>> HOMEpage
Uitgegeven, uit het Neolatijn vertaald en toegelicht door M.H.H. Engels, maart 1994; internetversie: februari 2003 Om de benoeming van de (precies) 30-jarige Geldersman Johan van den Sande op 28 juni 1598 tot tweede hoogleraar rechten aan de universiteit van Franeker is nogal wat te doen geweest. De eerste man van de faculteit, Henricus Schotanus, had liever zijn 25-jarige oudleerling Johannes Saeckma als collega gezien. De juridische faculteit van Leiden, waar Sande in 1597 was gepromoveerd, had de Utrechtse advocaat aanbevolen. De Leeuwarder advocaat Saeckma, die in 1595 te Bazel de doctorstitel had behaald, kon moeilijk door zijn eigen universiteit (Franeker) aanbevolen worden: aanbevelingsbrieven uit Heidelberg en Genève kwamen te laat of niet. Omdat Sande een neef was van Evert van Reyd, raad van Willem Lodewijk en voor Gelderland in de Staten-Generaal, lag het voor de hand dat Friese nationalisten zouden spreken van nepotisme, m.a.w. dat vriendjespolitiek Sande aan het professoraat had geholpen. Henricus Schotanus en andere professoren hebben zich tevergeefs tegen de benoeming verzet. Schotanus streefde van toen af naar het raadsheerschap in het Hof van Friesland te Leeuwarden. Hij moest echter een nieuwe teleurstelling verwerken: in 1604 werd Sande benoemd. Raadsheer kon men alleen worden als men Fries van geboorte was of gehuwd met een Friezin. Sande was in 1602 getrouwd met Ymck van Idzaerda. Daardoor kon hij in 1604 zijn schoonvader Baerthe opvolgen in het Hof van Friesland. Deze benoeming heeft zo mogelijk nog meer verzet opgeroepen. De studievrienden Thomas Herbaius en Sibrandus Siccama
schreven er elk een gedicht over. Als humanisten beoefenden zij de Neolatijnse poëzie. Friesland probeerde ook in deze te
wedijveren met Holland (Leiden). Gezien het controversiële onderwerp zijn de twee gedichten niet gepubliceerd. Zowel de
originelen als afschriften bevinden zich bij de briefverzameling van Simon Abbes Gabbema. De originelen zijn waarschijnlijk
via Theodorus Saeckma in de collectie beland en oorspronkelijk toegezonden aan diens vader Johannes. Saeckma senior had
met Herbaius, Siccama, Lycklama en enige anderen te Franeker een groep samenwerkende rechtenstudenten gevormd.
Hij gaf het "Liber rerum quotidianarum" van Herbaius na diens dood in 1614 uit.
Van Siccama kreeg Johannes Saeckma in 1617 een exemplaar van diens "Lex Frisionum" met een handgeschreven opdracht. Herbaius heeft in 1608 aan zijn strijdbaarheid nog eens uiting gegeven in een lang en in een kort gedicht voor de Friese afgevaardigden, onder wie Saeckma, naar de vredesonderhandelingen met Spanje in Den Haag. Van het gedicht van Herbaius uit 1598 zijn twee versies in origineel overgeleverd: dat met de titel is vermoedelijk de tweede versie; de eerste versie heeft in de regels 22 en 23 de herhaling "bonis nil". >> begin THOMAS HERBAIUS - 1604
Vertaling: Op de slechte zeden van onze eeuwO tijden! O zeden! Wat een ongelukkige toestand! >> begin SIBRANDUS SICCAMA - 1604
Vertaling: Een vreemdeling (Hospes) en een vaderlandslievende (Philopater)H: Waarom is het volk, waarom de ontwikkelde treurig en de senaat bedroefd, waarom klaagt men en knijpt men zie nu de ene dan de andere hand samen, waarom geeft het gemene volk van stad en platteland uitdrukking aan zijn smarten en zendt het zijn zuchten naar de sterrenhemel? P: De waardigheid en de vrijheid van het volk, door het bloed van o zovele voorouders verworven, gaat eenvoudig ten onder. H: Maar wat is de oorzaak? P: Afkeer van het vaderland, minachting van de welgevoegljkheid en een meermalen door misdaad bevlekte hand van eerzuchtigen. Van de vaderlandse balie wordt uitgesloten een nakomeling van een edel Fries geslacht, o schande, en een vandaal krijgt het ambt. Een vandaal bekleedt de hoogste waardigheid van de staat in het hooggerechtshof en de ingezetene blijft met lege handen achter. H: Waaraan heeft die vreemde dat te danken? P: Dat vraag je nog? Het is loon voor een vergrijp. Voor de ontmaagding van een meisje staat een eervol ambt. Deze dingen ziet het vaderland en het staart verstomd naar de voortekenen van de goddeloze misdaad, maar wat zeg mij zal het resultaat zijn? Dat de deugd in ballingschap gaat en de oude bewoners wegtrekken en daarvoor in de plaats misdaad en slavernij terugkeren. Geïmproviseerd: wordt verbeterd. >> begin THOMAS HERBAIUS - 1608
