|
>> HOMEpage
Testament van Philip Ernst Vegelin van Claerbergen
en echtgenote
>> 1692 <<
Bron: Tresoar familie-archief Eysinga - Vegelin van Claerbergen, toegang 323 inv.nr. 4420
Internetuitgave: M.H.H. Engels, juli 2024
Toegevoegd: een mooi gebaar
Eerder testament van Philip Ernst, 1675
Ick Philip Ernst Vegelin van Claerbergen etc: hoff-
meester van haere Hoogheit de Furstinne van Nassauw,
residerende binnen Leeuwarden, bij mij overdacht hebbende de broos-
heit des menschelijcken levens, hebbe goedt gedacht d'onsekere
uijre van mijn seecker vertreck uijt den tegenwoordigen
werelt voor te coomen met een solemnele dispositie van mijn
tijdelijcke goederen, die ick door des Heeren Zegen sal geraken
nae te laten ende met de doodt t'ontruijmen, be-ogende
daerinne niet anders als de meeste vrede ende eenigheijt
tuschen mijne kinderen, welcke ick haer ter hoogsten
wil gerecommandeert en wel eernstel. belast ende aen-
bevolen hebben, bij poene, dat de wederhorige deses sall
gepriveert ende versteecken zijn van sijn erffdeel voor soo
veel nae de wetten eenighsins in mijn vermogen is, hem daer
van te excladeren ende uijt te sluijten Eerstelijck dan
bevelende alvoorens mijne Edele Ziele in de handen van [marge links:] NB begraefnisse
Godt den Almachtigen Schepper van hemel ende van aerde
mijnen genadigen Verlosser, ende mijn aerdsche Lichaen
aen een eerlijcke uijtvaert en begraeffenisse, soo
Legatere ende bespreke ick aen mijn wel Lieve huijsvrouwe
vrouwe Josina Ruisch van den Engh den Lijfftocht
ende het vruchtgebruijck van alle mijne nae te latene
goederen niets van allen uijtgesondert, voor soo veel
de rechten spreeckerde van de Legitime portie van
kinderen ende andere eenigsins ende op eenige bedenckel.
wijse connen toelaten. Tot de proprieteit ende eigen-
dom mijner nae te latene goederen instituere ende make ick
Erffgenamen mijne ses kinderen, namentlijck Ernst
Frederick ende Hessel mijne voorkinderen, mitsgaders
Maria, Fredrick, Philips ende Amilia mijne
nakinderen ende voorts sodanige kinderen als ick meer
geraken sal nae te laten, doch in navolgende Manieren.
Teweten mijn oldste Zoon Ernst Fredrick vanwegen
zijn ongehoorsaemheit ende quaed comportement van Leven
make ick erffgenaem in de legitime portie sonder
wijders, ende tot de vordere goederen Instituere ick
erffgenamen mijne andere kinderen omme deselve
onder hun in egale portien te deijlen. Dewijle mijn
oldste zoon Ernst Frederick deur zijn quaad leven mij
Testator veel onnodige costen tot Cuilenburgh, Doesburgh,
Franequer en Parijs heeft gecauseert, wil ick dat hem in
zijn legitima sal worden affgecort ende vervolgens dat hij
dienteneffens in Collatie sal hebben te brengen de summa van
vierduijsent caroliglns: nauwelijcx de helfte van sijn genot
bereijckende. Ende ten einde tuschen mijn oldste zoon
Ernst Frederick, mitsgaders tusschen mijne andere kinderen
en tegenwoordige huijsvrouw in cas van scheijdinge ende separatie
alle vordere dispuiten mogen worden wegh genomen, soo is
mijn begeren dat mijn oldste zoon Ernst Fredrick het
surplus van zijn legitime port[i]e sal trecken ende genieten
uijt mijn Testators goedt tot Gunters blomme bij Oppenheim
gelegen, hem hetselve goedt voor zijn legitime portie als
vooren ad concurrentem quantitatem adsignerende, ende
in cas buijten vermoeden hetselve goedt tot Gunters blomme
bij Oppenhein tot voldoeninge van gedachte legitime portie
niet mochte genoegh zijn, sal staen aen het believen van
mijne vordere kinderen ende erffgenamen uijt wat goederen
sij aen mijn oldste zoon het restant van zijn legitime portie
sullen willen suppleren. Indien iemandt mijner kinderen
sterft voor mij Testator kinderen nalatende, worden de
kinderen van de afflijvige erffgenamen gemaeckt in
olders plaetse. Indien mijn Oldste Zoon Ernst Frederick
tegens hetgene in desen Testamente wort gedisponeert
hem enigsins mochte comen te opponeren, sal hij in sulcken
gevalle van sijn legitime portie mede in t'geheel wesen
versteecken, hem om zijn quaed ende ongehoorsaem leven
in sulcken cas t'eenemael exherederende. Mijne
Wijnbergen ende huijs tot Nieu-stadt in de Cheurforstelijcke
Paltz sullen onder mijne andere kinderen verblijven
int'gemeen, gelijck oock de rentebrieven off obligatien
die ick Testator hebbe op de Stadt Straetsburgh en
Edighoven, sonder de Wijnbergen, Landen ende huijsen tot
Nieustadt te mogen alieneren. Indien mijn twede
zoon Hessel Vegelin Baljuw, rentemeester ende water-
heemraedt van Liesfelt (tot becominge van welcke ampt
ick Testator besteedt hebbe de somma van Seven duijsent car. glns.
