>> HOMEpage Inventaris archief Historisch Centrum LeeuwardenBron: René Kunst, Inventaris van het Archief van de stad Leeuwarden 1426 - 1811, Leeuwarden 2012 (ingeklapt op de website van het HCL) 3.1. Het archief van de vrije stad 1426-c.1500 (1506) In de algemene inleiding werden kort een paar lijnen getrokken door de geschiedenis van de stad Leeuwarden en haar instituties in de Middeleeuwen, alsook door de ontwikkeling van de stedelijke archiefvorming in die periode. Hier zal dieper worden ingegaan op enkele details die voor de nadere interpretatie van het middeleeuwse archiefbestand van belang kunnen zijn. Het middeleeuwse archief, dat nagenoeg uitsluitend uit 'losse' stukken bestaat, is ruwweg in twee hoofdstromen aan ons overgeleverd. In de eerste plaats zijn er de dertig nummers * die van oudsher als officiële stadsstukken werden beschouwd en dan ook hun plek hebben gekregen in het 'Oud Register' van 1597. Daarnaast zijn er de stukken die in 1597 min of meer terzijde werden gehouden (omdat ze als onbelangrijk werden beschouwd of moeilijk meer konden worden ontcijferd) of wellicht nog niet onder stedelijk beheer hebben berust. Precieze identificatie van die stukken is niet goed mogelijk, maar drie categorieën zijn wel te onderscheiden, op grond van hun oudste vermelding, in de vroegachttiende-eeuwse plaatsingslijst van Arnoldi of Bottinga. * In de eerste plaats worden daar stukken genoemd, geborgen in 'een spanen doos waarop geschreven staat: enige stukken beroerende die Leppezijl, dog sijn bij inspectie en examinatie bevonden van geen belang te wesen'. Van 1499 tot 1502 dateert inderdaad een achttal stukken dat met een vernielingsactie van de sluizen van de stad bij Irnsum in verband kan worden gebracht. * Een tweede concrete aanwijzing betreft 'een spanen doos, hebbende tot opschrift: verscheidene brieven van kleine importantie, als van Compositien van wondingen bij de stad betaalt'. Er werden in het archief inderdaad 28 stukken aangetroffen die aan die beschrijving ongeveer voldoen en kennelijk als functie hebben gehad om de stad te vrijwaren voor nieuwe aanspraken van partijen met wie de geschillen na een zoen- of andere procedure intussen daadwerkelijk waren vereffend. Deze stukken hebben als kennelijk aparte categorie in de inventaris hun eigen hoofdstuk 1.4 gekregen, achter de stukken waar in zekere zin hetzelfde rechtsprincipe aan ten grondslag heeft gelegen maar waar een veel groter gewicht aan werd toegekend, omdat zij min of meer direct mede-bepalend waren voor de politieke verhoudingen in de regio. Dat de grens tussen dit hoofdstuk 1.3 en 1.4 niet scherp te trekken valt, behoeft geen betoog. De derde categorie van in 1597 ongeregistreerd gebleven stukken bevond zich in 'Tlaad met No304: een spanen doos hebbende opschrift brieven van kleine importantie', in drieën verdeeld, met bijvoorbeeld onder No2 'Een sak hebbende opschrift parvi momenti', 'van klein gewicht' dus. Deze stukken kunnen uiterst globaal worden geïdentificeerd door het combineren van een aantal plaatsaanduidingen in Schwartzenbergs Charterboek (bijvoorbeeld in deel I, p.732-742: 'Laad 304' of 'Laad 304. No.2. Litt.C') met een voetnoot op p.41-42 in het gedrukte Register van Voorda. Voorda uit daarin onder meer de veronderstelling dat het hier gaat om stukken die als Statenstukken in de kosterij van de Grote Kerk hebben berust en 'natuurlijk bij de groote Revolutie van 1580, toen de Kloosters, die binnen de stad waren, aan de stad vervielen, in handen van de Stads Regeering moesten geraaken'. Waarschijnlijker is, dat de betreffende stukken afkomstig zijn uit het eigen beheer van Hemma Odda zin en Otto Wybrandi, die beiden als Leeuwarder stadssecretaris soms tevens het secretariaat van de gewestelijke vertegenwoordigende lichamen hebben gevoerd. De stukken betreffen namelijk niet alleen Statenhandelingen; stellig zijn sommige gewoon stedelijk geweest of kunnen met andere functies van bijvoorbeeld Hemma in verband worden gebracht. De meeste zijn - als afschrift of concept - van duidelijk minder formele aard, wat hun niet-overheveling naar het stadsarchief of het archief van de betreffende commissie voldoende kan verklaren. In feite zullen deze stukken min of meer als privé-administratie zijn beschouwd; af en toe zijn op hetzelfde papier teksten te vinden over geheel verschillende onderwerpen of gemaakt in het kader van uiteenlopende functies. In deze inventaris zijn deze secretariële stukken zoveel mogelijk bijeengehouden en als zodanig ondergebracht in een aparte paragraaf 1.3.2, die dus ook enkele stukken bevat die men in een stadsarchief - ook in ruimere zin - niet verwacht aan te zullen treffen. * De inhoud en onderlinge schikking van de overige hoofdstukken spreekt min of meer voor zich. Dat er in dit archief van vele leemten sprake is, springt bij bijna elk hoofdstuk in het oog. Maar wát er allemaal ontbreekt valt bijlange na niet nauwkeurig te bepalen, ook omdat niet precies duidelijk is in welk stadium van verschriftelijking men wanneer verkeerde, met andere woorden wat er wanneer nog allemaal mondeling werd afgedaan. * Het ontbreken van bijvoorbeeld een stevige serie bestuursbesluiten valt te verwachten, want daarvoor was de stedelijke administratie waarschijnlijk nog te primitief. Ook de afwezigheid van stukken met betrekking tot zaken als armenzorg en onderwijs is niet verwonderlijk, omdat die taken nog hoofdzakelijk door quasi-particuliere organisaties als parochies en vrome broederschappen werden vervuld. Dat er weinig sporen te traceren zijn van wat later ongeveer als voluntaire, contentieuze of criminele rechtspraak zou kunnen worden aangeduid, valt voor de Friese situatie eveneens te voorzien: zolang het vetesysteem redelijk functioneerde, gaf men er vaak de voorkeur aan, rechtszaken te vermijden. * Overigens is het wel frappant dat er geen stukken resteren in verband met de uitoefening van het in 1392 bevestigde hals- en hoofdrecht van de stad. Ook vertoont het archief vrijwel geen spoor van wat we later in de 'Certificatieboeken' (inv.nrs. 3338-3339) geregistreerd vinden: getuigschriften ten behoeve van individuele burgers. Zeer opvallend is natuurlijk het ontbreken van het 'Stadboek', dat in elk geval in de vijftiende eeuw al moet hebben bestaan. Belangrijke relicten ervan kunnen overigens uit het zestiende-eeuwse exemplaar (inv.nr. 124) worden gedestilleerd. Fundamenteel wordt de onvolledigheid van het overgeleverde archief ook zichtbaar op de terreinen van de bemoeienis met kerkelijke zaken en die met de handel. Op kerkelijk gebied moeten de activiteiten van het stadsbestuur onvergelijkelijk veel intensiever geweest zijn dan in het schamele restant in hoofdstuk 1.10 zichtbaar wordt. Op parochieel gebied had de stad pretenties ten aanzien van sommige pastoorsbenoemingen, terwijl ook overigens de parochiële zorg niet buiten de overheidsbemoeienis gebleven kan zijn. Ook de contacten met het diep in de stedelijke gemeenschap geïntegreerde dominicanenklooster zijn zeer intensief geweest, zo intensief zelfs dat de interne reformatie in het klooster van 1476 onder grote druk van het stadsbestuur schijnt te zijn doorgevoerd; een afschrift uit 1583 getuigt bovendien van de bestuurlijke stappen in 1487 om de grootscheepse verbouwing van kerk en klooster in de decennia daarna gefinancierd te krijgen. * Op economisch terrein frappeert onder meer het nagenoeg geheel ontbreken van vrijgeleides, van stukken die met de rechtsbescherming van Leeuwarder kooplieden in den vreemde, of van vreemde handelaren in Leeuwarden te maken hebben gehad, wat toch vanouds een prioriteit voor elk stadsbestuur in de Middeleeuwen is geweest. Dergelijke stukken kunnen een incidentele of een algemene strekking hebben gehad en van de laatste categorie resteren nog oorkonden in andere archieven die op een of andere manier ook hun pendant in Leeuwarden kunnen hebben gehad. * Ook resteren geen archivalia waarin de status van de Leeuwarder gilden wordt bepaald, terwijl die in het laatste kwart van de vijftiende eeuw toch een zeer markante rol in de stadsgeschiedenis speelden. * 3.1.1. Territorium en bevoegdheden Het oudste stuk, tevens het oudst bewaarde van het hele stadsarchief en hier voorzien van het inventarisnummer 1, dateert van 1426 en vormt het eerste van een reeks van vijf, waarin het stedelijke territoir opnieuw - en ruimer - wordt gedefinieerd. In 1597 was ook het originele charter uit 1392 nog aanwezig waarin het stedelijke hoofd- en halsrecht wordt bevestigd: onder nr.71 spreekt het 'Oud Register van de Stedelijke Archiven' (inv.nr. 323) van 'het principael brieff in francijn geschreven mettet uuijthangende segel vande Leppa daerby die van Leeuwerden gemachticht worden in voegen die copie hiervoeren gestelt ende met nummer 69 quoteert is medebrengende'. Het moet verloren geraakt zijn vóór de publicatie van het Charterboek, in 1768, maar vermoedelijk al veel eerder. Van dit stuk resteren nu nog twee afschriften uit de late vijftiende eeuw, waarvan inv.nr. 7 dorsaal (d.w.z. op de achterkant) is voorzien van een #-teken en inv.nr. 9 van het genoemde nummer 69 uit het 'Oud Register'. De herkomst van dat laatste afschrift (inv.nr. 9) kan misschien in verband worden gebracht met een viertal andere afschriften (inv.nrs. 8 en 10), alle geschreven in dezelfde hand (als ook inv.nr. 87), van - waarschijnlijk - de Sneker notaris Folkerus Symonis Haghedoern, van wie Vries (Naar ploeg, p.53) van 1472 tot 1493 een aantal schrijfactiviteiten traceert en die in 1497 nog leefde. Inv.nr. 8 draagt dorsaal het opschrift 'ex parte Petri Kemsert capitanei iuxta Lewerdiam', wat herkomst suggereert uit de (nagelaten?) boedel, van Pieter Camstra te Jelsum (?1494), òf van Peter Camminga van Camminghaburen (?1521). De eerste veronderstelling verdient op taalkundige gronden de voorkeur: de varianten Kemsert-Kamstra vertonen een gangbare letteromzetting, terwijl het verschil tussen Camminghaburen en Kemsert moeilijker te overbruggen is (via een nog niet eerder waargenomen tussenvorm Camswaart of iets dergelijks?). De tweede interpretatie staat historisch een beetje steviger, vanwege de plaatsaanduiding 'onder Leeuwarden' en omdat de betreffende oorkonde inhoudelijk rechtstreeks op de relatie tussen Leeuwarden en de Camminga-familie betrekking heeft. Wél is het zo dat Pieter Camstra (blijkens Vries, Het Heilige, p.111) in 1493 een aantal Friese vrijheidsoorkonden onder zich had die door Haghedoern werden gevidimeerd (een 'vidimus' is een bepaald soort authentiek afschrift). Denkbaar is, dat Haghedoern nog meer 'politieke' charters voor Camstra kopieerde, bijvoorbeeld met betrekking tot diens erfvijand Leeuwarden - vgl. daarvoor inv.nrs. 23, 75 en 76 en OFO II, 92,97,99 -, stukken die na zijn dood (bij de in 1501 door zijn erven met de stad Leeuwarden gevoerde onderhandelingen?) in stedelijk bezit gekomen kunnen zijn. In het laatste geval zouden de onderhavige afschriften wellicht rond 1493 kunnen worden gedateerd. In het 'Oud Register' van 1597 is onder nr.11 sprake van een bevestiging d.d. 4 maart 1500 door Albrecht van Saksen van de privilegiën die de stad op 24 mei 1494 door de Rooms-Koning waren vergund zoals diens 'voorvaederen (...) die vorss. stadt gegund ende gegeven hebben'. In elk geval in de Saksische versie worden ook de 'limiten' van de stedelijke jurisdictie 'describeert'. Beide stukken, die van 1500 en 1494, zijn spoorloos. - In de inventaris van Singels was onder nr. 4 een zestiende-eeuwse kopie opgenomen van de akte uit 1399 waarbij hertog Albrecht van Beieren Gerrit Camminga met Leeuwarden en de dorpen Stiens, Wirdum en Ferwerd beleent. Dit stuk is, speciaal gemerkt als 'Singels 4', nu opgenomen onder inv.nr. 652. Onder dat nummer is ook de kopie-privilegebevestiging voor Friesland door Rooms-Koning Sigismund uit 1417 te vinden (was S5; eveneens gemerkt, als 'Singels 5'). 1 Akte waarbij grietmannen van Wonseradeel en Wymbritseradeel, de gemene raad van acht steden en de gemene raad van Oostergo en Westergo bepalen dat Oldehove en Hoek c.a. onder het stadsrecht van Leeuwarden zullen vallen, 1426. 2 Akte waarbij bestuurders der landen en steden van Oostergo en Westergo de stad Leeuwarden volledige rechtsmacht verlenen over de eigen 'bueren', 1427. Met in dorso: 'Leeuwarderadeel', [late 15de eeuw]. 3 Akte waarbij bestuurders der landen en steden van Westergo en Oostergo bepalen dat het noorder- en het zuidertrimdeel van Leeuwarderadeel zich zullen conformeren aan Leeuwardens recht, 1427. Met in dorso concluderende samenvatting, [c.laatste kwart 15e eeuw]. 4 Akte waarbij bestuurders van de landen en steden van Westergo en Oostergo bepalen dat Oldehove en Hoek onder het stadsrecht van Leeuwarden zullen vallen, 1432. 5 Akte waarbij Oldehove en Leeuwarden worden verenigd onder het stadsrecht van de laatste, 1435. 6 Akte waarbij bestuurders der landen en steden van Oostergo en Westergo het rechtsgebied en de rechtsbevoegdheid van de stad Leeuwarden ten opzichte van Leeuwarderadeel en Huizum nader vaststellen, 1456. 7 Afschrift van de akte van 1392 waarbij grietmannen en mederechters in de Leppa het oude recht van de stad Leeuwarden bevestigen om alle misdadigers in haar rechtsgebied te berechten, [c.laatste kwart 15de eeuw]. 8 Afschrift van een akte uit 1435 waarbij Camminghaburen en Hoek met Leeuwarden worden verenigd onder het stadsrecht van de laatste, [c.1493?]. Met in dorso aantekening betreffende de herkomst van het stuk, [c.1501?]. 9 Afschrift van de akte van 1392 waarbij grietmannen en mederechters in de Leppa het oude recht van de stad Leeuwarden bevestigen om alle misdadigers in haar rechtsgebied te berechten, [c.1493?]. 10 Afschriften van de akten onder inv.nrs. 3, 4 en 5, 1427, 1432 en 1435, met name betreffende de uitbreiding van het rechtsgebied van de stad Leeuwarden met de parochiegebieden van Oldehove en Hoek, [c.1493?].. 3.1.2. Betrekkingen met het Rijk Zie voor de koninklijke privilegiën van 24 mei 1494 de laatste alinea van de toelichting bij het vorige hoofdstuk. 11 Concept?-formulier van de eed van trouw, af te leggen door olderman, schepenen, raad, hoofdelingen, dertien en gemene meente aan Rooms Koning Maximiliaan en zijn opvolgers, met in de marge enkele namen [van eed-afleggers?], [1495]. 12 Missive van Rooms Koning Maximiliaan met bevel tot spoedige betaling van 100 gulden aan de stad Frankfurt ter verdediging van het Rijk en de gehele christenheid, [14]95. 13 Missive van Rooms Koning Maximiliaan met aanmaning om het verschuldigde aandeel in de door de Rijksdag goedgekeurde algemene belastingheffing te voldoen; [14]95. 14 Missive van Rooms Koning Maximiliaan betreffende betaling binnen veertien dagen van de achterstallige 150 gulden belastinggeld aan het stadsbestuur van Frankfurt, [14]97. 3.1.3. Betrekkingen met andere machthebbers De onderverdeling van dit hoofdstuk gaat uit van een aantal misschien niet hard aantoonbare, maar wel plausibele veronderstellingen. Hierboven op p.37 (noot 51) kwam de hypothese van een spoedige 'bevriezing' van het archief na 1500 al ter sprake, op grond waarvan het 'Oud Register van de Stedelijke Archiven' van 1597 (inv.nr. 323) als serieuze indicator voor de middeleeuwse archiefstructuur mag worden beschouwd, bijvoorbeeld ten aanzien van een te maken onderscheid tussen enerzijds de belangrijkst geachte, 'canonieke' stukken (vaak de officiële charters) en anderzijds de stukken van bescheidener belang. Een tweede aanname betreft de administratieve werkwijzen van de laatvijftiende-eeuwse stadssecretarissen. Naast de door hen geschreven officiële door de stad gezegelde oorkonden - die doorgaans ook inderdaad in het 'Oud Register' terecht gekomen zijn -, bestaat hun nalatenschap ook uit een stroom van niet-gecanoniseerde stukken. Het betreft hier hoofdzakelijk afschriften en concepten, die vermoedelijk een beetje als 'eigen' documentatie werden beschouwd, gemengd als ze inderdaad zijn met archivalia die niet tot het archief van het stadsbestuur (in de meest strikte zin) kunnen hebben behoord (bijvoorbeeld inv.nr. 115). Soms vertoont die secretariële documentatie tekenen van dossiervorming, zoals inzake het conflict Galema-Hillema van 1486-87, onder inv.nr. 50, waar ook nog eens het inv.nr. 29 als complementair naast moet worden geplaatst. Wél moet erop worden gewezen dat dit 'dossier' óók twee 'officiële' stukken, ingekomen brieven, bevat die juist perse tot het archief van het stadsbestuur moeten worden gerekend. Nog sterker voorbeeld van het laatste is het politiek belangrijke dossier Worp Lyuwes Juckema c.s., waarin zich enkele oudere heuse stedelijke charters bevinden (inv.nrs. 47 en 48), die in 1597 niet zijn gecanoniseerd terwijl ze oorspronkelijk niet van lagere status moeten zijn geweest dan het merendeel van de onder 1.3.1 opgenomen oorkonden. Het is zeer wel denkbaar dat ze door de secretaris 'even' apart werden gelegd en vervolgens - na c.1500 - niet meer naar hun oorspronkelijke plek zijn teruggebracht. De afgrenzing tussen paragraaf 1.3.1 en het volgende hoofdstuk 1.4, waar het stadsbestuur - vaak als vertegenwoordiger van één der leden van de stedelijke gemeenschap - zijn conflicten met individuele personen regelt en dat eerder dan de bestuurlijke de sociale verhoudingen betreft, is soms discutabel. Inhoudelijk criterium is, of aan incidentele kwesties bredere politieke consequenties verbonden waren; waren die niet waarschijnlijk, dan zou kunnen worden gekozen voor plaatsing van het betreffende stuk in hoofdstuk 1.4. Gemakkelijker te hanteren is een administratie-technische aanwijzing: in 1597 ruimt het 'Oud Register' van 1597 voor geen enkel van de 'sociale' stukken een plaats in, voor de 'politieke', althans die onder 1.3.1, meestal wel (zie de concordans onder bijlage 2). In het archief van het Sint-Anthonygasthuis bevindt zich een oorkonde uit 1440 (inv. archief SAG nr.121, regest nr.10), die daar als elders behorend beschreven staat en waarschijnlijk uit het Leeuwarder stadsarchief afkomstig is: 'Kwijtbrief, door Gheerd Hillama te Bilgaard verleend aan de stad Leeuwarden voor zijne gevangenneming en de hem daardoor toegebrachte schade'. De in de inventaris van Singels onder nr. 38 opgenomen kopie van de vredesovereenkomst uit 1481 tussen Leeuwarden en de dorpen Wirdum, Swichum, Goutum en Huizum is nu opgenomen onder inv.nr. 652 (aldaar speciaal gemerkt als 'Singels 38'). 3.1.3.1. Charters 15 Zoenbrief door Kempe Unia in het geschil tussen Sipke Minnema enerzijds en Uble Camminga, Sybrant Hiddema, Jan Hiddema, Jancke Pelser, Sipke Jaykema, Doede Syrcksma, Epe Beenkes en Jannes Bisscopsma vanwege de stad anderzijds, over schadevergoeding aan de eerste voor zijn verdrijving uit de stad, 1446. 16 Uitspraak door zoenlieden in geschil tussen Kempe Unia en Wopke Baukes enerzijds en Sipke Minnema, Sicke Camminga, Heyn Tadenga en de stad Leeuwarden anderzijds betreffende geweldplegingen, onder andere het doden van Peter Johans en Jarich Gerlofs door de tweede partij; 1451. Met kwitantie ten behoeve van de stad door de nabestaanden van Jarich Gerlofs voor de betaling van het zoengeld, 1452. 17 Brieven en akten betreffende vrede met de stad Dokkum en oplossing van de onderlinge geschillen en die met Lyuwe Bolte en Sipke Minnema, 1463. 18 'Gaerleger': akte van overeenkomst tussen machthebbers van Oostergo, Westergo, Achtkarspelen en Zevenwouden betreffende handhaving van de onderlinge vrede enzovoort gedurende twee jaren, 1473. 19 Vidimus door Redert Redertsma, deken van Leeuwarden, Sybe Beenkes, pastoor van Sint-Vitus, en Jelle Juwsma, [geestelijk] commissaris in Oostergo, van een akte van 1478 apr 5, waarbij koning Edward van Engeland, Frankrijk en Ierland zijn verbond met Oostergo en Westergo vernieuwt, en van het desbetreffende renversaal, [c.1478]. 20 Akte van overeenkomst met Sicke en Tyaerd Sjaarda en de stad Franeker betreffende onderlinge steun en bescherming, behoudens Leeuwardens afzijdigheid in het geschil tussen Sneek en Bolsward, 1481. 21 Akte waarbij Sipke Minnema, zijn vrouw Ymke en hun zoon Frans zich geheel in dienst stellen van de belangen van de stad, met name voor wat betreft de algemene erkenning van haar privilegiën, haar bevestiging en verdediging, de beschikbaarstelling van hun stins als open huis en de erkenning van de positie van meente en gilden, 1481. 22 Uitspraak door zoenlieden in de geschillen van de stad met de grietenijenbond Dongeradeel, Ferwerderadeel, Dantumadeel en Leeuwarderadeel benoorden de stad en Wybe Syurds van Grovestins, onder uitsluiting van Worp en Homme Lyuwe zoons [Juckema] en Wybe Jarichs [Jelkema]. Met minuutmissive aan die grietenijen ter voorbereiding van deze regeling, 1481. 23 Minuut van een akte van overeenkomst met de kloosters Klaarkamp, Nazareth, Mariëngaarde en Haskerconvent, waarbij de stad met name hun bezittingen in Jelsumer land tegen financiële vergoeding voor tien jaar in bescherming neemt, 1483; met in dorso enkele aantekeningen, betreffende betalingen(?), [c.eind 15de eeuw]. 24 Akte waarbij Syds Sythiema zijn huis te Hallum ter beschikking stelt van de stad Leeuwarden, 1498. 25 Akte waarbij de stad Leeuwarden en Tzaling Lyuwes enerzijds en Gerbrant Mockema anderzijds hun geschillen voorleggen aan zoenlieden, [14]98. 26 Brief van heer Ot van Haften, commandeur van Sint Jan te Nijmegen, en Philips van Haften, waarin zij de vrede bevestigen die de stad met hun gestorven verwant Philips van Haften gesloten had; [14]99. 3.1.3.2. Secretariële administratie Hieronder wordt het complex van stukken beschreven, vaak kopieën of afschriften uit het brede tussengebied tussen officieel-stedelijk en officieus-privé, opgemaakt of ontvangen door of vanwege de Leeuwarder stadssecretarissen uit het eind van de vijftiende eeuw. Soms kan er sprake zijn van functies die van het stadssecretariaat tenminste formeel een heel eind verwijderd zijn (vgl. bijvoorbeeld ook inv.nr. 115 in hfdst.1.10). Ook betreft het soms papieren waarop teksten van geheel verschillende aard en functie genoteerd lijken te zijn (inv.nr. 43). Over Mr. Hemma Odda zin is dank zij O. Vries het een en ander bekend, men raadplege met name diens 'Hemma Odda zin'. Zijn secretariaat besloeg twee periodes, van 1486 tot c.1492 en van c.1501 tot c.1507, waarna hij schepen werd. De stukken onder inv.nrs. 27-37 zijn inderdaad door hem opgemaakt of ontvangen in het kader van zijn stadssecretariaat dan wel de daaruit min of meer voortvloeiende secretariaten op regionaal niveau; daarbij weerspiegelt het verschil tussen het hoofdzakelijk 'stedelijke' inv.nr. 29 en het bijna uitsluitend 'landelijke' inv.nr. 30 vermoedelijk de verschoven politieke machtsverhoudingen, waarbij Leeuwarden na het Bieroproer onder curatele van de Schieringer partij was geraakt. - Op inhoudelijk-functionele gronden werden enkele min of meer informele stukken van Hemma elders ondergebracht, zoals in het Galema-Hillema-dossier (inv.nr. 50) en het Doyes-dossier (inv.nr. 54) in par.1.3.3, en in het Camstra-dossier (inv.nr. 76) en betreffende Aebinga (inv. nr. 74) in hfdst.1.4. De 'stedstiole' (inv.nr. 83) is geplaatst in hfdst.1.5, het kohier van 1492 (inv.nr. 93) in 1.7, de processtukken betreffende de installatie van Mr. Pibe als pastoor in Tzummarum (inv.nr. 115) in 1.10 en een kopie-akte betreffende de jaartax van 1501 (inv.nr. 1181) in rubriek 2.9.2.3.1. Daarbij moet overigens worden opgemerkt dat aan het 'informele' karakter van bijvoorbeeld stedstiole en kohier van 1492, en misschien ook van de minuten van het Tzummarum-dossier het een en ander af te dingen valt. - Zie voor andere stukken van Hemma ook rubriek 2.6.4. Over secretaris Mr. Otto Wybrens kan niet veel méér worden gezegd dan dat hij van tenminste 1494 tot op zijn laatst 1501 Hemma heeft 'afgelost'. Of deze beide secretarissen in een speciale zakelijke of persoonlijke relatie met elkaar stonden is niet bekend. Van Otto's hand zijn hier de inv.nrs. 38 (ged.), 42-45, 46 (ged.), maar ook bijvoorbeeld inv.nrs. 11 (ged., hfdst.1.2), 56 (hfdst.1.3.3) en 114 (hfdst.1.9). - Otto's administratie kan van die van Hemma niet steeds duidelijk worden onderscheiden. Omdat Hemma Otto weer is opgevolgd, zal zijn optreden voor de archiefvorming het meest bepalend zijn geweest. 27 Afschrift van 'gaerlegers': akten uit de jaren 1446-1480, van overeenkomst tussen plaatselijke machthebbers in Westergo, Oostergo en Zevenwouden, tot het handhaven van de onderlinge vrede voor nader bepaalde periodes; [tussen c.1486 en 1492]. In dorso: aantekening betreffende zekere kennisgeving?, [tussen 1486 en 1492]. 28 Afschrift van 'gaerlegers': akten uit de jaren 1456-1473, van overeenkomst tussen plaatselijke machthebbers in Westergo, Oostergo en Zevenwolden, tot het handhaven van de onderlinge vrede voor nader bepaalde periodes; [tussen c.1486 en 1492]. 29 'Schrijfboekje van Hemma Odda zin': register, c.q. protocol, houdende - lijst van met name voor de stad verricht schrijfwerk en andere handelingen, met aantekeningen betreffende vergoedingen hiervoor,-afschriften van brieven en akten,-processen-verbaal en aantekeningen betreffende diverse bestuurs- en gerechtshandelingen, 1486-1487. 30 'Tweede kopieboekje van Hemma Odda zin': afschriften, c.q. concepten, van besluiten en andere stukken en aantekeningen met name betreffende het landsbestuurlijk handelen, 1487-1490. 31 Concept-resoluties der stemmen van Oostergo, [14]88. 32 Aantekeningen betreffende enkele besluiten van de landdag en van het stadsbestuur, 1489. 33 Afschrift of concept van een brief van de machthebbers in Oostergo aan die in Westergo om in Leeuwarden te vergaderen over de keizerlijke eisen, 1489. Met concept van een brief van Oostergo aan de stad Groningen met verzoek haar schadelijke handelingen te staken, 1489. 34 Afschriften, c.q. concept, van stukken betreffende een landdag in Sneek met name inzake de keizerlijke eisen, 1489. 35 Brief, ingekomen bij Hemma [Odda zin] van Feye Heemstra, [hoofdeling te Oudkerk], mede ten geleide van een brief aan deze van zijn broer [Rienck, grietman van Oostdongeradeel], met verzoek hen beiden te vertegenwoordigen op de komende landdag te Leeuwarden, 1489. 36 Afschriften, c.q. concept, van stukken betreffende een verbond tussen de machthebbers in Oostergo en Westergo en hun positie t.o.v. de gebieden rond Dokkum die zich onder het gezag van de stad Groningen begeven hebben; [14]92. 37 Afschrift van een brief van Douwe Ytinge, pastoor te Itens en 'des keyserlike maiesteit cappellaen', aan het bestuur van Oostergo en Westergo betreffende een onderhoud met de keizer en diens kanselier over de Friese achterstallige en toekomstige financiële verplichtingen en de verhouding tot het keizerlijke gezag, 1492. 38 Afschrift van een missive van 1494 jan 2 van afgevaardigden van Westergo en Oostergo, vergaderd te Sneek, aan afgevaardigden van Oostergo, vergaderd te Leeuwarden, om, ongeacht het verbond met Groningen en op straffe van verlies van de oude privilegiën c.a. van het Roomse Rijk, met afgevaardigden van Zevenwouden op de landdag in Bolsward te verschijnen; [c.1494]. Met ander - gelijkluidend - afschrift, [c.eind 15de eeuw]. 39 Concept van een akte waarbij Oostergo, Westergo en Zevenwouden verklaren een eed van onderdanigheid aan de Rooms-Koning Maximiliaan te hebben afgelegd; met aantekeningen desbetreffend, 1494. 40 Afschrift van een missive van Otto van Langen c.s. aan de machthebbers in Oostergo, Westergo en Zevenwouden, tot uitsluitende gehoorzaamheid aan de Koning en tot uitnodiging naar de landdag te Sneek, [1494]. 41 Afschriften van een missive van [14]94 dec 13 van Otto van Langen c.s. aan de machthebbers in Oostergo betreffende betaling in Sneek van de verschuldigde belasting, niet aan Groningen, maar aan hem, ten behoeve van het Rijk, [1494]. 42 Afschriften van brieven - van 1495 dec 19 van Goslick Juwinga aan de stad Groningen betreffende zijn twist met enkele grietenijen in de Zevenwouden en zijn bereidheid om zijn geschillen met Juw Juwinga steeds aan arbiters voor te leggen, [1495], - van [1495 c.dec?], ingekomen bij de stad Leeuwarden van de stad Groningen betreffende de verdediging van de stad Bolsward, het geschil tussen Goslick en Juw Juwinga en een verslag van de in Leeuwarden te houden landdag in het algemeen, [c.1495]. 43 Concepten van: - akte van schenking door broeder Johan Koning van Emmerik van diverse gelden aan Peter van Apterloe te Kleef en onder andere [de Franciskanen?] te Leeuwarden; met machtiging aan genoemde Peter om die gelden te ontvangen en over te dragen; erboven: Johan Benneers van Delff,-twee mandaten van de stad Leeuwarden om het landschot te (doen) betalen,-brief van okt 21 van [de stad Leeuwarden?] aan [? in Friesland] om de Haarlemmer brouwers niet in hun vrije handel te hinderen, [14]95. 44 Afschriften c.q. concept van brieven - van okt 30 van de stad Groningen aan de steden en grietenijen in Oostergo betreffende verzet van alle verbondenen tegen een mogelijke inval van huursoldaten in Friesland,-van nov 2 van de stad Leeuwarden aan de stad Groningen voor overleg over hetzelfde; - van okt 31 van het gerecht van Leeuwarderadeel aan Hessel Martena inzake teruggave der in bezit genomen landen van Bennert Aebinga, [1495]. 45 Afschrift van een brief van 1496 mrt 17 van het stadsbestuur van Groningen aan enkele Friese edelen met bevel om in Groningen in gijzeling te komen, 1496. 46 Concept van een brief van [Bennert Aebinga] aan [de stad Leeuwarden?] betreffende beslag door Hessel Martena op Aebinga-goed te Tzummarum, [1497]; met in dorso concept(?) van een missive van mrt 21 aan het stadsbestuur van Groningen met verzoek te komen overleggen over activiteiten van de hertog van Saksen, [1497]; met schrijfproeven en (bij het eerste concept behorende?) concept-adressering. 3.1.3.3. Dossiers De vetes met Pieter Camstra en Wybe Jarichs Jelkema, beide teruggaand tot tenminste de jaren 1480, zijn afgewikkeld in 1501, resp. 1506, toen ze hun grootste politieke belang intussen waren kwijtgeraakt. Zie daarvoor derhalve hoofdstuk 1.4, inv.nrs. 75-76 en 80-81. 3.1.3.3.1. Worp Lyuwes Juckema c.s Worp was, tenminste sedert de jaren 1480, één van Leeuwardens erfvijanden en kwam er na het Bieroproer in 1487 namens de Schieringers aan het bewind. - Zie ook inv.nrs. 22, 32; vgl. 112; ook 52. 47 Akte waarbij Worp en Homme, zoons van Lyuwe Hommes, vrede sluiten met de stad Leeuwarden voor twee jaar, 1482. 48 Arbitrale uitspraak in de geschillen met Worp en Homme Lyuwe zoons, waarbij de stad wordt veroordeeld tot betaling van 100 postulaatgulden in vee, laken of hout etc., 1483. 49 Akte waarbij Westergo zijn verbond met Worp Lyuwes bevestigt en hem toestaat zijn recht in zijn conflict met de stad Leeuwarden te verhalen op mr. Remmert [Jargens Jongema] en Gerlof Folperda, 1489. 3.1.3.3.2. Yge Gales Galema c.s. en Minne Hilles Hillema c.s 50 Stukken betreffende de beslechting van de geschillen tussen Yge Gales Galema te Hemelum c.s. en Minne Hilles Hillema te Harich c.s., 1486-1487. 3.1.3.3.3. Symon en Peter Doyes en Bolsward c.s Waarschijnlijk houdt inv.nr. 53, inzake de vete met Bolsward, met Symons dood (vóór 1490 mei 5) verband; vgl. ook de datum van de eerste betaaltermijn in inv.nr. 51, die samenvalt met de termijn van de voorlopige vrede met de stad. Symon en Peter zijn waarschijnlijk broers: in inv.nr. 54 sprake van 'Peters sillige broer'. 51 Arbitrale uitspraak in het geschil met de voogden van de nagelaten kinderen van Symon Doyes te Bolsward vanwege het doden van de laatste door een Leeuwarder ingezetene, 1490. Met akte van kwijting door Renck, Gerbrant Ylics dochter, weduwe, voor ontvangst van een deel van het zoengeld, 1503. 52 Kwitantie van Gercke Gerckes vanwege betaalde boete voor een hem door Symon Doyes toegebrachte verwonding, 1490. 53 Vidimus van notaris Gerrit Douwes te Bolsward van een akte van [1490 tussen mrt 5 en jul 25?] waarbij de stad [Bolsward] zich bereid verklaart tot een bijeenkomst met Leeuwarden te Rauwerd om een vrede te sluiten, [c.1490]. 54 Stukken betreffende het vestigen van een bestand met Bocke Harinxma en de stad Sneek en Juw Jarichs Hottinga en de stad Franeker, en betreffende het door Peter Doyes op Leeuwarder goederen gelegd beslag; 1492. Met dorsale aantekeningen desbetreffend en betreffende enkele bakkers, [c.1492]. 3.1.3.3.4. Stad Groningen De verhouding met de stad Groningen was formeel misschien een gelijkwaardige, van 1492 tot 1498 is Groningen in zijn rol van beschermer in feite overheersende partij. 55 Missive van burgemeesters en raad van de stad Groningen met verzoek tot betaling aan Hugo Verwer van het kostgeld van de Groninger burgemeester Eppe Allema c.s. vanwege zijn verblijf in Leeuwarden, 1493. 56 Afschrift van een missive van [14]94 jul 30 van het bestuur van de stad Groningen aan olderman en kastelein van Leeuwarden en grietmannen in Leeuwarderadeel betreffende het innen van het opgelegde schot. In dorso aantekeningen betreffende genuttigde hoeveelheden voedsel en drank, betalingen door diverse personen en boeten wegens absentie van magistraatspersonen, [1494]. 57 Missiven, houdende dagvaardingen van het bestuur van Leeuwarderadeel door hoofdmannen van Groningen, betreffende aantasting van de rechten van de stad Leeuwarden; [14]97. 58 Akte waarbij de [Groninger] officieren Jan Thedema en Lyoeleff Koenders verklaren te hebben ingestemd met de onderhandelingen tussen de stad Leeuwarden en heer Wibolt [Schaumburg], 1498. 59 Akte waarbij kapitein Johan van Groningen verklaart dat hij en zijn manschappen door de stad Leeuwarden volledig zijn betaald voor hun vóór, tijdens en na de belegering bewezen diensten, 1498. 