Vertaling: Aan de voortreffelijke onderhandelaars ter bemiddeling van de vredeDrijft geen handel met de vrede, maar met billijke verdragen en het neerleggen van de wapens helpt het volk een weinig. Als dat uw voornemen is, zijt gij te prijzen. Met halskettingen zijt gij gebonden op het moment dat gij een verdrag gesloten hebt; terstond zijn die waarlijk gulden vrijheid en de liefde voor het vaderland ondergegaan in de bak met het goud, dat de vijand had uitgestort. O Nederlanden, neen nu Nederlanders, verwordt gij al? Die al die 40 jaren zo krachtig de vijand hebt afgehouden, altijd vastberaden de wapens hebt laten beslissen, en zo dikwijls het leger van de verdragen brekende Iberiër hebt verslagen. Daardoor is het gekomen, dat het hele vertrouwen in deze wapenstilstand uitgeblust is en op niets, tenzij goud is gebaseerd? Geschenken van vijanden zijn geen geschenken, maar een probeersel waarvan zij leren, hoeveel ieder zijn vaderland waard acht en zichzelf. Welaan wees nu wijs en wat gij zonder overleg hebt aanvaard, doe dat met minachting, opdat de vijand voelt dat het hem vergolden wordt. Voor wie deze plichten voortdurend hoogmoedig veracht, schijnt de zon niets meer of beter. Want wat is het met die hulpmiddelen? Zo vaak als zij in de gedachte komen, buigt terstond ook de bewerker en milddadige, en wanneer hij met een eeuwenoud verwijt daarop wijst, is dat de prijs van de vrijheid en het vaderland. Toevallig liep mij een niet laag burger tegen het lijf, misschien ook een niet al te vermogend burger noch een van de hoogste rang; en hij, niet zo maar iemand uit het midden, wie staatszaken ter harte schenen te gaan, fluistert mij een weinig ter zijde in het oor: Mijn beste, ach, wat slaapt nu de lex Cincia. Zij heeft bepaald, dat een rechter, een pleitbezorger, boedverwanten geen giften in overvloed toevloeien. Laat gij nu wel een hoop goud van de vijand ontvangen, en niemand zal zeggen dat gij niet juist handelt of dat gij ergens anders heen neigt dan waarheen gij behoort te doen. Ik tot hem, alsof ik van niets wist: hoor eens, overweeg die besluiten van de senaat goed. Men mag, men mag niet, zegt hij. Want zodra de orde het vraagt, is hij bereid het terug te geven; weinigen die aangedaan waren door de geilheid van het hebben en voor wie integendeel het vaderland met goud te koop is, hebben een besloten zaak bij twijfel herroepen. Zij schuwen niet te zeggen dat zo te handelen gemakkelijk is. Uiteindelijk komt het gewoonlijk uit en dan gaat de eer verloren. Maar wat is dat? Volgens dat recht zij de veroorzaker de verdediger in zijn eigen zaak, en opdat, als ik met u twist heb, gij uw eigen rechter zult zijn, moge gij naar verkiezing zeggen, wat mij recht doet. Een ellendige uitvlucht en een gezocht voorwendsel. Ieder waakt over zichzelf; ja zo is het geoorloofd te zeggen dat gij weinigen uit duizenden aanwijst, voor wie publieke vóór privézaken gaan. Maar gij, mijn zoon, als u ooit een publieke zaak door een of andere partij wordt toevertrouwd, moge u nooit de ijdele eer meeslepen. Want wat betekent dat? Wanneer gij u veilig thuis in de handen wrijft, zal het volk u met schelden op de straatkruisingen verscheuren. Daarom houd u in. Gemakkelijk gaan zaken waarmee ge kunt leven, nutteloze zaken beangstigen alleen maar. Volgens deze wet heb ik de jeugd en de volgende tijd doorgebracht; wat mij rest is meer dan het toeval, dat slechts wegneemt wat het gegeven heeft. Tot zover hij; en hij vertrok. Peinzend of dit zich zo verhoudt, ben ik begonnen jullie als ongelukkig en hem als gelukkig te beoordelen. Hij die strijdend de halsketting van een Gallische vijand had afgerukt, is sedertdien door de Romeinen [Manlius] Torquatus genoemd. Gij die na het neerleggen van de wapens zeer geschikt gemaakt bent door de vijand voor ketenen van zuiver goud, hoe zult gij voortaan genoemd worden? Een door de Oostenrijkse Spanjaard, met mij als rechter, in de boeien geslagene? Wees dan geketend of geboeid, zoals gij dat kennelijk wilt. >> begin |