volgens brieven daeraff sijnde) geen andere Charge becoomt,
soo sal hij aen mijn huijsvrouw Jaerlijcx ad vitam uijtkeren
de helfte van het innekomen van gemelte ampt, ende nae ver-
sterff van mijn huijsvrouw sal hij hebben uijt te keren de
somma van drieduijsent car.glns. eens en voorall aen mijne
andere kinderen, mijn oldste Zoon Ernst Frederick in voegen
als vooren g'excludeert blijvende. Indien mijn Zoon
Hessel dienteneffens buijten vermoeden onwilligh mochte sijn,
sal hij voorengemelte somma van seven duijsent car. glns. voor
het ampt bestedet in Collatie moeten brengen ende hem vervolgens
in zijn portie haereditair aengerekent worden. Indien
een van mijn twee Jongste Zoonen deCharge van Liesfelt
mochte becomen, deselve sal geholden zijn aen sijn susters te-
samen ofte een van hun in t'leven sijnde uijt te keeren de
somma van drie duijsent car. glns. Indien nae mijn Testators
affsterven iemandt anders mijner kinderen het sij soonen off
dochters sich tegens mijn huijsvrouw ofte andere kinderen weder-
spannigh ofte ongehoorsaem mochte stellen, deselve sal ge-
tracteert worden als mijn Oldste Soon Ernst Fredrick, mitsdien
niet meer gauderen als de legitime portie, sodanige wederspan-
nige ofte ongehoorsame in sulcken cas in de legitime portie
alleen tot erffgenaem instituerende sonder wijders. Mijne
twee Jongste Zoonen sullen genieten mijn Bibliotheecq ende
geweer, mitsgaders alle mijne Mathemathique Instrumenten.
Daertegens sullen mijne dochters genieten mijn Linnen, silver-
werck, juwelen, schilderien, huijsraden ende vordere mobilen.
Ick Testator authorisere ende stelle mijn seer lieve huijsvrou
tot voogdesse over mijne kinderen bij haer in echte gewonnen
omme deselve ende hare goederen te regeren ende versorgen
met adsumptie van een bequaem manspersoon die het
haer Ed. believen sal daertoe te eligeren ende verkiesen,
ende dat ter tijt de kinderen tot hare Jaren ofte tot den
houwelijcken Staat sullen gecomen zijn. Ten respecte van t'
gene bij mij Testator door desen Testamente aen mijn huijsvrouw
wort besproocken, is mijn intentie geensins om te pecceren
contra leg: hac edictali. 6. Cod. de secundis nuptiis, dan
verclare hetselve bespreck bij desen te limiteren ende te restrin-
geren nae teneur van deselve wet, vervolgens indien hetselve
bespreck aen Capitael gerekent mochte comen te excederen
de legitime portie van mijn Oldste Zoon Ernst Frederick
verclare het surplus aen mijn huijsvrou niet te legateren
ofte te bespreken, dan begere dat t'surplus van t'selve bespreck
(met exclusie van mijn oldste Soon) genoten sal worden bij mijn
andere kinderen ofte hun descendenten, hun hetselve surplus
bij desen sooveel noodt mede legaterende. Voorts soo begere
dat aende vanen tot Nieu stadt, een hondert rijcx daelders, aen
de armen tot Leeuwarden vijftigh rijcxdaelders, ende aen de armen
tot Utrecht off Liesfelt mede vijftigh rijcxdaelders sullen
gegeven worden. Alle t'welcke dan mijn ernstige ende
uijtterste wille zijnde, ordonnere ende begere ick, dat het
selve nae mijnen doodtlijcken affganck punctuelijck ende wel
stricktelijck nagecomen ende onderhouden werde, onder poene
hiervooren den onwilligen geprescribeert ende opgelecht, en
willende dat dese mijne dispositie op de beste ende besten-