3.1.4. Vertegenwoordiging van individuele ingezetenen In tegenstelling tot de in hoofdstuk 1.3 ondergebrachte 'politieke' stukken (zie de toelichting aldaar), zijn hier de stukken opgenomen waar het stadsbestuur optreedt namens individuele ingezetenen om hun belangen tegen derden te behartigen, zonder dat daarbij van directe politieke consequenties sprake lijkt te zijn. Ze werden daarmee als van geringer belang beschouwd, waarschijnlijk een belangrijke reden waarom ze in het 'Oud Register' van 1597 (inv.nr. 323) niet zijn beschreven. In de inventaris van Bottinga (inv.nr. 324) van c.1730 wordt onder nummer 100 een 'spanen doos' genoemd, 'met opschrift: verscheidene brieven van kleine importantie, als compositien van wondinge bij de stad betaald'; hiermee zijn zonder twijfel veel van de hieronder opgenomen stukken bedoeld. Hun bewaring zal zijn bevorderd door hun financiële functie; het zijn eigenlijk vooral betalingsbewijzen en verklaringen dat de stad voor verdere aanspraken gevrijwaard zal blijven. - In de toelichting bij 1.3.3 werd al gezegd dat conflicten als die met Wybe Jarichs (inv.nrs. 80-81, 1505) en Pieter Camstra (inv.nrs. 75-76) oorspronkelijk wel een zware politieke lading hebben gehad, die rond 1500 grotendeels verloren moet zijn gegaan; vandaar hun opname hieronder. 3.1.3.1. Charters 3.1.3.2. Secretariële administratie 3.1.3.3. Dossiers 3.1.4. Vertegenwoordiging van individuele ingezetenen In tegenstelling tot de in hoofdstuk 1.3 ondergebrachte 'politieke' stukken (zie de toelichting aldaar), zijn hier de stukken opgenomen waar het stadsbestuur optreedt namens individuele ingezetenen om hun belangen tegen derden te behartigen, zonder dat daarbij van directe politieke consequenties sprake lijkt te zijn. Ze werden daarmee als van geringer belang beschouwd, waarschijnlijk een belangrijke reden waarom ze in het 'Oud Register' van 1597 (inv.nr. 323) niet zijn beschreven. In de inventaris van Bottinga (inv.nr. 324) van c.1730 wordt onder nummer 100 een 'spanen doos' genoemd, 'met opschrift: verscheidene brieven van kleine importantie, als compositien van wondinge bij de stad betaald'; hiermee zijn zonder twijfel veel van de hieronder opgenomen stukken bedoeld. Hun bewaring zal zijn bevorderd door hun financiële functie; het zijn eigenlijk vooral betalingsbewijzen en verklaringen dat de stad voor verdere aanspraken gevrijwaard zal blijven. - In de toelichting bij 1.3.3 werd al gezegd dat conflicten als die met Wybe Jarichs (inv.nrs. 80-81, 1505) en Pieter Camstra (inv.nrs. 75-76) oorspronkelijk wel een zware politieke lading hebben gehad, die rond 1500 grotendeels verloren moet zijn gegaan; vandaar hun opname hieronder. 60 Kwitantie van meester Willem van Bolsward ten behoeve van de stad voor de ontvangst van het hem toegezegde arbeidsloon en vergoeding voor hem aangedaan letsel, 1453. 61 Akten van kwijting, door Haebel en haar zoon Eecke te Sneek, respectievelijk Gerrit Camminga mede namens zijn dochter Hack, ten behoeve van de stad vanwege de ontvangst van twee derdedelen van het zoengeld voor het doden, door Stennert te Huizum, van Eme, hun broer en oom, respectievelijk zwager en oom, 1461 en 1467. 62 Akte van kwijting door Jelger Feitsma te Huizum en zijn vrouw Teth ten behoeve van de stad vanwege ontvangen zoengeld voor het doden van hun zoon Hessel, 1463. Met gelijktijdige akte waarbij eerstgenoemde de stad ook vrijwaart voor aanspraken van met name genoemde andere familieleden. 63 Akte waarbij Hette Hemmema te Berlikum zijn geschil met voormalig Olderman Doede Syrcksma en de stad beëindigd verklaart en de stad kwijt vanwege ontvangen zoengeld voor de hem en zijn mannen toegebrachte verwondingen, 1466. 64 Akte waarbij Johan Harmens het stadsbestuur en Harke wielmaker en zijn vrouw Swaen vrijwaart voor aanspraken vanwege ondergane gevangenschap na zijn 'heidenmoord' [door mishandeling van de zwangere Swaen], en belooft Leeuwarden en Leeuwarderadeel voorgoed te zullen ontruimen, 1479. 65 Akte van kwijting door Peter Folkerts ten behoeve van de stad vanwege ontvangen vergoeding voor hem in 1483 toegebrachte verwondingen enz. bij zijn assistentie van grietman en rechters van het Middentrimdeel bij hun poging tot berechting in het Noordertrimdeel van een ongehuwde moeder inzake 'heidenmoord' op haar eigen kind, 1484. 66 Akte waarbij Claes Gerbrants het stadsbestuur zijn erkentelijkheid betuigt voor het bevorderen van zijn vergelijk met weduwe en kinderen van de door hem gedode Henrick Wielmaker en betreffende verdere schulddelging, 1486. 67 Akte waarbij volmachten van het verbond in 'Westerland' Wyts Peter Muts te Leeuwarden kwijten van haar schuld vanwege inbreuk op dat verbond en haar in bescherming nemen, 1488. 68 Akte waarbij Doecke Domna het stadsbestuur van Leeuwarden kwijt vanwege na arbitrale tussenkomst ontvangen zoengeld wegens hem in 1488 aug 29 te Leeuwarden toegebracht letsel, 1490. 69 Akte van kwijting door nabestaanden vanwege ontvangen zoengelden voor de doodslag door Wy Jouckes Wysma op Sybe Hillebrands, 1490. 70 Akte waarbij Oene Nannes van Lange Rijp het stadsbestuur en de burgers zijn gevangenschap kwijtscheldt en wegens verleende hulp afstand doet van alle aanspraken, [14]92. 71 Akte waarbij Jan Peters, burger van Leeuwarden, het stadsbestuur kwiteert voor de ontvangst van 72 enkel gouden rijnsgulden, hem door de Snekers afhandig gemaakt, 1495. 72 Akte waarbij het stadsbestuur na hem te hebben berecht aan Hans Jets zoon vrij verkeer in de stad verleent en hem vrijwaart voor eventuele aanspraken door het gerecht van Garijp, 1497. 73 Missive houdende dagvaarding door het gerecht van de stad Bolsward voor Peter Jan Sybrants zoon [Auckema, lid van de Leeuwarder Magistraat], wegens geschil met Taecke Boetssem; met minuut-brief van de Leeuwarder Magistraat ten antwoord. [14]98. 74 Concept van de arbitrale uitspraak van Doecke Martena en Hemme Oddes inzake geschil tussen enerzijds Tyettie Aebinga, weduwe van Kempe Taeckes [Hennema], en anderzijds diens erven Kempe en Syrck Jans zonen Donia, 1501. 75 Afschrift van een akte uit 1483 sep 15 waarbij Pieter Riencks Camstra onder dwang aan de stad eeuwige renten afstaat uit zijn goed te Bilgaard ter delging van hem opgelegde boetes, [tussen 1483 en c.1501]. In dorso: 'uutsscrifft van dae renten to Bulgaert', [c.1501]. 76 Stukken betreffende de arbitrale behandeling van de geschillen tussen de stad en Rienck en Epe Pieter Camstra zoons, [1501]. 77 Kwitantie van Focke in dae Winkelen bij Irnsum vanwege betaling door de stad van de laatste termijn van de zoengelden wegens verwonding van zijn zoon Awe, 1502. 78 Brief van Hessel Martena, ingekomen bij Frans Minnema als grietman van Leeuwarderadeel en Tietjerksteradeel en olderman van Leeuwarden, betreffende borgstelling van koopman Doede [Gerrits], burger van Leeuwarden, voor een van zijn huurders, Claes Arens?, te Jelsum, [15]02. 79 Akte waarbij de prior van de predikheren te Leeuwarden getuigenis aflegt van de toezegging uit 1503 van wijlen Reyner Goldsmid van Sneek mede namens zijn kinderen aan de stad Leeuwarden om haar 'nymmermeer lastelic noch scadelic (te) wesen noch opspraec (te) maken' betreffende zekere schade, 1505. 80 Missive van kardinaal Raymundo Peraudi, pauselijk gezant, betreffende genoegdoening vanwege het doden door enkele Leeuwarders [in 1496] van Wybe Jarichs [Jelkema] en de ontwijding daarbij van het kerkhof te Grouw, 1505. Met onderaan aantekeningen betreffende betaling door(?) Frans Minnema en Meester Otte, [c.1506]. 81 Kwitanties van de voogden en meente en van de pastoor van Grouw vanwege de vergoeding van de kosten van de herwijding van het door de doodslag van Wybe Jarichs ontwijde kerkhof, 1506. 82 Akte waarbij Syouck Gerrits Camminga het gerecht dankt voor de genade voor zijn zoon Peter en het alle misdaden jegens hem en de zijnen vergeeft, 1506. 3.1.5. Rechtspraak In het laatmiddeleeuwse Friesland trad de rechtbank vaak pas op wanneer de rechtsvinding volgens het systeem van vete en zoen tekort geschoten was. Voor nadere gegevens over procedure en inhoud zie Gerbenzon, Excerpta Legum, en Vries, De Leeuwarder Stedstiole. De kopie van de brief van 1485 van Dantumadeel betreffende rechtsinmenging, die in de inventaris van Singels onder nr. S48 was opgenomen, is nu te vinden onder inv.nr. 652 (gemerkt 'Singels 48'). 83 'Stedstiole': register van delicten, c.q. op te leggen boetes, en van andere gerechtelijke handelingen, 1502-1504. 84 Missive van stadhouder Hugo van Leisnig tot opheffing van het molest van Jan Smit van Tzummarum in zijn geschil met Jayge Hillebrant, 'heirkomende van eyn ambilt', en betreffende zijn eventuele berechting door het gerecht waar de eiser onder ressorteert, 1503. 3.1.6. Bewaring van akten ten behoeve van particuliere personen De stadskist als bewaarplaats verschafte aan particuliere bewijsstukken niet alleen grotere veiligheid, maar impliceerde - als 'locus credibilis' of 'geloofwaardige plaats' - ook een bevestiging van hun authenticiteit. 85 Akte waarbij Kempe Unia uitspraak doet in het geschil tussen Mathys Unia enerzijds en Johan Merser en zijn vrouw Wyckie, dochter van Gerlof Wiggema, over de nalatenschap van de laatste, 1458. 86 Testament van Tyemck Wybrant Boulsma dochter, echtgenote van Gerbrant [Minnema] te Leeuwarden, ten behoeve van familieleden, geestelijkheid en kerk van Oldehove enz., 1484. In dorso: 'Instrumentum de testamento Tyamke Gerbrandi, ex parte istius porcionem damus in Antiqua Curia', [tussen 1484 en c.1501]. 87 Testament van Allert Claes zoon, burger van Leeuwarden, 1493. 88 Akte van legitimatie van de gebroeders Hette, Jancke en Rieuwert Lewersz., afgegeven door Willem Fredericks, pastoor van St.Martinus te Groningen, 1496. 89 Akten betreffende het gedeeltelijk borg staan door Heyl Jacobs dochter, Johan Tymenszoons weduwe van Leeuwarden, ten behoeve van Barent Willems, tapper in Smallinger Oudega, als schuldenaar van Henrick Ariaens de bastaard uit Zeeland, drogist in Franeker, 1501-1503. 3.1.7. Financiën Het fiscale aspect is ook zeer markant aanwezig in de inv.nrs. 12, 13, 14, 41 en 43. 90 Minuut van een akte van 1486 feb 21 waarbij het stadsbestuur een jaarlijkse rente van drie oude schilden uit de stadswaag verkoopt aan Henrick van Zwolle, 1486. 91 Afschrift van een akte uit 1490 mrt 31 waarbij olderman, schepenen en raad de echtelieden Harmen van den Poll(?) en Mette Friens bevestigen in hun bezit van drie oude schilden rente uit de stadswaag, [c.1490]. 92 Kwitantie van Gerrit Rieuwerts te Wirdum vanwege restitutie van 200 oude schilden belastinggeld, 1490. 93 Lijst van [belastingplichtige burgers] met hun aandeel in [door de stad Groningen aan de stad Leeuwarden opgelegde] heffing, [c.1492]. Met in dorso aantekeningen betreffende handelingen door het stadsbestuur, [c.1492]. 3.1.8. Waterstaat Soms wordt een deel van de onderstaande stukken wel als 'Leppa-archief' aangeduid. In de Leppa - de bestuursorganisatie van zuidelijk Oostergo, sinds de vijftiende eeuw toegespitst op waterstaatkundige taken (zie Van Buijtenen, De Leppa) - speelde de stad Leeuwarden inderdaad een cruciale rol en ligt administratieve vermenging voor de hand, maar de onderstaande stukken kunnen bij nadere analyse evengoed als stedelijk in meer strikte zin worden beschouwd. Wel zijn deze stukken buiten de 'canonieke' hoofdstroom aan ons overgeleverd, mogelijk - gezien diens kennelijke bemoeienissen - weer als onderdeel van Hemma Odda zins boedel. Twee oorspronkelijke in het 'Oud Register' van 1597 beschreven oorkonden zijn waarschijnlijk al vóór medio achttiende eeuw verloren geraakt. Het betreft nr. 72, een overeenkomst van 4 september 1477 tussen de stad Leeuwarden enerzijds en Leeuwarderadeel, Tietjerksteradeel, Smallingerland en Idaarderadeel anderzijds over de Leppezijlen te Irnsum (vgl. OFO II, 83); alsmede nr. 37, de zgn. Klaarkampster Leppebrief van 24 januari 1478 (vgl. de kopie uit 1572 van een vidimus van dit stuk onder inv.nr. 1544; OFO II, 85). Ook ontbreekt een ongedateerde eenvoudige kopie uit het 'Register' onder nr.75, van een baer van 30 april 1479 betreffende het onderhoud door het Haskerconvent en de commanderij van Nes van enkele Leppezijlen (vgl. OFO II, 87). Hoewel ze strikt genomen thuis horen in het vroegmoderne archief, zijn de inv.nrs. 109 en 110 als laatste in de reeks stukken in de slepende zaak van de reparatie van de vernielde Lep-pezijlen van de stad in Idaarderadeel toch hieronder bijgevoegd. 94 Akte van overeenkomst tussen machthebbers in Oostergo betreffende het houden van jaarmarkten, aanleg en onderhoud van wegen en vaarten, en rechtshandhaving; 1453. Met (concept of afschrift van?) een akte waarbij Wiggle Syurds verklaart dat Smallingerland de dijk naar Opsterland tijdig in gereedheid zal brengen, [1453?]. 95 'Baer': arbitrale uitspraak inzake het geschil met Leeuwarderadeel betreffende de slatting van de Ee en het onderhoud van de Leppezijl bij Dokkum, 1477. 96 Akte waarbij de besturen van Leeuwarderadeel en Leeuwarden aan meester Lubbert, graafmeester 'ten Dam', te kennen geven volgens afspraak hun aandeel te betalen in de kosten van de slatting van de Ee en hem verzoeken onmiddellijk aan dat werk te beginnen, 1478. 97 Akte van kwijting door Doeke en Hessel Martena ten behoeve van de stad Leeuwarden vanwege de verkoop van drie stukken grond aan de Tuinen in verband met de aanleg van de nieuwe wal en gracht aldaar, 1494. 98 Minuut?-brief aan grietman, hoofdelingen en dorpsrechters in het noordertrim-deel van Leeuwarderadeel met verzoek om steun bij de aanleg van de nieuwe stadsversterkingen, [14]98. 99 Afschrift van een akte van overeenkomst van 1453 sep 15 van de vier delen van de Leppa met de dorpen Oostermeer, Suameer, Noordermeer en Eestrum betreffende de Buylzijl; met twee authentiseringen, [c.1500?]. 100 Authentiek afschrift van een akte van 1482 aug 1 waarbij de grietmannen in de Leppa Lioedmersdam met toebehoren afstaan aan Barraconvent met voorwaarden voor het beheer; [begin 16de eeuw]. 101 Brief van Aucke Unia als grietman van Idaarderadeel betreffende reparatie van de vernielde sluizen in de Leppedijk voor de komende dijkschouwing; [14]99. 102 Brief van Syurd Saepes als grietman van Opsterland c.s., ingekomen bij Mr. Mamme, Peter Hayes [Camminga] en Frans Minnema, betreffende verantwoordelijkheid voor de vernielde sluizen in de Leppedijk, 1501. 103 Aantekeningen betreffende besluiten d.d. 1500-1501 van de Leppa inzake herstel van dijken en zijlen, [c.1501]. 104 Missive van Hugo, burggraaf van Leisnig, stadhouder in Friesland, met bevel tot onmiddellijke reparatie der vernielde sluizen; dan wel dagvaarding met verzoek om 'van onsses wegen' zelf andere nalatige partijen te citeren, 1502. 105 Afschrift van een brief aan de grietenijen Utingeradeel en Opsterland houdende citatie om voor de stadhouder te Franeker te verschijnen inzake vernieling van de Leppezijlen van de stad in Idaarderadeel, 1502. 106 Extract-uitspraak door de Raad van de hertog van Saksen betreffende de reparatie van de zijlen van de stad in Idaarderadeel, 1502. 107 Processen-verbaal van het ter inzage leggen te Akkrum, Oldeboorn en Terwispel van de citatie door de stadhouder van de grietmannen van Opsterland en Utingeradeel, houdende hun beboeting vanwege het niet reageren op de citatie door de stad Leeuwarden en een nieuwe dagvaarding, 1502. 108 Brief van de grietenij Opsterland over een overeenkomst inzake reparatie van de zijlen van de stad [in Idaarderadeel], 1502. 109 Brief, ingekomen bij Hemma [Odda zin] van Tyerck Roorda [te Idaard], betreffende dringend noodzakelijke reparatie van de Leppezijlen, [15]05?. 110 Afschrift van twee rekesten door Tyerck Roorda, als dijkgraaf van de Leppedijk en vanwege Idaarderadeel, aan Stadhouder en Raad in Friesland betreffende hulp door Tietjerksteradeel, Smallingerland en de stad Leeuwarden bij de reparatie van enkele Leppezijlen, [15]06. 3.1.9. Sociaal-economische zaken Voor de jaarmarkten, zie ook vorige hoofdstuk, inv.nr. 94; voor de handel in Haarlems bier in 1495 zie ook inv.nr. 43. Het afschrift van 1499 van de gildebrief van de wevers van 1482 is opgenomen in het vroegmoderne archief (inv.nr. 2003). 111 'Leeuwarder marktvrede': afschrift van een ordonnantie van [c.1453?] op het handhaven van recht en veiligheid rondom de Leeuwarder jaarmarkt, [c.2e helft 15e eeuw]. 112 Dagvaarding, onder voorbehoud van tussentijdse genoegdoening, door de besturen van Leeuwarderadeel en Leeuwarden van Wybe Jarichs [Jelkema te Akkrum] en Homme Lyuwes [Juckema, zijn zwager], wegens ernstige ontregeling van het marktverkeer, 1481. 113 Missive van de stad Haarlem met verzoek de in- en uitvoer door Haarlemmer kooplieden niet te willen belasten, zoals ook de Leeuwarder burgers in Haarlem van betaling van accijnzen enz. vrijgesteld zijn; [14]95. 114 Concept (afschrift?) van een akte van vrijgeleide naar Ameland, afgegeven [14]95 apr 16 door Peter Camminga ten behoeve van de Haarlemmer brouwer Gysbert Ripperts, [1495]. 3.1.10. Kerkelijke zaken Vergelijk ook rubriek 1.3.2, inv.nr. 43. - Het afschrift van de open brief van het stadsbestuur uit 1487 betreffende financiële ondersteuning van het herstel van Jacobijner kerk en klooster (inventaris Singels S54) is teruggebracht naar inv.nr. 652 (aldaar gemerkt 'Singels 54'). 115 [Concepten van] processen-verbaal van de procedure voor de kerkelijke rechtbank inzake de feitelijke inbezitneming door Mr. Pibe van het pastoraat van Tzummarum, 1488. 116 Akte waarbij Mammo, pastoor van St.-Vitus, aan David van Bourgondie, bisschop van Utrecht, verklaart, de door Arnold [van Surhuizum] en Hille gestichte prebende in de kapel van het Sint-Jacobsgasthuis na de dood van heer Diricus te hebben vergeven aan Thelesforus, zoon van Diricus Sartor, 1493. 117 Akte waarbij Inte Intes land te Menaldum verkoopt aan de predikheren te Leeuwarden, 1497. 3.2. Het archief van de hoofdstad c.1500-1811 In de algemene inleiding werd een korte uiteenzetting gegeven van de keuze voor een wijde invulling van het begrip stadsarchief: niet alleen het archief van de stedelijke magistraat valt eronder, maar ook diverse archieven of archivalische relicten van gelieerde maar wel apart functionerende personen of instellingen, zoals commissies (Bouwcommissie, Malefaitsgericht), alsook rentmeesters, kunnen ertoe worden gerekend. Dat de archieven van stedelijke instellingen als de Latijnse school, het Nieuwe Stadsweeshuis en de Stads Armenkamer in deze inventaris niet beschreven zijn, vindt zijn oorzaak vooral in het feit dat hier al sinds lang bruikbare inventarissen van voorhanden zijn. * Uiteraard wordt er op de geëigende plaatsen wél naar verwezen. Maar ook indien voor de smalle definitie - van het stadsarchief als archief louter van de stedelijke magistraat - zou zijn gekozen, dan nog zouden, in tegenstelling tot wat algemeen bij stadsarchieven gebruikelijk is, ook de archivalia van rechtspraak, wezenzorg en financieel beheer hun hechte en organische plaats in het Leeuwarder stadsarchief toegewezen gekregen hebben. In Leeuwarden heeft de magistraat zich nooit in verregaand specialistische onderdelen opgeknipt, maar is eigenlijk altijd formeel als compleet college blijven optreden. Zo waren de bouwmeesters - wier primaire taak op het terrein van openbare werken en materieel en financieel beheer lag - evengoed medeverantwoordelijk voor de rechtspraak, terwijl de oorspronkelijke primaire rol van de schepenen op dit gebied in de zestiende en zeker de zeventiende eeuw verregaand was verbleekt. * Wat betreft het specifiek archivistische perspectief: van in elk geval het volontaire en criminele deel van deze rechterlijke taak treft men ook in het traditioneel zo aangeduide 'administratieve' gedeelte van het magistraatsarchief de schriftelijke neerslag aan, in de wetboeken, maar ook bijvoorbeeld in de series 'Resoluties', die tot 1775 ook de criminele vonnissen hebben bevat. Daarmee vervullen deze rubrieken evengoed een 'algemene' functie ten opzichte van wat in de negentiende-eeuwse conventies als een apart staand 'oudrechterlijk archief' is opgevat en dienen deze stukken betreffende de rechtspraak dus een geïntegreerde plek in het totale archief van het stadsbestuur toebedeeld te krijgen. * De term 'Weeskamer' komt men zelden tegen in het laatzestiende-eeuwse materiaal, en daarna niet meer: het betrof mogelijk niet meer dan een tijdelijke commissie uit de magistraat. Ook van een afzonderlijke thesaurie lijkt nooit duurzaam sprake te zijn geweest. De dagelijkse financiële administratie werd gevoerd door de bouwmeesters, en daarnaast door gecontracteerde rentmeesters, wier belangrijkste rekeningen in principe collegiaal door de magistraat werden afgehoord (d.w.z. formeel goedgekeurd en vastgesteld). Dat bijna monolithische optreden bezorgde de Leeuwarder magistraat zijn relatief grote politieke macht: zijn politieke tegenhanger, de vroedschap, was geen schim van wat zij in bijvoorbeeld de Hollandse steden heeft voorgesteld. In de eerste helft van de zestiende eeuw hebben zich in het Leeuwarder stadsarchief de eerste volwassen series gevormd, ten dele traceerbaar omdat er nu nog restanten van aanwezig zijn, maar ten dele ook bekend omdat er in andere stukken naar wordt verwezen. De belangrijkste verwijzing geldt het zo genoemde 'Memorieboek', dat in elk geval in 1546 al moet hebben bestaan en waarin tenminste de resoluties van het stadsbestuur waren geregistreerd. * Het heeft waarschijnlijk ook andere elementen bevat, zoals de contracten die later in de serie 'Stads Aktenboeken' werden geregistreerd. In het algemeen wordt de term 'memorieboek' gebruikt voor een register waarin uiteenlopende cruciale bestuurshandelingen worden geregistreerd en waaruit in de loop van de tijd diverse meer gespecialiseerde series worden afgesplitst. * Naast deze administratieve oerserie kunnen er voor het tweede kwart van de zestiende eeuw nog andere series worden aangewezen. Van 1537 dateert het oudste 'Recesboek', waarin aanhangig gemaakte, maar nog niet in procedure gebrachte geschillen van civielrechtelijke aard zijn aangetekend. De rechtszaken in enge zin vindt men dan terug in de serie procesdossiers, waarvan ons overigens alleen de jaargang 1533, in waarschijnlijk eigentijdse binding, resteert. De rechtshandelingen die in het kader van de uitvoering van het eindvonnis nog nodig blijken te zijn staan dan weer in het recesboek geregistreerd. Of de vonnissen zelf, die vanaf 1554 in de (definitief) 'Sententieboeken' kunnen worden getraceerd, voordien ooit - zoals de criminele vonnissen tot 1775 - als gewone resoluties zijn behandeld en in de memorieboeken opgetekend zijn geweest, valt niet meer te achterhalen. Verder is voor dit tijdvak nog een systematische burgerregistratie geïndiceerd (vgl. inv.nr. 1756), registratie van bakkers (731) en boedelinventarisatie (inv.nr. 3349), alle rond 1543; en uiteraard de stedelijke rekening (over 1529, verwijzing vanuit inv.nr. 732). Van de jaren twintig en dertig dateren ook de oudst bewaarde belastingkohiertjes (zie rubrieken 2.9.2.2 en 2.9.2.3.1). Gedurende het derde kwart van de eeuw komen vooral de series met betrekking tot overdrachten van onroerend goed op gang (zoals de 'Proclamatie-', de 'Decreet-' en de 'Consentboeken'). Na 1577, als de oude secretaris Matthijs Rommarts na een vrijwel continue ambtsuitoefening van 37 jaar aftreedt en wordt opgevolgd door Laurens van der Veen, wordt de stedelijke administratie in aanzienlijke mate vernieuwd. Zo wordt in 1579 de geldende wetgeving in deels vernieuwde vorm opnieuw geregistreerd in vier 'Policyboeken' in één band (enkele decennia later gesplitst in de huidige twee lederen banden). Ten gevolge van de kerkelijke en politieke revoluties van 1580 vormen zich de nieuwe administraties der 'geestelijke goederen' en in de loop van de jaren tachtig worden de nog bewaard gebleven, gedurende de zestiende eeuw ontvangen en opgemaakte Plakkaten (opnieuw?) gebundeld en tenminste gedeeltelijk in monumentale boeken afgeschreven. In die tijd start ook de wettelijk vereiste formele registratie van alle mogelijke rechtshandelingen waarbij weeskinderen belanghebbend zijn, alsook die van hypotheekstellingen. De serie 'Stads Aktenboeken' lijkt in 1588 te beginnen (als afsplitsing van de Memorieboeken?), van 1597 dateert de al vaker gememoreerde misschien wel eerste inventarisatie en registratie van de belangrijk geachte stedelijke charters (het 'Oud Register'). Toch is hier al met al geen sprake van een diepe administratieve cesuur: in archivistisch opzicht liggen deze vernieuwingen te zeer in het natuurlijke verlengde van de ontwikkelingen eerder in de eeuw. Rond 1600 heeft zich het volwassen seriële vertakkingsysteem ontwikkeld waar de 'klassieke' archiefinventaris eigenlijk op ontworpen is. Zeer zeker is het in de Handleiding van Muller c.s. ontworpen inventarismodel ideaaltypisch (en in die zin een anachronisme, een hedendaagse projectie): de daar geformuleerde en nader uitgewerkte eis van een strikt logische opbouw zal in de historische praktijk nooit helemaal en vaak helemaal niet zijn gerealiseerd. Een soepele toepassing van het klassieke indelingsschema verdient daarom aanbeveling. In het geval van deze inventaris geldt dat eens te meer omdat hier sprake is van een ruimer archiefbegrip, waarbij rond de administratie van het stadsbestuur in strikte zin nog andere archivalia zijn gedrapeerd. * In principe zijn ze er allemaal: de stukken van algemene aard (dat wil zeggen de stukken die in principe elk taakveld kunnen betreffen waar het bestuurlijke handelen zich op beweegt) in de hoofdstukken 2.1 tot 2.5, tegenover de stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen. Die laatste zijn weer onder te verdelen in de stukken betreffende het organisme (2.6-2.7), die met betrekking tot de middelen (2.8-2.10) en tot de taakuitvoering (2.10-2.19). Maar ze laten zich niet helemaal in het keurslijf van het strak-logische schema persen. Sommige 'algemene' hoofdstukken zijn dat toch ook weer niet helemaal (2.1 en 2.4), of op een heel andere manier (2.5), en het theoretische onderscheid tussen 'middelen' en 'taakuitvoering' wordt hier en daar door de eisen van de bestuurs- en beheerspraktijk doorkruist. Zo staan in hoofdstuk 2.10 de stukken van goederenbeheer en openbare werken broederlijk bijeen en soms door elkaar; van de belastinginning ten behoeve van het gewest (2.9.2.3) kan men niet zeggen dat zij op dezelfde manier als de eigen stedelijke belastingheffing (2.9.2.2) voor de stad een 'middel' is geweest; maar in beide gevallen heeft indertijd de technische en organisatorische praktijk hun combinatie eenvoudig gevergd. Er is gekozen voor een traditionele volgorde van de hoofdstukken, * maar zonder de pretentieuze explicitering van een als een godheid sturende onderliggende logica. Voor het praktische gebruik van deze inventaris is wel nog het volgende van belang. In zeer globale zin beweegt zich de reeks hoofdstukken 2.1-2.19 van meer algemeen in de richting van specifiek. In gevallen dat een stuk in meerdere hoofdstukken zou kunnen worden geplaatst, is steeds gekozen voor het meest specifieke (zo ver mogelijk naar achteren dus). Bijvoorbeeld: een stuk betreffende de financiering van een nieuw te bouwen Stads Armenhuis heeft aspecten van financieel en van goederenbeheer, maar ook van armenzorg. In principe is dan gekozen voor het laatste hoofdstuk, met eventuele verwijzing vanuit de eerdere, tenzij specifieke redenen (bijvoorbeeld een kennelijke herkomst uit de rentmeestersadministratie) zich daartegen verzetten. De periode van de Bataafs-Franse revolutie(s), van 1795 tot 1811, vertoont een aantal diepe maatschappelijk-institutionele cesuren, die op de organisatie van de archiefvorming merkwaardig weinig effect hebben gehad: een indicatie niet alleen voor de eigen wetmatigheden waar de administratieve organisatie aan voldoet, maar ook voor de traagheid waarmee die zich aan een gewijzigde context aanpast. Een aantal wijzigingen hadden in theorie tot een chronologische onderverdeling aanleiding kunnen geven: 10 februari 1795 met de machtswisseling in de stad, 11 april 1798 met de centralisering van de soevereiniteit, 13 december 1802 met de formele afscheiding van de rechtspraak, februari 1808 met de personele afscheiding daarvan. Maar pragmatische overwegingen hebben geleid tot de beperking tot één enkele cesuur: die van de nacht van 28 februari op 1 maart 1811, toen de rechtspraak definitief uit de invloedssfeer van het stadsbestuur verdween, de Burgerlijke Stand werd ingevoerd en zojuist de gemeentelijke financiële administratie ingrijpend was gereorganiseerd. 3.2.1. Privileges en wetten Privilegeverleningen aan de stad Leeuwarden zijn schaars, een gevolg van het feit dat in de Middeleeuwen geen enkele landsheer zijn politieke aanspraken in de Friese landen in duurzame invloed heeft weten om te zetten. De oudst bekende verleningen - nu verloren gegaan - dateerden van 24 mei 1494 (van Rooms-Koning Maximiliaan) en 4 maart 1500 (van 'gubernator' hertog Albrecht), waarvan de laatste in 1597 nog in het stadsarchief heeft berust (inv.nr. 323, onder nr.11). In de vijftiende eeuw hebben de belangrijkste Friese steden hun eigen wetboeken opgesteld. Het middeleeuwse exemplaar van Leeuwarden is verloren gegaan, maar het bewaard gebleven 'Stadboek' uit de zestiende eeuw (inv.nr. 124) bevat ongetwijfeld tal van passages die er direct of indirect aan zijn ontleend. Waarschijnlijk vormen de eerste negen katerns hiervan het (niet helemaal complete) resultaat van het keizerlijk edict van 1531, waarin opdracht werd gegeven tot het op schrift stellen en ter goedkeuring voorleggen van de oude stedelijke rechten. Deze katerns hebben aanvankelijk afzonderlijk gefunctioneerd, bovendien zónder de omslagen om de eerste zes, waarop stadssecretaris Wilko Folkerts uittreksels met betrekking tot de 'policiën' (beleidsterreinen) A tot F noteerde. Die uittreksels stemmen overigens niet exact met de inhoud van de betreffende katerns overeen en geven een enkele maal blijk van secretariële meerkennis die aan andere (oudere?) keuren moet zijn ontleend en buiten het officiële nieuwe 'Stadboek' gehouden is óf na 1533 niet meer gegolden heeft (vgl. het op fol.1 genoemde boeteprofijt, dat ook op fol. 363 van het Policyboek van 1579 niet voorkomt). De indeling van het 'Stadboek' overigens in zes policiën en nog eens drie katerns is nogal onhelder; waarschijnlijk rond het midden van de eeuw is men overgestapt op een nieuwe indeling in vieren. In 1579 is de oude stadboektekst - mogelijk via een of meer tussenversies - in deels ongewijzigde en deels omgewerkte en uitgebreide vorm opgenomen in het nieuwe 'Policyboek' (inv.nrs. 126-127), een in vier policiën A tot D onderverdeeld corpus van steeds verder uitdijende regelgeving waarin bijvoorbeeld ook alle mogelijke ambtelijke instructies een plaats kregen; geleidelijk werden er ook de feitelijke benoemingen of eedafleggingen in aangetekend (die oorspronkelijk in het 'Memorieboek' thuis zullen hebben gehoord). Tegen 1621 moet de oorspronkelijke band vanwege zijn groeiende omvang in tweeën zijn gesplitst. Vanaf 1660 werden de instructies en andere minder belangrijke reglementen met hun bijbehorende aantekeningen geleidelijk weer afgesplitst en naar het 'Kleine Instructieboek' (inv.nr. 696 e.v.) en bijvoorbeeld de 'Gildeboeken' (inv.nrs. 1989-1992) verhuisd. Voor de stedelijke rechtstoestand is natuurlijk ook de nieuwe gewestelijke wetgeving van eminent belang geweest, vgl. bijvoorbeeld de inv.nrs. 438-439 ('Saksische ordonnantie'). Privilegeverstrekkingen op specifieke terreinen vindt men onder meer in inv.nrs. 1299 (afbraak vijandige stinzen), 1300 (aflosbaarheid van erfpachten), 1088 (toestemming tijdelijke belastingheffing). De verschillende Leeuwarder 'wetboeken' en vergelijkbaar bronnenmateriaal zijn voorlopig nader toegankelijk gemaakt door middel van een provisorische alfabetische trefwoordenindex (zie website HCL). Een inhoudstafel specifiek op inv.nrs. 124-128 is eveneens beschikbaar: onder nr. K40. 118 Conceptprivilegiën, door de stad aan Floris van Egmond voorgelegd in afwachting van diens inhuldiging als stadhouder van Karel, heer van Friesland, en merendeels door hem bekrachtigd; 1515. Met bijbehorend authentiek afschrift van de aanstellingsakte uit 1514 als stadhouder en kapitein-generaal, 1515. 119 Privilegiën door Floris van Egmond als stadhouder van Karel, heer van Friesland, verleend aan de stad Leeuwarden, 1515. Met afschrift van het authentieke afschrift onder vorig inv.nr., [1515?]. 120 Privilegiën door Karel, heer van Friesland, verleend aan de stad Leeuwarden, 1516. 121 Akte waarbij Karel, heer van Friesland, de door hem in 1516 aan de stad Leeuwarden verleende - hier geïnsereerde - privilegiën met enkele beperkingen bevestigt, 1524. 122 Akte waarbij Philips, heer van Friesland, de privilegiën van de stad Leeuwarden bevestigt, behoudens nadere bepalingen betreffende de criminele justitie, 1558. 123 Relaas van de Hofs deurwaarder G. Francken betreffende de publicatie van de akte onder vorig inv.nr., 1558; met afschrift van een afschrift van deze privilegiën, [1558]. 124 'Stadboek': keuren der stad Leeuwarden, [tussen 1531 en 1533], met aanvullingen tot c.1545. Met bovendien: - fol.1, 11, 23, 33, 45 en 52: uittreksels uit keuren cf. policiën A-F, [tegen 1533?] - fol.42vso en 58vso: namen van [policymeesters, gemeenslieden?], [1533] - fol.93-95 en 101-104: afschriften van diverse ordonnanties c.a., 1537-1543, 1564 - fol.113-152: uittreksel uit Johannes Sleidanus' [Waerachtighe Beschrijvinghe] en uit ander kroniekmateriaal over de jaren 1517-1562; [c.1590?] - fol.160vso: aantekening van een meting van 1541 van de totale lengte van de stadsgracht, [c.1541?]. Samengevoegd [c.1537?]. 125 'Ordonnantiën en Politiën': eenvoudige en authentieke afschriften van - de keuren en instructies betreffende policy D, [1579], met aanvullingen en andere aantekeningen tot 1629 (deel) - diverse keuren c.a. betreffende bronnen van inkomsten van de stad, samengevoegd 1592? 1 band: - fol.1-59: opgemaakt c.1562, aantekeningen tot c.1618 - fol.60-100: opgemaakt [c.3de kwart 16de de eeuw], aantekeningen tot c.1618 - fol.101v.: gewestelijke instructie uit 1544 c.a. voor de accijnsmeesters, [c.3de kwart 16de eeuw] (katern en stuk) Samengevoegd: band met katern en stuk [c. eind 16de eeuw?], deel erbij [1839]. 1 band. 126-127 'Policyboeken I en II': protocollen van de keuren en instructies der stad Leeuwarden, opgemaakt 1579, met aanvullingen tot 1756. Met bovendien: - aantekeningen, c.q. akten, betreffende ambtelijke benoemingen tot 1802 - inhoudstafels, 1579-[c.1800]. 