll het pakje brieven van Gabbema terug te hebben ontvangen en weer aan dr Pelt te hebben gegeven. Op verzoek van Gabbema heeft van Zijll nog eens in de bewuste koffer gekeken. Hij heeft daar verder niets in gevonden. De blijkbaar aan de boekjes uit die koffer ontbrekende katernen zijn volgens Pelt door een ander meegenomen. De brief van Erasmus heeft van Zijll nog niet van Booth weten te krijgen. Ook op 50 januari 1659 kan hij alleen berichten dat Boot nogmaals beloofd heeft de brief van Erasmus aan Viglius te laten kopiëren. Zodra van Zijll de kopie heeft, zal hij hem natuurlijk aan Gabbema toesturen. We lezen er daarna in de correspondentie niets meer over. Helaas weten we ook niet om welke brief het ging. Volgens de uitgave van Erasmus' correspondentie door Allen (Oxford 1906-1958) zijn er acht brieven van Erasmus aan Viglius bekend en 25 van Viglius aan Erasmus. De bewuste brief van Erasmus aan Viglius is niet, ook niet in afschrift, in de collectie Gabbema terechtgekomen. In die verzameling bevindt zich wel een andere brief van Erasmus, op 51 augustus 1517 gericht aan Gerardus Noviomagus (Geldenhauer); het is een afschrift van de hand van Gijsbert Lap van Waveren. Uit het bovenstaande blijkt hoe Gabbema zijn brievenverzameling via relaties kon uitbreiden. Als hij van voor hem interessant materiaal wist, bleef hij aandringen tot hij het allemaal had. Soms lukte het ook niet. Het voorbeeld van de brief van Erasmus is tekenend. Erasmus werd door velen bijna als een heilige vereerd. Wie een door Erasmus zelf geschreven brief bezat, bewaarde die als een relikwie. Booth heeft zelfs geen afschrift laten maken voor Gabbema. Aantekening: In Tresoar/PBF bevindt zich onder handschriftnummer 368 Hs een Inventaris van
de boecken, brieven ... ten sterfhuise van ... Gabbema ... 1690. Simon Abbes Gabbema
(Leeuwarden 1628-1688) was vanaf 1659 officieel geschiedschrijver van Friesland. M.H.H. Engels, februari 2003. Dit artikel werd eerder gepubliceerd in De Tweebakstrommel 19e jrg. no. 7, 16 mei 1988. >> begin |