digste manier effect sortere, schoon dat aen de uijtterlijcke
solemniteiten (dies niet vertrouwt wort) iets ontbreken
mochte, t'zij dan als een testament solemneel, ofte als
een minder solemnele dispositie van een Vader onder sijne
kinderen, ofte als een Codicil, soo als best ende op het crachtigste
in desen sal conen bereickt worden. In kennisse der waer-
heit hebbe ick Testator desen met eigen handt bevestight,
voorts tot mede bevestinge specialijck versocht ende gebeden
d'eersame mannen als Dirck Scheffer, Joan Raven, Jan
Coret alle drie hellebardiers van sijn Furstelijcke Doorl.t,
Andries Smitz mr. sweerdtveger, Jan Lourens mr. Kleder-
maker, mitsgaders Drm. Valerium Renici Ad.t voor den
Hove van Frieslandt ende Annium Rudolphi pr. postulandt
omme desen als getuigen mede te bevestigen, t'welck bij
ons getuigen ten versoecke als vooren alsoo is gedaen, naedat
wij den Testator hadden hooren verclaren desen zijn uijtterste
wille te zijn ende den inholt wel verstanden te hebben, oock
zijn handt eerst hieronder sien stellen, alles onder een context
ende sonder van Malcanderen te scheiden voor ende alleer alles vol-
bracht was. Aldus gedaen ter huijse van mij Testater op den
veertienden Junij anno Sestien hondert vijff en t'seventigh
1675. Onderstonde Philip Ernst Vegelin van Claerbergen,
Dirck Schefer, J. Raeven, Jan Coret, Andrijs Smitz, J.
Lourens mr. Kleermaker, V. Renici ende Annius Rudolphi
met halen.
>> begin
Testament van Philip Ernst Vegelin van Claerbergen en Josina Ruijsch, 1692
[1]
Philip Ernst Vegilin van Claerbergen oud-
hoffmeester en tegenwoordige geheijme Raad van
zijn Vorstel. Doorl. den Heere Erff Stadhouder
en Vrou Josina Ruijsch van den Engh echteluij-
den residerende binnen Leeuwarden, zijnde
beijde gesond van verstand, dogh ick heer Testa-
tor sieckelick te bedde leggende, in overdencking
van de seeckerheijt des doodts, hebben goed ge-
vonden, te maecken desen onsen Testamentum
reciprocum ofte wederzijtsen uijterste en laeste-
wille, bij dewelcke, nardat wij onse onsterffe-
lijcke zielen, den onsterffelijcken Godt in
Christo onsen Zalighmaaker, ootmoedelick
hebben aenbevolen, en onse Lichamen door een
eerlijcke begraeffenisse ter aarden ter saliger
opstandinge, ick heer Testator tot universele
erffgenamen in ende tot alle mijne nae te latene
goederen stelle mijne vijff kinderen met namen
Hessel, Maria, Frederick, Philip Hugo ende Aemilia
omme deselve in gelijcke portien te deelen.
Stellende Ick vrou Testatrice tot universele
erffgenamen in en tot alle mijne nae te latene
goederen mijne vier kinderen met naemen
[2]
Maria, Aemilia, Frederick en Philip Hugo, omme
deselve in gelijcke portien te verdeijlen.
Wijders praelegateeren wij echteluijden Testatoren
ijder den langstlevenden het vruchtgebruijck
en lijfftocht van alle onse nae te latene goederen,
geen uijtgesondert.
Voorts praelegateeren wij
onse twee dochteren met namen Maria en Aemilia
ijder de somma van vier duijsent Caroli guldens
ijder gulden 20. st. doende.
Willende ende begerende
dat zij, en in cas van versterven, haer kind off
kinderen bij substitutie, de voorsz. somma voor-
aff sullen trecken, voor ende alleer zij onse nae
te latene goederen, met hare andere mede-
erven sullen beginnen te deelen.