126 fol.1-361(later -369): betreffende de weeskamer, de uitvoering van vonnissen, de procureurs, de secretaris; en de Policiën A en B. 127 fol.362-557(later -602): Policiën C en D, later ook A en B. 128 'Policiboek III': protocol van keuren der stad Leeuwarden betreffende verkeer en vervoer, opgemaakt 1727, met aanvullingen tot 1821; en betreffende enkele gilden en de baardscheerdersbeurs, 1739-1789 (p.78-174). Met bovendien: - verbandhoudende resoluties - zelden aantekeningen of akten van eedaflegging of accoord. 129 Afschriften van keuren en instructies, niet de gilden betreffend, 1706-1793; deels gedrukt. Met afschriften van resoluties tot 1824. Samengevoegd, [c. eind 18de eeuw]. 130 Repertorium op een register of bundel reglementen, instructies, commissies e.d., geldende binnen gewest of stad, [c. tweede helft 18de eeuw]. 3.2.2. Besluiten en verslagen der opeenvolgende besturen De magistraatsresoluties - kernbestanddeel van de zestiende-eeuwse 'Memorieboeken' - zijn vanaf 1595 in meerderheid bewaard gebleven. To t 1722 was de serie minuten (d.w.z. de formeel goedgekeurde concepten, zie inv.nrs. 131-154) in feite de belangrijkste; de netten (de registratie achteraf van de belangrijkst geachte besluiten) werden in die periode niet steeds consequent bijgehouden en moesten soms in grootscheepse inhaalmanoeuvres worden bijgewerkt, wat niet steeds is gelukt (inv.nrs. 162-170). Maar vanaf 1722 - met de komst van stadssecretaris Nicolaas Arnoldi - vormden juist de netten (inv.nrs. 171-201) de belangrijkste serie; aan registratie werd consequent de hand gehouden en de sedertdien opgemaakte minuten werden niet meer blijvend bewaard (waartegen overigens bij tijden wél bezwaar werd gemaakt, vgl. magistraatsresolutie 3 februari 1786). Tot oktober 1750 werden de besluiten van de gezamenlijke vergaderingen van magistraat en gezworen gemeente, resp. vroedschap (en eventueel bevelhebbers), in de grote magistraatsserie opgenomen; daarna werden ze in een aparte serie geregistreerd (inv.nrs. 204-208). Op 7 april 1786 besloot de magistraat bovendien om de besluiten betreffende zijn 'Bouwcommissie' in het vervolg niet meer in de reguliere serie maar uitsluitend nog apart te registreren; hoe lang hier de hand aan is gehouden is niet geheel duidelijk (in de serie inv.nrs. 1341-1343 van het archief van de Bouwcommissie ontbreken de delen over 1777-1802). Hoe de eigen besluiten van de gezworen gemeente en de vroedschap op schrift zijn gesteld is niet meer na te gaan; het enige wat daar nog van resteert is een inhoudstafel op de resoluties uit de jaren 1672-1787 (inv.nr. 216). Waar zowel minuten als netten ontbreken (1642, 1645 jan-c.aug en 1706-1710), of voor de plekken van zeer summiere notering (b.v. de soms kladachtige aantekeningen in inv. nrs. 132-135), kan gedeeltelijke compensatie worden gevonden in enkele kopieën c.q. oude repertoria (met name inv.nrs. 155, 157-158 en 202). In dit opzicht zijn ook de vier deeltjes 'Aantekeningen' van belang die in de periode c.1774-1787 door de bouwmeesters Distelbloem en Buysing van het verhandelde in de magistraats- (c.q. magistraats-&vroedschaps-) vergaderingen werden gemaakt (inv.nrs. 1344-1347; vergelijk uiteraard ook de inv.nrs. 1341-1343). Naast deze laatste tijdelijke afsplitsing kan nog een drietal andere seriële afsplitsingen worden aangewezen. Vanaf 1775 werden de zgn. 'criminele sententies' niet meer in de resolutieboeken maar in een eigen serie (inv.nrs. 2684-2685) geregistreerd. In februari 1795 ontstond een serie 'resolutiën' c.q. 'dispositien' (inv.nrs. 217-227) die veel selectiever was dan de oude 'netresoluties' en waarnaast zich in juni van dat jaar een nieuwe serie 'notulen' voegt, die overigens weinig beraadslagingen weergeeft maar veeleer de minder belangrijk geachte of voorbereidende besluiten bevat, zoals die voorheen gewoon in de magistraatsresoluties waren opgenomen (inv.nrs. 228-241). De derde essentiële afsplitsing dateert van 13 december 1802, toen het afzonderlijke college van Drost en Gerecht werd ingesteld (inv.nrs. 2601-2604). Zijn besluiten betroffen behalve de rechtspraak in strikte zin overigens ook wel kwesties van openbare orde (en zelfs openbare werken); de grenzen tussen rechtspraak en bestuur waren ook toen dus nog niet helemaal vast bepaald. Op alle resoluties zijn min of meer gebrekkige alfabetische repertoria in manuscript voorhanden (K37.1-7, 10; vgl. ook de persoonsnamenklapper K25). - Voor een summiere nadere toelichting op de samenstelling en de werking van het stadsbestuur wordt men volledigheidshalve verwezen naar hoofdstuk 2.6. 131 ['Memorieboek']: resoluties van de magistraat, eventueel samen met gezworenen c.q. gezworenen en bevelhebbers; 1595 mrt 3-1602 jun 10. Met bovendien: - enkele aanvullingen tot 1611, met name betreffende de verhouding tussen Magistraat en Gezworenen - ongeveer eigentijdse regesten in de marge - bijgeplakt 'informatiën' betreffende een vechtpartij van Hector Bouricius, 1602. 132-154 'Dagelijkse resolutien': minuut-, c.q. kladresoluties van de magistraat, eventueel samen met gezworenen/vroedschap c.q. gezworenen/vroedschap en bevelhebbers; 1602-1722; met lacunes. Met bovendien: - aantekeningen uitgaven bouwmaterialen, 1613 (voorin 132) - aanbestedingsacte en aantekeningen uitgaven vestingwerken, c.1621-1623 (dorsaal in eerste deeltje 133) - doorgaans absentielijsten vanaf 1623 - diverse andersoortige aantekeningen. 132 1602 jun 16-1619 jun 7. 133 1618 aug 26-1624 mei 22, 1641, 1643-1644, 1645 vanaf aug 25, 1646 nov 27. 134 1624 aug 25-1635, 1636 sep 30-1639. 135 1646-1649. 136 1650-1654. 137 1655-1659. 138 1660-1664. 139 1665-1669. 140 1670-1673. 141 1674-1676. 142 1677-1679. 143 1680-1682. 144 1683-1685. 145 1686-1688. 146 1689-1691. 147 1693. 148 1694. 149 1695-1697. 150 1698-1700. 151 1701-1705. 152 1711-1714. 153 1715-1718. 154 1719-1722. 155 'Memoriâl van verscheydene Resolutien': uittreksel uit de [minuut- (en andere?)] resoluties van 1602 jun 16 tot 1638 aug 14; opgemaakt [tussen 1670 en 1678?]. 156 Uittreksels uit de resoluties 1602-1638, [18de eeuw]. 157-158 'Register van de aanmerkelijke resolutiën': alfabetisch repertorium op de [minuut- (en andere?)]resoluties van 1642-c.1722; opgemaakt [c.1722-1728], met aanvullingen tot [c.1773]. Met bovendien: - extract-resolutie betreffende de overdracht hiervan door Dr. Nic. Arnoldi aan het stadsbestuur, 1773 - enkele aanvullingen [door W. Eekhoff], c.1840. 157 A-L. 158 M-Z. 159-160 Afschrift van [inv.nrs. 157-158], opgemaakt [c. tweede helft 18de eeuw]. 159 A-M. 160 N-Z. 161 Inhoudstafel op de [minuut-]resoluties van 1713-1723, [tussen 1723 en 1731]. 162-201 'Resolutieboeken': netresoluties van de magistraat, tot 1750 okt eventueel samen met gezworenen/vroedschap, c.q. gezworenen/vroedschap en bevelhebbers; 1636-1794; met lacunes. Met bovendien: - vanaf 1723 doorgaans absentielijsten - soms eigentijdse of latere regesten in margine - van 1732 tot 1771 trefwoordenklappers, vanaf 1786 inhoudsopgaven - in de loop van de 18de eeuw toenemend kopieën van bijbehorende correspondentie - van c.1754 tot c.1764 enkele aanzeggingen o.g.v. geregistreerde besluiten - tot c.1773 soms correcties, aanvullingen en verwijzingen [door Nic. Ar-noldi] - diverse andersoortige aantekeningen. 162 1636-1641. 163 1652-1661. 164 1662-1670, opgemaakt [tussen c.1687 en 1694]. 165 1671-1672, opgemaakt [tussen c.1687 en 1694]. 166 1678-1683. 167 1684-1686. 168 1687-1690. 169 1691-1698. 170 1699-1706, opgemaakt 1722. 171 1722 jul 24-1723. 172 1724. 173 1725-1726. 174 1727-1728. 175 1729-1731. 176 1732-1733. 177 1734-1735. 178 1736-1737. 179 1738-1739. 180 1740-1742. 181 1743-1747. 182 1748-1749. 183 1750-1751. 184 1752-1753. 185 1754-1758. 186 1756-1758. 187 1759-1761. 188 1762-1764. 189 1765. 190 1766-1768. 191 1769-1771. 192 1772-1774. 193 1775-1777. 194 1778-1780. 195 1781-1783. 196 1784-1785. 197 1786. 198 1787-1788. 199 1789-1790. 200 1791-1792. 201 1793-1794. 202 Afschrift van de [net-]resoluties van 1636-1659, [c.2de helft 17de eeuw]; met voorin trefwoordenklapper, [tussen 1758 en 1778]. 203 Afschrift van de [net-]resoluties van 1636-1641, [18de eeuw]. 204-208 Netresoluties van de magistraat samen met de vroedschap, c.q. vroedschap en bevelhebbers, 1750-1795. Met bovendien: - afschriften van bijbehorende correspondentie - van 1759-1776 soms commentaren, aanvullingen en verwijzingen [door Nic. Arnoldi] - met inhoudstafel op 1786-1790 (in 207) - met enkele andersoortige aantekeningen e.d.. 204 1750 nov-1766. 205 1767-1780. 206 1781-1785. 207 1786-1790. 208 1791-1795 jan. 209-213 Afschrift van de inv.nrs. 204-207 over de periode 1750-opgemaakt [tussen 1786 en 1790]. Met inhoudstafels tot 1785. 209 1750 nov-1766. 210 1767-1780. 211 1781-1785 jul 20. 212 1785 jul 20-1787. 213 1788-1790 mrt 1. 214 'Register van Magistraat en Vroedschaps Resolutien': inhoudstafel op de inv.nrs. 209-213 voor de periode tot [1789 jun 2]; opgemaakt [c.1789]. 215 Afschrift van inv.nr. 210, (met inhoudstafel); opgemaakt [c.1790?]. 216 'Register van de Vroedschapsresolutien': inhoudstafel op de [verloren gegane drie delen] resoluties van de Vroedschap van 1672-1787; opgemaakt [c.1788]. 217-227 'Resoluties', c.q. 'Dispositiën': register, c.q. protocol, van de belangrijkst geachte besluiten van de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1795-1809. Met bovendien: - eigentijdse regesten in de marge - inhoudstafels. 217 1795 vanaf feb 10. 218 1796. 219 1797. 220 1798. 221 1799-1800. 222 1801-1802 dec 10. 223 1802 dec 13-1803. 224 1804-1805. 225 1806. 226 1807-1808 jan. 227 1808 feb - 1809. 228-241 'Notulen': register van de voorbereidende besluiten c.q. notulen van de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1795-1811. Met ook na 1802 dec 13 en met name 1806 apr-1808 jan nog enkele besluiten betreffende criminele zaken. 228 1795 jun-1798 apr 11. 229 1798 apr 20-1799 feb 15. 230 1799 feb 15-sep 20. 231 1799 sep 21-1800 aug 9. 232 1800 aug 11-1801 apr. 233 1801 mei-1802 apr 23. 234 1802 apr 24-dec 10. 235 1802 dec 13-1803 okt. 236 1803 nov-1805 jul 5. 237 1805 jul 10-1806 okt. 238 1806 nov-1808 jan. 239 1808 feb-1809 apr. 240 1809 mei-1810 jun 2. 241 1810 jun 5-1811 mrt. 242-245 Kladden van voorbereidende besluiten c.q. notulen van de achtereenvolgende gemeente-besturen en van 'Drost en Gerecht', 1802-1809; met lacunes. Met bovendien: - lijst van koninklijke publicaties van 1809, [c.1810] - lijst van schulden van de Erven Abraham Ferwerda bij de heren Dronsberg Neuhaus en Blikma te Amsterdam voor in enkele Couranten geplaatste advertenties en bekendmakingen van 1808 dec 31-1809; [c.1810] - diverse andersoortige stukken. 242 1802 dec 13-1803. 243 1804. 244 1805. 245 1806-1808 jan 20, 1809 apr 25-sep 19; [c.1810]. 246 [Afschrift van de] 'Statistique Beschrijving van Leeuwarden': memorie [van de maire?] betreffende de sociaal-economische en -culturele toestand van Leeuwarden, [1810]. In drievoud. 3.2.3. Publicatiën en andere ingekomen en uitgaande stukken De tien 'Leeuwarder Plakkaatboeken' (ook het gewest hield een dergelijke serie bij) vormen het oudste onderdeel van deze rubriek. Ze zijn zo genoemd naar de erin opgenomen 'Publicatiën', van de stad zelf, maar ook die welke door het gewest en de generaliteit ter officiële afkondiging en ophanging aan het stadsbestuur werden toegezonden. De eerste band (inv.nr. 247) moet tussen c.1580 en 1587 zijn gevormd en bevat plakkaten vanaf 1522; veel materiaal uit die periode en van daarvoor moet zijn verloren geraakt of op andere plekken terecht zijn gekomen (zoals wellicht inv.nr. 450 en de daar in het NB vermelde brief van de stad Dokkum). De tweede band (inv.nr. 252) stamt ongeveer uit dezelfde tijd, maar bevat andersoortig materiaal: 'gewone' ingekomen en (soms) minuten van uitgaande stukken van uiteenlopende aard en herkomst. Beide banden hebben hun eigen opvolgers gehad, waarvan het onderscheiden karakter geleidelijk wat vervaagt, maar tot en met de plakkaatboeken VIII en IX herkenbaar blijft. Enkele stukken uit de tweede serie, betreffende de strijd om de invloed van de steden in het gewestelijke bestuur (met name opgenomen in inv.nrs. 252-255), zijn - analoog aan het beroemde procesdossier uit 1582-1584 over het aandeel van de steden in het college van Gedeputeerde Staten (inv.nr. 652) - wellicht in deze banden terecht gekomen omdat de Leeuwarder stadssecretaris tevens als secretaris voor de steden gezamenlijk kan hebben gefungeerd. - Na 1631 lijkt de plakkaatboekenserie nog te zijn voortgezet, maar hiervan resteert ons geen ander zichtbaar spoor dan een band uit 1637 die later voor het zevende boek (inv.nr. 249) is hergebruikt. In de achttiende eeuw werden vele stukken uit de eerste zeven 'Plakkaatboeken' uitgegeven in het Charterboek; de banden IV en V zijn in de bronverwijzingen overigens met elkaar verwisseld. In de verzameling van het Friesch Genootschap (Tresoar, toegangsnr.344, inv.nrs. 918-924) bevindt zich de regestenlijst die in verband met dit project moet zijn opgesteld. In de negentiende eeuw zijn de belangrijkst geachte stukken uit de banden weggehaald (t/m band VIII), waardoor ze uiteindelijk in Singels' Inventaris terecht konden komen. In het midden van de twintigste eeuw zijn alle afgedwaalde stukken weer teruggebracht in hun oorspronkelijke band; een enkele maal is de reconstructie onzeker. - Van het begin van de twintigste eeuw dateert een inhoudstafel of regestenlijst van deze serie, die later op zijn beurt weer van een trefwoordenklapper werd voorzien (resp. onder nr. K40.1 en K40.2). Uit de tijd hierna resteren ons twee series apart gehouden 'Publicatiën' zonder geleidebrieven, van de stad zelf en van gewest en generaliteit, die waarschijnlijk oorspronkelijk in mappen bewaard werden en pas in de negentiende eeuw ingebonden zijn. Op de stedelijke publicaties, d.w.z. de inv.nrs. 274-276, is een trefwoordenklapper vervaardigd (onder nr.K37.8). Daarnaast zijn nog andere verzamelingen van dergelijk materiaal aangelegd, waarvan functie en herkomst soms niet goed te traceren zijn. Sommige van de geleidebrieven bij de ingekomen publicaties van gewest en generaliteit kan men aantreffen in de algemene serie ingekomen stukken die vanaf 1722 zijn bewaard. Dat is het jaar van aantreden van secretaris Nicolaas Arnoldi en deze heeft ze mogelijk meteen laten inplakken. Dit bindsysteem is gangbaar gebleven tot c.1801 (inv.nr. 292). Vaak zijn uit deze serie alsnog stukken weggescheurd, vermoedelijk voor zaaksgewijze documentatie. Het materiaal onder inv. nrs. 293-298 lijkt rond 1840 bijeen te zijn gezameld en is waarschijnlijk in 1896 in banden genaaid. - Van de ingekomen stukken van het Hof van Friesland werden aparte series gevormd, vanaf 1737 resteren ons die betreffende criminele zaken (inv.nrs. 2609-2621) en vanaf 1716 de ter publicatie ontvangen beschikkingen van vooral civielrechterlijke aard (inv.nrs. 3533-3534). In 1808 splitst zich dan nog een register van door Schepenen verzonden stukken (inv.nr. 2605) af van de algemene serie 302-314. - Vanaf 1748 waren overigens ook al de van de Stadhouder afkomstige missiven van de algemene serie ingekomen stukken afgezonderd (inv.nrs. 677-678). 247-250 'Leeuwarder Plakkaatboeken I, III, VII en IX': (minuten van) stedelijke publica-tiën en ingekomen landschaps- en generaliteitspublicatiën en andere bevelschriften van hogere bestuursorganen, 1522-1628; met lacunes. Met bovendien: - evt. ingekomen geleidebrieven over gehele periode - stukken behorend bij een stedelijke publicatie over het onderhoud der armen, 1579 (248) - landdagsuitschrijvingen en andere missiven van hogere bestuursorganen, c.1602-1610 (249), zelden 1622-1627 (250) - enkele van het Hof ingekomen stukken betreffende rechtszaken, 1625-1628 (250) - brief van de stad Sneek betreffende garnizoen, 1628 (250) - gedeeltelijke inhoudstafels in 247 [c.1587] en 248 [c.1590?]. 247 I: 1522-1576, gebonden [tussen c.1580 en c.1587]. 248 III: 1577-1589(1591), gebonden [c.1590?]. 249 VII: 1597 c.apr-1610. 250 IX: 1622 c.jun-1628 c.jul. 251 Missiven, afkomstig uit inv.nr. 247: - van het Hof met uitnodiging voor de Landdag op okt 7, 1549. - van Stadhouder en Raden ten geleide van een koninklijk plakkaat, met bevel tot het houden van een dankdag vanwege de overwinning op de geuzen bij Jemmingen, 1568. 252-256 'Leeuwarder Plakkaatboeken II, IV, V, VI en VIII': stukken betreffende de deelname van de stad aan het gewestelijk bestuur, 1571-1597; en landdagsuitschrijvingen en andere missiven van hogere bestuursorganen anders dan bevelschriften, 1571-1628; met lacunes. Met bovendien: - enkele landschaps- en generaliteitspublicaties en andere bevelschriften van hogere bestuursorganen - kroniek van (inter)nationale en lokale gebeurtenissen van 1562-1580, [1580?] (252) - gedeeltelijke inhoudstafel in 255, [c.1637?] - stukken ingekomen van andere instanties, niet het gewestelijk bestuur betreffend, 1618-1626 (256). 252 II: 1571-1579, gebonden [1580?]. 253 IV: 1580-1584. 254 V: 1585-1586. 255 VI:1595 c.nov-1597 c.apr, [c.1637?]. 256 VIII: 1618-1628 c.jul. 257 Brieven, waarschijnlijk afkomstig uit inv.nr. 256: - Nicolaus Mulerius [hoogleraar te Groningen, voorheen rector in Leeuwarden], met dank namens Ubbo Emmius voor een bij hem bezorgde zilveren schaal, 1617 - stadhouder Willem Lodewijk met aanbeveling van de Engelse muziek-meester Francis Joons als stadsmuzikant, 1619 - historieschrijver P. Winsemius met verzoek hem ten behoeve van zijn Friese geschiedschrijving de archieven toe te sturen, 1621 - Krijnn de Blaeu, commandant in Coevorden, met mededeling van de verovering van Oldenzaal door Ernst Casimir, 1626. 258 'Leeuwarder Plakkaatboek X': landschaps- en generaliteitspublicatiën en andere ingekomen stukken van hogere bestuursorganen, (1626-)1628 c.jul-1631 c.mei. Met bovendien: - twee bevelschriften van het Hof van Friesland betreffende kwesties van rechtsorde, 1629, 1630 (nrs.22 en 65) - stukken ingekomen van andere instanties, niet het gewestelijk bestuur betreffend, 1627-1630. 259 Grotendeels gelijkluidend afschrift van inv.nr. 248, opgemaakt [c.1580-c.1590]. Met bovendien: - registratie van enkele retroacta vanaf 1507 - gedeeltelijke inhoudstafel, opgemaakt [c.1580-c.1637] - enkele verspreide aantekeningen betreffende bezoldiging voor het afschrijven zelf. 260-271 Ingekomen landschaps- en generaliteits-, c.q. rijkspublicatiën, 1642-1818. Met bovendien: - processen-verbaal, c.q. aantekening, van de afkondiging - enkele stedelijke publicaties en enkele andersoortige tussenvoegsels. 260 1643 c.jul-1673 c.jul. 261 1673 c.jul-1712 c.dec. 262 1711 c.okt-1722. 263 1723-1736. 264 1737-1749. 265 1750-1762 c.mrt. 266 1762 c.mrt-1782 c.mei. 267 1782 c.jul-1795 c.apr. 268 1795 c.apr-1796 c.feb. 269 1796 c.feb-1798 c.jan(apr). 270 1798 c.jan-1805. 271 1806-1809 c.mei. 272 Landschaps- en generaliteitspublicatiën, 1662 c.mrt-1738 c.jun. Met bovendien: - inhoudstafel, c.1730 - publicatie van 1788 c.nov. 273 Afgedwaalde landschaps-, generaliteits- en rijkspublicatiën, 1697-1810. 274-275 (Minuten van) stedelijke publicatiën, 1645-1807. Met bovendien: - soms processen-verbaal van afkondiging - enkele andersoortige stukken - inhoudstafel in 275. 274 1645 c.apr-1772 c.jan. 275 1771 c.dec-1807 mei. 276 Stedelijke publicatiën, 1656 c.jul-1777 c.aug. Met bovendien: - systematische index - enkele andersoortige stukken. 277 Afgedwaalde stedelijke publicatiën, 1656-1806. 278-298 Stukken ingekomen bij magistraat (en vroedschap) resp. de achtereenvolgende stads/gemeentebesturen c.q. rechterlijke colleges, 1722-1810. Met bovendien: - soms, vanaf 1808 zelden, stukken betreffende rechterlijke zaken, dan wel ingekomen bij rechterlijke colleges - enkele aantekeningen. 278 1722 c.mrt-1725 c.jun. 279 1725 c.jun-1729 c.mrt. 280 1729 c.mrt -1733 (1729 jan 6). 281 1734-1738. 282 1739-1742. 283 1743-1745 c.mei. 284 1745 c.mei-1747. 285 1748-1752. 286 1753-1761. 287 1762-1769 c.okt. 288 1769 c.okt-1780. 289 1781-1791. 290 1792-1796. 291 1797-1799. 292 1800-1801 c.sep. 293 1795 c.feb-1805. 294 1806. 295 1807. 296 1808. 297 1809. 298 1810. 299 Afgedwaalde stukken, ingekomen als voren, 1746, 1748, 1795-1811. 300-301 Registers van diverse stukken, ingekomen bij de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1799-1811. Met bovendien: - diverse stukken ingekomen bij de rechterlijke colleges tot 1808 c.jan - gedeeltelijk inhoudstafel in 301. 300 1799 c.sep-1808 c.jan. 301 1808 c.feb-1811 c.jan. 302-314 'Protocollen': registers van stukken, uitgaande van magistraat (en vroedschap) resp. de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1740-1811. Met bovendien: - stukken uitgaande van de rechterlijke colleges tot 1808 c.mei - inhoudstafels in 310. 302 1740 okt 28-1750 aug 22. 303 1766 mei 5-1771 dec 16?. 304 1789 c.apr-1795 aug. 305 1795 sep-1797. 306 1798-1799 sep 9. 307 1799 sep 13-1801 jul. 308 1801 aug-1805 apr. 309 1805 mei-1807 mrt. 310 1807 apr-1808 mei. 311 1808 jun-1809 mrt 9. 312 1809 mrt 10-1810 feb 10. 313 1810 feb 10-okt 3. 314 1810 okt 6-1811 mrt. 3.2.4. Verbintenissen en zekerheidstellingen De serie 'stads aktenboeken' bevat veel uiteenlopende contracten - met bijbehorende borgstellingen - die door de stad met diverse wederpartijen werden afgesloten en zij behelst daardoor veel van de concrete rechten en aanspraken die de stad voor een bepaalde duur kon laten gelden. Vaak betrof het huur-, leverantie- of aanneemcontracten of obligaties en kwitanties, maar een substantieel deel van de contractanten waren semi-stedelijke functionarissen met belangrijke financiële taken, zoals rentmeesters, boelgoedsontvangers, executeurs, koopmansbodes, kosters (zij inden o.a. de pacht van de geestelijke goederen) en belastingpachters, die eerder als 'externe' partijen moeten worden beschouwd dan als eigen ambtenaren (waarvan de indienstnemingen meestal in de 'Policy-' en in de 'Instructieboeken', inv.nrs. 126-127 en 696-698, te vinden zijn). Naar het einde toe worden de akten steeds meer divers en atypisch. Aanvankelijk werd het 'aktenboek' ook wel 'recesboek' genoemd, vanwege zijn voorbereidend justitieel, pre-procedureel karakter: in de beginperiode treft men er - naast veel 'gewone' voluntair-justitiële akten - ook vele borgstellingen of procureurskeuzen ten behoeve van Leeuwarder burgers in contentieuze kwesties in aan. In vorige inleidende teksten (p.19, 68) is een herkomst, samen met bijvoorbeeld de resoluties van de magistraat, uit de zestiende-eeuwse serie 'Memorieboeken' geopperd; een directe aanwijzing hiervoor ontbreekt overigens. Een overzicht van de verschillende series die zich van de 'Stads Aktenboeken' hebben afgesplitst vindt men onder het NB. 315-322 'Stads Aktenboeken': protocollen, c.q. registers, van akten waarin verplichtingen van bepaalde stedelijke functionarissen en andere partijen jegens de stad zijn vastgelegd, 1588-1809; met lacunes. Met bovendien diverse volontair-justitiële akten: - processen-verbaal betreffende verzegelingen en diverse andere garanties van rechten van individuele inwoners, tot c.1642 - processen-verbaal betreffende borgstellingen en diverse andere overeenkomsten tussen inwoners onderling, tot [c.1604]. 315 1588-1604 feb. 316 1618 c.feb-1638 c.jan. 317 1641 c.aug-1651 c.okt (-1772). 318 1651 c.okt-1663 c.apr. 319 1674 c.apr-1683 c.jul. 320 c.1720-1755 c.nov. 321 1755 c.nov-1782 (-1807). 322 1783-1809 c.jan. 3.2.5. Archiefbeschrijvingen In de algemene inleiding werd op blz.19-20 het beheer van de belangrijkst geachte losse stukken in grote trekken al geschetst. In eerste instantie werden in 1597, op een inhoudelijk willekeurige volgorde, door secretaris Gellius Hillama honderdzes middeleeuwse en zestiende-eeuwse nummers in het nieuwe 'Oud Register van de stedelijke archiven' (inv.nr. 323) geregistreerd en (door Hillama's opvolger Petrus Runia?) opgeborgen in de eerste zes laden (genummerd 1, 20, 40, 60, 80 en 100) van de nieuwe loketkast. Gedurende de daarop volgende 130 jaar werden steeds nummers toegevoegd, belangrijke nieuwe stukken, maar ook oudere, die kennelijk alsnog moesten worden gecanoniseerd. Gevolg was dat de volgorde in register en kast willekeurig bleef en dat steeds vaker stukken na gebruik op verkeerde plekken in verkeerde laden werden teruggelegd, bijvoorbeeld bij andere stukken over hetzelfde onderwerp; uiteindelijk raakten zelfs de laden op grote schaal met elkaar verwisseld. Op 17 juni 1729 werd tenslotte een raadscommissie ingesteld die de kast moest gaan nazien en inventariseren. Vermoedelijk is naar aanleiding daarvan (door stadssecretaris Nicolaas Arnoldi?) een nieuwe plaatsingslijst opgesteld, met nieuwe beschrijvingen, die bewaard is gebleven in de vorm van een kopie van de hand van Gerben Bottinga (klerk vanaf c.1730, tot 1761), geschreven op halve bladzijden, in een conceptvorm dus. Kennelijk was het de bedoeling dat deze lijst (inv.nr. 324) alsnog zou worden gecorrigeerd, gecompleteerd en op logischer volgorde gebracht, maar van deze bewerking is vrijwel niets terechtgekomen. Wel werd de lijst-Bottinga op haar beurt diverse malen direct of indirect gekopieerd: zie de inv.nrs. 325 en 326, alsook cat.nr. F165 van de Stedelijke Bibliotheek, terwijl zich ook in Tresoar enkele exemplaren bevinden; een precieze genealogie van al deze kopieën is niet met zekerheid op te stellen. Van deze kopieën - het Bottinga-exemplaar is waarschijnlijk vrij spoedig voor lange tijd buiten beeld geraakt - is later ten onrechte verondersteld dat ze teruggaan op de activiteiten van Nicolaas Tholen voor de samenstelling van Schwartzenbergs Charterboek (vgl Eekhoff, 'Geschiedenis van de zamenstelling'). Van een beschrijving door Tholen is namelijk sprake in een aantal potloodaantekeningen die door G.J. Voorda rond 1794 zijn toegevoegd in de marges van de plaatsingslijst inv.nr. 325, waar hij naar paginanummers in 'Tholens Register' verwijst; dit 'Register' moet echter in tegenstelling tot inv.nr. 325 strikt chronologisch opgebouwd geweest zijn. Hoogstwaarschijnlijk betreft het een vóórverzameling van uitsluitend de Leeuwarder stukken voor Tholens omvangrijke Register van Verbonden, Zoenen, Accoorden, Privilegien, Handvesten (enz.), dat in 1765 in het kader van het Charterboek-project uitgegeven werd. De beschrijvingen in deze Tholen-uitgave zijn volkomen nieuw ten opzichte van die in het 'Oud Register' en inv.nr. 324 en ze zijn zoveel mogelijk letterlijk gebruikt in de plaatsingslijst die Voorda in 1794 produceerde. Deze plaatsingslijst van 1794 (inv.nr. 328) is volledig herschikt naar de oorspronkelijke ordening van 1597, met dien verstande dat 'lege' nummers van intussen zoekgeraakte stukken geregeld voor nieuwe stukken werden gebruikt. Ook is zij uitgebreid met een aantal toevoegingen, van stukken die in het 'Oud Register' niet waren genoemd maar zich waarschijnlijk al heel lang in 'spanen doosen' in een paar overschietende loketten van de archiefkast hadden bevonden (vgl. onder meer inv.nr. 329 p.41-42). Op haar beurt heeft deze lijst van 1794 wat betreft de individuele beschrijvingen weer als basis gediend voor Voorda's gedrukte Register van Archiven van 1803 (inv.nr. 329). Nieuw in dit Register was de rubriekmatige indeling, die ook tot gevolg had dat de ruim twee eeuwen oude nummering tenslotte door een nieuwe moest worden vervangen. Deze beide nummeringen zijn hier met elkaar en met de nadien door Eekhoff en door Singels toegepaste nummersystemen naast elkaar gezet in de historische concordans die men aantreft in Bijlage 2. In het bovenstaande gaat het nagenoeg alleen om lijsten van de belangrijkst geachte, 'gecanoniseerde' losse stukken, die in de afgesloten loketkast en dus niet direct zichtbaar waren opgeborgen maar die in omvang amper een procent van het totale stadsarchief zullen hebben uitgemaakt. Het veel omvangrijker seriële archiefmateriaal, dat in boekenkasten stond opgesteld, kon gemakkelijk direct geïdentificeerd en geraadpleegd worden en zal pas tot inventarisatie aanleiding hebben gegeven als er belangrijke delen en banden werden gemist. Van dergelijke lijsten resteren ons niet meer dan de inv.nrs. 330-332. Onder inv.nrs. 413 en 423 vindt men beschrijvende lijsten van stukken die zeker resp. waarschijnlijk door bouwmeester en schepen Petrus Henricus Petraeus privé waren gekopieerd, c.q. verzameld. - Ook de inv.nrs. 1825 en 2442 bevatten gegevens over (delen van) het stadsarchief. 323 'Oud Register van de Stedelijke Archiven': plaatsingslijst van de belangrijkst geachte losse stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden, 1597; met aanvullingen tot c.1723. 324 Concept-plaatsingslijst van de belangrijkst geachte losse stukken tot 1727 uit het stadsarchief van Leeuwarden, [c.1730?]. Met latere paginering en aantekeningen [c. derde kwart 18de eeuw]. 325 [Afschrift van inv.nr. 324?], met klapper op trefwoorden en namen, [c.1765]; met aanvullingen en veranderingen door G.J. Voorda, [c.1794]. 326 [Afschrift van inv.nr. 325?], [c. derde kwart 18de eeuw]. 327 Rapport van oud-rentmeester en vroedsman Gerard Jacob Voorda betreffende het herstel van de oude orde in de loketkast, behelzende plaatsingslijst als onder inv. nr. 328, en geleidebrief, 1794. Met aanvullingen tot 1799. 328 Minuut van een plaatsingslijst door [oud-rentmeester en vroedsman] Gerard Jacob Voorda van de belangrijkst geachte losse stukken tot 1727 en van 1771-1788, met eerste concept van een systematische index; opgemaakt 1794. Met wijzigingen en aantekeningen tot [c.1803]. 329 'Inventaris Voorda': gedrukte inventaris van de belangrijkst geachte losse stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden; met een inleiding ook over enkele historische stedelijke rechten, 1803. Met aanvullingen tot 1839. 330 Plaatsingslijst van de series, dossiers en losse stukken berustende in de kast van de [Bouwcommissie], 1766. 331 Plaatsingslijst van de stukken in de 'Resolutiekast' in de 'Presidentskamer', 1787. 332 Plaatsingslijst van de stukken in de 'Groote Boekkamer booven de raadkamer', 1787. 3.2.6. Stadsbestuur: inrichting, verkiezing en politiek functioneren Van de inrichting van het stadsbestuur en van de veranderingen die daar in de loop van de eeuwen in zijn doorgevoerd werden in de algemene inleiding op p.14 e.v. al de algemene contouren geschetst. De 'olderman', die in de middeleeuwen als niet meestemmend voorzitter aan het hoofd van de raad had gestaan, verdween in 1515 van het toneel. Het gehele stadsbestuur bestond gedurende de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw uit de 'magistraat' (of 'raad') van twaalf personen, de dertienkoppige 'gezworen gemeente' en de - twintig - 'bevelhebbers' van de schutterij. Met ingang van 16 mei 1657 werd het oude en invloedrijke college van de gezworenen vervangen door een schijnbaar op Hollandse leest geschoeide maar veel minder machtige 'vroedschap', waarvan de veertig leden voor het leven werden benoemd. Het veruit machtigste bestuursorgaan was en bleef tot 1795 de magistraat. Deze bestond sedert 1516 uit vier 'burgemeesters', zes 'schepenen' en twee 'bouwmeesters' (welke laatsten aanvankelijk naar middeleeuwse traditie ook nog wel 'raden' werden genoemd). De burgemeesters waren het hoogst in rang; het voorzitterschap van het college werd in driemaandelijkse wisseling steeds door een der burgemeesters bekleed. De status van de bouwmeesters was het laagst; in een resolutie van 3 oktober 1721 worden zij door een der schepenen nadrukkelijk als 'aghtersittende' magistraatsleden betiteld. Waarschijnlijk verwierven zij zich na verloop van tijd als wethouders van openbare werken en financiën in feite minstens zoveel macht: de schepenen hadden veel van hun oorspronkelijke rechtsprekende taken aan de burgemeesters - en met name de presiderende - moeten afstaan. Formeel overigens besliste de magistraat collegiaal; in rechtszaken woog een bouwmeester-stem niet minder dan die van een schepen en anderzijds stemden de schepenen in bijvoorbeeld de belangrijkste bouwzaken volwaardig mee. In de loop van de achttiende eeuw, en met name gedurende het laatste kwart ervan, wint binnen de magistraat de Bouwcommissie aan invloed. Zij regelt met name de dagelijkse gang van zaken op terreinen als goederenbeheer, openbare werken en ook financiën (men zie hiervoor hoofdstuk 2.9). De ontwikkelingen vanaf 10 februari 1795, toen een nieuw politiek stelsel zijn intrede deed, behoeven hier een nadere opsomming. De vroedschap werd afgeschaft en op het niveau van het dagelijkse bestuur maakte de magistraat plaats voor de voorlopige of 'provisionele municipaliteit', die de eerste zou zijn van een reeks elkaar snel aflossende bestuurstypen. Op 10 april volgde de definitieve 'municipaliteit' en vanaf 20 april 1797 de 'raad der gemeente', die op 11 april van het jaar daarop in het kader van de Bataafse eenheidsstaat formeel werd afgezet maar 'provisioneel' voorlopig aanbleef. Dit duurde tot 10/13 december 1802, toen het 'gemeentebestuur' werd ingesteld. Met ingang van 1 februari 1808 traden 'burgemeester en wethouders' aan, die per 1811 op zijn Frans 'maire en adjuncten' werden genoemd; de burgemeester resp. maire was alleenvertegenwoordiger van de gemeente en hij vaardigde de formele besluiten ('dispositiën') uit. In het kader van de geleidelijke splitsing van bestuurlijke en rechterlijke macht functioneerde er met ingang van 13 december 1802 voor de rechtspraak een afzonderlijke college: 'drost en gerecht', dat per april 1806 werd vervangen door een college van zes 'schepenen', op zijn beurt met ingang van februari 1808 opgevolgd door een college van vier schepenen. Deze laatsten bleven in functie tot en met februari 1811, waarna de scheiding der machten in principe definitief werd doorgevoerd en het geheel afzonderlijke instituut van het 'vredegerecht' ontstond. In zekere zin werd de rol van de oude vroedschap na 1795 aanvankelijk overgenomen door de 24 'burger-gecommitteerden', vertegenwoordigers van de 12 'grondvergaderingen'. Na 1798 is hun rol vrijwel uitgespeeld. In februari 1808 treedt tenslotte weer een college van 'vroedschappen' ('municipale raden') op. Ten behoeve van een efficiënte taakuitoefening werd het geheel van bestuurlijke verantwoordelijkheden in een aantal beleidsvelden of 'policiën' onderverdeeld. In elk geval in de jaren dertig van de zestiende eeuw waren dat er zes, geletterd A tot F. Door secretaris Wilko Folkerts werden zij in het stadboek (inv.nr. 124) ongeveer gekarakteriseerd als respectievelijk betreffende de straten en wallen, het burgerschap en de huurverhogingen (policy A), de brandbestrijding, de schoenmakers, bontwerkers en barbiers (B), de huizenbouw en de voorkoop (C), de bakkers, brouwers en wijn- en bierverkopers (D), de slagers en visverkopers (E) en tenslotte de straat- en grachtenvervuiling en de kooplieden (F). Preciezere invulling van deze eerder pragmatische dan logische verdeling van taken treft men in: Telting, De Friesche Stadrechten. De zesdeling werd - vermoedelijk in de jaren vijftig van diezelfde eeuw - vervangen door de vierdeling die in de 'Policyboeken' van 1579 zichtbaar is gemaakt. Policy A werd daarbij benoemd naar de kerntaak van de 'Backerije', B naar het 'Burgerschap', C naar 'Wallen, straten en bruggen' en D naar 'Maten en gewichten'. Deze opzet bleef gedurende de gehele periode van de Republiek ongeveer gehandhaafd, maar veranderde in detail wel zozeer dat een meer precieze weergave hier niet zoveel zin heeft. Men wordt daarom verwezen naar de Policyboeken zelf (inv. nrs. 126-127), en met name naar de inhoudsopgaven (foll.2, 3, 23vso, 97, 223-225, 362, 436; en achterin de beide banden). Elke policy werd beheerd door drie leden van de magistraat, de zgn. policymeesters. Dat waren telkens één der burgemeesters, die gedurende hun gehele ambtsperiode van vier jaar hetzelfde terrein bleven beheren, en hetzij twee schepenen hetzij de beide bouwmeesters, die allen wél jaarlijks van policy wisselden. Overigens werd deze formele taakverdeling in de loop van de tijd steeds meer door de activiteiten van de al genoemde Bouwcommissie doorkruist. De wijze waarop de magistraat jaarlijks werd verkozen (de 'raads-' of 'magistraatsbestelling') is aan nogal wat veranderingen onderhevig geweest. Van 1586 tot 1747 bezaten in Friesland Leeuwarden en Franeker als enige steden het recht van vrije magistraatsbestelling, wat inhield dat men zijn dagelijks bestuur in principe zonder tussenkomst van enig provinciaal orgaan kon kiezen. Vóór 1586 geschiedde de aanstelling door Stadhouder en Hof, met ingang van 1748 koos ('eligeerde') de stadhouder uit een voordracht ('nominatie') van drie. Voor de precieze procedure van het reglement van 1657/8 zij men verwezen naar Spanninga, 'Om de vrije magistraatsbestelling', p.143; voor de regelingen van 1586, 1615, 1751 en 1786 vergelijke men Spanninga, 'De magistraatsbestelling'. Van de feitelijke bezetting van diverse bestuurscolleges zijn lijsten opgesteld, waarvan de modernste op de website www.historischcentrumleeuwarden.nl te raadplegen zijn. In druk verscheen Boomsma, 'Het Leeuwarder stadsbestuur van 1586 tot 1795'. Voor de schutterijofficieren, de 'bevelhebberen', zie (ook) inv.nr. 1793. De rubriek 2.6.3, 'Geschillen en tumulten', is ingericht om die stukken een plek te geven waarin het politieke functioneren als zodanig van het stadsbestuur ter discussie werd gesteld. Weliswaar kennen de onderhavige kwesties vaak specifieke aanleidingen (financiën, regelgeving, verkiezingen bijvoorbeeld), uiteindelijk raakt de bestuurlijke legitimatie in het algemeen in het geding. Elders in deze inventaris komen in rubriek 2.7.2.2 de niet altijd eenvoudig af te bakenen activiteiten van het gewestelijke 'stedenkwartier' aan de orde, waarin Leeuwarden van nature vaak informeel een voortrekkersrol vervulde. In de rubriek 2.10.2.1.4 vindt men stukken betreffende de behuizing van het stadsbestuur. De schutterij komt met haar 'Malefaitsgericht' aan de orde in hoofdstuk 2.12. De rubriek 2.17.2.6 betreft de zgn. 