Latende echter
het vruchtgebruijck daarvan, als boven gesecht, aen
den langstlevende onser beijden.
Ende alsoo
onse zoon Hessel bij het bekomen der Grietenije
van Uttingeradeel van ons ontvangen heeft twee
duijsent Carglus. het stuck als verhaalt, renteloos
staende, volgens acte daeraff zijnde, soo willen
wij, dat hij deselve in zijne erffportie sal laten
deduceeren, ende tot gemeen profijt brengen;
[3]
van gelijcken, terwijle onse zoon Frederick bij t'
aenvaarden van zijne Compagnie ende het bekomen
van t'Majoorsplaats groote schulden gemaackt
heeft, soodat wij tot reddinge van deselve genoodsaekt
zijn geworden ons borge te stellen bij den Lieutenant
Hanecroot voor vijfthien hondert Caroli guldens, bij
d'oude Schepen Mensenburgh voor vier duijsent
Caroli guldens, ende bij wijlen de heer Adjus voor drie
duijsent Caroligul[de]s, uijtmakende te samen acht
duijsent vijff hondert Caroli guldens, soo willen
wij onsen Zoon serieuslick aengemaand hebben
voors. somma met hare interessen metter tijdt te
voldoen ende betalen. Edogh, indien bij versterven
van ons Testatoren de vorengemelte sommem mocht[en]
onvoldaen zijn in t'geheel, soo begeeren wij, dat hij in
zijnde erffportie sal moeten laten deduceeren, ses
duijsent vijf hondert Carglns, ten prijse als verhaelt,
ende tot gemeen profijt te brengen.
Zijnde onse
meeninge nochtans, dat sooveel als hij in opgemelte
Capitalen koomt te betalen, hij als dan minder in zijn
erffportie sal genoodsaekt zijn te laten deduceeren.
Begeeren ende verstaan wijders, dat onse Zoon Philip
Hugo, om een besonder voorval ende redenen ons
[4]
daartoe moveerende, uijt zijne erffportie sal laten
deduceeren ende tot gemeen profijt brengen twee
duijsent Caroli guldens; als mede, dat hij geen
actie sal mogen opsoecken off maken, nopens seec-
kere seeven Duijsent Caroli guldens bij transport
van de Grietenije van Uttingeradeel hem toe-
gekomen, alsoo voor datselve geldt, op zijn iterative
begeertie, een oude Compagnie tot desselffs dienst
gekocht is. En dewijle bij versterven van een
der echteluijden, in cas van scheijdinge, deurgaans
groote dispuiten komen voor te vallen, nopens het
geene bij een ijder ten echte zij ingebracht, soo
begeeren wij Testatoren, dat onse respective
kinderen ende Erfgenamen haar dienteneffens
sullen reguleeren, naer den inhoud van seeckeren
staat bij ons daaraff gemaekt ende verteekent.
Wijders praelegateeren wij aen onse beijde Dochters
Maria & Aemilia alle meublen, huijsgeraden,
linnen, bedwerck, kisten, kassen van de kamer
en keucken. Reserveerende ick heer Testator
mijne nadere dispositie over het silverwerck ende
de juweelen, sooveel voor mijne helfte, bij desen
swaaren oorlogh, sullen overigh blijven.
[5]
Waarentegens wij echteluijden Testatoren praelega-
teeren aen onsen Zoon ende voor-Zoonen, met namen
Hessel, Frederick ende Philip Hugo de bybliotheecq en
boecken, boeck-casten, mathematise Instrumenten
en wat daaraen wijders op de boeckcamer meer
van diergelijcke natuijr, en tot de studien dienstich
mochte werden bevonden, omme aenstondts nar het
overlijden van mij Testator, ten overstaen van
mijn L. huijsvrouwe in drie deelen, egale gedeijlt
te werden, ende ijder zijn portie nar sigh te neemen.
Vorders begeer Ick heer Testator, dat alle mijne
goederen, actien ende crediten gelegen tot NieuStadt,
Gunters-bloem, als elders in Duijtsland gelegen, onder
mijne voors. vijff erven onverdeijlt sullen blijven,
ter tijd toe, dat zij sullen goedvinden, de saaken in
Duijtsland sigh beeter opdoende, deselve te verkoopen
ende de penningen daarvan komende onder haar egalicken
te verdeijlen. Wijders is mijn Testators be-
geerte, dat alle mijne notabile papieren, bullen, brieven
in een, off meerder kuffers sullen beleijt worden
met een inventaris van de hooftstucken derselver,
welcke altoos sorghvuldigh bewaard sullen werden
bij d'oudste mannelijcke oord van mijne kinderen,
[6]
mits geevende een off meerder gelijcke sleuters daer
van aan mijne huijsvrouwe beneffens Copia van
het voorsz. Inventaris, de behoorlick recipis. Nogh
soo legateere ick heer Testator vyftigh rijcx-
daalders aen de Armen van Nieu Stad, dewelcke
niet sullen betaalt werden, voor ende alleer mijne erff-
genamen twee jaar interessen van mijn Capitaal
tot Egidum, segge Edigdum staande sullen ontvangen
hebben.
Legateerende Ick heer Testater
daarenboven aan de Diaconije der Nederduijtse
Gereformeerde gemeente binnen Leeuwarden
een hondert Carglns ad 20 st. het stuck. Item
aen de Dijaconije van Ackrum vijftigh Carglns.
Voorders aen mijn knecht Willem ende Trijntie
mijn tegenwoordige dienstmaagd mijn tegenwoordigh
bedienende, soo deselve in mijne doodsieckte mij mochten
blijven te bedienen, soodanigen rou, als mijne huijsvroue
naar haar belyven sal goedvinden.
Dit alsoo onser echteluijden Testatoren uijterste
en laaste wille zijnde, ist dat wij deur desen
annulleeren ende te niette doen, alle voorgaande gemaakte
Dispositien, Testamenten off uijterste willen,
van wat aart ende natuijr die oock souden mogen zijn.
[7]
willen daarentegens en begeeren, dat dese onsen dispositie
kracht en effect sal sorteeren als een testament solemneel
min solemneel, Codicil, fideicommis, gifte ter saeke
des Doodts, oft andere laaste wille, in voegen best nar
rechte ende usantie van desen Lande sal konen bestaan.
In kennisse der waarheijt hebben wij echteluijden Testatoren
desen met eijgener hand doen verteeckenen; voorts tot
mede bevestinge specialick versocht ende gebeden
d'Eersame mannen als Pieter Pieters mr. Metselaer,
Frederick de Boer hellebardier van Zijn V. Doorl. den heere
Erff Stadhouder, Jacob Pieters mr. timmerman, Cornelis
Janssen, Douwe Heijns, Michiel Corbet ende Annium
Rudolphi Notarium Publicum, alle ter goeder naam en
vaam, om desen beneffelns ons te bevestigen; alle
t'welcke wij getuijgen ten versoecke als vooren, naedat
ons het begin en eijnde tevoren ware geleesen, alsoo
hebben gedaan, belovende wij Testatoren dat den getuijgen
alles sal zijn ende blijven onschadelick. Aldus in een Context
ende sonder van malkanderen te scheijden voor ende alleer alles
was volbracht. Actum den 21. eenentwintigsten
Octob. 1692. twee ent'neegentigh. getekent Philip
Ernst Vegilin van Claerbergen &c: Josina Vegelin geb.
Ruijsch, Pieter Pieters mr. metselaer, Frederick de
Boer, Jacob Pieters mr. timmerman, Cornelis Jansen,
Douwe Heijns, M. Corbeth ende Annius Rudolphi N.P.
Nae gedane Collatie is desen met den orig.len
Testamente, verteeckent als boven, bevonden
te accorderen. In kennise van mij Nots. Pub.
Annius Rudolphi.
N.P.
[8]
Copia.
Testamentum reciprocum
van den Weled.
Heer, d'oude Heer
Hoffmr. van S.V.D.
den heere Erff Stadhouder
deser Provintie
21 Oct: 1692.
>> begin
Jachtgezelschap in 1668 geschilderd door Nicolaas Wieringa waarvan alleen nog een zwartwitfoto bestaat maar de kleuren beschreven zijn door H. Martin
portret in Rijksmuseum Amsterdam resp. detail van het jachtgezelschap met links de krijgsoverste en rechts Hendrik Casimir II op elfjarige leeftijd
♥ H. Martin: Een vijftal-personen, blijkbaar vereenigd na de jacht, bevindt zich op een hooggelegen terrein van waaruit men uitzicht heeft op het lagere heuvelachtige verschiet, waarboven een zwakbewolkte hemel.