'Bouwmeestersbeurs', waaruit ondersteuning kon worden geput voor oud-stadsbestuurders of hun weduwen wanneer deze in (relatieve) armoede zouden komen te vervallen. - Buiten het stadsarchief zijn uiteraard de particuliere archieven van bestuurders relevant, zoals die van de families Cammingha, Martena, Burmania, Dorhout, Storm en Cats (HCL, toegangsnrs. resp. 181-A, 178, 179, 882, 183 en 185); maar ook het familiearchief Arnoldi, dat zich in Tresoar bevindt. 3.2.6.1. Rechten en reglementering 333 Formulier van de eed voor magistraatsleden, [1582], met in dorso aantekeningen betreffende eedaflegging, 1582-1584. 334 'Octroy van die vrije Raats-bestellinghe': akte waarbij de Staten Generaal op verzoek van de stad de procedure vaststellen voor de jaarlijkse keuze van een nieuwe magistraat, 1586. 335 Formulier van de eed voor magistraatsleden, [c.1600]. 336 Authentiek afschrift van het stadhouderlijke reglement op de raadsbestelling van 1615. 337 Afschrift van het op 9 mei 1657 door de Staten uitgevaardigde reglement op de raadsbestelling en van andere gewestelijke besluiten van 1657-1669 betreffende de raads- en de bevelhebbersverkiezing, [c.1713]. 338 Afschrift van het reglement op de raadsbestelling van 1657 en een ampliatie, [c.eind 18de eeuw]. 339 Register van stukken uit 1657-1737 betreffende de verkiezing van het stadsbestuur en de aan de magistraatsplaatsen verbonden rechten en plichten, 1735-1737. 340 'Reglement op de regeringe der stad Leeuwarden': bestuursreglement, ontvangen van de stadhouder, met geleidemissive, 1751. 341 'Reglement op de regeeringe der stad Leeuwarden': bestuursreglement, ontvangen van de stadhouder, met eedformulieren voor magistraat en vroedschap en voor de bevelhebbers; met andere stukken desbetreffend, 1766. 342 'Publicatie', ingekomen van de stadhouder, betreffende de verplaatsing van de magistraatsvergadering van dinsdag van de ochtend naar de middag, 1772. Met gedrukt exemplaar. 343 Gedrukt bestuursreglement voor de stad Leeuwarden, vastgesteld door de Staten, 1786; met gedrukt concept-reglement door het stadsbestuur zelf, 1785. 344 Akte van correspondentie tussen de magistraatsleden betreffende de begeving der stadsambten c.a., 1786; met aanvullingen tot 1793 en ondertekeningen tot 1795. In tweevoud. 345 Afschrift van de akte van correspondentie van 1786 onder inv.nr. 344, en van erop volgende besluiten van magistraat en magistraat en vroedschap, [1787]. 346 Conceptplan voor een voorlopig regeringsreglement van Leeuwarden, 1795. 347 Lijsten van [de bestaande en de gewenste] indeling van de taken van het stadsbestuur, [tussen c.1780 en c.1795]. 348 Gedrukte instructie, ingekomen van het Departementaal Bestuur, voor de Drost, 1802; met wijzigingsbesluiten, 1803-1804. 349 Conceptreglement voor het stadsbestuur en de rechtbank, met kiesreglement, [c.1803]; met afschrift van het wijzigingsbesluit van het Departementaal Bestuur, [1804]. 350 Extractresolutie van het departementaal bestuur betreffende het reglement voor het Gemeentebestuur en voor twaalf 'Gecommitteerden uit de Gemeente', 1807. 351 Overige stukken, ingekomen van hogere overheden, betreffende inrichting, reglementering en benoemingsprocedures van het stadsbestuur c.q. van de rechtbank, 1803-1810. 352 Stukken, ingekomen van de gewestelijke overheid bij de Schepenen, betreffende reglementering, 1806-1808. 3.2.6.2. Aanstelling, overzichten c.a 353 Staat der inkomsten en uitgaven vanwege de afscheidsmaaltijd van de magistraat van 1554, met enkele kwitanties tot 1555 en aantekeningen tot 1558. 354 Conceptakte waarbij Willem van Oranje als stadhouder en kapitein-generaal Duco van Martena aanstelt tot 'gouverneur' van de stad Leeuwarden, 1572. Met aanstellingsakte van dezelfde door dezelfde tot admiraal in Friesland en mandaat om alle Friese kapiteins en schepen onder zijn bevel te nemen, 1573. 355 Missive namens de stadhouder betreffende diens keuze van nieuwe magistraatspersonen uit de door de stad gedane voordracht, 1578. Met gelijktijdig afschrift van daartoe strekkend verzoek aan de Staten-Generaal door de gezamenlijke steden van Friesland. 356 Minuten, c.q. kladden, van de lijsten c.a. van en betreffende de magistraatsbestelling, de bezetting van de gezworen gemeente en benoemingen in andere stedelijke ambten en bedieningen over 1587-1720. Met lacunes. 357 Extractresolutie van gedeputeerde staten betreffende de aanstelling van de nieuwe leden voor de nieuw ingestelde Vroedschap, 1657; met aantekeningen betreffende gewijzigde bezetting tot 1666. 358 Minuten, c.q. kladden, van de lijsten betreffende de bezetting van de vroedschap, met meestal aantekening van de uiteindelijke keuze; 1660-1721. Met enkele stukken van procedurele aard, 1660, 1670 en 1672. 359-362 Geautoriseerde registers van de lijsten betreffende de magistraatsbestelling, 1723-1794. Met bovendien: - van 1748-1775 de lijsten der bevelhebbers - een lijst van secretarissen sedert 1528, [c.1745-c.1749]. 359 1723-1732. 360 1733-1745. 361 1746-1764. 362 1765-1794. 363 Lijsten betreffende de magistraatsbestelling in de periode 1711-1736; opgemaakt [c.1736?]. 364 Diverse lijsten betreffende de magistraatsbestelling, 1732-1795; met dubbelen en lacunes. 365 Lijst van de namen en zittingstermijnen der vroedschapsleden van 1678-1783, opgemaakt [c.1762?] en bijgehouden tot 1783; met enkele aantekeningen betreffende de inkomsten voor de Magistraats- en Vroedschapsbeurs, [c.1778-1782]. Met afschrift van de lijst, [c.1782-1783]. 366 Conceptnaamlijst der vroedschapsleden 1657-1771, met achterin kopie, [c. 1775]. 367 Missiven van de stadhouder betreffende de deelname aan het stadsbestuur, met voorbijgaan aan het geldende reglement, van jhr. W.H. van Hambroick als 'in het bijzonder van onze welmeening (...) geinformeert', 1777-1778. 368 Namenlijsten c.a. betreffende grondvergaderingen en verkiezingen, 1799-c.1801. 369 Stukken, ingekomen van het Departementaal Bestuur, betreffende benoeming van het nieuwe gemeentebestuur en de Drost, 1802. 370 Stukken, ingekomen van het departementaal bestuur, betreffende de aanwijzing en installatie van de nieuwe Schepenen, en betreffende titulatuur, 1806. 371 Extractbesluit van het departementaal bestuur, ingekomen bij Drost en Gerecht, betreffende vervulling van vijf vacatures in het Gemeentebestuur, 1806. 372 Stukken, ingekomen van het gewestelijk bestuur, houdende aanstelling van bestuurderen c.q. rechters, 1806-1809. 3.2.6.3. Geschillen en tumulten 3.2.6.3.1. 1526-1531 373 Afschrift van een rekest van [15]26 aan stadhouder en raden van en namens vijftien Leeuwarder edelen betreffende herstel van hun oude positie en rechten in de stad, [16de eeuw]. 374 Afschrift van een rekest van [c.1531] aan stadhouder en hof door de Leeuwarder edelen betreffende het wanbestuur van de huidige regering, met name inzake openbare werken, en het herstel van hun oude bestuurlijke invloed, [c.1531]. 3.2.6.3.2. 1597-1598 375 Stukken betreffende de verbanning van enkele priesters en andere personen uit de stad, 1597-1598. 376 Brief van anonieme katholiek betreffende het heulen met de vijand door deels met name genoemde geloofsgenoten, 1598. 3.2.6.3.3. 1609-1616 377 Proces-verbaal van de onderhandelingen en besluiten, onder toezicht van gecommitteerden uit Gedeputeerde Staten en Hof, tussen gecommitteerden van de magistraat en gecommitteerden van de gezworen gemeente, onder meer inzake de begeving van de vier stads rentambten door de magistraat aan zijn eigen leden, 1609; met bijbehorende stukken. 378 Proces-verbaal van de verklaringen door Reiner Sjoerds betreffende de legitimiteit van de nieuwe magistraat, 1610. 379 Gedrukte 'propositie', pamflet van de advocaat doctor Henricus Rhala tegen de misbruiken bij de magistraatsbestelling, 1614. 380 Stukken betreffende de strijd met Stadhouder, Hof en Gedeputeerden inzake de invoering van het nieuwe reglement op de magistraatsbestelling, 1615-1616. 381 Afschriften van stukken uit 1586-1615 betreffende de strijd met Stadhouder, Hof en Gedeputeerden inzake de vrije magistraatsbestelling, [tussen 1658 en c.1700]. 3.2.6.3.4. 1626-1632 382 Stukken betreffende ongeregeldheden in voorjaar 1626 naar aanleiding van de nieuwe gewestelijke belastingheffing en de veronderstelde malversaties van het stadsbestuur en de daarop volgende stadhouderlijke poging tot overval op de stad, 1626. 383 Authentiek afschrift van een resolutie d.d. 1627 jan 10 van de Staten betreffende eventuele restitutie aan de grietenijen en steden van hun voorgeschoten bijdragen aan de in 1624 ingewilligde 200.000 carg. en de afsluiting van de in dat geval noodzakelijk geworden lening tegen 7% rente, 1627. 384 Stukken betreffende de procedures, door 'de dolerende burgers' tegen de magistraat c.a. aangespannen voor het Hof, inzake financiële en andere malversaties, 1626. 385 Stukken betreffende door de Staten te nemen organisatorische en andere maatregelen ingevolge de klachten van 'de dolerende burgers' tegen het stadsbestuur inzake financiële en andere malversaties, 1627. 386 Afschrift van de memorie van 17 januari 1627 van 'de dolerende burgers' ingediend bij de Gecommitteerden uit de Staten tot de Reformatie inzake malversaties van het stadsbestuur en andere kwesties, [tussen 1658 en c.1700?]. 387 Afschriften van andere stukken van [c.april] 1627 betreffende de besluitvorming door de Staten over het door de Gecommitteerden tot de Reformatie in hun rapport opgenomen voorstel van de dolerende burgers van Leeuwarden betreffende een te stellen termijn voor herintreding in de magistraat, [tussen 1658 en c.1700]. 388 Akten betreffende de insinuatie aan Gedeputeerde Staten vanwege het stedenkwartier inzake de handhaving van de door de Staten genomen besluiten tot bestuurshervorming, 1627. 389 Stukken betreffende procedurele problemen bij de verkiezing van de nieuwe magistraatspersonen, 1628. 390 Plakkaat van amnestie door Stadhouder en Gedeputeerden ten behoeve van 'eenighe personen van dese stadt' wegens de laatste jaren begane 'verscheydene excessen', met proces-verbaal van publicatie; 1632. Met concept van de commissie onder inv.nr. 1878, betreffende onder meer verzoek om deze amnestie, 1632. 391 Strijdvers van een 'arm affgesette offycyere' tegen hem aangedane laster, [1ste helft 17de eeuw]. 3.2.6.3.5. 1646 392 Authentiek afschrift van de resolutie van 13 maart 1646 van de volmachten van Westergo inzake de raadsbestellingsprocedure van 1615 en de instelling van een onderzoekscom-missie, [c.1646]. 393 Afschrift van een afschrift van een resolutie van 14 maart 1646 van de Staten betreffende bevestiging van de raadsbestelingsprocedure van 1615 en de instelling van een commissie om de misbruiken te onderzoeken, [tussen 1658 en c.1700?]. 394 Afschriften van stukken uit [c.1640]-1646 betreffende de magistraatsbestelling, misbruiken door magistraatsleden e.d., [tussen 1658 en c.1700?]. 3.2.6.3.6. 1656-1658 395 Afschriften van stukken uit 1656-1658 betreffende conflicten tussen de burgerij en het stadsbestuur omtrent machtsmisbruik c.a. en een nieuw regeringsreglement, de onenigheid hierover tussen Stadhouder en Gedeputeerden en de keuze-rechten van de korporaals, [tussen 1658 en c.1700?]. 396 Afschriften van stukken uit 1657 en 1658 betreffende het geschil tussen enkele burgers en bevelhebbers enerzijds en magistraat en een deel der vroedschap anderzijds betreffende machtsmisbruik en wederzijdse beledigingen en gewelddadigheden, [c.1658?]. 397 Verklaringen betreffende de rol van de korporaals bij de verkiezing van de bevelhebbers van de schutterij, 1658. 3.2.6.3.7. 1748-1750 398 Aantekeningen en andere stukken [uit kringen van de vroedschap] betreffende de revolutionaire gebeurtenissen en stedelijke en gewestelijke hervormingen; met concept-kohieren voor een 'Liberale Gifte' in Minnema- en Keimpema-espel, 1748-1750. 399 Gedrukte landschapspublicaties betreffende politieke en financiële hervormingen, 1748. 400 Afschriften van stukken uit 1748-1751 betreffende de overdracht aan de Stadhouder van het recht op de magistraatsbestelling in Leeuwarden, tevens betreffende diens bevoegdheid tot wijziging van het bestuurseglement; [tussen c.1780 en 1787?]. 3.2.6.3.8. 1766-1769 401 Afschrift van een magistraatsresolutie van 1766 betreffende commissie op de burgemeesters Arnoldi en Dotingh tot conceptwijziging van het bestuursreglement, [tussen c.1780 en 1787?]. 402 Afschrift van stukken betreffende een geschil in 1768-1769 tussen magistraat en vroedschap betreffende onderlinge afbakening van competenties, [c.1769?]. 3.2.6.3.9. C.1782-1787 403 Missive van de stadhouder betreffende versoepeling van het reglement op de magistraatsbestelling van 1766, 1782. 404 Stukken betreffende het rekest van een aantal burgers tot herstel en eventuele verbetering van het reglement op de magistraatsbestelling van 1657, 1784. 405 Stukken betreffende het opstellen van een nieuw conceptreglement voor de magistraatsbestelling door het stadsbestuur en gecommitteerden uit de burgerij, 1785. 406 Stukken betreffende de invoering van het nieuwe reglement op de magistraatsbestelling, 1785-86. 407 Lijst van gevonden voorwerpen na de paniek in de Grote Kerk, 1785. 408 Concepten van requesten van burgers aan stedelijke en gewestelijke besturen betreffende misbruiken rond de magistraatsbestelling, met verband houdende stukken, c.1782-1786; met stukken betreffende de onlusten te Franeker, 1787. 409 Akte van inschrijving op een plan voor een sociëteitstheater [voor prinsgezinden], 1787. 3.2.6.3.10. 1796 410 Stukken betreffende de politieke troebelen van januari-februari, 1796. 3.2.6.4. Bestuurders individueel of persoonlijk In principe zijn hier stukken geplaatst die als (hoogstwaarschijnlijk) privé moeten worden beschouwd en waarvan plaatsing in een andere rubriek om reden van hun inhoud niet voldoende zinvol werd geacht. - Vgl. ook inv.nr. 1297. 3.2.6.4.1. Hemma Odda zin 411 Brief, ingekomen bij Hemma Oeds zin, 'schepen te Lyowerd', van Woll Elazin, [pastoor te Roordahuizum?], betreffende hulp tegen weerspannige priesters in het dekenaat Wons, [1508?]. 412 Kwitantie door Foeckel, weduwe Wythie Aylis, en hun kinderen ten behoeve van Taecke Douwe zoen vanwege betaling ingevolge arbitrale beschikking door heer Albert, pastoor te Lekkum, en Hemma Odda zoen inzake geschil over Hayama huus; met desbetreffend proces-verbaal en aantekeningen, 1508. 3.2.6.4.2. Petrus Henricus Petraeus Apotheker P.H. Petraeus vestigde zich 1748 vanuit Beers in Leeuwarden, kwam in 1751 in de vroedschap, was bouwmeester van 1758-1761 en 1766-1769 en schepen 1775-1778. Onderstaande stukken zijn verworven in 1838 uit de nalatenschap van Petraeus' kleinzoon A.P.H. Kuipers. De samenstelling van die nalatenschap is onzeker. Het heeft er de schijn van dat Pe-traeus als consciëntieus verzamelaar-documenteerder ook van collega-magistraten (medeleden in de Bouwcommissie?) stukken toevertrouwd gekregen heeft; men denkt hier aan Nicolaas Arnoldi en Johannes Datz. Hier zijn die stukken geplaatst die inhoudelijk volstrekt divers van aard zijn, dan wel afschriften vormen van al vaak eerder gekopieerde stukken. Stukken die om hun inhoud op gespecialiseerde plekken in deze inventaris beter tot hun recht komen, kan men aldaar aantreffen; vgl. inv.nrs. 669, 705, 718, 1001, 1050-1051, 1296, 1776, 2223, 2561, 2582-2583; mogelijk ook rond inv.nr. 1349, maar dat cluster kan ook rechtstreeks van Arnoldi afkomstig zijn. - Vgl ook inv.nr. 365. 413 Stukken, meest in afschrift, betreffende uiteenlopende onderwerpen, verzameld [c.1758-c.1772], met concept-index; definitief samengevoegd [c.1773]. 414 Dagboek van inkomsten en uitgaven door bouwmeester P.H. Petraeus in diverse administratieve functies, 1758-1761. 415 Aantekeningen door P.H. Petraeus betreffende zijn handelen als Bouwcommissaris, 1758-1761 en 1766-1768. 416 Aantekeningen [door P.H. Petraeus] van enkele inkomsten en uitgaven, [tussen c. 1760 en c.1780]. 417 Afschriften van rapporten betreffende het conflict tussen magistraat en vroedschap over het markt- of staangeld, [c.1761]. 418 Staten van 'tractementen' en enkele andere bijzondere inkomsten voor leden van de magistraat [inzonderheid P.H. Petraeus], 1763-1769. 419 Afschrift van de memorie van Thomas Wielant voor Maria Louise betreffende zijn toewijding jegens de Stadhouder, [c.1764]. 420 Lijsten van jaartotalen van bouwkundige uitgaven in de periode 1753-1766, [opgesteld door bouwmeester P.H. Petraeus], [c.1767]. 421 Aantekeningen van [P.H. Petraeus] voor zijn rapportage als vice-voorzitter in de magistraatsvergadering van 8 augustus, 1777. 422 Afschrift van de missive van de stadhouder betreffende het betrekken van Van Hambroick in alle 'saaken van belang', [1777]. 423 Afschriften en lijsten betreffende uiteenlopende zaken, [c.1760-c.1773]. 3.2.6.4.3. Reinder Buysing De geboren Leeuwarder koopman R. Buysing zat van 1782-1795 in de vroedschap, was van 1786-1789 bouwmeester en in januari 1795 nog even schepen. Na de revolutiejaren werd hij in 1808 weer bestuurder: tot 1810 als lid van de vroedschap (en vervolgens in 1812 als municipale raad, 1813-1815 als wethouder en 1816-1820 als presidentburgemeester). Vgl. ook inv.nrs. 723, 1059-1060, 1317, 1339-1340, 1383, 1388, 1393, 1395, 1452, 1455, 1489, 1679, 2191. 424 Lijsten van in 1786 uit te voeren werken, [c.1786]. 425 Extractresolutie van de gereformeerde kerkeraad tot benoeming van kerkmeesters en Hulpcommissie, 1799. 426 Missive, ingekomen bij R. Buysing, betreffende zijn benoeming tot kiezer van vier 'Gecommitteerden uit de Burgerij tot het maken van een Plan van Belasting voor de algemene Armen', 1805. Met lijst van stemgerechtigden van de betreffende grondvergadering nr.25, met hun stemmenaantallen. 427 Extract-resolutie van het Gemeentebestuur voor R. Buysing betreffende zijn benoeming in de 'Commissie uit Gemeentebestuur en Burgerij tot het formeren van een plan van Belasting tot het onderhoud der Armen', 1806. 428 Missive, ingekomen bij R. Buysing als nieuw benoemd vroedschap, betreffende bestuurlijke c.q. rechterlijke inrichting en reglementering van stad en gewest, 1808. Met bijlagen. 3.2.7. Betrekkingen tot hogere bestuursorganen In dit hoofdstuk zijn de stukken opgenomen waarin de verhouding van de stad tot de hogere bestuursinstanties als zodanig direct gestalte krijgt en wordt bepaald, maar ook stukken die er op een wat lossere manier uit voortvloeien en daarbij te algemeen of aspecifiek van karakter zijn om in een der andere hoofdstukken te kunnen worden geplaatst. Naast het in dit hoofdstuk opgenomen bestand bevat het stadsarchief ook een paar categorieën van stukken die weliswaar rechtstreeks voortvloeien uit de relatie met de hogere overheden maar die tegelijkertijd zo concreet met eigen specifieke stedelijke functies verbonden zijn dat ze in andere rubrieken moesten worden ondergebracht. Naast enkele zestiende-eeuwse door de landsheerlijkheid verleende privileges (hoofdstuk 2.1) betreft het de administratie van de inning door de stad van de gewestelijke belastingen (rubriek 2.9.2.3) en de stukken met betrekking tot de bijdragen van de stad aan de landsverdediging (hoofdstuk 2.13), terwijl de taakverdeling tussen stadsbestuur en Hof op het terrein van de rechtspraak heeft geleid tot een deel van de archiefvorming onder hoofdstuk 2.19. Daarnaast bevinden zich ook in hoofdstuk 2.6 een paar dossiers die de grenzen tussen stedelijke en gewestelijke sfeer af en toe overschrijden. Aan het hoofd van het gewestelijke bestuur stond sedert 1498 de soevereine vorst, tot 1515 enkele hertogen van Saksen, daarna de Habsburgse Karel V en Philips II, die de feitelijke uitoefening van hun gezag meestal overlieten aan 'stadhouder' en 'raden' ('hof'). Geleidelijk weten de 'staten' - aanvankelijk een vertegenwoordiging van standen (geestelijkheid, adel, eigenerfden en burgers), later van territoria (de 'kwartieren' Oostergo, Westergo en Zevenwouden; de steden) - een steeds grotere machtspositie op te bouwen, met name doordat voor het uitschrijven van belastingen hun instemming wordt vereist. Sinds 1576 vormen 'gedeputeerde staten' een vast regeringscollege, dat in 1580 het Hof als eerst verantwoordelijke voor het dagelijks bestuur verdringt. In 1581 verwerven de Staten zich met de afzwering van Philips II de soevereiniteit. In 1587 is de politieke rol van het Hof nagenoeg uitgespeeld; alleen met zijn strafrechtelijke competenties behoudt het nog enige bestuurlijke invloed. Twee andere factoren die de macht van de Staten en hun Gedeputeerden beperken worden gevormd door enerzijds de verplichtingen van het gewest aan de Republiek en anderzijds door de figuur van de Stadhouder. De laatste is formeel dienaar van de soevereine Staten, maar afhankelijk van persoonlijke kwaliteiten en toevallige politieke ontwikkelingen ontwikkelde hij zich in de praktijk soms tot de machtigste bestuurder van het gewest. In 1795 vindt de Bataafse Revolutie plaats, die in 1798 tenslotte uitmondt in de overdracht van de gewestelijke soevereiniteit aan de centrale Bataafse Republiek. - Voor een gedetailleerder inzicht in de geschiedenis van het gewest kan worden verwezen naar de uitgebreide literatuur, zoals Theissen, Centraal Gezag; Woltjer, Friesland in Hervormingstijd; Guibal, Democratie en Oligarchie; Tegenwoordige staat; Spanninga, 'Friesland in de nadagen' en Kuiper, 'Politiek en bestuur'. De inlijving van Leeuwarden rond 1500 in het nieuwe politieke systeem vertaalt zich in een sterk toenemend administratief verkeer tussen stad en gewest waarin de onderlinge machtsverhoudin-gen voortdurend worden afgetast en nader bepaald. Maar naast het proces van de directe afbakening der eigen stedelijke competenties ten opzichte van die van het gewest is er het proces waarbij de stad van de andere kant - samen met de andere tien steden - haar aandeel in het gewestelijke bestuur probeert te vergroten. Dat levert in 1578 de voorlopige erkenning op als vierde 'kwartier' in de Staten, met twee zetels in het achtkoppige college van Gedeputeerden. Als in 1584 na jaren van heftige strijd het aandeel in het college van Gedeputeerde Staten tenslotte is vergroot tot drie van de negen zetels zijn daarmee de getalsverhoudingen voor de volgende twee eeuwen definitief bepaald. Binnen het stedelijk kwartier bezit Leeuwarden niet meer dan één elfde stem; zijn feitelijke invloed als hoofd- en verreweg grootste stad is natuurlijk groter. In 1893 is aan het Rijk het charter overgedragen van de op 18 januari 1550 afgelegde eed van stadhouder Aremberg namens prins Philips op de bescherming der oude vrijheden en rechten van Friesland, dat in 1597 onder stedelijk beheer berustte: zie het 'Oud Register' (inv.nr. 323) onder nr.10; tekstuitgave Chb. III, 183; Inventaris Singels nr. 203c. Het toen eveneens overgedragen kopie-verzoekschrift uit 1545 van de Staten aan de landvoogdes inzake diverse rechten (Inventaris Singels nr. 197), komt niet in het 'Oud Register' voor en evenmin in de inventaris van Voorda; het kan dus een aanwinst van Eekhoff geweest zijn. 3.2.7.1. De landsheerlijke periode (c.1500-c.1581) 429 Akten betreffende de schuld van 200 goudgulden van de stad aan Lysbeth en haar kinde-ren vanwege het doden van Lysbeths echtgenoot, Peter van Ulms, kapitein in het Saksi-sche leger, [bij de bestorming van de Uniastins], 1498-1499. 430 Stukken betreffende betaling door de stad van schulden aan diverse functionarissen van de hertog van Saksen en de graaf van Oost-Friesland, 1498-1502. 431 Akte waarbij heer Wilwolt von Schaumburg, heer Wilhelm Truchses [von Waldburg] en Kasper Sygelar als hoge raad van de hertog van Saksen bekend maken dat alle Leeuwarder burgers en inwoners, ook de weduwen en wezen, maar niet de heerschappen, dienen bij te dragen aan de door de magistraat toegezegde [boete-?]betaling, 1500. 432 Aantekeningen betreffende de inning van enkele bijdragen door de erven Jorrit Janthiema aan de honderdste penning en aan de ingevolge de rebellie opgelegde boete, [1501?]. 433 Akte waarbij Hugo, burchgraaf van Leisnig, als stadhouder in Friesland de stad kwiteert voor de betaling van 2500 goudgulden boete voor haar rebellie, 1501. 434 Missiven van stadhouder Hugo van Leisnig met verzoeken om betaling van toegezegde gelden, [15]01. 435 Aantekening van een bevel van stadhouder en raden aan alle plaatselijke machthebbers om de bezittingen van de rebellen in hun rechtsgebied bij het bezit van de hertog te voegen en achtergebleven vrouwen met hun kinderen binnen veertien dagen hun mannen achterna te zenden; 1501. Met in dorso financiële aantekening, [c.1501]. 436 Missive van stadhouder Hugo van Leisnig betreffende tijdelijke gezagsoverdracht aan Wilhelm Truchses von Waldburch en de andere hertogelijke raden, [15]03. 437 Missive van Wilhelm Truchses von Waldburg en andere raden houdende dagvaarding op verzoek van de broer van de stadhouder, Alexander von Leisnig, van enige met name genoemde Leeuwarder [magistraatsleden], 1503. 438 Gedrukte 'Saksische ordonnantie': ordonnantie van 1504, houdende een aantal [van het Romeinse recht afwijkende] regelingen van rechtspraak en bestuur in Friesland, [c.1508]. 439 Missive van hertog Georg van Saksen ten geleide van de 'Saksische ordonnantie', [15]04. 440 Ordonnantie op de nieuwe Munt, 1506. 441 Idem, met geleidebrief van 'die Regenten in Friessland etc.', ingekomen bij Peter Hayes [Camminga], grietman van Leeuwarderadeel en Tietjerksteradeel, 1506. 442 Authentiek(?) afschrift, ingekomen bij Rienck Eminga, hoofdeling op Camminghaburen, van een lijst van nadere toelichtingen op de Saksiche ordonnantie, door stadhouder Henrick van Stolberg gegeven aan de te Leeuwarden verzamelde grietmannen, [1507]. 443 Brief van Maester Bucho [van Aytta], ingekomen bij Gerrolt Herema, betreffende de overdracht van [Sjaardema slot te Franeker?] aan Sicke Liauckema, [1513?]. 444 Afschrift van een afschrift van de volmacht van Georg van Saksen op met name genoemde personen voor hun onderhandeling met heer Karel, aartshertog van Oostenrijk enz., over de overdracht van Friesland, [c.1515]. 445 Brief van Jan Rattaler betreffende onderhandelingen over een geldschuld aan de stad van hertog Georg van Saksen, 1515. 446 Formulier van de eed van trouw aan Karel, heer van Friesland, af te leggen door edelen en bestuurders van de stad Leeuwarden, met proces-verbaal door de stadhouder betreffende daadwerkelijke aflegging, 1515. 447 Eed waarbij Floris van Egmond als stadhouder van Karel, heer van Friesland, voor het land van Friesland goed bestuur belooft enz., 1515. 448 Akte waarbij de aartshertogin van Oostenrijk als landvoogdes de burgemeesters Johan Oenema, Wybe Gerrits zoon en Pieter Jans zoon toestaat en verzoekt, te onderhandelen met de Geldersgezinde Friezen om ze tot gehoorzaamheid aan de keizer te brengen, 1522. 449 Stukken betreffende de onderhandelingen van de Staten met de landvoogdes en de stadhouder betreffende belastingheffing, maatregelen tegen de Gelders gezinde rebellen en andere kwesties, in relatie tot de eigen gewestelijke competenties, [c.1522-c.1524]. 450 Akten betreffende volmachten vanwege de stadsbesturen van Leeuwarden, Dokkum, Bolsward en Sneek om de belangen der Friese steden bij de keizer te behartigen, [1531]. 451 Afschrift van een authentiek afschrift van het formulier van de eed, door volmachten van Friesland af te leggen aan Philips, prins van Spanje, als toekomstig heer van Friesland, [1549]. 452 Akte waarbij de Staten van Friesland het verdrag van Augsburg van 1548 ratificeren, op voorwaarde dat de bestaande belastingen ten behoeve van het Rijk niet worden verhoogd, 1550. 453 Afschrift van (authentieke) afschriften van de akten van 1555 waarbij koning Philips, respectievelijk de gedeputeerden van Friesland, verklaren te hebben afgelegd de wederzijdse eden van trouw in verband met Philips' aantreden als Heer van de Nederlanden, [c.1555?]. 454 Authentiek afschrift van twee Akten van 1558 en 1559 betreffende de benoeming door de Staten van enkele gecommitteerden die bij de Koning en Stadhouder en Hof het herstel van de oude privilegiën moeten bewerkstelligen, [tussen 1559 en 1564]; met een akte van benoeming door gecommitteerden zelf van Doecke van Martena tot nieuwe commissaris in plaats van wijlen dr. Rienck van Burmania, 1564. 455 Authentiek afschrift van de 'Artikelen en Doleantien': memorie van Gedeputeerden van Friesland aan Stadhouder en Raden houdende hun bezwaren tegen diverse regeringsmaatregelen en wantoestanden; en van de memorie van antwoord, 1564. 456 Formulier van de eed van trouw enz., af te leggen door de Leeuwarder burgers aan de koning van Spanje enz. en aan de oude katholieke religie, [c.1567]. 457 Missive van Landvoogdes Margareta van Parma betreffende de spoedige komst van de koning van Spanje, gewenste gebeden en vertrouwen in 's konings vergevingsgezindheid, 1567. 458 Akte waarbij enkele Friese edelen op het stadhouderlijke verzoek om de verdediging van de stad Leeuwarden tegen de vijanden van de koning te bezweren, de voorheen afgelegde eden bevestigen maar verklaren zich niet verder te kunnen binden buiten instemming van de Staten van Friesland, 1568. 459 Lijst van 27 [verbannen?] personen, [deels? uit Leeuwarden], [c.1568]. 460 Geauthentiseerd register van extracten uit het 'Annael-boeck' van Friesland betreffende verdragen tussen de Friese Staten enerzijds en Karel V en Philips II anderzijds van 1522 tot 1567; opgemaakt [tussen 1567 en c.1600]. 461 'Memorieboek van Sybout van Aysma': afschriften van landdagsresoluties en andere belangrijk geachte stukken van het gewestelijk bestuur van 1539 tot 1570, [tussen 1570 en 1604]. 462 Akte van overeenkomst der gezamenlijke steden betreffende betaling aan stadssecretaris mr. Matthijs Rommarts voor hen geleverde diensten gedurende de afgelopen zes jaren; met enkele aantekeningen van betaling, 1577. 3.2.7.2. De periode van het soevereine gewest (1581-1798) 3.2.7.2.1. Algemeen en middelen 463 'Conscriptio exulum Frisi'': [combinerend] afschrift van [twee afschriften] van een lijst [uit c.1581] van personen die het gewest in 1581 verlaten hadden uit trouw aan de katholieke godsdienst en de Koning van Spanje; met aantekeningen [tot c.1586] betreffende overlijden c.a. en met afbeeldingen van hun eventuele wapen, [c.1780]. 464 Authentiek afschrift van het formulier van de Eed van Afzwering van de koning van Spanje als heer der Nederlanden, alsmede van de desbetreffende verklaring van de magistraat, [c.1582]. 465 Missive van de hertog van Parma met aansporing om zich met de koning te verzoenen en in genade terug te keren onder zijn gezag, 1583. 