Naast de jachthonden en den boom, die links de schildering afsluiten, staat een persoon dien wij onmiddellijk herkennen als den krijgsoverste uit het Rijksmuseum te Amsterdam. Hier vervult hij waarschijnlijk het ambt van opperjagermeester. Hij is gekleed in een bruin costuum met blauwe linten op de schouders, aan de mouw en op den zwarten hoed. In de linkerhand houdt hij een polsstok, terwijl op zijn rechterarm de hand rust van een jongeling die naast hem staat[*]. Deze laatste is op een eenigszins hooger plan geplaatst dan de hem omgevende personen en zijn jeugdige gestalte kunstmatig vergroot, waardoor hij boven de anderen uitsteekt. Dit en de eerbiedige houding van de overige leden van het jachtgezelschap deden mij vermoeden, hier met een vorstelijk persoon te doen te hebben. Natuurlijk dacht ik hierbij in de eerste plaats aan een der Friesche Stadhouders. Inderdaad blijkt de afgebeelde Hendrik Casimir II op elfjarigen leeftijd voor te stellen 1). De gelijkenis met het gegraveerde portret van den jongen prins voorkomende in Scriverius 2), waar hij op tienjarigen
leeftijd is weergegeven, is frappant.
[Op het schilderij van het jachtgezelschap is hij] gekleed in een zwart costuum met witte onderkleeding. Hij draagt een z.g. "rhingrave", een korten tot aan de knieën reikenden rok, en om het middel een krans van neerhangende roode linten. z.g. "Gänseklein" of "petites oies". Ook aan de mouwen en op de schoenen zijn roode strikken gehecht. Onder den linkerarm houdt hij een hoed, eveneens met rood getooid. Naast hem, in het midden van het paneel. een negerbediende in fel roode kleeding met een jachthoorn op den rug. Hij houdt een dooden haas vast, waaraan men een foetus met zes pooten heeft ontnomen die de geknielde persoon aan den prins toont. Geheel rechts wordt de schildering afgesloten door een zittende figuur in leverkleurige kleeding met een bloedenden dooden haas naast zich, terwijl de open ruimte voor de jagers op gelukkige wijze door een liggenden witten jachthond wordt gevuld. Waar de compositie door de eenigszins poseerende houding der beide hoofdpersonen stijf dreigde te worden, is dit vermeden door aan de middelste figuren meer handeling bij te zetten. De naar rechts dalende lijn volgens welke de personen zijn gegroepeerd behoedt het geheel voor eentonigheid. De schildering is uitmuntend zoowel van techniek als van kleur.
1)Hendrik Casimir II. Prins van Nassau, werd geboren den 18en Januari 1657- Hij werd in 1672 tot Stadhouder en Kapitein-Generaal en in 1675 tot Erfstad- houder. mede door Groningen en Drenthe. verkozen en aanvaardde in 1679 het bewind. In 1683 huwde hij met Prinses Amalia van Anhalt Dessau. Hij overleed in 1696.
2) Zie: J. F. van Someren. Portretten van Nederlanders, 2e deel. pag. 61 No. 801.
[* Het mooie gebaar: de hand van stadhouder in spe Hendrik Casmir II op de arm van zijn pedagoog Philip Ernst Vegelin van Claerbergen.]
♥ N. Ottema in de Leeuwarder Courant van 15 en 18 oktober 1917:
... prinselijke jacht ... schilderij van de l7e-eeuwse Friese schilder Nicolaas Wieringa uit de vroegere collectie van Jhr. Victor de Stuers en door de heer H. Martin afgebeeld en beschreven in het tijdschrift Oude Kunst, aflevering November 1917. Wij zien daar den Friese stadhouder Hendrik Casimir II (1657-1696), die zeker ook nog in de Oude Veenen gejaagd zal hebben, in de kleurige
en artistieke kleederdracht van zijn eeuw, vergezeld ter linkerzijde van zijn met een pols gewapenden opperjachtmeester, terwijl rechts achter hem, ook geheel in de stijl van zijn tijd,
een kroesharige en keurig uitgedoste neger de medejachtgenoten helpt ... De windhonden, de buitgemaakte hazen en de
enigszins golvende achtergrond maken het waarschijnlijk, dat het bedoelde schilderij een z.g.n. lange jacht voorstelt ...
Nicolaas Wieringa
Een Moer-Haes in hebbende
dit Monster
is gevangen tusschen Jobbega
ende Schuijrega bij d'brug-Laen
in Schooter-Land den 6. Sept.
1665; Fries Museum
>> begin
|
|