466 Missiven van Gedeputeerde Staten betreffende de militaire bezetting van Leeuwarden en andere zaken betreffende het geschil tussen de Staten en Stadhouder en Hof, 1635. 467 Afschrift van de akte van aanbesteding en aanneming, met bestek, van het onderhoud van 's Lands gebouwen in Leeuwarden en in Franeker c.a., c.1733. 468 Register van reglementen c.a. uit 1588-1719 betreffende de verkiezing van de besturen van de verschillende Friese steden en de aan de magistraatsplaatsen verbonden rechten en plichten, [c.1748?]. 469 Afschrift van extract uit de resoluties van 1729 van de Staten Generaal betreffende de begeving van generaliteitsambten, [medio 18de eeuw?]. 470 Inhoudstafel, c.q. inventaris, van stukken van c. 16de tot medio 17de eeuw uit de archieven in de Kanselarij; opgemaakt [c. medio 18de eeuw]. 471 Inhoudstafels en andere ingangen op delen en banden uit het archief van het Hof uit 16de tot 18de eeuw, [c.1754]; met aanvullingen tot c.1769. 472 Afschrift van een inventaris, c.q. inhoudstafel van stukken van c. 16de tot medio 18de eeuw uit de archieven in het Landschapshuis; [c.derde kwart 18de eeuw]. 473 Afschrift van de inboedelbeschrijving van de provinciale gebouwen c.a. binnen de stad Leeuwarden en haar rechtsgebied, [tussen 1756 en 1767]. 474 Register van instructies en andere stukken betreffende ambten en bedieningen in het gewest Friesland van 1588-1766, met inhoudstafel; opgemaakt [c.1766?]. 475 Gedrukt bestek en conditiën, met beschrijving, voor de aanbesteding van het onderhoud gedurende zes jaar van de provinciale gebouwen c.a. binnen de stad Leeuwarden en haar rechtsgebied, 1767. 476 Gedrukte stukken betreffende de geschillen, dienende voor de Staten Generaal, tussen de Staten van Stad en Lande van Groningen en het College ter Admiraliteit in Friesland, 1767. 477 Akten van aanbesteding door Gedeputeerde Staten van werkzaamheden ten behoeve van de machinerie van de Munt; met akten van aanneming, 1771. 478 Afschrift van een memorie van Gedeputeerden aan de Staten betreffende het geschil met het Hof omtrent afgrenzing van hun bevoegdheden, zowel onderling als ten opzichte van de nedergerechten, 1777. 479 Geauthentiseerd facsimile van de 'Unie van Utrecht' van 1579 en daarmee samenhan-gende verdragen van 1578-1580, met de extract-resolutie van 1777 van de Raad van State betreffende deze herdruk, 1778. 480 Gedrukte resoluties waarbij diverse stadsbesturen de begeving van de op het kwartier van de steden vallende ambulatoire ambten overnemen van de stadhouder en bepalen dat die volgens vast rooster moet worden geregeld, 1782. 481 Register van enkele resoluties betreffende de begeving van ambulatoire ambten, vallend op het kwartier der steden; getekend door diverse leden van magistraat en vroedschap van Leeuwarden, 1783-1787. 482 Stukken betreffende het besluit van het stedenkwartier om de begeving van de op haar vallende ambulatoire ambten weer aan de stadhouder op te dragen, 1787. 483 Gedrukte lijsten van gevangen genomen en gestrafte patriotten in Friesland c.q. de Republiek, 1788-met enkele manuscript-aanvullingen van 1789. 484 Afschrift van een extract van een secrete resolutie van de Staten betreffende het verdrag van de Republiek met Groot-Brittannië in verband met de oorlogssituatie, 1794. 485 Extract uit de resoluties van de 'Commissie van de Volksrepresentanten waarnemende de zaken van het Collegie' betreffende gerechtelijke bewaring van de boedel van Duco van Haren, 1795. 486 Gedrukte lijst van ontvangsten en uitgaven van de respectieve landscomptoiren over 1796 mei-1797 apr, 1797. 487 Staat van door diverse Friese patriotten in 1787 opgelopen schades, aangegeven door of vanwege henzelf en door de provinciale commissie 'ter Regeling van Schaadvergoeding' getaxeerd, [c.1797]. 3.2.7.2.2. Staten 488-635 Afschriften der resoluties en bijbehorende stukken van de Staten van Friesland, over 1612-1793, met lacunes. Met bovendien: - soms authentiseringen - 1658-1793 vaak inhoudstafels - enkele losse aantekeningen. 488 1612. 489 1613. 490 1616. 491 1618. 492 1619. 493 1620. 494 1621. 495 1622-1623 apr 2. 496 1623 v.a.apr 10. 497 1625. 498 1626 (- 1627 jan 29). 499 1628 (- 1629 jan 30). 500 1629. 501 1630. 502 1633 (- 1634 jan 18). 503 1634. 504 1636-1637 mrt 18. 505 1637 apr 17-1638 mrt 9. 506 1638 v.a. mrt 25. 507 1639. 508 1640. 509 1641. 510 1642. 511 1643. 512 1644 (- 1645 jan 3). 513 1645. 514 1647. 515 1648. 516 1649. 517 1650. 518 1651. 519 1652. 520 1653. 521 1654. 522 1655. 523 1656. 524 1657. 525 1658 (inhoudstafel). 526 1659 (inhoudstafel). 527 1660 (inhoudstafel). 528 1661 (inhoudstafel). 529 1662 (inhoudstafel). 530 1663 (inhoudstafel). 531 1664 (inhoudstafel). 532 1665 (- 1666 jan 6, inhoudstafel). 533 1666 (inhoudstafel). 534 1667 (inhoudstafel). 535 1668 (inhoudstafel). 536 1669 (inhoudstafel). 537 1670 (- 1671 jan 14). 538 1671 (inhoudstafel). 539 1672 (inhoudstafel). 540 1673 (inhoudstafel). 541 1674 (- 1675 jan 9, inhoudstafel). 542 1675 (inhoudstafel). 543 1676 (inhoudstafel). 544 1677 (inhoudstafel). 545 1678 (inhoudstafel). 546 1679-1681 (1682 jan 7). 547 1682-1683. 548 1684-1686. 549 1687-1688 (1689 jan 5, band). 550 1689 (inhoudstafel). 551 1690 (- 1691 jan 2, inhoudstafel, band). 552 1691 (inhoudstafel, band). 553 1692 (inhoudstafel). 554 1693 (inhoudstafel, band). 555 1694 (inhoudstafel, band). 556 1695. 557 1696 (inhoudstafel, band). 558 1697 (inhoudstafel, band). 559 1698 (inhoudstafel, band). 560 1699 (inhoudstafel, band). 561 1700 (inhoudstafel, band). 562 1701 (inhoudstafel, band). 563 1702 (inhoudstafel, band). 564 1703 (inhoudstafel, band). 565 1704 (inhoudstafel, band). 566 1705 (inhoudstafel, band). 567 1706 (inhoudstafel). 568 1707 (inhoudstafel, band). 569 1711 (inhoudstafel). 570 1712 (inhoudstafel). 571 1713 (inhoudstafel). 572 1714 (inhoudstafel). 573 1715 (inhoudstafel). 574 1716 (inhoudstafel). 575 1717 (inhoudstafel). 576 1718 (- 1719 jan 7, inhoudstafel). 577 1719 (inhoudstafel). 578 1720 (inhoudstafel). 579 1721 (inhoudstafel). 580 1722-1723 (inhoudstafels). 581 1724 (inhoudstafel). 582 1725 (inhoudstafel). 583 1726 (- 1727 jan 18, inhoudstafel). 584 1727 (inhoudstafel). 585 1728 (inhoudstafel). 586 1729-1730 (inhoudstafels). 587 1731 (inhoudstafel). 588 1732 (inhoudstafel). 589 1733-1734. 590 1735-1736. 591 1737-1738. 592 1739-1740 (1741 jan 6). 593 1741-1742. 594 1743-1744 (1745 jan 8). 595 1745-1746 (1747 jan 20). 596 1747 (- 1748 jan 5). 597 1748 (- 1749 jan 28). 598 1749. 599 1750 (- 1751 jan 5, inhoudstafel). 600 1751 (inhoudstafel, band). 601 1752 (- 1753 jan 24, inhoudstafel, band). 602 1753 (inhoudstafel). 603 1754 (inhoudstafel). 604 1755 (inhoudstafel). 605 1756 (inhoudstafel). 606 1757 (inhoudstafel). 607 1758 (- 1759 jan 29, inhoudstafel). 608 1759-1760 (inhoudstafels). 609 1761-1762 (inhoudstafels). 610 1763-1764 (inhoudstafels). 611 1765-1766 (inhoudstafels, band). 612 1767 (inhoudstafel). 613 1768-1769 (inhoudstafels). 614 1770-1771 (1772 jan 10, inhoudstafels). 615 1772-1773 (inhoudstafels). 616 1774 (- 1775 jan 4, inhoudstafel). 617 1775 (inhoudstafel). 618 1776 (inhoudstafel). 619 1777 (inhoudstafel). 620 1778 (inhoudstafel). 621 1779 (inhoudstafel). 622 1780 (- 1781 jan 30, inhoudstafel). 623 1781 (inhoudstafel). 624 1782 (- 1783 jan 21, inhoudstafel). 625 1783 (inhoudstafel). 626 1784 (- 1785 feb 1, inhoudstafel). 627 1785 (inhoudstafel). 628 1786 (inhoudstafel). 629 1787 (- 1788 jan 18, inhoudstafel). 630 1788 (inhoudstafel). 631 1789 (inhoudstafel). 632 1790 (- 1791 jan 7, inhoudstafel). 633 1791 (inhoudstafel). 634 1792 (- 1793 jan 24, inhoudstafel). 635 1793 (- 1794 jan 11, inhoudstafel). 636 Afschriften der resoluties en bijbehorende stukken van de Staten van Friesland over 1632-1633. Met inhoudstafels. 637-639 Afschriften van alfabetische repertoria op namen en trefwoorden in de resoluties van de Staten van Friesland over 1570-1765; opgemaakt c.1766 en [c.1775]. 637 1570-1700. 638 1701-1750. 639 1751-1765, (opgemaakt [c.1775]). 640 [Afgedwaalde] uitnodigingen, proposities en andere procedurele stukken betref- fende de vergaderingen van de Landdag, 1616-1795. 641 Stukken betreffende de Leeuwarder bemoeienis met procedures van de Staten tegen de gewestelijke ontvanger-generaal Taco van Dyxtra inzake verduistering van gelden, en de benoeming van zijn opvolger, 1598-1599. 642 Rekesten van de gewezen ontvanger-generaal Taco van Dyxtra aan de volmachten van de Staten tot restitutie van zijn administratie, om zekere vorderingen nog te kunnen aanwijzen, 1600-1601. 643 Extractresoluties betreffende de Friese bijdrage aan de aflossing van de generaliteits-schuld aan Groot-Brittannië, 1616. 644 Afschrift van een contract van correspondentie betreffende begeving van ambulatoire ambten door Westergo, 1697. 645 Afschrift van stukken uit 1672 inzake het conflict tussen de afgescheiden gewestelijke Staten te Sneek en de magistraat van Leeuwarden, [c.1770?]. 646 Gedrukte missiven en andere publicaties van C.L. van Beyma en andere dissidente volmachten ten Landsdage betreffende misbruiken en verplaatsing van de Statenvergadering naar Franeker, 1787. 647 Gedrukte missiven van Gedeputeerde Staten te Leeuwarden betreffende de onrechtmatigheid van de dissidente statenvergadering in Franeker en andere stukken betreffende de slotfase in de strijd tussen prinsgezinden en patriotten, 1787. 3.2.7.2.2.1. Kwartier der Steden 648-651 Rekeningen van inkomsten en uitgaven van Ypke Oeds als rentmeester van het steden-kwartier, met bijbehorende stukken, over 1577-[1593]; met afhoringen, 1582-1593. 648 1577 medio-1582 medio, afgehoord 1582 aug 14. 649 1583 medio-c.1584, afgehoord 1585 feb 24. 650 1585-1588, afgehoord 1589 apr 21. 651 1589 medio-[c.1593], afgehoord 1593 jun 14. 652 Dubbel exemplaar van het dossier van het proces voor het Hof tussen de Landen en de Steden met name betreffende de verdeling der zetels in het college van Gedeputeerde Staten, 1582-1584; met retroacta vanaf 1515. 653 Afschrift en authentiek afschrift van een tussenvonnis door de prins van Oranje en zijn mederechters in het geschil tussen de Landen en de Steden, strekkende tot de verkiezing binnen een maand van drie maal twee volmachten vanwege de Landen en éénmaal drie volmachten vanwege de Steden in het college van Gedeputeerde Staten, [c.1584]. 654 Authentiek afschrift van een bezwaarschrift van Gedeputeerde Staten aan de prins van Oranje tegen diens tussenvonnis betreffende de nieuwe samenstelling van hun college, met verzoek om apostille ten behoeve van appel bij de Staten Generaal, 1584. 655 Afschrift(?) van memorie van antwoord van Gedeputeerde Staten namens de Landen op een remonstrantie van de Steden bij de gezanten van de Prins van Oranje inzake het invoeren van een nieuwe impost en andere geschillen betreffende oorlogslasten, stemrecht enz., [1584]. 656 Akte waarbij de magistraat van Leeuwarden zich distantieert van de akte van Vercla-ringe van de stadhouder c.s. inzake het geschil tussen de steden en de landen over de Consumptiën, met resolutie tot voorlopige weigering om een stadhouderlijke ordonnantie in deze van 600 carg. te voldoen, 1585. 657 Stukken betreffende financiële verplichtingen van het stedenkwartier, 1589. 658 Stukken betreffende het stedelijk aandeel in de gewestelijke financiële bijdrage aan de oorlogvoering, 1597-1601. 659 Stukken betreffende de strijd tussen de landen en de steden, met name betreffende hun financiële bijdragen ten behoeve van het gewest c.q. de generaliteit, [c.1600]-1602. 660 Missiven van Stadhouder en Hof inzake het geschil tussen de landen en de steden over de verdeling der gewestelijke lasten, 1610. 661 Stukken betreffende het geschil tussen de landen en de steden over hun bijdragen in de gewestelijke lasten, tevens inzake de bemiddeling door de Generaliteit, 1622-[c.1623]. 662 Stukken betreffende interne geschillen in de magistraat van de stad Sloten, 1623. 663 Missive van Gedeputeerde Staten van Friesland om samen met de andere volmachten een gezamenlijk standpunt te komen bepalen over de invoering en tariefstelling van extra-imposten in Friesland ter bestrijding van de algehele oorlogslasten; met afschriften van het desbetreffende bemiddelingsplan met geleide-brief van de Staten Generaal; 1625. Met extract voor de stad Leeuwarden van de gewestelijke bijdragen aan de oorlogslasten van de Republiek, 1625. 664 Staat van in 1626 verpachte imposten in de provincie, met andere stukken betreffende het geschil tussen landen en steden over hun aandeel in de provinciale lasten en de bemiddeling hierin door gecommitteerden van de Staten Generaal, (c.)1626. 665 Stukken betreffende het geschil tussen de landen en de steden over hun aandeel in de gewestelijke lasten, tevens inzake de bemoeienis van de Staten Generaal, [c.1631-1633]. 666 Akte van procuratie voor bouwmeester S. Gerroltsma als gecommitteerde voor de landdag, met kwitanties en aantekeningen, 1724. 667 Afschriften van stukken uit de 17de eeuw betreffende de magistraatsbestelling in de stad Sneek, [c.1730]. 668 Stukken, ingekomen bij het kwartier van de steden, betreffende de ontvanger-generaal van de floreenrente, de boterwagen dezer provincie en de procedure van Arend van Lennep, geweldige provoost van de Friese en Nassause regimenten te Leeuwarden, tegen Jan de Kempenaer, raad ordinaris in het Hof, 1771-1776. 669 Stukken betreffende afspraken rond de vertegenwoordiging van Leeuwarden ten land-dage, [c.1776]. 670 Concept van het rapport van Petrus Wierdsma aan de Staten betreffende de herziening van de regeringsreglementen van de andere Friese steden dan Leeuwarden en Franeker, 1786. 3.2.7.2.3. Stadhouder en Hof Zie ook hierboven inv.nrs. 468, 470, 481. Zie ook inv.nrs. 419, 690, 1375, 1446, 1449, 2599 en 2683. 671 Afschrift van een authentiek afschrift van een authentiek extract van een resolutie van 1591 van magistraat, gezworenen en hoplieden betreffende onthouding door het Hof van handelingen die in strijd zijn met de belangen van de stad. Met in dorso enkele aantekeningen desbetreffend, [c.1600]. 672 Brieven van stadhouder Hendrik Casimir betreffende de geboorte van een prinses en betreffende zijn vertrek te velde, 1689 en 1691. 673 Afschriften van resoluties vanaf 1603 van de magistraat c.a. betreffende het huis Nassau en Oranje; opgemaakt 1729-1733. 674 Missive van M[aria Louise], prinses van Oranje, betreffende haar afscheid als regentes en het aantreden van haar zoon als erfstadhouder en kapitein-generaal, 1731. 675 Afschrift van een verklaring door de stadhouder betreffende aanmatiging door de Staten van het recht van pardon, [1741?]. 676 Stukken betreffende de gebeurtenissen rond de vergroting van de stadhouderlijke macht en de hervorming van het belastingstelsel, 1747-1753. 677-678 Stukken ingekomen van de Stadhouder, hoofdzakelijk betreffende de magistraatsbestelling, 1748-1794. 677 1748-1759. 678 1760-1794. 679 Extract-resolutie van de Staten ter verplichting van de leden van het Hof tot betaling van de wachtgelden in Leeuwarden, met andere stukken betreffende het geschil hierover met de magistraat, 1750. 680 Missive van Gedeputeerde Staten betreffende rouwbetoon stadhouder Willem IV en uitschrijving landdag, 1751. 681 Gedrukt rondschrijven van Gedeputeerde Staten inzake rouw bij het overlijden van stadhouder Willem Karel Hendrik Friso, 1751. 682 Afschriften van stukken betreffende de zaak Onno Zwier van Haren, 1761-1762. 683 Ingekomen en andere stukken betreffende het overlijden en de begrafenis van prinses Maria Louisa, weduwe van stadhouder Johan Willem Friso, 1765. 684 Afschrift van een memorie van 23 februari 1767 van het Hof voor de Staten in antwoord op een bij hen door de Magistraat ingediende 'deductie' betreffende incompetentie van het Hof tot dagvaarding inzake zijn geschil met de destillateur Pieter Algra, [c.1767]. 685 Stukken betreffende de organisatie van de intocht in Friesland van stadhouder Willem V, met enkele dichtwerken, 1773. 686 Extractresolutie van de Staten ter verplichting van de leden van het Hof tot betaling van de wachtgelden in Leeuwarden, 1778. 687 Gedrukte missive van enkele anonieme 'ingezetenen van Friesland' aan de Nationale Vergadering met verzoek om herstel en bescherming van het Friese Hof, dat door acties van de 'Provisionele Representanten' in zijn traditionele macht was aangetast, [1796]. 3.2.7.3. De periode van de centrale staat (1798-1811) 688 Stukken ingekomen van het Administratief Bestuur betreffende de viering van het Nationaal Feest op 19 mei, 1798. 689 Aantekeningen en correcties, geplaatst op stukken betreffende de intochten van stad-houder Willem V in Leeuwarden in 1773 en 1777, [ten behoeve van de organisatie van het Nationaal Feest?], [1798?]. 690 Lijst van voormalige gewestelijke jaarlijkse uitgaven aan de stadhouder, [c.1800]. 691 Authentieke afschriften van de registers der Leeuwarder stemmen pro en contra het ontwerp van Staatsregeling van 14 september, 1801. 692 Afschriften van de registers der Leeuwarder stemmen pro en contra het ontwerp van staatsregeling, annex benoeming van Rutger Jan Schimmelpenninck tot Raadpensionaris, van 25 maart, 1805. 693 Lijst van coupons van nationale schuldbrieven, [c.1805]. 694 Stukken betreffende feestelijkheden rond het geplande bezoek van koning Lode-wijk Napoleon, 1808. 695 Gedrukte stukken betreffende de invoering van een 'Grootboek der Nationale Schuld', de instelling van bemiddelende administratiekantoren etc., 1809. 3.2.8. Stedelijke ambten en bedieningen De 'personele middelen' die het stadsbestuur bij de uitvoering van zijn taken ter beschikking had kunnen misschien het beste in drie hoofdcategorieën worden onderverdeeld. In de eerste plaats waren er de typische ambtenaren, mensen in dienst van de stad die hun taken vervulden binnen het stedelijke hiërarchische bestuurssysteem en daarvoor ook min of meer vast werden bezoldigd. De stadsbodes en de stedelijke schrijvers waren daar de oudste (laatmiddeleeuwse) voorbeelden van, later nog vermeerderd met functies die met de openbare orde waren verbonden (als bijvoorbeeld de 'wachtmeester' met zijn handvol 'assistenten', de 'fiskaal' en de 'executeur' of met het onderhoud van de openbare ruimte (de 'stadstimmerman' bijvoorbeeld, maar ook de 'boomsnoeier'). Vervolgens waren er functionarissen met wie de stad een contract afsloot voor het leveren van een bepaalde prestatie en die hun functie - binnen de kaders van hun instructie en andere reglementering - min of meer op eigen risico hadden te vervullen; de stedelijke rentmeesters en belastingpachters waren daar voorbeelden van. Tenslotte was er de oudste categorie van degenen wier taakvervulling terugging op de periode van het ontstaan van de stad en vooral met de openbare orde verbonden was. Zij ressor-teerden bijvoorbeeld onder de stedelijke schutterij, die men altijd enigszins als een tegenmacht van onderop tegen het stadsbestuur was blijven zien. Het functioneren van bijvoorbeeld 'poortwachters' en 'ratelaars' werd tenslotte natuurlijk ook door het stadsbestuur geregeld en georganiseerd, maar toch altijd op een wat indirecte manier. Misschien kan men tot deze categorie ook semi-ambtenaren als 'turf-', 'kaas-', 'rogge-' en 'bierdragers' (c.q. '-meters') rekenen, die bij hun sjouwwerkzaamheden namens de stad onder andere ook controleerden of de betreffende handel wel eerlijk verliep, en die - als sterke mannen - bij exceptionele situaties (bijvoorbeeld bij brand) ook voor de handhaving van de openbare orde konden worden ingezet. De eerste en de derde categorie van functies vindt men terug in de hier opgenomen 'kleine instructieboeken', alsmede in hun voorlopers de 'policyboeken' (hoofdstuk 2.1, inv.nrs. 126-127). De tweede categorie zoeke men in de serie 'stads aktenboeken' (hoofdstuk 2.4) en de ervan afgesplitste serie 'Aktenboeken van Pachters en Collecteurs' (hoofdstuk 2.9.2.1, inv.nrs. 1065-1071). Losse, althans op één functie toegespitste instructies of benoemingen treft men - krachtens het algemene indelingsprincipe van deze inventaris - in de rubriek waar het betreffende takenveld onder valt, zoals de aanstelling van een 'torenwachter' in hoofdstuk 2.12 (inv.nr. 1839) en van een (inmiddels als ambtelijke 'ontvanger' aangeduide) rentmeester in hoofdstuk 2.9.1 (inv.nr. 729). Voor regelgeving met betrekking tot de begeving van ambten (door leden van het stadsbestuur, of door de stadhouder) wordt men vooral verwezen naar hoofdstuk 2.6, met name de inv.nrs. 339 en 344. In inv.nr. 356 treft men feitelijke benoemingen aan. Hieronder treft men ook enkele stukken aan die toe te schrijven zijn aan ambtenaren 'persoonlijk', min of meer analoog aan de stukken in rubriek 2.6.4 (onder meer in inv.nr. 705). 696-698 'Kleine instructieboeken': protocollen van instructies voor de ambten en bedieningen der stad Leeuwarden, 1660-1814, met aanvullingen tot 1819; met aantekeningen en akten van eedaflegging tot 1826. Met bovendien: - inhoudstafels - afschrift [medio 19de eeuw] van instructie Stadsroeper van 1720 (inv.nr. 696 na fol. 118). 696 1660-1751, aanvullingen tot 1814, eedafleggingen tot 1817. 697 1753-1795, aanvullingen tot 1796, eedafleggingen tot 1823. 698 1796-1814, aanvullingen tot 1819, eedafleggingen tot 1826. 699 Afschriften van instructies voor stedelijke ambten en bedieningen en van andere stukken desbetreffend uit 1641-1772, [c.tweede helft 18de eeuw]. 700 Authentiek afschrift van een appointement van magistraat en gezworen gemeente op een remonstrantie van de stadssecretaris [Otto Swalue] betreffende voorwaarden, aan zijn ambt verbonden, 1593. 701 Penproeven [van stadsklerk of -schrijver?], [c.eerste kwart 17de eeuw]. 702 'Boek der pensionarissen': register van aantekeningen en verhandelingen van diverse rechtsgeleerden, met voorin citaten van retorische aard, c.1618-[c.1636?]. 703 Lijsten van de turfdragers en -meters, waaronder soldaten, en van de rogge-, bieren kaasdragers, 1736. 704 Akte van overeenkomst tussen de boelgoedsontvanger en de rentmeester der geestelijke goederen betreffende hun onderlinge rangorde in de drie kerken, 1763. 705 Ingekomen en andere stukken van en betreffende de eerste klerk Gysbertus van der Ley, [c.1768-c.1781]. 706 Stukken betreffende het geschil tussen de officieren van het corps turfdragers en Teunis Gerrits Jongbloed, turfdrager en tevens stoker ter Kanselarij, betreffende de verplichting tot het 'aanzetten' der turfschuiten, 1775. 707 Lijst van stadsambten en -bedieningen in verband met revisie door gecommitteerden uit magistraat en vroedschap, c.[1786]. 708 Missive van de Landdrost betreffende het niet vervullen van vacatures van stadsambten zolang de bestuurlijke reorganisatie [van februari] nog niet is ingegaan, 1808. 709 Akte van borgtocht door Siterus van der Meulen, meester molenaar, t.b.v. Harmen Veltman, bode bij burgemeester en schepenen, in zake de door hem als bode te ontvangen penningen, 1810. 3.2.9. Financieel beheer De onderverdeling van dit hoofdstuk in 'Rekenschap', 'Belastingen' en 'Bijzondere financiële rechten en verplichtingen' betreft werelden die in de praktijk scherp gescheiden bleven: het Leeuwarder stadsbestuur trad in het algemeen formeel collegiaal op en delegeerde weinig taken aan vaste commissies; er bestond dan ook niet duurzaam zoiets als een stedelijke thesaurie of een rekenkamer, die meer synthese in de organisatie van het financiële beheer hadden kunnen aanbrengen. Het soms samenvallen sinds het einde van de achttiende eeuw van een rentmeestersambt met een of meer belastinginningstaken in één persoon was dan ook eerder pragmatisch gemotiveerd dan product van het systeem. - Voor de specifieke rol van de bouwmeesters in het financiële beheer zie men de inleiding van het volgende hoofdstuk, over het goederenbeheer. De stukken van financieel beleid vindt met in principe in de hoofdstukken 2.7 en 2.6 (en uiteraard in de hoofdstukken 2.1-2.3). 3.2.9.1. Rekenschap In de zestiende eeuw benoemde de magistraat elk jaar uit zijn midden een of twee rentmeesters, die het financiële beheer van de stedelijke goederen voerden en daarvan in het jaar daarop aan het voltallige college rekenschap aflegden. Deze constructie impliceerde een vermenging van financieel beheer en de controle daarop, waar in 1610 een definitief eind aan werd gemaakt, toen besloten werd dat de rentmeesters in het vervolg van buiten de magistraat moesten worden gecontracteerd. In februari 1580 werden de bezittingen van kerken en kloosters door de stedelijke overheid in beheer overgenomen om in het vervolg voor de nieuwe ware vroomheid te worden aangewend. Dit betekende dat er naast de administratie van de traditionele stedelijke inkomsten en uitgaven een geheel nieuwe administratie, die over de 'geestelijke goederen', moest worden ingevoerd. Van deze geestelijke goederen werden drie jaar later de buiten de stadswallen gelegen voormalige kloosterbezittingen afgesplitst, ten behoeve van de armenzorg, waarvan de inkomsten bij loting gelijkelijk over drie partijen werden verdeeld: het (Sint Anthony)gasthuis, het (Old Burger)weeshuis (op termijn) en de stad zelf, die in de persoon van haar 'hoofddiaken' of 'bedienaar der armen' de zorg voor de 'huiszittende' (= thuiswonende) armen droeg. Deze nieuwe - derde - categorie van goederen in stedelijk beheer werd ter onderscheiding van de geestelijke goederen als 'quotisatiegoederen' aangeduid. Alle drie deze goederenfondsen werden door een aparte rentmeester geadministreerd; vanaf 1679 werden de rentmeesterschappen van de geestelijke en de quotisatiegoederen bekleed door één en dezelfde persoon. Veel van de juridische kant van deze geschiedenis is beschreven in: Van Apeldoorn, De kerkelijke goederen II, p. 306-336 en 432-442. Voor de samenstelling van de drie rekeningen vergelijke men Bijlage 1. De administratieve driedeling heeft zich gehandhaafd tot 1810, toen de geestelijke en de quotisatierekening tenslotte in de stadsrekening werden geïntegreerd. Afhoring (formele vaststelling) van de rekeningen geschiedde tot 1794 door gecommitteerden uit magistraat en vroedschap, in 1795 en 1796 door gecommitteerden uit de 'municipaliteit', in 1797 door gecommitteerden uit de 'raad der gemeente' en uit de gemeente, van 1798 tot 1802 door gecommitteerden uit de raad der gemeente alleen, op 9 januari 1804 door gecommitteerden uit het 'gemeentebestuur', uit de ingezetenen en uit de afgegane raad der gemeente, van 20 december 1804 tot 1807 door gecommitteerden uit het gemeentebestuur en in 1808 door gecommitteerden uit het ontbonden gemeentebestuur. De burgemeester (maire) hoorde af in 1809 en 1811, met approbatie door achtereenvolgens de wethouders (adjoints au maire) en vroedschap en 'kwartiersdrost ('sous-prefect'). In 1812 is de stadsrekening over 1810 afgehoord door de 'municipale raad' ('vroedschap') en vervolgens ter goedkeuring naar de centrale regering in Parijs gezonden. De achttiende-eeuwse geestelijke rekeningen kenden de bijzonderheid dat ze tevens werden afgehoord door de bouwmeesters - als kerkmeesters - en door gecommitteerden uit de bevelhebbers. De drie belangrijkste rentmeesters van de stad hebben soms ook andere - onderliggende - administraties gevoerd, zoals die van de trekwegstollen (rubriek 2.10.2.2.7), die uiteindelijk ook in de stadsrekening werd verwerkt, en van de logisgelden (inv.nrs. 1896 e.v.), waarvan de saldi ten goede kwamen aan de geestelijke en sinds 1767 aan de quotisatierekening, ten behoeve van de armenzorg. In de 'functionele' hoofdstukken 2.9.2, 2.10, 2.12, 2.13, 2.17 en 2.19 treft men ook andere rekeningen aan, met gespecialiseerde bestemming, waarvan sommige door of vanwege de stad werden opgemaakt maar haar niet ten goede kwamen, zoals de - gewestelijke - floreenrekening (inv.nrs. 1223 e.v.). Men zie overigens ook het archief van de Nederlandse Hervormde Kerkvoogdij, inv.nrs. 1247, 1251 enz. Een substantieel gedeelte van de hierna beschreven administratie behoort overigens strict genomen niet tot het eigenlijke stedelijke archief, maar is afkomstig uit de nalatenschappen van een aantal rentmeesters persoonlijk. Het betreft met name een aantal rendantsrekeningen - waarvan de stedelijke exemplaren in wezen als dubbelen kunnen worden beschouwd - en ondersteunende stukken als rekeningbijlagen (waarvan de kwitanties in principe bij de afhoring werden gecancelleerd, ongeldig gemaakt), manualen ('annotatieboeken') van inkomsten, diverse lijsten enzovoort. De manualen werden in principe steeds door een oude aan een nieuwe rentmeester overgedragen, veel andere stukken werden dan meeverhuisd. Van een zevental rentmeesters moet in dit verband iets naders worden gezegd. Lieuwe Pieters, gemeensman en schepen van 1588 tot 1609, was - naast rentmeester van het Soete Naam Jezusgilde van 1600-c.1611 - rentmeester geestelijke goederen van 1595 tot zijn dood eind 1611 of 1612. Voor het tijdstip van verwerving door de stad van zijn kladrekening van inkomsten (inv.nr. 927, tevens aantekeningen bevattend voor zijn gilde-administratie), bestaat geen aanwijzing. Van de rentmeester stadsgoederen Taco Buma (1685-1718) is een legger van de inkomsten uit de stads kruidbanken uit 1686 afkomstig. Theodorus Tadema was rentmeester geestelijke en quotisatiegoederen 1700-1718; zijn stukken werden in 1872 ontvangen van jhr.mr. I.H.N.A. van Beyma thoe Kingma. Van Joannes van Beucker (geestelijke en quotisatiegoederen 1738-1743) werden de rekeningen mogelijk in 1834 ontvangen, mét de nalatenschap van zijn kleinzoon G.J. Voorda. Gerard Jacob Voorda was rentmeester geestelijke en quotisatiegoederen van 1762 tot 1791 (en van 1803 tot 1805 tevens 'archivarius' van de stad). Zijn administratie werd verworven in 1834, van het Nieuwe Stads Weeshuis, dat Voorda's integrale nalatenschap had geërfd (vgl. onder meer ook inv. nrs. 965 en 1739). De stukken van Petrus Dorhout (rentmeester van de stadsgoederen tot ongeveer augustus 1810, formeel vanaf 1752 maar feitelijk vanaf 1763) zijn waarschijnlijk alle in 1871 uit het familiebezit verworven. Lambertus Idzardi tenslotte werd met ingang van 1792 rentmeester der geestelijke en der quotisatiegoederen. Na de dood van Petrus Dorhout trad hij op 6 september 1810 tevens als rentmeester van de stadsgoederen aan, wat hij onder de benaming van 'ontvanger' bleef tot 1817, toen hij wegens corruptie met de stad in conflict kwam. Hierbij is een groot deel van zijn administratie in beslag genomen en vervolgens in stedelijk bezit gebleven. Vgl. ook het Secretariearchief 1811-1941, met name inv.nrs. 2498-2506, en het persoonsarchief Lambertus Idzardi (HCL, toeg.nr. 189-F). Geheel los van het eigenlijke financiële systeem van de stad stond de Magistraats- en Vroed-schapsbeurs, die in 1679 door de leden van het stadsbestuur werd ingesteld om er belangrijke maar niet onmisbare projecten uit te financieren, zoals de aanschaf van het nieuwe carillon in 1677, de bouw van het nieuwe raadhuis in 1715 en de uitbreiding daarvan in de jaren 1760. Ook werden er een aantal meer luxueuze uitgaven uit bekostigd, als electeurs-penningen, afscheidsmaaltijden en stoven in de kerk. Het fonds werd gevoed door de stadsbestuurders zelf, later ook door ambtenaren. Rekenschap werd gedaan, meest tweejaarlijks, door een lid van Magistraat of Vroedschap. Voor een historisch overzicht raadplege men het rapport uit 1774 van de commissie onder leiding van Petrus Wierdsma, onder inv.nr. 1057. Namenlijsten van diverse aan de stad rekenplichtige rentmeesters zijn opgenomen op de website van het HCL: www.historischcentrumleeuwarden.nl. 3.2.9.1.1. Algemeen 710-714 'Slotboeken der voornaamste rekeningen': afhoringen van de belangrijkste rekeningen van aan het stadsbestuur rekenplichtige rentmeesters en andere functionarissen; 1648-1823. Met bovendien: - in periode 1723-1754 ook afhoringen van kleinere of extraordinaris-rekeningen - vanaf 1769/70 tevens de afhoringen der rekeningen van de Stads Armenkamer. 710 1648-c.1691 (1697). 711 c.1692-c.1722. 712 c.1723-c.1741. 713 c.1741-c.1769(1774). 714 c.1770-c.1806. 715-716 'Slotboeken van diverse rekeningen': afhoringen van de kleinere of extra-ordinaris-rekeningen van aan het stadsbestuur rekenplichtige functionarissen, 1755-1811. 715 1755-1781. 716 1782-1811. 3.2.9.1.1.1. Sanering stedelijke financiën Vaak vormden armenzorg en oorlogslasten aanleiding voor algehele saneringsoperaties, vergelijk dus ook de betreffende hoofdstukken (o.a. inv.nrs. 2182, 2188, 2192v.). Vergelijk ook inv.nrs. 1303, 1329, 1348, 1353-1355, 1677. 717 Concept van een rapport van een commissie uit magistraat en vroedschap betreffende sanering van de stadsfinanciën, [1751]. 718 Afschrift van het rapport van de commissie uit magistraat en vroedschap uit 1751 betreffende de financiële positie van de stad, [c.1758]. 719 Opschrift van commissierapport c.a. uit 1761 betreffende sanering stedelijke financiën, [c.1770?]. 720 Register van rapporten en andere stukken van 1791-1795 jan betreffende de verbetering van de financiële positie van de stad, [c.1795?]. 721 Afschrift van de 'Balance' uit het rapport van 1791 (in inv.nr. 720) betreffende de verbetering van de financiële positie van de stad, [c.1791?]. 722 Afschriften van rapporten van 1791-1792 betreffende de verbetering van de financiële positie van de stad, [c.1791 en c.1792?]. 723 Aantekeningen [door vroedsman R. Buysing] over en afschriften uit het rapport betreffende sanering der stadsfinanciën, [1792]. 724 Gedrukte verhandeling van de Raad der Gemeente voor de burgerij betreffende de financiële positie van de stad, 1798. 725 Minuutrapport van 1805 feb 6 van een financiële commissie uit het Gemeentebestuur betreffende sanering der stedelijke financiën, met bijlagen en andere bijbehorende stukken, z.j. en 1803-1805. 3.2.9.1.1.2. Overig Mogelijk zijn al deze stukken uit het archief van rentmeester Lambertus Idzardi afkomstig. 726 Stukken betreffende arresten op Lambertus Idzardi als rentmeester der geestelijke, c.q. quotisatie- of stadsgoederen, tot rechtstreekse betaling aan de crediteuren van zekere in rechte tot schuldenaar verklaarde personen, 1802-1811. 727 Kwitanties voor de betaling van de verponding op goederen van de stad, 1806-1810. 728 Extract uit het verhandelde van de burgemeester betreffende de nieuwe modellen voor de drie stedelijke rekeningen, 1808. 729 Extract uit het verhandelde van de landdrost betreffende rijksbesluit tot aanstelling van slechts één ontvanger per plaatselijk bestuur, 1810. 730 Gedrukte circulaire betreffende wettelijke vertegenwoordiging van gemeentelijke ontvangers in Parijs, met name voor het Cour des Comptes, [c.1811]. 3.2.9.1.2. Administratie der goederen en rechten van de stad In ARA Brussel bevindt zich een extract uit de stedelijke rekening van 1566, betreffende de kosten gemaakt bij het in veiligheid brengen van de R.K. kerkelijke kostbaarheden op 31 augustus e.v. van dat jaar (Papiers de l'État et de l'Audience inv.nr.293, folio 370-374). - Uiteraard is er naast de gebruikelijke algemene boekhouding ook financiële administratie gevoerd op de diverse gespecialiseerde taakvelden van het stadsbestuur, zoals verkeer, militaire en rechtszaken; men zie hiervoor steeds de betreffende hoofdstukken (bijvoorbeeld inv.nrs. 1666v, 1897v, 3925v). Vgl. bijvoorbeeld ook inv.nr. 1295. 731 'Ontfanckregister van stadts Leuwaerden renten ende incoomsten, beginnende in Anno 1524 den 7en dach Januarij': register waarin aangetekend enkele inkomsten van de stad, 1524-1532(1534). Met bovendien: - aantekeningen betreffende enkele inkomsten en betreffende bewijs van goed gedrag voor Jan van Nijenhuys, 1538 (p.92, 96). Tevens: 'Bakkersboek': aantekeningen en akten betreffende: - uitgedeelde boetes en andere zaken betreffende keurmeesters, molenaars en bakkers, 1542-1545, 1565, 1570-1571, 1581-1593 (p.100, 108-117, 123, 704-715) - bakkersproeven, -eden en -merken, [1543]-1557, 1560-1799 (p.101-107, 6, 118-657) - benoemingen van keurmeesters, 1578-1593, 1714-1802 (p.690, 664-672) - de ordonnantie vanwege de keizer van 1542 betreffende bakkers, keurmeesters en molenaars, [eind 16de eeuw?] (p.692-703). 732 Akte waarbij het stadsbestuur raadsman Jacob Adams kwiteert voor zijn rekenschap over 1529[-c.1530?], 1535. 733 Afschrift (concept?) van de akte waarbij het stadsbestuur krachtens opdracht van het Hof de raadsluiden Sithie Sythies als rentmeester en Jacob Adams als medeondertekenaar voor het boekjaar 1535 jul 25-1536 jul 25 met het financiële beheer van de stad belast, 1535. 734-843 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de stadsrentmeester over 1700-1809; afgehoord door gecommitteerden uit het stadsbestuur respectievelijk de achtereen-volgende gemeentebesturen 1702-1810. Met bovendien: - extra goedkeuringen van 1809 tot 1811 - rekening over januari 1808 (841) - rekeningen met betrekking tot de Stads Bank van Lening over c.1771-c.1773 en c.1780-c.1791, met afhoringen van 1781-1791 - diverse lijsten en andere stukken. 734 1700, afgehoord 1702 mei 16. 735 1701, afgehoord 1703 apr 18. 736 1702, afgehoord 1704 apr 14. 737 1703, afgehoord 1704 dec 17. 738 1704, afgehoord 1706 jan 13. 739 1705, afgehoord 1706 dec 23. 740 1706, afgehoord 1707 dec 29. 741 1707, afgehoord 1709 mrt 4. 742 1708, afgehoord 1710 mei 22. 743 1709, afgehoord 1711 apr 2. 744 1710, afgehoord 1711 dec 21. 745 1711, afgehoord 1712 dec 22. 746 1712, afgehoord 1713 dec 20. 747 1713, afgehoord 1714 dec 19. 748 1714, afgehoord 1715 dec 23. 749 1715, afgehoord 1716 dec 16. 750 1716, afgehoord 1717 dec 21. 751 1717, afgehoord 1718 dec 29. 752 1718, afgehoord 1719 dec 21. 753 1719, afgehoord 1720 dec 30. 754 1720, afgehoord 1721 okt 16. 755 1721, afgehoord 1722 dec 3. 756 1722, afgehoord 1723 nov 24. 757 1723, afgehoord 1724 nov 13. 758 1724, afgehoord 1725 nov 28. 759 1725, afgehoord 1726 dec 3. 760 1726, afgehoord 1727 dec 2. 761 1727, afgehoord 1728 dec 13. 762 1728, afgehoord 1729 dec 22. 763 1729, afgehoord 1730 dec 18. 764 1730, afgehoord 1731 dec 18 (achterin lijst der 'insolvente resten'). 765 1731, afgehoord 1732 nov 24. 766 1732, afgehoord 1733 okt 14. 767 1733, afgehoord 1734 nov 17 (achterin lijst van tussen 1719 en 1733 afgeloste 'Stads Grond-pagten' ). 768 1734, afgehoord 1735 dec 14. 769 1735, afgehoord 1736 dec 12. 770 1736, afgehoord 1737 dec 18. 771 1737, afgehoord 1738 dec 18. 772 1738, afgehoord 1739 dec 10. 773 1739, afgehoord 1740 dec 22. 774 1740, afgehoord 1741 dec 4. 775 1741, afgehoord [1742 dec 10]. 776 1742, afgehoord 1743 nov 18. 777 1743, afgehoord 1744 nov 26. 778 1744, afgehoord 1745 dec 20. 779 1745, afgehoord [1746 dec 21]. 780 1746, afgehoord 1747 dec 19. 781 1747, afgehoord 1748 dec 24. 782 1748, afgehoord 1749 dec 23. 783 1749, afgehoord 1750 dec 23. 784 1750, afgehoord 1751 dec 15. 785 1751, afgehoord 1752 sep 19. 786 1752, afgehoord 1753 dec 11. 787 1753, afgehoord 1754 dec 12. 788 1754, afgehoord 1755 dec 8. 789 1755, afgehoord 1756 nov 26. 790 1756, afgehoord 1757 nov 25 (achterin lijst van 'insolvente resten'). 791 1757, afgehoord 1758 dec 13. 792 1758, afgehoord 1759 dec 7. 793 1759, afgehoord 1760 dec 29. 794 1760, afgehoord 1761 dec 8. 795 1761, afgehoord 1762 dec 22. 796 1762, afgehoord 1763 dec 23. 797 1763, afgehoord 1764 dec 20. 798 1764, afgehoord 1766 jan 22. 799 1765, afgehoord 1766 dec 3. 800 1766, afgehoord 1767 dec 9. 801 1767, afgehoord 1768 dec 12 (voorin extract-resolutie van 1768 okt 14 betreffende relatie tussen rekeningjaar en feitelijke betaaldata). 802 1768, afgehoord 1769 nov 27. 803 1769, afgehoord 1770 dec 10. 804 1770, afgehoord 1771 dec 2. 805 1771, afgehoord 1772 nov 25. 806 1772, afgehoord 1773 nov 8 (Stads Bank van Lening over 1771 mrt-1773 jul 4). 807 1773, afgehoord 1774 nov 28. 808 1774, afgehoord 1775 dec 6. 809 1775, afgehoord 1776 nov 27. 810 1776, afgehoord 1777 nov 24. 811 1777, afgehoord 1778 nov 5. 812 1778, afgehoord 1779 dec 1. 813 1779, afgehoord 1780 nov 29. 814 1780, afgehoord 1781 dec 13 (achterin de gelijktijdig afgehoorde rekening Stads Bank van Lening over 1779 dec 8-1780). 815 1781, afgehoord 1782 dec[18] (als voren over zelfde jaar). 816 1782, afgehoord 1783 dec 22 (als voren). 817 1783, afgehoord 1784 dec 2 (als voren). 818 1784, afgehoord 1785 dec 6 (als voren). 819 1785, afgehoord 1786 nov 20 (als voren). 820 1786, afgehoord 1787 nov 19 (als voren). 821 1787, afgehoord 1788 okt 30 (als voren). 822 1788, afgehoord 1789 okt 19 (als voren). 823 1789, afgehoord 1790 okt 18 (als voren, maar over periode 1789-1790 jul 4). 824 1790, afgehoord 1791 nov 9 (als voren, over periode 1790 jul 4-1791 jul 3). 825 1791, afgehoord 1792 okt 22. 826 1792, afgehoord 1793 nov 13. 827 1793, afgehoord 1794 okt 16. 828 1794, afgehoord 1795 nov 25. 829 1795, afgehoord 1796 nov 28. 830 1796, afgehoord 1797 dec 18. 831 1797, afgehoord 1798 nov 15. 832 1798, afgehoord 1799 okt 21. 833 1799, afgehoord 1800 okt 13. 834 1800, afgehoord 1801 okt 21. 835 1801, afgehoord 1802 okt 14. 836 1802, afgehoord 1804 jan 9 (voorin proces-verbaal mede betreffende approbatie der rekeningen vanaf 1797). 837 1803, afgehoord 1804 dec 20. 838 1804, afgehoord 1805 nov 21. 839 1805, afgehoord 1806 nov 27. 840 1806, afgehoord 1807 nov 30. 841 1807, afgehoord 1808 nov 28 (achterin gelijktijdig afgehoorde rekening over januari 1808). 842 1808, afgehoord 1809 jun 3 (approbaties jun 6 en nov 25). 843 1809, afgehoord 1810 dec 28 (approbaties 1811 jan 15). 844 [Afgekeurde versie van de] rekening over 1810, met bijbehorende stukken, [c.1811]. 845 Authentiek afschrift van de rekening van inkomsten en uitgaven door de stadsrentmeester over tevens van de afhoring door de Municipale Raad in 1812 okt 8. Met latere aantekeningen betreffende de hier nu opgenomen geestelijke en quoti-satiegoederen, [c. eerste kwart 19de eeuw]. 846 Borderellen van de rekeningen van de stadsrentmeester over 1761, 1764 en 1768. 3.2.9.1.2.1. Uit archief rentmeester Taco Buma 847 Legger van de inkomsten uit de stads kruidbanken, dwingers, grondpachten en andere verpachte plaatsen, met aantekeningen en kwitanties betreffende ontvangst, 1686. 3.2.9.1.2.2. Uit archief rentmeester Pieter Dorhout 848 Extract-resoluties van de magistraat betreffende de aanstelling van Pieter Dor-hout tot rentmeester van het stadscomptoir en diens vervanging gedurende zijn minderjarigheid, 1751 en 1762. Met authentiek afschrift van de rentmeestersinstructie, [1763]. 849-880 Rendantsexemplaren van de rekeningen van de inkomsten en uitgaven vanwege de stadsgoederen over 1763-1807; afgehoord door gecommitteerden uit het stadsbestuur resp. de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1764-1808. Met lacunes. Met bovendien: - rekeningen Stads Bank van Lening over c.1780-c.1791, met afhoringen van 1781-1791 - enkele andere stukken. 849 1763, afgehoord 1764 dec 20. 850 1764, afgehoord 1766 jan 22. 851 1765, afgehoord 1766 dec 3. 852 1766, afgehoord 1767 dec 9. 853 1767, afgehoord 1768 dec 12 (voorin extract-resolutie van 1768 okt 14 betreffende relatie tussen rekeningjaar en feitelijke betaaldata). 854 1768, afgehoord 1769 nov 27. 855 1771, afgehoord 1772 nov 25. 856 1774, afgehoord 1775 dec 6. 857 1775, afgehoord 1776 nov 27. 858 1778, afgehoord 1779 dec 1. 859 1779, afgehoord 1780 nov 29. 860 1780, afgehoord 1781 dec 13 (achterin de gelijktijdig afgehoorde rekening Stads Bank van Lening over 1779 dec 8-1780). 861 1782, afgehoord 1783 dec 22 (als voren over zelfde jaar). 862 1783, afgehoord 1784 dec 2 (als voren). 863 1784, afgehoord 1785 dec 6 (als voren). 864 1785, afgehoord 1786 nov 20 (als voren). 865 1786, afgehoord 1787 nov 19 (als voren). 866 1787, afgehoord 1788 okt 30 (als voren). 867 1788, afgehoord 1789 okt 19 (als voren). 868 1789, afgehoord 1790 okt 18 (als voren, maar over periode ' 1789-1790 jul 4). 869 1790, afgehoord 1791 nov 9 (als voren, over periode 1790 jul 4-1791 jul 3). 870 1791, afgehoord 1792 okt 22. 871 1796, afgehoord 1797 dec 18. 872 1797, afgehoord 1798 nov 15. 873 1798, afgehoord 1799 okt 21. 874 1801, afgehoord 1802 okt 14. 875 1802, afgehoord 1804 jan 9 (voorin proces-verbaal mede betreffende approbatie der rekeningen vanaf 1797). 876 1803, afgehoord 1804 dec 20. 877 1804, afgehoord 1805 nov 21. 878 1805, afgehoord 1806 nov 27. 879 1806, afgehoord 1807 nov 30. 880 1807, afgehoord 1808 nov 28. 881 Lijst van de feitelijke inkomsten en uitgaven van de stadsrentmeester over 1767 -1768 feb. 882 Conceptmodel voor de rekening van de inkomsten en uitgaven over 1791 van de stadsrentmeester, 1792. 883 Rendantsexemplaar van de rekening over 1808 jan, afgehoord 1808 nov 28. 884 Model voor de rekening van de inkomsten en uitgaven van de stad, [1808]. 885 Concept van de rekening over 1808, tevens van de afhoring en de eerste approbatie als in stedelijk exemplaar inv.nr. 842, [c.1809]. 886 Rendantsexemplaar van de rekening van de inkomsten en uitgaven vanwege de stadsgoederen over 1809; afgehoord door de Burgemeester, 1810 dec 28. 887 Als inv.nr. 886, met de approbaties van 1811 jan 15. 888 Afrekening ten overstaan van Burgemeester en Wethouders tussen de erven Petrus Dorhout en Lambertus Idzardi betreffende de inkomsten en uitgaven van de stad over 1810 tot c.aug, 1810 dec 29. Met een bijlage. 889-892 'Annotatieboeken': manualen van de inkomsten vanwege de stad, c.1754 -1810 c.aug. 889-892 'Annotatieboeken': manualen van de inkomsten vanwege de stad, c.1754 -1810 c.aug. 889 c.1754-c.1763. 890 c.1762-1779. 891 1780-1796. 892 1797-1810 c.aug. 893 Legger van de inkomsten uit de stads kruidbanken, grondpachten en verpachte plaatsen c.a., opgemaakt 1762, bijgehouden tot c.1778; met aantekening van de totale jaar-inkomsten, 1761-1776. 894 Legger der te innen 'grondpachten' en eeuwige renten met aantekening van de betalingen en kwitanties voor ontvangst door de stadsrentmeester, 1808-1809. 895 Lijst van enkele stadsgoederen, [c.1808?]. 896 Extractresoluties, kwitanties en andere stukken betreffende inkomsten en uitgaven, c.1754-1811. 3.2.9.1.2.3. Uit archief rentmeester Lambertus Idzardi 897 Concept van de stadsrekening over 1810, met enkele bijlagen, 1810-[c.1811]. 898 Rendantsexemplaar van de rekening van de inkomsten en uitgaven vanwege de stadsgoederen over afgehoord door de Municipale Raad, 1812 okt 8, met authentiek afschrift van het proces-verbaal van zijn beraadslagingen. 899 Fragmentafschrift van de stadsrekening over 1810, [c.1812]. 900 Dagboek van de inkomsten en uitgaven vanwege de stad, 1810 c.sep-1811 c.jan. 3.2.9.1.3. Administratie der kerke- en kloostergoederen tot juli 1583 901 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de rentmeester en kerkvoogd van de Sint-Vituskerk van Oldehove over 1576-1580 apr; afgehoord door gecommitteerden uit de magistraat, in aanwezigheid van medekerkvoogden, 1578 mei 11-1581 apr 11. 902-904 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de rentmeester der kerke- en kloos-ter-goederen over 1580 c.apr-1583 c.jul; afgehoord door gecommitteerden uit magistraat, gezworenen en bevelhebbers, 1582 apr 19-1584 dec 1. Met bovendien: - aantekeningen betreffende de quotisatie, [c.1780] (in 903 f.75vv). 902-904 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de rentmeester der kerke- en kloos-ter-goederen over 1580 c.apr-1583 c.jul; afgehoord door gecommitteerden uit magistraat, gezworenen en bevelhebbers, 1582 apr 19-1584 dec 1. Met bovendien: - aantekeningen betreffende de quotisatie, [c.1780] (in 903 f.75vv). 902 1580 c.apr-1581 c.jul, afgehoord 1582 apr 19. 903 1581 c.jul-1582 c.jul, afgehoord 1582 nov 1. 904 1582 c.jul-1583 c.jul, afgehoord 1584 dec 1. 3.2.9.1.4. Administratie der geestelijke goederen sedert juli 1583 905-924 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de rentmeester der geestelijke goederen over 1790-1809; afgehoord door gecommitteerden uit het stadsbestuur resp. de achter-eenvolgende gemeentebesturen, 1791-1811. Met bovendien: - approbaties 1809, 1811 - rekening over januari 1808. 905 1790, afgehoord 1791 nov 3. 906 1791, afgehoord 1792 okt 17. 907 1792, afgehoord 1793 dec 17. 908 1793, afgehoord 1794 okt 23. 909 1794, afgehoord 1795 nov 16. 910 1795, afgehoord 1796 dec 19. 911 1796, afgehoord 1797 dec 28. 912 1797, afgehoord 1798 dec 5. 913 1798, afgehoord 1799 dec 23. 914 1799, afgehoord 1800 dec 10. 915 1800, afgehoord 1801 dec 21. 916 1801, afgehoord 1802 nov 22. 917 1802, afgehoord 1804 jan 9. 918 1803, afgehoord 1804 dec 27. 919 1804, afgehoord 1806 mrt 4. 920 1805, afgehoord 1806 dec 31. 921 1806, afgehoord 1807 nov 30. 922 1807, afgehoord 1808 nov 28 (achterin gelijktijdig afgehoorde rekening over januari 1808). 923 1808, afgehoord 1809 jun 28 (approbaties jul 4 en nov 25). 924 1809, afgehoord 1810 dec 31 (approbaties 1811 jan 15). 925 Borderellen van de geestelijke rekeningen over 1748-1804; met hiaten. 926 Stedelijk exemplaar van rekening en proces-verbaal onder inv.nr. 965, 1792. 3.2.9.1.4.1. Uit archief rentmeester Lieuwe Pieters 927 Kladrekening van de inkomsten vanwege de geestelijke goederen over 1609. Met bovendien: - (f.119v.) aantekeningen van inkomsten van het 'Coopmansgilde' [=Soete Naam Jezusgilde] over 1609 jun 24 -1610 jun 24 - marginale aantekeningen tot c.1616. - namenklappers. 3.2.9.1.4.2. Uit archief rentmeester Theodorus Tadema 928 Lijst van de inkomsten en uitgaven door de rentmeester der geestelijke goederen [in 1702], 1703. 3.2.9.1.4.3. Uit archief rentmeester Joannes van Beucker 929 Geauthentiseerde staat van de ontvangsten en uitgaven vanwege de geestelijke en de quotisatiegoederen in 1737, 1737. 930-931 [Rendantsexemplaren van de?] rekeningen van de inkomsten en uitgaven vanwege de geestelijke goederen over 1738 en 1743; afhoringen door gecommitteerden uit het stadsbestuur, 1739 en 1744. Met bovendien: - (930) concordans-aantekeningen inkomsten, 1740 en correcties 1769. 930 1738, afgehoord 1739 dec 16. 931 1743, afgehoord 1744 dec 14. 3.2.9.1.4.4. Uit archief rentmeester Gerard Jacob Voorda 932 Afschrift van de [concept?]rekening door de rentmeester der geestelijke goederen over 1761, [1761?]. 933-962 Rendantsexemplaren van de rekeningen van de inkomsten en uitgaven vanwege de geestelijke goederen over 1762-1791; afgehoord door gecommitteerden uit het stadsbestuur, 1763-1792. Met bovendien: - rekeningen quotisatiegoederen over 1768, 1773 en met afhoringen 1769-1781 - (939, 950 en 951) concordans-aantekeningen inkomsten tot 1781 - (939 en 951) enkele historische aantekeningen tot 1788. 933 1762, afgehoord 1763 dec 9. 934 1763, afgehoord 1764 dec 19. 935 1764, afgehoord 1765 nov 22. 936 1765, afgehoord 1766 nov 19. 937 1766, afgehoord 1767 nov 30. 938 1767, afgehoord 1768 nov 24. 939 1768, afgehoord 1769 dec 6 quotisatiegoederen over 1768, afgehoord 1769 dec 4. 940 1769, afgehoord 1770 dec 13. 941 1770, afgehoord 1771 nov 13. 942 1771, afgehoord 1772 nov 16. 943 1772, afgehoord 1773 nov 22. 944 1773, afgehoord 1774 nov 9 quotisatiegoederen over 1773, afgehoord 1774 okt 10. 945 1774, afgehoord 1775 dec 4. 946 1775, afgehoord 1776 nov 14. 947 1776, afgehoord 1777 dec 1. 948 1777, afgehoord 1778 nov 19. 949 1778, afgehoord 1779 okt 28. 950 1779, afgehoord 1780 nov 13. 951 1780, afgehoord 1781 nov 28 quotisatiegoederen over 1780, afgehoord 1781 nov 14. 952 1781, afgehoord 1782 nov 26. 953 1782, afgehoord 1783 dec 23. 954 1783, afgehoord 1784 nov 23. 955 1784, afgehoord 1785 nov 28. 956 1785, afgehoord 1786 nov 1. 957 1786, afgehoord 1787 dec 4. 958 1787, afgehoord 1788 nov 20. 959 1788, afgehoord 1789 nov 17. 960 1789, afgehoord 1790 nov 3. 961 1790, afgehoord 1791 nov 3. 962 1791, afgehoord 1792 okt 17. 963 Stukken betreffende balansopnames, 1765-1788. 964 Conceptmodel voor de rekening van de inkomsten en uitgaven over 1791 vanwege de geestelijke goederen, 1792. 965 Rendantsrekening van inkomsten en uitgaven door Gerard Jacob Voorda als afgaand rentmeester der geestelijke en quotisatiegoederen in 1792 tot c.nov; af-gehoord door gecommitteerden uit het stadsbestuur. Met proces-verbaal van de overdracht van saldo en papieren aan Lambertus Idzardi als nieuwe rentmeester, 1792 nov 19. Met aantekeningen door Voorda betreffende die papieren en betreffende de assistentie van de rentmeester door de koster van de Westerkerk, [1792?]. 966 Aantekeningen door G.J. Voorda als rentmeester betreffende een viertal zates, deel uitmakend van de geestelijk goederen, [1780]. 3.2.9.1.4.5. Uit archief rentmeester Lambertus Idzardi 967 Extractmagistraatsresolutie op het rekest van Gerard Jacob Voorda en Lambertus Idzardi tot akkoordverklaring van de overdracht van de rentambten der geestelijke en quotisatiegoederen en der logisgelden door de eerste aan de laatste, 1792. 968 Afschrift van de extractmagistraatsresolutie van 1792 betreffende de overdracht van het stedelijk rentmeesterschap door Gerard Jacob Voorda aan Lambertus Idzardi, met vertalingen in het Frans, [tussen 1795 en c.1811]. 969 (Concept)rekesten van rentmeester, c.q. collecteur van het Reëel, Lambertus Idzardi aan de respectieve stadsbesturen betreffende verbetering van zijn positie, met eventuele beschikkingen, 1795-1807. 970-986 Rendantsexemplaren van de rekeningen van de inkomsten en uitgaven vanwege de geestelijke goederen over 1792-1809; afhoringen door gecommitteerden uit het stadsbestuur resp. de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1793-c.1811. Met bovendien: - approbaties 1809 en 1811 - diverse aantekeningen. 970 1792, afgehoord 1793 dec 17. 971 1793, afgehoord 1794 okt 23. 972 1794, afgehoord 1795 nov 16. 973 1795, afgehoord 1796 dec 19. 974 1796, afgehoord 1797 dec 28. 975 1797, afgehoord 1798 dec 5. 976 1798, afgehoord 1799 dec 23. 977 1799, afgehoord 1800 dec 10. 978 1800, afgehoord 1801 dec 21. 979 1801, afgehoord 1802 nov 22. 980 1802, afgehoord 1804 jan 9. 981 1803, afgehoord 1804 dec 27 1804, afgehoord 1806 mrt 4. 982 1805, afgehoord 1806 dec 31. 983 1806, afgehoord 1807 nov 30. 984 1807, afgehoord 1808 nov 28. 985 1808, afgehoord 1809 jun 28; approbaties 1809 jul 4 en nov 25. 986 1809, afgehoord 1810 dec 31; authentieke copie van approbaties, 1811 jan 15. 987 Kladrekeningen van de inkomsten en uitgaven vanwege de geestelijke goederen over 1807-1810. 988 Rendantsexemplaar van de rekening van inkomsten en uitgaven vanwege de geestelijke goederen over 1808 jan; afgehoord 1808 nov 28. 989 Model voor de rekening van de inkomsten en uitgaven vanwege de geestelijke goederen, [1808]. 990 Conceptborderel van de rekening van de geestelijke goederen over 1809. 991 Stukken betreffende balansopnames, 1794-1808. 992-993 Manualen van de inkomsten vanwege de geestelijke goederen, 1763-1807(1808). 992 1763-1800(1801); met namenklappers. 993 1801-1807(1808). 994 Legger van erfpachten [der geestelijke goederen], 1762; met aantekeningen van betalingen c.q. aflossingen tot 1800. 995 Stukken betreffende de verkoop van [geestelijke en quotisatie]goederen, 1797. 996 Extract-resoluties, kwitanties en andere stukken betreffende inkomsten en uitgaven, soms tevens betreffende de quotisatiegoederen, 1765-1811. 3.2.9.1.4.2. Uit archief rentmeester Theodorus Tadema 3.2.9.1.4.3. Uit archief rentmeester Joannes van Beucker 3.2.9.1.4.4. Uit archief rentmeester Gerard Jacob Voorda 3.2.9.1.4.5. Uit archief rentmeester Lambertus Idzardi 3.2.9.1.5. Administratie der quotisatiegoederen Voor de rekeningen over 1768, 1773 en 1780 zie inv.nrs. 926, 929, 939, 944, 951, 965, 967-969, 995-996. 997-998 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de rentmeester van de quotisa-tiegoederen over 1808-1809; afgehoord door de Burgemeester, met approbaties door wethouders (adjoints) respectievelijk vroedschap en kwartiersdrost (sousprefect), 1809-1811. 997 1808, afgehoord 1809 jun 28, approbaties 1809 jul 4 resp. nov 25. 998 1809, afgehoord 1810 dec 31, approbaties 1811 jan 15. 999 Dubbel van inv.nr. 997. 1000 Borderellen van de quotisatierekeningen over 1765-c.1808. Met hiaten. 3.2.9.1.5.1. Uit archief rentmeester Gerard Jacob Voorda 1001 Afschrift van de rekening van de rentmeester der quotisatiegoederen over 1760, tevens van de afhoring op 1761 dec 9, [c.1762]. 1002-1012 Rendantsexemplaren van de rekeningen van de inkomsten en uitgaven vanwege de quotisatiegoederen over 1781-1791; afgehoord door gecommitteerden uit magistraat en vroedschap, 1782-1792. 1002 1781, afgehoord 1782 nov 19. 1003 1782, afgehoord 1783 dec 10. 1004 1783, afgehoord 1784 dec 6. 1005 1784, afgehoord 1785 dec 13. 1006 1785, afgehoord 1786 okt 30. 1007 1786, afgehoord 1787 dec 5. 1008 1787, afgehoord 1788 nov 11. 1009 1788, afgehoord 1789 nov 30. 1010 1789, afgehoord 1790 okt 26. 1011 1790, afgehoord 1791 okt 20. 1012 1791, afgehoord 1792 okt 18. 1013 Conceptmodel voor de rekening van de inkomsten en uitgaven over 1791 vanwege de quotisatiegoederen, met nadere aantekeningen betreffende de geestelijke en de quotisatie-rekening, [c.1792]. 3.2.9.1.5.2. Uit archief rentmeester Lambertus Idzardi 1014-1031 Rendantsexemplaren van de rekeningen van de inkomsten en uitgaven vanwege de quotisatiegoederen over 1792-1809; afgehoord door gecommitteerden uit het stadsbestuur resp. de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1793-1810. Met approbaties 1809-1811. 1014 1792, afgehoord 1793 okt 15. 1015 1793, afgehoord 1794 nov 13. 1016 1794, afgehoord 1795 dec 8. 1017 1795, afgehoord 1796 dec 15. 1018 1796, afgehoord 1797 dec 21. 1019 1797, afgehoord 1798 dec 24. 1020 1798, afgehoord 1799 dec 24. 1021 1799, afgehoord 1800 dec 2. 1022 1800, afgehoord 1801 dec 9. 1023 1801, afgehoord 1802 nov 22. 1024 1802, afgehoord 1804 jan 9. 1025 1803, afgehoord 1804 dec 24. 1026 1804, afgehoord 1805 dec 12. 1027 1805, afgehoord 1807 feb 16. 1028 1806, afgehoord 1807 nov 30. 1029 1807, afgehoord 1808 nov 28. 1030 1808, afgehoord 1809 jun 28, approbaties 1809 jul 4 en nov 25. 1031 1809, afgehoord 1810 dec 31, approbaties 1811 jan 15. 1032-1039 Afschriften van quotisatierekeningen over 1792-1805, met hiaten. 1032 1792. 1033 1793. 1034 1794. 1035 1795. 1036 1796. 1037 1797. 1038 1800. 1039 1805. 1040 Kladrekeningen van de inkomsten en uitgaven vanwege de quotisatiegoederen over 1807, 1808 en 1810. 1041 Rendantsexemplaar van de rekening van de inkomsten en uitgaven vanwege de quotisatiegoederen over 1808 jan; afgehoord 1808 nov 28. 1042 Model voor de rekening van de inkomsten en uitgaven vanwege de quotisatiegoe-deren, [1808]. 1043 Concept van de rekening van inkomsten en uitgaven vanwege de quotisatiegoederen over 1810. 1044-1045 Manualen van de inkomsten vanwege de quotisatiegoederen, 1768-1807(1808). 1044 1768-1800(1801). 1045 1801-1807(1808). 1046 Fragment van het [conceptexemplaar van het manuaal van inkomsten van de rentmeester der quotisatiegoederen], 1794-1798. 1047 Extractresoluties en overige stukken betreffende inkomsten en uitgaven, 1773-1810. 3.2.9.1.5.2. Uit archief rentmeester Lambertus Idzardi 3.2.9.1.6. Administratie van de Magistraats- en Vroedschapsbeurs 1048 Begroting van de kosten van een nieuw klokkenspel voor de Nieuwe Toren, 1686; met een afschrift van de afrekening met klokgieter Claude Fremy, [1687]. 1049 Rekeningen van inkomsten en uitgaven van 1714 c.aug-1718 c.mei door bouwmeester resp. schepen Dr. Meinardus Siderius vanwege de bouw van het nieuwe raadhuis; afgehoord door gecommitteerden uit magistraat en vroedschap 1716 okt 10 en 1718 okt 10. 1050 Afschrift(?) van het dagboek van uitgaven voor de bouw van de nieuwe raadzaal in 1760 jul-aug, 1761 c.jan, sep-okt, 1762 c.mei-jul, dec, 1763 c.jan, mei-jun, sep; toegevoegd 1765-1766 en 1767-1768. Met staatjes desbetreffend, [c.1766]. 1051 Fragment van het dagboek van kleine uitgaven aan de bouw van de nieuwe raadzaal ten laste van de Magistraat- en Vroedschapsbeurs (en andere?), 1760 jul-nov, 1761 jun 30. 1052 Bijlagen bij het dagboek of de rekening van de uitgaven aan de bouw van de nieuwe raadzaal in 1760 jul-aug. Met een ontwerptekening van de op het stadhouderlijk schootsvel voor het metselen van de eerste steen te borduren kroon c.a. 1053 [Bijlagen bij de rekening van de Magistraats- en Vroedschapsbeurs over 1761-1762]: gecancelleerde kwitanties vanwege betaling van spijzen en dranken, 1761-1762. 1054 Staten betreffende ontvangsten en uitgaven tot [c.1768] vanwege de bouw van de nieuwe raadzaal en betreffende de in die periode geleende kapitalen. [tussen 1780 en 1787?]. 1055 Borderel van ontvangsten en uitgaven voor de bouw van de nieuwe raadzaal, [c.1770?]. 1056 [Bijlage bij de rekening van de Magistraats- en Vroedschapsbeurs over 1769-1770?]: kwitantie op een nota voor het voorschieten van de betaling van spijs en drank door de bode Hobbema, 1770. 1057 Afschrift van het rapport uit 1774 van een commissie uit magistraat en vroedschap betreffende de geschiedenis en het functioneren van de Magistraats-en Vroedschaps-beurs, [c.1775]. 1058 Rekeningen door de rentmeester van de Magistraats- en Vroedschapsbeurs over 1787-1794 en 1795 c.jan; afgehoord door gecommitteerden uit magistraat en vroedschap, 1789 mrt 4-1795 jan 21, en door gecommitteerden uit de Provisionele Municipaliteit, 1795 mei 20. 3.2.9.1.6.1. Uit archief rentmeester Buysing 1059 Extractresolutie van magistraat en vroedschap betreffende de vaststelling van de vernieuwde lijst der Equivalenten, 1792. 1060 Extractresoluties voor de rentmeester van de Magistraats- en Vroedschapsbeurs, c.1793. 3.2.9.2. Belastingen In dit hoofdstuk treft men vooral de inningsadministraties aan van de zogenoemde beschreven middelen of kohierbelastingen, waarvan de inning geschiedde aan de hand van tevoren opgestelde kohieren der belastingplichtige personen, die vervolgens door de belastingcollecteur naar de erin aangegeven looproute werden bezocht. Het kan hier gaan om eigen stedelijke belastinginkomsten, maar ook om gewestelijke en na 1795 om rijksbelastingen, waarvan de inning aan de stad opgedragen was (sommige contracten in de serie 1065v. betreffen zelfs gewestelijke belastingen in omringende grietenijen, waarbij de Leeuwarder eerste klerk 'me teste' als getuige optreedt). Bij stukken uit de zestiende eeuw kan niet steeds ondubbelzinnig worden vastgesteld of het een inning betreft namens het gewest, of ter bijeengaring van een door het gewest van de stad opgeëiste som gelds. De stukken betreffende de onbeschreven middelen, de accijnzen en andere indirecte belastingen, maar ook de direct geheven, maar niet in kohieren geadministreerde retributies zoals bijvoorbeeld tol- en legesgelden, zijn in deze inventaris vooral geplaatst in de rubrieken betreffende de processen, activiteiten en producten waar de betreffende belasting op geheven wordt dan wel waarvoor zij is bedoeld. Men vindt ze - behalve in 2.9.3 - bijvoorbeeld in de hoofdstukken over het goederenbeheer (2.10: b.v. inv.nrs. 1365, 1491, 1665-1671), de landsverdediging (2.13), verkeer, beroep en bedrijf (2.14: inv.nrs. 1952, 1969, 1973, 1976, 1979-1980, 2016, 2019, 2027, 2038), godsdienst (2.15: inv.nr. 2139), armenzorg (2.17, b.v. inv.nrs. 2195, 2283, 2560) en rechtspraak (2.19.5). Tot 1748 werden de belastingen vaak verpacht, aan personen die tegen een vaste pachtsom het ondernemersrisico droegen, maar naast wie de stad ook een 'collecteur' kon aanstellen, die de betreffende belasting feitelijk inde en zich verbond, de geïnde gelden eerst aan de pachter af te dragen wanneer deze zijn pachtpenningen aan stad of gewest ook inderdaad had betaald. Zie ook de vroegzestiende-eeuwse inv.nrs. 431-434, 435 (dorsaal!) en 1854; alsook voor de vroege zeventiende eeuw 382-383, 663-664. In inv.nr. 398 bevindt zich nog een conceptkohier van de 'liberale gifte' uit 1748 voor Minnema- en Keimpema-espel. Zie ook inv.nr. 427 (stukken R. Buysing). In de zevende aflevering van de Leeuwarder Historische Reeks (LHR) werden voor het eerst de zestiende-eeuwse kohiertjes en aanverwante lijsten onder de inventarisnummers 1075-1085, 1182-1190, 1193 gepubliceerd; niet foutloos, maar nuttig genoeg om hieronder een verwijzing te verdienen. 3.2.9.2.1. Algemeen Voor de beleidsstukken wordt men vooral verwezen naar de hoofdstukken 2.6 (2.6.3!) en 2.7 (met name 2.7.2.2, Kwartier der steden). 1061 Octrooi van koning Philips inzake vermindering gedurende zes jaar van de [gewestelijke] jaartax met 200 pond en besteding van [de stedelijke Groot Consentgelden] aan de versterking van de stad, 1580. Met diverse processen-verbaal van procedurele en administratieve aard, 1580 en 1581. 1062 Register van afdrachten der door de stadssecretaris bij de verpachtingen der provinciale en stedelijke belastingen geïnde rantsoengelden, met de processen-verbaal van die verpachtingen, 1609-1617. 1063 Authentiek afschrift van een statenresolutie betreffende beslechting van geschillen van belastingpachters uitsluitend voor plaatselijke besturen, 1623. 1064 Stukken betreffende de regeling van de imposten op het gemaal, gebrande wijnen, zeep, bieren, beestiaal, turf en brandhout, 1630. 1065-1071 'Aktenboeken der pachters en collecteurs': akten waarbij collecteurs en eventuele pachters van provinciale en stedelijke belastingen, tot 1783 tevens van andere inkomstenbronnen, zich verbinden aan hun verplichtingen en waarbij de vereiste borgen worden gesteld, 1709-1804. 1065 1709 apr 27-1722 mei 2. 1066 1722 apr 13-1736. 1067 1737-1750 feb 23. 1068 1750 apr 30-1772 jan 15. 1069 1772 mei-1783. 1070 1784-1793. 1071 1794-1804 apr. 1072 Processen-verbaal, c.q. aantekeningen, van de aflevering ten Raadhuize van wegens belastingontduiking verbeurd verklaarde goederen; met aantekeningen van de teruggave, dan wel afgifte of aanmelding bij rechthebbende instantie, 1723-1806. 1073 Stukken behorend bij inv.nr. 1072: afschriften, c.q. concepten van de processen-verbaal aldaar en andere stukken desbetreffend, 1786-1805. 1074 Lijsten van collecteurs der stedelijke en gewestelijke belastingen, met hun borgen, [1777-1801]; met hiaten. 3.2.9.2.2. Stedelijke belastingen Afgezien van de traditionele retributies als markt- en waaggelden behoefde de stedelijke belastingheffing in de zestiende eeuw doorgaans de expliciete goedkeuring van de landsheer en hield daarmee een betrekkelijk incidenteel karakter, gebonden aan specifieke doelen. In het begin van de zeventiende eeuw ontvingen de gezamenlijke steden bij ontstentenis van voldoende eigen middelen een derde van de opbrengst van de gewestelijke imposten. De onroerendgoedbelasting op de 'huisfloreen' dateert van de 16de eeuw; zij werd ingesteld om het feit te compenseren dat de gewestelijke floreenbelasting alleen op agrarisch stedelijk gebied kon worden geheven. De 'lantaarngelden' werden het eerst in 1680 geïnd, toen de stad van een vaste straatverlichting werd voorzien. Omstreeks hetzelfde jaar werd in Leeuwarden de eerste brandspuit aangeschaft; het 'brandspuitengeld' gaat waarschijnlijk terug op oudere brandemmergelden. De 'ratelaarsgelden' zijn een nachtwakersretributie. In de buitenbuurten werden bij ontstentenis van de betreffende voorzieningen uiteraard geen lantaren- en rate-laarsgelden geheven; wel brandspuitengeld, evenals de huisfloreen, waarop dan de zgn. 'Landen' weer een uitzondering vormen, aangezien deze wél reeds met de gewone (gewestelijke) floreenbelasting waren bezwaard. Voor de stedelijke 'opcenten' (of 'additioneel') op gewestelijke of rijksbelastingen zie men de volgende paragraaf; de term 'stuivergelden' wordt vaak gereserveerd voor de vergoeding voor de inningslasten. Voor enig preciezer inzicht in het Leeuwarder stedelijke belastingstelsel van vóór de negentiende eeuw kan men, bij ontstentenis van systematisch onderzoek, nog het beste worden verwezen naar de bijlage 1 van deze inventaris; de inkomstenposten in de verschillende rekeningen geven een summier overzicht van de stedelijke belastingen en retributies, met een indicatie van hun financieel gewicht. Vgl. ook inv.nrs. 1289, 1293, 1294, ook b.v. 1485. 1075 Kohier van de heffing in het Hoekster espel wegens het herstel van de ingestorte Hoeksterpoort, met aantekeningen betreffende betaling; 1531. Met aantekening betreffende inkomstentotaal, [c.1531?]. 1076 'Rest cedell': kohier van de inning in het Hoekster espel van achterstallige betalingen van de heffing wegens de bouw van de nieuwe Hoeksterpoort, [c.1534]. Met in dorso: 'Extrakten vanden iii espelen'. 1077 Kohier van de heffing in het Keimpema-espel wegens het herstel van de ingestorte Hoeksterpoort, met aantekeningen betreffende betaling; 1531. Met aantekening betreffende inkomstentotaal, [c.1531?]. 1078 'Rest cedel': kohier van de inning het Keimpema-espel van achterstallige betalingen van de heffing wegens de bouw van de nieuwe Hoeksterpoort in, [c.1534]. 1079 'Rest cedull': kohier van de inning in het Keimpema-espel van achterstallige betalingen van de heffing wegens de bouw van de nieuwe Hoeksterpoort, met aantekeningen betreffende betaling, 1542. 1080 Lijsten betreffende de inning in Keimpema-espel van achterstallige betalingen van de heffing wegens de bouw van de nieuwe Hoeksterpoort, [c.1543]. 1081 Lijst betreffende de heffing in de Nieuwestad wegens de bouw van de nieuwe [Hoekster] poort, met aantekeningen van betaling, [c.1532]. 1082 Lijsten van betalingen van de heffing in het Minnema-espel wegens de bouw van de nieuwe Hoeksterpoort, tevens van enkele betalingen in de andere espels, 1531-1536. 1083 Lijsten van betalingen van de heffing in het Oldehoofster espel wegens de bouw van de nieuwe Hoeksterpoort, tevens van enkele betalingen in het Minnema-espel, 1532. 1084 Lijsten van betalingen van de heffing in het Keimpema-espel wegens de bouw van de nieuwe Hoeksterpoort, 1531-1532. 1085 Lijsten van betalingen van de heffing in het Hoekster espel wegens de bouw van de nieuwe Hoeksterpoort, tevens van enkele betalingen in het Minnema-espel, 1532. 1086 Kohier van de heffing in het Oldehoofster espel [e.o.] wegens [vernieuwing van] de Sint Jacobspoort, met aantekeningen betreffende betaling, 1547. 1087 Kohier van een heffing op woonhuis en welstand in het Keimpema-espel, met enkele aantekeningen betreffende betaling; met achterin aantekeningen betreffende afrekening met stadsrentmeester Alle Teyezoon, 1554-1555. 1088 Akte waarbij koning Philips het stadsbestuur toestaat om in overleg met het Hof gedurende drie jaar een belasting te heffen ten bate van het herstel van vesting- en andere openbare werken, 1559. 1089 Gunstig appointement van het Hof op een rekest van het stadsbestuur van Leeuwarden om toestemming voor een heffing van twee stuivers op de floreen der huizen en landen in en om de stad, ten behoeve van de aanleg van vaarten, wallen en bruggen, 1569. 1090 Stukken betreffende achterstallige betaling van huisfloreen door Dr. 'milius Hup, 1691-1692. 1091-1092 Dagboeken van de collecte der impost op de uitheemse en ingebrouwen bieren, met kladjaarrekeningen, 1764-1769; met lacune. 1091 1764 mei-1765 apr; kladrekening van inkomsten en uitgaven, [1765 mei?]. 1092 1767 mei-1769 apr; kladrekeningen van inkomsten, [1768 mei?] en [1769 mei?]. 1093 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven van Pieter Dorhout als collecteur van de imposten op de binnenbieren en de buitenbieren over 1767 mei-1769 apr; afgehoord 1768 nov 30 en 1969 dec 6. 1094 Borderel van de rekening van de impost op de binnenbieren 1768/9. 1095-1104 Kohieren van de huisfloreen in het Oldehoofster espel, met aantekening van de inning, 1780-1791; met processen-verbaal van liquidatie door policymeesters en afdracht aan de stadsrentmeester 1781-1792. Met lacune. 1095-1104 Kohieren van de huisfloreen in het Oldehoofster espel, met aantekening van de inning, 1780-1791; met processen-verbaal van liquidatie door policymeesters en afdracht aan de stadsrentmeester 1781-1792. Met lacune. 1095 1780, geliquid. 1781 dec 24. 1096 1781, geliquid. 1782 dec 23. 1097 1782, geliquid. 1783 dec 24. 1098 1783, geliquid. 1784 okt 8. 1099 1784, geliquid. 1785 nov 15. 1100 1785, geliquid. 1786 nov 15. 1101 1788, geliquid..1789 nov 18. 1102 1789, geliquid..1790 aug 4. 1103 1790, geliquid..1791 okt 1. 1104 1791, geliquid. 1792 sep 28. 1105-1114 Kohieren van de huisfloreen in het Minnema-espel, met aantekening van de inning, 1780-1791; met processen-verbaal van liquidatie door policymeesters en afdracht aan de stadsrentmeester 1781-1792. Met lacune. 1105 1780, geliquid. 1781 dec 24. 1106 1781, geliquid. 1782 dec 24. 1107 1782, geliquid. 1783 dec 24. 1108 1783, geliquid. 1784 okt 8. 1109 1784, geliquid. 1785 nov 15. 1110 1785, geliquid. 1786 nov 15. 1111 1788, geliquid. 1789 nov 18. 1112 1789, geliquid. 1790 aug 4. 1113 1790, geliquid. 1791 okt 1. 1114 1791, geliquid. 1792 sep 28. 1115-1124 Kohieren van de huisfloreen in het Hoekster espel [en Noordvliet c.a.], met aantekening van de inning, 1780-1791; met processen-verbaal van liquidatie door policymeesters en afdracht aan de stadsrentmeester 1781-1792. Met lacune. 1115 1780, geliquid. 1781 dec 24. 1116 1781, geliquid. 1782 dec 23. 1117 1782, geliquid. 1783 dec 24. 1118 1783, geliquid. 1784 okt 8. 1119 1784, geliquid. 1785 nov 15. 1120 1785, geliquid. 1786 nov 15. 1121 1788, geliquid. 1789 nov 18. 1122 1789, geliquid. 1790 aug 4. 1123 1790, geliquid. 1791 okt 1. 1124 1791, geliquid. 1792 sep 28. 1125-1134 Kohieren van de huisfloreen in het Keimpema-espel [en Zuidvliet c.a.], met aantekening van de inning, 1780-1791; met processen-verbaal van liquidatie door policymeesters en afdracht aan de stadsrentmeester 1781-1792. Met lacune. 1125 1780, geliquid. 1781 dec 24. 1126 1781, geliquid. 1782 dec 23. 1127 1782, geliquid. 1783 dec 24. 1128 1783, geliquid. 1784 okt 8. 1129 1784, geliquid. 1785 nov 15. 1130 1785, geliquid. 1786 nov 15. 1131 1788, geliquid. 1789 nov 18. 1132 1789, geliquid. 1790 aug 4. 1133 1790, geliquid. 1791 okt 1. 1134 1791, geliquid. 1792 sep 28. 1135-1156 Kohieren van het brandspuitengeld in de buitenbuurten, met aantekening van de inning, 1769 mei/1770 apr-[1793 mei/1794 apr]; afgehoord door policymeesters 1770-1794. Met extractresoluties van de magistraat betreffende commissie aan de collecteur, 1769-1788. Met lacunes. 1135 1769/70, afgeh. 1770 dec 1. 1136 [1772/73], afgeh.1773 okt 21. 1137 1773/74, afgehoord [1774]. 1138 1774/75, afgeh. 1776 nov 26. 1139 1776/77, afgeh. 1777 dec 1. 1140 1777/78, afgeh. 1779 jan 28. 1141 1778/79, afgeh. 1779 nov 23. 1142 1779/80, afgeh. 1780 dec 12. 1143 1780/81, afgehoord? [1781]. 1144 1781/82, afgeh? 1782 dec 3. 1145 1782/83, afgehoord?. 1146 1783/84, afgeh. 1785 jan 11. 1147 1784/85, afgeh? 1785 nov 17. 1148 1785/86, afgeh? 1786 nov. 1149 1786/87, afgeh. 1787 dec 29. 1150 1787/88, afgeh. 1788 dec 27. 1151 1788/89, afgeh. 1790 mrt 1. 1152 [1789/90], afgeh.1790 dec 27. 1153 [1790/91], afgeh.1791 nov 9. 1154 [1791/92], afgeh.1792 sep 28. 1155 [1792/93], afgeh. 1793 dec 30?. 1156 [1793/94], afgeh.1794 dec 24. 1157-1175 Kohieren van het lantaren- en het brandspuitengeld (m.u.v. buitenbuurten), de [huis]-floreen tot 1806 apr, en het ratelaarsgeld vanaf 1807 mei, soms met aantekening van de inning, 1792 mei/1793 apr-1810 mei/1811 apr; afgehoord door gecommitteerden uit het stadsbestuur respectievelijk de achtereenvolgende gemeentebesturen 1793-1807. 1157 1792/93 gedeelt. afgeh. 1793 sep 6. 1158 1793/94, afgeh.1794 aug 29. 1159 1794/95 (beh.buitenbuurten) afgehoord 1795 okt 21. 1160 1795/96 (beh.buitenbuurten) afgehoord 1796 okt 14. 1161 1796/97, afgeh. 1797 aug 18. 1162 1797/98, afgeh. 1798 aug 17. 1163 1798/99, afgeh. 1799 aug 23. 1164 1799/1800, afg. 1800 aug 22. 1165 1800/01, afgeh. 1801 aug 28. 1166 1801/02, afgeh. 1802 aug 27. 1167 1802/03, afgeh. 1803 aug 19. 1168 1803/04, afgeh. 1804 aug 24. 1169 1804/05, afgeh. 1805 aug 23. 1170 1805/06, afgeh. 1806 aug 29. 1171 1806/07, afgeh. 1807 sep 4. 1172 1807/08. 1173 1808/09. 1174 1809/10. 1175 1810/11. 1105-1114 Kohieren van de huisfloreen in het Minnema-espel, met aantekening van de inning, 1780-1791; met processen-verbaal van liquidatie door policymeesters en afdracht aan de stadsrentmeester 1781-1792. Met lacune. 1115-1124 Kohieren van de huisfloreen in het Hoekster espel [en Noordvliet c.a.], met aantekening van de inning, 1780-1791; met processen-verbaal van liquidatie door policymeesters en afdracht aan de stadsrentmeester 1781-1792. Met lacune. 1125-1134 Kohieren van de huisfloreen in het Keimpema-espel [en Zuidvliet c.a.], met aantekening van de inning, 1780-1791; met processen-verbaal van liquidatie door policymeesters en afdracht aan de stadsrentmeester 1781-1792. Met lacune. 1135-1156 Kohieren van het brandspuitengeld in de buitenbuurten, met aantekening van de inning, 1769 mei/1770 apr-[1793 mei/1794 apr]; afgehoord door policymeesters 1770-1794. Met extractresoluties van de magistraat betreffende commissie aan de collecteur, 1769-1788. Met lacunes. 1157-1175 Kohieren van het lantaren- en het brandspuitengeld (m.u.v. buitenbuurten), de [huis]-floreen tot 1806 apr, en het ratelaarsgeld vanaf 1807 mei, soms met aantekening van de inning, 1792 mei/1793 apr-1810 mei/1811 apr; afgehoord door gecommitteerden uit het stadsbestuur respectievelijk de achtereenvolgende gemeentebesturen 1793-1807. 1176 Kohier van het lantarengeld, 1807 mei/1808 apr; opgemaakt door burgemeester [en wethouders] 1808 apr 22. Met verklaring betreffende goedkeuring door de koning, 1808 jun 27. 1177 Lijst van achterstalligheden in de betaling van Huisfloreen, Lantaarn- en Brandspuitgelden, 1802. 1178 Stukken betreffende goedkeuring van hogerhand van de instelling der Ratelaars-en der Lantaarngelden, 1807-1808. 1179 Akte van borgtocht door J.H. Mentz, houder van de Bank van Lening aan de Schrans, t.b.v. Caspar Posthumus inzake diens provisionele bediening van het collect der Lanta-ren-, Brandspuit- en Ratelwachtsgelden, 1808. 1180 Rekeningen van inkomsten en uitgaven van de collecteur van de Lantaarngelden en van de Ratelaarsgelden over het jaar 1810, afgehoord door de maire en een adjunct 1811 nov 28. Met bijlagen. 3.2.9.2.3. Gewestelijke en rijksbelastingen Vrijwel onmiddellijk na de vestiging van de landsheerlijkheid werd in Friesland de 'jaartax' ingevoerd, maar het meest duurzaam bleek de heffing sinds 1511 van de 'floreenbelasting', een onroerendgoedbelasting op landerijen. Behoudens een paar incidentele resten zijn pas vanaf 1700 de floreenkohieren voor Leeuwarden bewaard gebleven. De originelen ervan berustten bij het gewest; ze werden geconcipieerd door de rentmeester en gecorrigeerd en vastgesteld door het Mindergetal. De Magistraat ontving een door het gewest geauthentiseerde kopie, waarvan de rentmeester weer een kopie voor zijn inning gebruikte (waarvan hij dus weer rekenschap aflegde aan de magistraat). Behalve de landen onder de klokslag vielen ook Ruiterskwartier en Zaailand onder deze floreenbelasting. De verschuldigde bedragen werden traditioneel vastgesteld in goudguldens van 28 stuivers. Een analyse vindt men in de inleiding bij Schroor, PKAF 7. De belasting der 'vijf speciën' werd in 1637 ingevoerd, als samenvoeging van afzonderlijke oudere (vgl. bijvoorbeeld de 'leggers van de schoorstenen in Leeuwarden' uit 1606, die in het archief van de Friese rekenkamer onder inv.nr. 6470 berusten). Voor Leeuwarden zijn ze vanaf 1795 bewaard gebleven. In de periode 1795/96-1796/97 behelzen de Speciën het 'schoorsteengeld', 'hoofdgeld', 'halve hoofden', 'koeien en rieren' ('hoorngeld'), 'bezaaide landen' en 'paarden'. Hoofden en Halve Hoofden ontbreken vanaf 1798/99. Hoornbeesten, Bezaaide landen en Paarden heten in 1803 de 'drie speciën'. Van de 'personele goedschatting' (een vermogensbelasting, vanaf 1689) resteert in het Leeuwarder stadsarchief niets, maar berusten nog kohieren vanaf 1768 in Tresoar (archief Rekenkamer inv.nrs. 5923v). Voor de 'reële goedschatting' of 'reëel' (een onroerendgoedbelasting ten laste van eigenaren, als zodanig ingevoerd in 1711) zoeke men in hetzelfde archief (vanaf 1716, inv.nrs. 4278v). Bij de trage omschakeling in de Bataafs-Franse tijd van gewestelijke naar rijksbelastingen werd deze belasting officieel afgeschaft maar in feite voortgezet als 'extraordinaris reëel', waarvan de kohieren wel in het Leeuwarder archief bewaard gebleven zijn. In 1806 werd het geheel nieuwe rijksbelastingstelsel van Gogel ingevoerd; in het stadsarchief resteert hiervan weinig meer dan het register van de 'quotisatie van 1808', een eerste brede nationale vermogens- en welstandsbelasting, die overigens een jaar later weer werd afgeschaft. In het Rekenkamerarchief berust onder inv.nr. 6480 ook nog het Leeuwarder 'quotisatieko-hier' van 1749, product van een belastinghervorming die niet is doorgezet. In het algemeen kan voor het gewestelijke belastingsysteem het beste wordt verwezen naar de betreffende toelichtingen in de archiefinventarissen van Gravendeel e.a., De Jong e.a. en Nieuwland e.a. Voor de Bataafs-Franse tijd (en ook een beetje de halve eeuw ervóór) zie men Van der Goot en De Jong, Centralisatie. 3.2.9.2.3.1. De landsheerlijke periode (c.1500-1580) 1181 Afschrift van een akte waarbij heer Wilwolt van Schaumburg, heer Wilhelm Truchses [von Waldburg] en Kasper Sygelar als volmachten van de hertog van Saksen de stad Leeuwarden een jaarlijkse schatting opleggen van aanvankelijk 250 en na drie jaar 500 goudgulden en tevens de hoogte van een aantal gewestelijke accijnzen vaststellen, 1500. 1182 'Die orduninge omme den jaertax to versamelen inn Kammingabuurstera espell bij Jorrert aenslagen': lijst van te innen of geïnde gelden op Cammingaburen, [c.1523] en [15]12. 1183 Lijsten van de hele of halve ontheffingen voor de jaartax in Nijland, Bilgaard en Camminghaburen, [c.1522?]. 1184 (Fragment?-)kohier van diverse heffingen wegens waterstaatslasten in de uitbuurten Nijland, Bilgaerd en Camminghabuert; met soms aantekeningen van betaling, 1525-1526. 1185 Kohier van de heffing van 2 stuivers per floreen vanwege de landsverdediging in de uitbuurten Nijland, Bilgaerd en Camminghabuert; met aantekeningen van betaling, 1526. 1186 Kohier van de heffing der [jaartaxgelden?] in Bilgaard, Nijland en Cammingha-buren, met aantekeningen van betaling, [c.1528?]. 1187 Register van ontvangen gelden in Nijland, Bilgaard en Camminghaburen ten behoeve van de dijken van Oostergo, 1529. 1188 Kohier van de heffing der [jaartaxgelden] in Bilgaard, Nijland en Camminghaburen, met aantekeningen van betaling, [c.1530]. 1189 Lijst van ontvangen gelden in Nijland, Bilgaard en Camminghaburen ten behoeve van het geschenk van Friesland aan de keizer [bij zijn blijde inkomst in Brussel], 1531-1532. 1190 'Verclaringe gedaen bij den Raedt van Leuwarden ten versoeke van den deputierden': fragment van een kladversie van een floreenkohier betreffende de goederen onder de klokslag van Leeuwarden, [c.1540]. 1191 Gunstig appointement van de koningin-regentes op het rekest van het stadsbestuur om tijdelijke vrijstelling van de jaartax van 250 goudgld., vanwege oude rechten en bewezen diensten, 1551. 1192 Akte waarbij gedeputeerden tot de rekening van Friesland de omslag voor de tweede termijn van de 50.000 carg. ter ondersteuning van de strijd van de Koning tegen Frankrijk bepalen op een stuiver en een blank over elke gulden huur, 1561. 1193 Uittreksel uit het floreenkohier van [1511] betreffende de goederen in stad en klokslag van Leeuwarden, [1562?]. 1194 Instructie [door de Munt te Brussel] voor de geldwisselaars: geautoriseerde staat van de wisselwaarden van afgekeurd muntgeld, [c.1571?]. 1195 Afschrift van authentieke afschriften van statenstukken c.a. van 1574 betreffende de invoering en invordering van een impost ten behoeve van het onderhoud van de huursoldaten c.a., [c.1574]. 1196 Uitspraak van commissarissen van het Hof inzake het aandeel van elke stad in de som van 10.000 carg. die de steden gezamenlijk bijdragen ten behoeve van de betaling der achterstallige soldij van de Spaanse garnizoenen, 1577. 1197 Kohier van de heffing [van de achtste penning] over de [niet-floreenplichtige?] landen onder de klokslag, 1578. 3.2.9.2.3.2. De periode der Republiek (1580-1795) 1198 Kwitantie van ontvanger generaal Bootzsma ten behoeve van de stad vanwege ontvangst van haar aandeel van 4000 gulden in de voor de gehele provincie uitgeschreven 100.000 gulden, 1607. 1199 Uitspraak van Stadhouder en Hof inzake het aandeel van elke stad in het negende deel van de gewestelijke 'contributien', 1610. 1200 Kwitanties t.b.v. de stad voor de betaling aan het gewest van het tekort in de rekening der schoorsteengelden van 1618(?), 1621-1622. 1201 Afschrift van de uitspraak van 17 juni 1628 der Staten-Generaal over het geschil tussen de stad Groningen en de Ommelanden inzake verdeling der gewestelijke middelen en lasten; en van nadere toelichtingen, [c.1630]. 1202 Afschriften van resoluties van het stadsbestuur betreffende door zijn volmachten te stellen voorwaarden voor de verpachting van de gewestelijke belastingen, [c.1633]. 1203 Authentieke afschriften van resoluties van Westergo en de Steden, van Oostergo en Zevenwouden, en van een minderheid van Oostergo, betreffende de verpachting der middelen 'tot stuyr van den oorloge en van andere landts lasten'; met afschriften van andere resoluties desbetreffend, [1634]. 1204 Afschrift(?) van een Statenresolutie van [1631] betreffende floreen- en andere belastingen, [c. 17de eeuw]. 1205 Afschrift van een staat van enkele ontvangsten van 'die generaelle Collecteurs' in 1668. 1206 Staat van pachters van de Vijf Speciën in het gewest, met de te betalen pachtsommen, [c.1670?]. 1207 Staat der eigenaren van diverse soorten voer- en vaartuigen in stad en jurisdictie, 1694. 1208 Geleidebrief van de Staten bij [ontbrekende] publicatie betreffende ontheffing van de Honderdste penning van 1702, vanwege overstromingsschade, 1703. 1209-1218 (Authentieke) afschriften van de kohieren van de Landschapsflorenen op de landen onder Leeuwarden, 1700-met aantekeningen van tussentijdse wijziging. Met bovendien: - ondertekening door de magistraat, 1700 - concordans met de reëel-kohiernummers, [c.1730]. 1209 1700. 1210 [1710?]. 1211 1720. 1212 [1730?]. 1213 1739. 1214 1753. 1215 1760. 1216 1771. 1217 1781. 1218 1790. 1219 Aantekeningen betreffende wijzigingen in de Floreen- en andere kohieren van onroerende goederen, c.1765. 1220 Stukken behorend bij inv.nr. 1218: aantekeningen betreffende eigendomswijzigingen der floreenschietende landen op Schilkampen onder nrs. 332, 334 en 335, aanvankelijk in bezit van 'Secretaris' J. Mebius c.s., c.1790 en c.1794. 1221 Concept van het kohier van de Landschapsflorenen op de landen onder Leeuwarden, met ondertekening door de magistraat, 1748. 1222 Afschrift van een concept van het kohier van de Landschapsfloreen op de landen onder Leeuwarden, 1788. 1223-1226 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de rentmeester der Landschaps-florenen onder Leeuwarden over 1671-1802; afgehoord door gecommitteerden uit de magistraat respectievelijk de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1672-1803. Met hiaat. 1223 1671, afgehoord 1672 dec 4. 1224 1719-1745, afgehoord 1720 nov 23-1746 nov 30. 1225 1746-1775, afgehoord 1747 dec 8-1776 nov 20. 1226 1776-1802, afgehoord 1777 dec 9-1803 dec 29. 1227 Rekening van inkomsten en uitgaven van Wybrandus Faber als collecteur generaal van de 100ste en 1000ste penning over 1706 mei-1707 apr; afgehoord door gecommitteerden uit de magistraat, 1708 jul 11. 1228 Gedrukte (landschaps)publicaties betreffende voorgenomen verpachting door Gedeputeerden van het Gemaal, de Vijf Speciën en enkele andere landsbelastin-gen, met een aantekening betreffende de afkondiging, 1715. 1229 Staat van de omslag over grietenijen en steden van de 900.000 carg., voorheen de jaarlijkse opbrengst uit de verpachting der gewestelijke belastingen, [c.1750]. 1230 Gedrukte omrekentabel voor de tarieven van het Reëel, [c.tweede helft 18de eeuw]. 1231 Aantekening betreffende [de reëel-opbrengst van?] vijf pondematen gardeniersland aan de Potmarge, [c.1753?]. 1232 Rekeningen van de (administrerende) generale collecteur van de Reële en Personele goedschatting voor de stad Leeuwarden over 1758/59-1767/68; afgehoord door gecommitteerden uit de magistraat, 1760-1769. Met lacunes. 1233 Staten van de Reële en Personele goedschatting en van de Stuivergelden, c.1760-c.1769. Met lacunes. 1234 Missive van Gedeputeerde Staten betreffende enkele details in het kohier van het Personeel, 1773. 3.2.9.2.3.3. De Bataafs-Franse periode (1795-1811) Het lag in de bedoeling - zeker sinds de vestiging in 1798 van de nationale eenheidsstaat - dat de gewestelijke belastingheffing zou worden vervangen door een van het Rijk, maar aanvankelijk werden de staatsinkomsten vooral ad hoc uit gewestelijke belastingafdrachten en leningen geput. Eerst met de invoering van het nieuwe belastingstelsel van Gogel in 1806 werd rechtstreekse belastingheffing door het Rijk zelf regel. 1235-1245 Kohieren van het (Extraordinaris) Reëel, 1795 mei/1796 apr-1805 mei/1806 apr, met afschriften c.q. concepten van de processen- verbaal van de vaststelling door het gemeentebestuur, 1795-1805. 1235 1795/96, opgem.1795 aug 28. 1236 1796/97, opgem.1796 jul 29. 1237 1797/98, opgem.1797 sep 28. 1238 1798/99, opgem.1799 feb. 1239 1799/1800, opgemaakt 1799 aug 29. 1240 1800/01, opgem. 1800 aug. 1241 1801/02, opgem. 1801 aug. 1242 1802/03, opgem. 1802 aug. 1243 1803/04, opgem. 1803 aug. 1244 1804/05, opgem.1804 aug 29. 1245 1805/06, opgem. 1805 aug. 1246 Lijst van de eigenaren van de percelen onder Landen 13, 1805. 1247 'Generale Recapitulaties': (geauthentiseerde) staten van de opbrengsten van het (Extraordinaris) Reëel over 1795/96-97/98 en 1799/1800-1801/02, c.1796-1802. 1248 Staten van de berekening en verdeling der Stuivergelden van het (Extraordinaris) Reëel, 1796-1802. 1249 Rekeningen van de collecteur generaal van het (Extraordinaris) Reëel over 1795/96-1801/02; afgehoord door gecommitteerden uit de Raad der Gemeente resp. het Gemeen-tebestuur, 1797-1803. 1250 Bijlagen bij de rekeningen onder inv.nr. 1249, 1795-1802. 1251 Manualen van ontvangsten van Lambertus Idzardi als collecteur generaal van het (Extraordinaris) Reëel, 1795-1802. 1252 Stukken behorende bij de manualen onder inv.nr. 1251, c.1795-1802. 1253 Extractbesluit van het Intermediair Administratief Bestuur op rekest van Jan Otto Faber betreffende heffing van het Extraordinaris Reëel op zijn huis in de Bollemanssteeg, 1798. 1254 Stukken betreffende betaling Extraordinaris Reëel door G. Spoelstra, I. Metz Keuvers en Willemina Eduarda van Burmania, [c.1802]. 1255-1264 Kohieren van de belasting op de Speciën, met lijsten betreffende wijzigingen of aanvullingen en andere stukken desbetreffend, 1795 mei/1796 apr-1805 mei/1806 apr. Met hiaat. 1255 1795/96. 1256 1796/97. 1257 1798/99. 1258 1799/1800. 1259 1800/01. 1260 1801/02. 1261 1802/03. 1262 1803/04. 1263 1804/05. 1264 1805/06. 1265 Authentieke afschriften van de rekeningen der collecteurs generaal van de drie Speciën, t.w. hoornbeesten, bezaaide landen en paarden, over 1801/02-1805; afgehoord door het Gemeentebestuur, 1803-1807. 1266 Authentieke afschriften van de rekeningen van de collecteurs generaal der Schoorsteengelden over 1801/02-1802/03 en 1805 vanaf mei; afgehoord door het Gemeentebestuur, 1803-1807. 1267 Lijst met nadere aangiften van Schoorstenen in 1805 sep-dec. 1268 Authentiek afschrift van het kohier van de Wapengelden, 1796. 1269 Authentiek afschrift van het kohier voor de Plezierrijtuigen en -jachten, 1797. 1270 Authentiek afschrift van het kohier van de Landschapsflorenen op de landen onder Leeuwarden, 1800. 1271 Bijlagen bij de rekening van Pieter Brandsma als ontvanger van de Landsfloreen op de landen onder Leeuwarden, 1802. Met akte van zijn aanstelling met renversaal, 1797. 1272 Kwitanties voor Lambertus Idzardi als ontvanger in de stad Leeuwarden van de Vijftigste penning volgens decreet van het Provinciaal Bestuur van 8 december 1797, 1798. 1273 Kwitanties en andere stukken voor de wed. van Haersolte geb. Idsardi betreffende de Vijftigste penning op de bezittingen, 1801-1804. 1274 Bevelschrift, ingekomen bij G. Bavius van de stad Leeuwarden, tot spoedige betaling van de staatsheffing van eenhonderdste van de waarde van zijn bezittingen, 1799. Met concepttekst voor advertentie in de [Leeuwarder] Courant betreffende invordering van de 'Geamplieerde Heffing over elks Bezittingen', 1799. 1275 Extractbesluit van het Departementaal Bestuur betreffende de aanstelling van Wopke Wopkens, Klaas Oenes Gorter, Johannes de Wal, Isaac Bolman en Pier Zeper tot Departementale Gecommitteerden in de acht- en vijfentwintigjarige heffingen, 1802. 1276 Extractbesluit van het Departementaal Bestuur tot kennisgeving van enkele ministeriële richtlijnen betreffende aangifte van onroerend goed, 1806. 1277 'Register van de quotisatie': kohier van de belasting [op vermogen en welstand] in espels en buitenbuurten, 1808. 1278 Staten betreffende de Additionele vijf stuivers op de rijksbelastingen voor 1808, 1809. 3.2.9.2.3.2. De periode der Republiek (1580-1795) 3.2.9.2.3.3. De Bataafs-Franse periode (1795-1811) 3.2.9.3. Bijzondere financiële rechten en verplichtingen (kapitalen, vorderingen, schulden) Het betreft hier meest incidentele kwesties; zie ook inv.nrs. 383, 431, 1054, 1366, 1410, 1412, 1694 alsook 1304. Voor algehele saneringen zie met name hoofdstuk 2.9.1. 1279 Akte van schuldbekentenis vanwege de verkoop van een jaarrente van 28 goudgulden aan Derick Vercken, burger te Rinemunde, [c.1502?]; met aantekening betreffende aflossing, 1538. Met twee kwitanties voor rentebetaling, 1503 en 1506. 1280 Stukken betreffende de betaling aan Hans Vylter, burger van de stad Hamburg, van 17 Rijnsgulden voor in [14]99 geleverde salpeter, 1503-1504. 1281 Kwitantie van Jacob Hette schoenmakers zoen [te Westergeest?], [mede] namens zijn broer [Jan] en zuster [Claercke], voor de betaling vanwege het stadsbestuur van eertijds door hun moeder geleverde 200 ton kalk; 1504. Met de bijbehorende betalingsvolmacht door de magistraat aan Jacob Feddes, 1503. 1282 Kwitantie van Hermen Henricks, burger te Zwolle, als volmacht van de erven Henrick van den Water en Wolter van Oy, ten behoeve van het stadsbestuur vanwege betaling van geleverd hout etc., 1505. 1283 Akte waarbij de stad twee jaarrenten uit de stadswaag verkoopt aan het Sancte Anthonius Jesthuijs, 1516. Met in dorso kwitantie door het gasthuis voor aflossing van de hoofdsom, 1551. 1284 Akte van schuldbekentenis door de magistraat ten behoeve van Anna, nagelaten jongste kind van wijlen Jan en Barbara, wegens een jaarrente van een gouden kroon uit de waag, 1516; met akten en aantekeningen betreffende overdracht en aflossing van deze rente tot 1526. 1285 Akten waarbij het stadsbestuur verklaart renten uit de stadswaag te hebben verkocht aan Wybe Gherryts respectievelijk zijn weeskinderen, ten behoeve van herstel van de stedelijke vestingwerken; 1533 en 1534. Met in dorso akten waarbij Andries Arents verklaart de hoofdsommen te hebben terugontvangen, 1551. 1286 Akte waarbij heer Jelto Thomas Fabri als houder van de [Johannes Baptist]-prebende in Oldehove met toestemming van de bisschop van Utrecht de hof naast Sinte Anthonius Gaesthuys aan de stad in eigendom overdraagt in ruil voor een jaarrente van 12 goud-gulden uit de Waag, 1536. 1287 Akte van overdracht door Albert Frans, burgemeester, aan Harman Pheltes, burgemeester, van een rente van negen goudgulden uit de waag, in 1538 door de stad verkocht aan Lutgert, weduwe van oud-burgemeester Hans Cruys; 1551. Met de akte van 1538. 1288 Kwitantie van kerkvoogden van Oldehove voor het stadsbestuur vanwege de aflossing van een rente uit de waag met 100 car.gld., benodigd voor de betaling van een te Kampen gegoten klok, 1540. 1289 Minuut van een mandaat van stadsrentmeester Alle Theyes aan bode Frans Gerloffs om Jan Lamberts, pachter van de wijn- en bieraccijns, en zijn borg Frans Hayes te bevelen zich in gijzeling te begeven tot de achterstallige pacht is betaald; 1554. Met in dorso: doorgestreepte aantekening van verkoop van een rente door Melle Janssen en Dyeuwke aan [burgemeester] doctor Seerp [Hania] en Aucke (bode?) etc. 1290 Akte waarbij Gedeputeerde Staten verklaren dat de door de stad Leeuwarden ten behoeve van de soldaten van de Heer van Nienoord voorgeschoten 6000 carg. verrekend zullen worden binnen het kader van de tussen Steden en Landen op 20 mei gesloten overeenkomst, 1583. 1291 Akte waarbij Loys Bucio uit Piemonte de magistraat ontslaat van zijn borgtocht inzake zijn schuld aan de cipier van het blokhuis, 1587. 1292 Kwitantie door Godevard van Steenhuis [ambtman van Grave en het Land van Cuyk] namens zijn echtgenote Gartruyd van Tweenbergen vanwege de aflossing van een door Bartholomeus van Coelen c.u. in 1542 gekochte rente van 50 goudgulden op de waag, 1615. 1293 Gunstige beschikking op het rekest van Hessel Jelles, pachter van de stadsdaalder, de vleesmarkt en de zoutwaag, om de resterende pachtpenningen in termijnen te mogen betalen, 1619. Met akten van borgtocht en andere bijbehorende akten en aantekeningen, 1618-1620. 1294 Akte waarbij Sjoeke Romkes, voormalig pachter van de boterwaag, zich accoord verklaart met een schikking inzake zijn eis van 650 goudgulden van de magistraat, 1726; met procuratie door de eiser op vroedsman en procureur Hetto Cleisma, 1725. 1295 Rekeningen door de stadsrentmeester van de inkomsten en uitgaven vanwege het afsluiten en aflossen van leningen tot een bedrag van 40.000 carg. over 1744 mei-1761 apr; afgehoord door gecommitteerden uit de magistraat, 1749 aug 13-1762 dec 29. 1296 Lijsten van obligaties ten laste van de stad en van de Magistraats- en Vroedschapsbeurs, [c.1766]; met aantekeningen betreffende aflossing tot 1772. 1297 Akten betreffende toewijzing aan de individuele magistraatsleden, resp. cessie aan hun opvolgers, van hun aandeel in de leningen uit 1666 en 1674 van resp. 4000 en 2000 carg. aan het gewest, 1666-1680. 1298 Obligatie aan toonder ten laste van de stad, 1785; met aantekeningen van rentebetaling, 1786-1807, en betreffende aflossing, 1808. 3.2.10. Openbare werken en goederenbeheer Ofschoon binnen het totale takenveld van het stadsbestuur het Goederenbeheer in principe in de middelensfeer thuishoort terwijl de Openbare Werken eerder de uitoefening van een primaire taak betreffen, vergen beide categorieën dezelfde deskundigheden en hebben ze dan ook tot een min of meer gezamenlijke archiefvorming geleid. Zoals hun naam aangeeft, hebben de bouwmeesters (in de zestiende eeuw ook nog wel 'raden' genoemd) door de eeuwen heen steeds een sleutelrol bij de uitvoering van de stedelijke bouwkundige (en andere materiële) taken vervuld. In strict formele zin moet die positie - in elk geval vanaf midden zeventiende eeuw - weliswaar enigszins worden gerelativeerd; dan rouleren de vier 'policiën' over de diverse leden van de magistraat, waardoor bijvoorbeeld policy C (Straten en wallen) driemaal zo vaak door burgemeester en schepenen als door burgemeester en bouwmeesters waargenomen wordt. Maar steeds hebben de bouwmeesters een dagelijkse verantwoordelijkheid op dit terrein behouden, waardoor het voor de hand lag dat zij doorgaans lid waren van de diverse ad-hoc commissies voor bouwzaken. Die ad-hoc commissies werden aan het eind van de zeventiende eeuw grotendeels vervangen door een permanente 'Bouwcommissie', waarin naast de beide bouwmeesters meestal twee burgemeesters zitting hadden. In de jaren zeventig van de achttiende eeuw heeft deze Bouwcommissie inmiddels zozeer aan status gewonnen dat ze een aantal belangrijke taken van de policymeesters tenslotte de facto overneemt: verhuring van eigendommen (1773) en aanbesteding van onderhoud van eigendommen en openbare werken (1777). Hun activiteiten op bouwkundig terrein en op andere terreinen van materieel beheer brachten met zich mee, dat de bouwmeesters ook een breed scala specifiek-financiële taken te vervullen hadden. Zo droegen sommige collecteurs hun geïnde retributies aan hen af voordat die in de rentmeesterskas terechtkwamen. Ook andere kassen werden door een bouwmeester beheerd, zoals de 'Bouwmeestersbeurs' en - daarmee misschien samenhangend, zie toelichting in rubriek 2.17.2.6 - die van de Kleine Consentgelden. Bij magistraatsresolutie van 21 mei 1618 werden de bouwmeesters aangewezen om in eerste instantie de Sententiegelden te ontvangen. Ten overvloede wordt er nog weer eens op gewezen dat onder de stedelijke bezittingen ook de geestelijke en de quotisatiegoederen worden begrepen; de bouwmeesters vervullen q.q. tevens de functie van kerkmeester. De afgrenzing van het archief van de Bouwcommissie van het moederarchief is - zeker sinds de jaren zeventig van de achttiende eeuw - niet volstrekt zeker. In het algemeen is er maar van uitgegaan dat het enkele algemene series bevat en daarnaast een aantal bundelingen van uiteenlopende afschriften en een enkel origineel (veelal in rood halfleren band gebonden en met sitspapier beplakt). De meest formele stukken (verhuur- en bestekboeken bijvoorbeeld) worden geacht tot het moederarchief te behoren (zoals in elk geval vóór de jaren 1770 het geval was geweest). Dat de 'kast' van de bouwcommissie bergplaats is geweest voor diverse andere stukken (als bijvoorbeeld de inv.nrs. 155 en 157-158) vormt op zich onvoldoende redenen om deze buiten het moederarchief te houden. Onder het beheer van de eigen bezittingen en openbare werken valt uiteraard ook de exploitatie ervan; betreft het de eigen exploitatie van bepaalde verkeersvoorzieningen (tolheffingen bij de Zwarte weg, Harlinger trekweg enz.), dan zijn de betreffende stukken in dit hoofdstuk verwerkt. Stukken betreffende door andere instanties beheerde verkeersvoorzieningen (bijvoorbeeld de trekwegen naar Dokkum, Sneek en Bolsward) zijn uiteraard in hoofdstuk 2.14 geplaatst. De 'financiële' administraties door en van de rentmeesters bevatten soms stukken die misschien even goed onder het 'materiële' beheer zouden kunnen worden begrepen, zoals de bodeleggers onder inv.nrs. 847, 893 en 894. In het betreffende hoofdstuk 2.9.1 treft men soms afschriften aan van materiële beheersadministratie waarvan de originelen verloren zijn gegaan. 3.2.10.1. Algemeen 1299 Akte waarbij Karel, heer van Friesland, de stad Leeuwarden de huizen van enkele met name genoemde rebelse edelen in de omgeving afstaat tot afbraak en gebruik, 1517. 1300 Akte waarbij Karel, heer van Friesland, de burgers en inwoners van Leeuwarden te allen tijde toestaat, de op hun huizen rustende 'gront thyns' af te kopen tegen de penning twintig, 1518. 1301 Plakkaat van de keizer met verbod om nog huizen binnen de stad Leeuwarden te belasten met onlosbare renten, met proces-verbaal van de publicatie, 1545. 1302 Diverse stukken betreffende reglementen en verplichtingen inzake het gebruik van de openbare ruimte, [1617?]-c.1809. 1303 Afschrift van het rapport van de commissie uit de magistraat tot onderzoek naar de toestand der stedelijke eigendommen, 1731. 1304 Deels geauthentiseerd register van akten van aanbesteding en andere stukken betreffende bouwkundige werken en van stukken betreffende het afsluiten van leningen, [c.1735]-1776. Met inhoudstafel, [19de eeuw]. 1305-1308 'Bestekboeken': deels geauthentiseerde registers van akten van aanbesteding en andere stukken betreffende bouwkundige werken en diverse leveranties; zelden betreffende verpachting van stedelijke inkomstenbronnen, 1777-1814. Met hiaat. 1305 1777 okt 11-1779 apr 23. 1306 1779 mei 8-1782 jul 15. 1307 1786 mrt 4-1789 dec 18. 1308 1789 mrt 12-1804 sep 14. 1309-1316 'Bestekboeken': deels geauthentiseerde registers van akten van aanbesteding van periodieke onderhoudswerken c.a., 1794-1812. 1309 1794 sep 19-1796 sep 23. 1310 1796 dec 16-1798 okt 26. 1311 1799 apr 12-1802 sep ?. 1312 1801 apr 24-1803 jun 3. 1313 1803 jul 22-1804 mrt 23. 1314 1804 mei 18-1806 okt 10. 1315 1805 apr 12-1808 feb 26. 1316 1808 jun 10-1812 okt 6. 1317 Afschrift van de instructie voor de stadstimmerman en de stadsmetselaar, 1786. 1318 Bestekken voor de aanbestedingen in de periode c.1792-c.1797 van het meerjaarlijkse onderhoud van diverse stedelijke openbare werken, met veelal aantekeningen van de aanneming, 1792-c.1794. 1319 'Inventaris en generaale conditien': bestekken voor de stedelijke openbare werken waarvan het onderhoud tweejaarlijks wordt aanbesteed, 1809. 1320-1328 'Verhuurboeken': akten c.q. aantekeningen van verhuur of verpachting van (de) stedelijke eigendommen, c.q. andere inkomstenbronnen, 1658-1816. Met bovendien: - diverse andere verbandhoudende akten en aantekeningen - klappers op de namen der huurders, c.1785-c.1816. 1320 1658 mrt 20-1695 mei 24. 1321 1693 nov 17-1724 apr 1. 1322 1727 aug 8-1759 jan 16. 1323 c.1758-1778 apr 27. 1324 1778 nov 16-1785 dec 2. 1325 1787 feb 24-1797 apr 17. 1326 1793 sep 13-1803 sep 2 (1804). 1327 1801 jan 3-1805 sep 12. 1328 1806 jan 4-c.1816. 1329 Afschrift van de conditiën voor de verpachting van de stedelijke eigendommen in 1772 en 1773; [1773?]. Met aantekeningen door de rentmeester der geestelijke en der quoti-satiegoederen tot c.1776. 1330 Gedrukte reglementen houdende algemene voorwaarden voor de pacht van onroerende goederen van de stad Leeuwarden, [c.1773 en c.1780?]. 1331 Aantekeningen betreffende diverse openbare aanbestedingen, van werken en verpachtingen van rechten, 1789-c.1802. 3.2.10.1.1. Archief van de Bouwcommissie Ingesteld 1688, maar ook daarvoor ad hoc al in functie. Aanvankelijk samengesteld uit de beide bouwmeesters en enkele andere leden van de magistraat. Op den duur wint zij aan aanzien en zelfstandigheid; sedert de jaren zeventig van de 18de eeuw zijn naast de bouwmeesters steeds twee of drie burgemeesters lid, waaronder de presiderende. Het archief van de Bouwcommissie vertoont naast een officieel ook een meer officieus karakter in de vorm van een informele schaduwarchiefvorming (zie ook NB onder inv.nr. 1348), waarbij niet steeds een scherpe grens te trekken valt tussen commissie-archief en archief van commissarissen persoonlijk. Men vergelijke ook in rubriek 2.6.4 de stukken van Petrus Henricus Petraeus en Reinder Buysing. 1332-1335 Besluiten en aantekeningen van de handelingen van de Bouwcommissarissen, (1688)1695-1811. Met bovendien: 1332-1335 Besluiten en aantekeningen van de handelingen van de Bouwcommissarissen, (1688)1695-1811. Met bovendien: - aantekeningen van c.1760 betreffende voorafgaande periode vanaf 1619 - enkele extract-resoluties. 1332 'Annotatieboek der Bouheeren', (1688)1695 c.jun-1779. 1333 'Memoriaal voor de Bouwcommissie', 1780-1783. 1334 idem 1784-1801. 1335 idem 1802-1811. 1336-1340 Particuliere(?) aantekeningen van de handelingen van de bouwcommissarissen, 1776-1789. Met hiaten. 1336 1776. 1337 1780. 1338 1781. 1339 1787. 1340 1789. 1341-1343 Extractresoluties van de magistraat betreffende opdrachten aan bouwcommissarissen, 1755-1811. Met hiaat. 1341 1755 mrt-1764. 1342 1765-c.1776. 1343 1802 dec 22-1811 jun 22. 1344-1347 Particuliere(?) aantekeningen betreffende de vergaderingen van de magistraat en van magistraat en vroedschap, 1774-1787. Met hiaten. 1344 1774. 1345 1777(1778 jan 1). 1346 1781. 1347 1787(1788 jan 1). 1348-1351 Afschriften van 18de-eeuwse (zelden oudere) stukken, en enkele originele stukken, betreffende bouwkundige en financiële zaken, de relatie tot de stadhouder en diverse andere onderwerpen, 1767-1773. 1348 betreffende bouwkundige zaken (1767-1773). 1349 met name betreffende de relatie tot de stadhouder (1770-1773). 1350 betreffende bouwkundige en andere onderwerpen (1770-1773). 1351 vooral betreffende bouwkundige en financiële zaken (1770-1773). - aantekeningen van c.1760 betreffende voorafgaande periode vanaf 1619 - enkele extract-resoluties. 1336-1340 Particuliere(?) aantekeningen van de handelingen van de bouwcommissarissen, 1776-1789. Met hiaten. 1341-1343 Extractresoluties van de magistraat betreffende opdrachten aan bouwcommissarissen, 1755-1811. Met hiaat. 1344-1347 Particuliere(?) aantekeningen betreffende de vergaderingen van de magistraat en van magistraat en vroedschap, 1774-1787. Met hiaten. 1348-1351 Afschriften van 18de-eeuwse (zelden oudere) stukken, en enkele originele stukken, betreffende bouwkundige en financiële zaken, de relatie tot de stadhouder en diverse andere onderwerpen, 1767-1773. 1352 Stukken, waarschijnlijk afkomstig uit een band of banden als hiervoor, betreffende bouwkundige zaken, [c.1770]-c.1773. 1353 Rapport van Gosling Lourens aan de commissie uit de magistraat tot onderzoek naar de toestand der geestelijke en der quotisatiegoederen, 1772. 1354 Rapport van Roelof Bosma en Jan Jacobs Swart betreffende hun onderzoek naar de toestand der geestelijke en der quotisatiegoederen, 1792. 1355 Concepten van de 'particuliere conditiën' voor de verpachting van de stedelijke eigen-dommen in 1794, [c.1793]; met enkele aanvullingen 1794. 3.2.10.1.2. Overig 1356 (Ontwerp?)tekeningen van niet geïdentificeerde stenen en houten bruggen [buiten de stad?], [c.2de helft 18de eeuw]. 1357 Ontwerptekeningen door burgemeester Willem Coulon(?) voor een werktuig waarmee een vloeiende stof van een klein (meng?)vat in een groter vat kan worden geslingerd of gegoten, [c.3de kwart 18de eeuw]. 1358 Ontwerptekening [door stadsmetselaarsbaas Hendrik Zijlstra?] van een kookhuis met half-aams ketels [voor lijnolie? lijm?], [c.3de kwart 18de eeuw]. 1359 Ontwerptekening voor een lantaarn-armatuur(?), [c.3de kwart 18de eeuw]. 1360 Ontwerptekening voor een schouw(?), [eind 18de eeuw]. 1361 Afschrift van een adres van 1795 van een medeburger aan de Burgers en Representanten van Friesland tot het uitschrijven van een prijsvraag voor een ontwerp van een bagger-molen ter verdieping van de vaarwateren ter bevordering van de scheepvaart, [c.1795]. 1362 Gedrukt decreet c.a. betreffende de uitloving door de keizer van Frankrijk etc. van een miljoen franc voor de 'uitvinder van het beste werktuig tot het spinnen van vlas', 1810. 1363 Ontwerpplattegrond van een boerderij(?), [c. begin 19de eeuw?]. 3.2.10.2. Openbare werken, c.q. stedelijke bezittingen met publieke functie Zie voor aanleg en exploitatie van werken i.v.m. onderwijs en armenzorg de betreffende hoofdstukken 2.16 en 2.17. Ook voor openbare orde (schuttersdoelen, tuchthuis), landsverdediging (b.v. kazernering), verkeer en kerkelijke zaken kan men soms in de gespecialiseerde hoofdstukken (2.12 tot 2.15) terecht. Voor enkele afschriften betreffende stratenaanleg vanaf 1733 vergelijke men het Secretariearchief 1811-1941, inv.nr.5902. Voor de verkoop van enkele woningen van de Stads Armenkamer zie inv.nr. 2277, voor onderhoudswerkzaamheden in 1802 door het gewest aan het Nieuwe Stadsweeshuis inv.nr. 2558. 3.2.10.2.1. In en aan de stad De meeste tekeningen zijn afkomstig van stads metselaarsbaas Hendrik Zijlstra (1732-c.1787) en stads timmerbaas Jan Nooteboom (1760-1812). 3.2.10.2.1.1. Stadswallen 1364 Scheidsrechterlijke uitspraak door Jacob Jelis en Jacob Adams in het geschil tussen het stadsbestuur en Wermboldt Gherrolts betreffende vergoeding aan de laatste vanwege de verplichte verplaatsing van zijn huis en kamers aan de stadswal benoorden de Tuinen 15 houtvoeten stadinwaarts, 1535. Met concept. 1365 Akte waarbij François van Anjou de besluiten van 1581 van Gedeputeerde Staten bekrachtigt betreffende beschikbaarstelling aan o.a. Leeuwarden van de voorheen jaarlijks aan de blokhuizen bestede gelden, alsmede van de accijnzen op wijn, bier en laken, ten behoeve van het onderhoud van zijn vestingwerken, voor de periode van twee jaar; 1582. Met in dorso een akte betreffende financiële afhandeling, 1583. 1366 Rekest van Taco van Camminga, mede namens de kinderen van wijlen Peter van Camminga, aan de Staten betreffende de vergoeding van hun ten behoeve van de stedelijke vestingwerken afgegraven gronden in de [Amelands]hof c.a., 1584. 1367 Akte van overeenkomst met volmachten van de kerkelijke gemeente van Huizum betreffende de koop van de helft van 3 koegangen kerkegoed 'de Kleyne Fenne' ten behoeve van de aanleg van de Wirdumerpoortsdwinger c.a., 1598; met de betreffende procuratie, 1597. 1368 Missive van Stadhouder Willem Lodewijk vanuit 's-Gravenhage met verzoek op de hoogte te worden gesteld van de stand van zaken met betrekking tot de aanleg van de nieuwe vestingwerken, 1619. 1369 Akte van verkoop door Lieuwe van Mellema van bijna vier pondematen land aan de noord-oostzijde van de stad (bij 'Heerewech') ten behoeve van de vestingwerken aldaar, 1620; met proces-verbaal van de opmeting c.a., 1619. 1370 Akten betreffende de aankoop van 10 pondematen land aan de zuidzijde van de stad, 'verleden jare aend' nieuwe dwingers gebruyct', van Ene Tiara, echtgenote van Dr. Horatius Meinsma, 1623-1625. 1371 Ontwerptekeningen voor boombeplantingen op dwingers(?), [c.1773?]. 1372 Proces-verbaal van de aanbesteding van het kap- en snoeiwerk aan de bomen op het bolwerk, met bestek en voorwaarden, 1773. 1373 Bestek en voorwaarden voor het kap- en snoeiwerk aan de bomen op het bolwerk, 1785; met aantekeningen betreffende de aanbesteding, 1786. 1374 Stukken betreffende gemeentelijk protest tegen de verhuur namens de Nationale Domeinen van de Prinsentuin, 1798-1810. 1375 Stukken betreffende verhuur en beheer namens de Nationale Domeinen van de Prinsentuin, tevens betreffende enkele bouwkundige maatregelen voor het voormalig Stadhouderlijk Hof, 1801-1810. 3.2.10.2.1.2. Stadspoorten met bijbehorende voorzieningen 3.2.10.2.1.2.1. Hoekster poorten c.a Voor Verversbrug zie ook 2.10.2.2.5: Zwarte weg. 1376 Scheidsrechterlijke uitspraak, door stadhouder George Schenck, doctor Wopko van Bourmannia en advocaat Serp Beyema, inzake het geschil met de weduwe en kinderen van Witzie van Kamminga over de afbraak [in c.1498] door de stad van enkele huizen buiten de Hoekster poort ten oosten van de 'oulde Ee' bij de aanval van de hertog van Saksen, 1536. 1377 Afschriften van stukken van 1554-1563 betreffende het proces voor het Hof, waarbij Frans en Rienck Camminga c.s. de aanleg van een brug buiten de Hoek-ster poort over de Ee wordt toegestaan, [c.1559]-[c.1563]. 1378 Tekeningen van de stenen brug bij de Hoekster [binnen]poort en van de stenen 'Ketting-brug' [bij de Waag]; met aantekeningen betreffende de kosten, 1760. 1379 Ontwerptekeningen voor [het nieuwe] paardewed in de Arendstuin, 1777. 1380 Lijst van kosten bij een ontwerp voor de Hoekster buitenpoort, [c.1783?]. 1381 Ontwerptekeningen voor de voorgevel van de [Hoekster buitenpoort], 1783. 1382 Ontwerp plattegrondtekening van de [Hoekster? buitenpoort] met molenaarswoning, [c.1783?]. 1383 Concept(?)bestekken van diverse onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan de Hoekster poorten c.a. en de Verversbrug, met aantekening van aanneming, 1786-1787. 3.2.10.2.1.2.2. Tuinster poort 1384 Concept van een negatief advies van de magistraat aan stadhouder(?) op een rekest van Melle Ekes en Greetye Nitters, wonende op het Vliet, om een ophaalbrug naar de stad te mogen aanleggen, [c.1567?]. 1385 Tekening van de voorgevel van de [Tuinster landpoort?], [c.2de helft 18de eeuw]. 1386 Ontwerptekening voor het secreet bij de Tuinster poort, 1777. 3.2.10.2.1.2.3. Vrouwen waterpoort 1387 Akten betreffende de aankoop van huizen c.a. op het Schavernek bij 'd'olde molenwier', 1625-1627. 1388 Bestek van het herstel van het metselwerk van 'de vier vleugels van de Vrouwen Waterpoort', met twee latere aanvullingen; met aantekeningen betreffende de aanneming, 1788. 1389 Bestek en voorwaarden voor het afbreken van het zwanenhok bij de Vrouwen waterpoort en het aanbrengen van twee nieuwe hekken in de Oldehoofster waterpoort, met aantekening betreffende de aanbesteding, 1788. 3.2.10.2.1.2.4. Wirdumer poorten 1390 Akte van aanbesteding van het metselwerk tot herstel van de stenen muur tussen de [Wirdumer] waterpoort en de houten wal aan het Zaailand, 1687. 1391 Extract -resolutie betreffende het weer weghalen van paardemest op de Wirdumer dwinger door Ate Goslings en de stalluiden van het Ruiterskwartier; met boderelaas, 1688. 1392 Ontwerptekening voor een poortierskamert in de Wirdumer [buiten]poort, 1777. 1393 Concept(?)-bestekken van diverse onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan de Wirdumer poorten c.a., met aantekeningen betreffende aanneming, 1786-1787. 3.2.10.2.1.2.5. Vrouwen landpoorten 1394 Ontwerptekening voor een stenen pijp bij de Vrouwen landbinnenpoort, met secreet, 1775. 1395 Concept(?)-bestekken van diverse onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan de Vrouwen landpoorten c.a., met aantekening betreffende de aanneming, 1787-1789. 3.2.10.2.1.2.6. Overig 1396 Arbitrale uitspraak betreffende het geschil tussen het stadsbestuur en Thomas Folkerts smidt betreffende afbraak van een huis c.a. van de laatste aan de stadswal bij de 'pijp daermen nae Wirdum vaeren', 1536. Met proces-verbaal betreffende de betaling door de stad van de eerste termijn, 1537. 1397 Plattegrond- en andere tekeningen voor de nieuwe waterpoort c.a. bij Droevendal, 1778. 1398 Tekening van [de binnenzijde van een poort?], [c.18de eeuw]. 1399 Ontwerptekening voor een kamer aan een buitenpoort, 1778. 3.2.10.2.1.3. Straten, grachten enz 1400 Akte van verkoop door het klooster Bethlehem aan de stad van de lege plaats van Ghysbert Speelmans woonhuis aan de Eewal, 1526. 1401 Akte van verpachting van de lege plaats [van Uniahuis] bij het Henxtewad aan de burgers Hans Kruyshaer en Lenaerdt Huge, met aantekening betreffende korting op de eerste pachtbetaling, 1526. 1402 Sententie waarbij het Hof de eis afwijst van leden van de familie Oenye tot schadevergoe-ding vanwege de vernieling door de stad in 1498 van Uniahuis, 1547. 1403 [Afschrift van een?] authentiek afschrift van een akte waarbij Kempo van Martena en Willem Zagarus, als raden in het Hof en als scheidsrechters, uitspraak doen in het geschil tussen het stadsbestuur en de bewoners van de Nieuwestad over aanleg en onderhoud van bekading en andere infrastructuur aldaar, alsmede over het gebruik van de betreffende ruimte, 1536. 1404 Akte waarbij Jacob Wybes 'Leertouwer' en echtgenote Frouck Hessels de stad een huis verkopen bij de Jelgerapoort, 1610. 1405 Akten van aankoop c.a. van huizen aan de Eewal [tussen Vismarkt en Minnemastraat] ten behoeve van rooiing en aanleg van de [Nieuwe Eewal], met een afschrift van een procuratie desbetreffend; deels met renversaal, 1613-1616. 1406 Akten en processen-verbaal betreffende aan- en verkoop resp. onteigening van huizen aan de Eewal [tussen Minnemastraat en Grote Hoogstraat] ten behoeve van rooiing en aanleg van de [Oranje Eewal], met een concept; deels met renversaal, 1617-1621. 1407 Akte van schuldbekentenis door Griet Jan Pyters dochter vanwege de aanleg van een nieuwe stenen wal voor haar huis aan de [Oranje?] Eewal, 1620. 1408 Decreetbrief van het Hof, waarbij de stad Leeuwarden na een executoriale verkoopprocedure de eigendom wordt toegekend van het pand [aan de noordzijde van de Foxsteeg], hoek Sint Jacobsstraat; met authentiek afschrift van de kwitantie voor de consignatie van het gehele koopbedrag ten bate van de oorspronkelijke schuldeisers, 1623. 1409 Akte waarbij Lambert van Dalen als voogd van de drie minderjarige kinderen van wijlen Arien Ruts, meester schilder, mede namens diens beide andere kinderen aan de stad vijfzesde deel van een achterhuis 'in de strate lopende van de St.Jacobsstrate na de Hoogstrate' [Foxsteeg] verkoopt, met kwitantie desbetreffend en met renversaal, 1625-1626. 1410 Akte betreffende de aankoop van een rente uit het pand [aan de noordzijde van de Foxsteeg], hoek Sint Jacobsstraat, van Mr. Focco Feykens, 1634. 1411 Extract van de definitieve sententie betreffende het geschil tussen [de fiskaal] en Abbe Abbes bakker c.u. betreffende onteigening door de stad van een onlangs aangekocht huis aan de Sint Jacobsstraat, 1617. 1412 Akte van schuldbekentenis door Aeltje Willems weduwe voor een lening van zestig car.gld vanwege het slatten van het diep en het maken van een nieuwe wal voor haar huis bij de Blokhuister pijp, 1627. 1413 Akte waarbij het stadsbestuur op zich neemt, Jhr. Viglius van Aytta schadeloos te houden voor de huizen die door deze op stedelijk bevel in zijn tuin aan de Wirdumerdijk zullen moeten worden gebouwd, 1636. 1414 Gunstige beschikking op het rekest van jhr. Ulbe van Aylva, grietman van Baerderadeel, betreffende aanleg van een brug voor zijn nieuwe schuur en paar-denstal op het Heerenwaltje, 1641. 1415 Rekest van notaris Jacob van Campen betreffende de weigering van zijn buurvrouw Lutske Bennis om de waterlossing tussen hun huizen schoon te maken, met het betreffende boderelaas; met commissie aan policymeesters tot minnelijke schikking, 1659. 1416 Brief van de geburen van de Weaze bij een [verloren gegaan] rekest betreffende het onderhoud van de brug aldaar, met bijlage, 1663. 1417 Stukken betreffende aankoop, hypothekering, verdeling, executoriale verkoop en schuldaflossing inzake de halve molen op de Oldehoofster dwinger, 1679-1727. 1418 Insinuatie namens Jan Harns Ferwerda [wonende aan het Zaailand?] door de eerste bode van het Hof, aan de heren bouwmeesters van de stad en aan de 'arbe-ijders' Thijs Claessen en Sijne Jeroens c.s., om geen meerdere bagger op zijn wal op te werpen, 1689. 1419 Akte waarbij Johannes van der Ley c.s. de stad een 'kast ofte houten winkell' met de betreffende erfpacht in de Koningsstraat verkoopt, 1689. 1420 Akte waarbij Dr. Jacobus Schulting en Dr. Gerardus Ignatius van Ernsthuis een huis Bij de Put [ten oosten van het hoekhuis Jacobijnerkerkhof] verkopen aan Eduard Marius van Burmania c.u., met consentakte en aantekening enz., 1737-1738; met renversaal c.a., 1737-1738. 1421 Akte waarbij Pieter Hemmes, 'timmerman en bontglanser', c.u. zijn niet afgebouwde huis op het Stads Asland door niaar aan de stad verkoopt, 1758; met bijbehorende akten betreffende de financiële afhandeling, 1758-1759. Met stukken betreffende gebruiksrecht, [c.1758]. 1422 Lijst van opslaggerechtigden en dus bijdrageplichtigen aan herstel en onderhoud van straat en wal van het Heerenwaltje, 1776. 1423 Lijst van eigenaren en huurders der panden ontwaterend in de Kleine Kerkstraat, 1782. 1424 Aantekeningen betreffende de betaling door Pyter Smeding van zijn aandeel wegens devernieuwing van de 'Buerte Brugge', 1784-1787. 1425 Tekening van voorgevel en plattegrond van een [stalgebouw?], [tussen 1787 en 1790]. 1426 Bestekken van de herstelwerkzaamheden aan de Doeke Martenapijp en de Galileër Kerkspijp, met aantekening betreffende de aanneming, 1789. 1427 Gunstige beschikking c.a. van Drost en Gerecht op het rekest van Thijs Feenstra betreffende aanleg van een schutting tot wering van het storten van afval bij zijn huis in de Doelestraat, 1804. 1428 Schetsplattegrond rond de pijp bij de Kanselarij, [19de eeuw]. 3.2.10.2.1.4. Raadhuizen 1429 Akten van verkoop, kwijting en overdracht door Henrick Henricks en Luipck Willa dochter respectievelijk heer Douwa, heer Hilbrant, heer Sipka, Gherrit Jacobs en Remck, van twee vierde parten in het raad- en vleeshuis aan de [Grote] Hoogstraat aan het stadsbestuur, 1504-1505. 1430 Akte van verkoop, kwijting en overdracht door Foppa Mattijss zoon Oenya en zijn echtgenote Katryn van een stuk grond achter het raadhuis aan het stadsbestuur, 1505. 1431 Akte van verkoop en kwijting door heer Goslick van Juwinga namens zijn zuster Ansck van de stins met hofstede bij de Brolbrug [hoek Naauw en Weaze] aan de stad op grond van niaar, 1524. 1432 Arbitrale uitspraak over een geschil met Tyaerdt van Bourmania over de rechten op een huis en op een belendende lege plaats bij de waag, 1528. 1433 Akte van verkoop van een huis aan de Hoogstraat naast het raadhuis, door Jacob Reyners en Anna Sybrens dochter aan Mr. Jan van Arum en Bauck Ente dochter; met proces-verbaal van de niaerkoop van dat huis door Stephen Reyners 'als broder ende nabloet'; 1551. Met in dorso: 'Coepbrieff ende consent vant huys twelck de stadt Leuwarden vercreghen heefft van Jacob Reiner zoon zijnde thuys naest het raedthuys'; [tweede helft 16de eeuw]. 1434 Akte waarbij de Karel, Heer van Friesland, instemt met de betreffende 'nyaercoop van bloetshalven' onder het vorige inv.nr., 1551. 1435 Akte van aankoop van het 'blaulyenhuys' [v.h. Waltahuis], met belending, van Anne Isbrantsz. en Aelcke Reynsdochter ten behoeve van een nieuw raadhuis, 1594. Met kwitanties betreffende termijnbetalingen, 1596-1602. 1436 Renversaal(?) van het vorig inv.nr., 1594. 1437 Akten waarbij Dirck Reinersz. 'sweertveger' resp. Rixt Feickesdochter, weduwe Dominicus Oetzma, de stad drie percelen verkopen tussen Doeke Martenapijp, Kleine Kerkstraat en Burmaniastraat, 1608-1616. 1438 Akten betreffende de aankoop door de magistraat van Mr. Abelus Attama, secretaris van Tietjerksteradeel, en Jan Wissema te Blessum, van de twee gedeelten van 'His Meester Haremens huysinge' [ten behoeve van een nieuw raadhuis], 1617-1620. 1439 Akten betreffende de verkoop van het raadhuis c.a. en aankoop van een belendende loods, met voorwaarden o.a. betreffende rooiing en ver- en bebouwing ter plaatse, 1618-1620. 1440 Akte van overdracht van een gedeelte van een huis aan het Raadhuisstraatje ten oosten van het raadhuis door mej. Maria Siccama, weduwe Dr. Johannes Clonckers, aan de magistraat, met akten en aantekeningen betreffende consent en andere verbandhou-dende zaken, 1760. 1441 Ontwerptekeningen voor de raadhuisuitbreiding met een nieuwe raadzaal, [c.1760-c.1761]. 1442 Aantekeningen betreffende en ontwerpen voor de (indeling van) de schilderingen in de nieuwe raadzaal, [c.1761-c.1762]. 1443 Ontwerptekeningen voor enig meubilair in en bij de nieuwe raadzaal, [c.1762]-1763. 1444 Ontwerptekeningen voor het hek vóór de nieuwe raadzaal, c.1761-1762. 1445 Ontwerptekening voor een hek voor een Hortus Botanicus, 1758. 1446 Ontwerptekening voor het borduursel op de voorschoot, te gebruiken bij het leggen van de eerste steen van de de nieuwe raadzaal, 1760. 1447 Brieven van erfstadhouder Willem III (V) en van zijn voogd, de Hertog van Bruns-wijk, met dank voor het eerbetoon bij het metselen van de eerste steen, 1760. 1448 Plattegronden van tafelschikkingen voor de Leeuwarder stadsbestuurders bij gelegenheid van de verjaardag van de stadhouder en andere feesten, [1766, 1768]. 1449 Stukken betreffende de leverantie van spijzen en dranken, de plaatsing ervan op de tafels en het instellen van de heildronk ter gelegenheid van het aantreden van stadhouder Willem III (V) en andere feesten, [c.1760-c.1768]. 1450 Stukken betreffende het aanbrengen van feestverlichting en andere versiering op het raadhuis, 1767. 1451 Memorie van [timmerman A. v.d. Hart?] betreffende verbetering van de Vroedschaps-kamer, [1782]. 3.2.10.2.1.5. Nieuwe Toren 1452 Bestekken voor onderhouds- en herstelwerk aan de Nieuwe Toren, met aantekeningen betreffende de aanneming, c.1788. 1453 Bestek van het onderhoud c.a. van het uur- en speelwerk van de Nieuwe Toren, [c.1793]. 3.2.10.2.1.6. Handelsgebouwen en markten 1454 Rekest van Fonger Obbis en Tjeerd Forsenburgh, meestertimmerman en -steenhouwer, tot oprichting van een stadskraan [bij de Waag], met bijbehorende stukken, c.1689. 1455 Bestekken en ontwerptekeningen voor de verbouwing van de Waag en de vervaardiging van een nieuwe kraan; met aantekeningen betreffende de aannemingen, 1786. 1456 Bestek en voorwaarden van het nieuw bevloeren van de Vismarkt, 1786. 1457 Bestek van het metselwerk aan de Brol, met aantekening betreffende de aanneming, 1789. 1458 Tekeningen betreffende een ontwerp voor een [Korenbeurs?] aan de Wortelhaven, [c.1795?]. 1459 Stukken betreffende de bouw van een Korenbeurs, [c.1795 en 19de eeuw]. 3.2.10.2.1.7. Kerkgebouwen c.a Als publiek eigendom dienden de kerkgebouwen niet uitsluitend de religieuze zaak; er kon ook worden geconcerteerd of vergaderd, en in de graven der gereformeerde kerken kwam tenslotte iedereen terecht. - Zie ook de rubrieken 2.10.2.3 en 2.15.3.1. 1460 Brief meester Gurt van Wouw te Delft betreffende levering van klok [voor de Oldehove], [tussen 1532 en c.1540]. 1461 Afschriften (van afschriften) van de akte van overeenkomst van 1529 van het stadsbestuur en de kerkmeesters van Oldehove, met toestemming van de pastoors, met meester Jacob van Aaken betreffende de bouw van een nieuwe kerk en toren van Sint-Vitus, [c.eind 17de eeuw, 18de eeuw]. 1462 Afschrift van een magistraatsresolutie betreffende reservering van het gestoelte naast de consistoriestoel in de Westerkerk voor aftredende magistraatsleden die geen zitting krijgen in de vroedschap, 1692. 1463 Ontvangstbewijs door Jan Peereboom, koster van de Jacobijner en Galileër kerken, voor vier zilveren bekers uit handen van Th. Tadema als rentmeester der geestelijke goederen, 1709. 1464 Akte van overeenkomst met de stadssteenhouwer Jacob Sijtses betreffende de betaling voor levering en plaatsing van vier pijlers onder het orgel van de Grote Kerk, 1729. 1465 Processen-verbaal van de aanbesteding van het herstel en onderhoud van het leien loodwerk aan de drie kerken gedurende telkens drie jaren, met de bestekken, 1742-1749. 1466 Tekening van de zuidelijke buitenmuur van de Westerkerk met hekje, [2de helft 18de eeuw?]. 1467 Processen-verbaal van de openbare aanbestedingen en aannemingen van het schoonmaken van de Jacobijnerkerk, 1754, en van de Galileërkerk, 1756 en 1759. 1468 Tekening en aantekeningen betreffende de toren van Oldehove c.a., [c.18de eeuw?]. 1469 Stukken betreffende de aanbesteding van de reparatie van de Oldehoofster toren c.a., 1786-1788. 1470 Bestek van timmer- en metselwerk aan de kosterij van de Grote Kerk, met aantekening betreffende de aanneming, 1789. 3.2.10.2.1.7.1. Graven Het beheer van de graven werd onder verantwoordelijkheid van de twee bouwmeesters in hun hoedanigheid van kerkmeesters uitgevoerd door de kosters. Het was één van dezen die onderstaande delen in 1847 aan de gemeentearchivaris overdroeg. Een rond 1768 opgemaakt grafboek van de Jacobijner, de Galileër en de Westerkerk bevindt zich in het archief van de Nederlandse Hervormde Gemeente, onder inv.nr. 1605; vgl. daar ook de nrs. 1606-1613 en 1247. Financiële eindverantwoording werd uiteraard afgelegd in de geestelijke rekening. 1471 Akte waarbij Juffrouw Jel of Juliana van Roussel de magistraat vrijwaart voor bijkomende aanspraken bij haar koop van een grafplaats aan het koor van de Jacobijnerkerk, 1627. 1472 Kwitanties voor de restitutie door de stadsrentmeester van 2 carg. aan de eigenaars der graven op het Oldehoofster Kerkhof [en in de Oldehoofster Kerk?], met proces-verbaal van de liquidatie met policymeesters; 1671. Met stukken betreffende de omslag der kosten van het graven en bewallen van het 'kanaal' bij het Oldehoofster Kerkhof over debelanghebbenden, 1661-62. 1473 Afschrift van een staat van 1691 van de graven en hun eigenaren in de Galileester kerk, betreffende contributie in het repareren van de vloer, [18de eeuw]. 1474 Legger der graven in de Westerkerk met hun eigenaars, 1736-1770 (1772). 1475 Extracten en andere stukken betreffende begravingen en eigendomsrechten van graven van Leeuwarder ingezetenen, 1754-c.1809. 1476 Lijst van een deel der graven en hun eigenaren in de Westerkerk, [c.1760?]. 1477-1480 Leggers der graven in de Oldehoofsterkerk en op de Oldehoofster en Jacobijner kerkhoven, met hun eigenaars; met aantekening der begravingen; 1779-c.1795. Met bovendien: - aant. der 'Stads- of Arme dooden (..) in de kuil oft modder', 1779-89 (1478) en 1789-94 (1479) - aant. der begraven kinderen in Jacobijner Kerkhof, 1779-1794 - akte betreffende begraving in 1784 van Johann Freerks, 1816 (1480). 1477 Oldehoofsterkerk. 1478 Oldehoofster kerkhof noord. 1479 Oldehoofster kerkhof zuid. 1480 Jacobijner kerkhof. 1481 Bestek van de verhoging en reparatie van de vloer van het Oldehoofsterkerkhof, met aantekening betreffende aanneming en uitvoering, 1787. 1482 Bestek van de ophoging van het Jacobijner Kerkhof, met aantekening betreffende de aanneming, 1789. 1483 Akte van overdracht door Louis le Maire, koster van Oldehove en Westerkerk, aan de stad van de hem toebehorende graven in de Oldehoofsterkerk en de Oldehoofster en Jacobijner kerkhoven; 1792. Met lijsten van de graven, [c.1794]. 1484 Akte van overeenkomst met gecommitteerden van de Hervormde Gemeente betreffende eigendom en exploitatie van het Jacobijner Kerkhof, 1799. 1485 'Register van de eigenaars der graven': kohier der te ontvangen grafgelden in de Oldehoofsterkerk en op de Oldehoofster en Jacobijner kerkhoven, [c.1809]. 3.2.10.2.1.8. Gelijksoortig onderhoud aan diverse objecten; kleine voorzieningen van openbaar nut 1486 Processen-verbaal van de aanbesteding van het herstel en onderhoud van het lei- en loodwerk aan het raadhuis, de waag en de stadspoorten gedurende telkens drie jaren, met bestek, 1746, 1749. 1487 Bestek en voorwaarden voor de verkoop van bomen in het Ruiterskwartier en op het Waagsplein, met aantekening betreffende de aanbesteding, tevens betreffende de aanbesteding van de leverantie van turf, 1786. 1488 Bestek en voorwaarden voor het teren der in aanmerking komende stadsgoederen, 1786. 1489 Bestek van schilder- en verguldwerk aan het Vallaat, de luifel en de kraan van de waag en diverse waterpoorten en brandspuithuisjes; met aantekening betreffende de aanneming, 1787. 1490 Bestek en voorwaarden voor het schilder- en verguldwerk aan diverse objecten in en bij de stad, met aantekening betreffende de aanbesteding, 1788. 1491 Extractresolutie van Gedeputeerde Staten op het rekest tot tariefsverhoging voor de passagiers van trekschepen die bij gesloten stadspoorten aankomen of vertrekken, ter bestrijding van de kosten van de straatverlichting, 1679. 1492 Stukken betreffende gebruik en onderhoud van de straatlantaarns in de stad, [c.1700?]-1760. 1493 Bestek en voorwaarden voor het schilderwerk aan de lantarenpalen en -armen in de stad, met aantekening betreffende de aanbesteding, 1786. 1494 Ontwerptekening voor een vaste vuilnisbak bij het [stadhouderlijk] hof, [3de kwart 18de eeuw]. 1495 Ontwerptekeningen, voor een vaste vuilnisbak bij het Schavernek en voor een meststortplaats bij de Boterhoek, [3de kwart 18de eeuw]. 1496 Situatietekening voor de nieuwe stadsput bij de Breedstraat, 1780. 3.2.10.2.2. Buiten de stad (waterstaatkundige en andere openbare werken in Oostergo) Terwijl in de middeleeuwen de waterstaatkundige ondernemingen oorspronkelijk vooral de landbescherming ten doel hadden gehad, krijgt in de vroegmoderne periode de verkeerskundige functie steeds meer accent. De onderstaande stukken betreffen aanleg, evt. aankoop, en onderhoud van de infrastructuur, maar ook de exploitatie ervan, wanneer het om eigen stedelijke rechten en bezittingen gaat. Derhalve treft men hier ook stukken aan die rechtstreeks betrekking hebben op verkeer en vervoer, zoals de stukken betreffende tolheffing aan de Zwarte weg, de Leppezijlen en de Harlinger trekweg. In hoofdstuk 2.14 staan de stukken beschreven betreffende verkeers- en vervoersvoorzieningen waar de stad Leeuwarden zelf niet direct in heeft geïnvesteerd, zoals het geval is bij de trekwegen naar Dokkum, Sneek en Bolsward, die 'eenzijdig' door die drie steden zijn aangelegd. 3.2.10.2.2.1. Algemeen 1497 Ordonnantie namens de hertogen van Saksen betreffende herstel en onderhoud van alle waterstaatswerken in Oostergo, 1503. 1498 Afschrift van een ordonnantie namens de hertogen van Saksen betreffende herstel en onderhoud van de zeedijken van Zevenwouden en Westergo, [c.1503]. 1499 Missive van Wilhem Drochses to Walburch en andere raden betreffende de belastingheffing ten behoeve van waterstaatswerken en de inning daarvan, [15]03. 1500 Concept van een pleitrede [ten overstaan van de stadhouder c.s.] van Oostergo in zijn geschil met Westergo over de bedijkingen, [c.1511?]. 1501 Missive, ingekomen bij de dijkgraven van Oostergo van stadhouder Schenck van Tautenburgh, betreffende formele regeling der onderhoudsverplichtingen van de dijken aldaar, 1525. 3.2.10.2.2.2. Op en aan de Leppedijk De Leppedijk vormt oorspronkelijk Oostergo's waterstaatkundig verdedigingssysteem aan de zuidzijde. Zie ook het middeleeuwse archief, hoofdstuk 1.8, in het bijzonder inv.nrs. 109-110. 1502 Citatie door Stadhouder en Raad op verzoek van het klooster Aelsum inzake een wijziging in de overeenkomst tussen stad en klooster betreffende het onderhoud van de Hottingazijl, 1513. 1503 Stukken betreffende het proces voor Stadhouder en Hof tussen Idaarderadeel als eiser en de stad Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Tietjerksteradeel en Smallingerland als verweerders, betreffende het onderhoud van de Leppezijlen, 1526. 1504 Gunstig appointement van Stadhouder en Hof op een rekest van de stad om het klooster Aelsum te bevelen, de berijdbaarheid van de nabij gelegen stads Molenzijl ten bate van de nieuwe weg over de Oude Schouw weer teniet te doen, 1557. 1505 Akte van overeenkomst met Epo van Douma betreffende de eigendom en het gebruik van enkele percelen bij het Irnsumerzijl, 1559. 1506 Afschriften van stukken van 1478-1578 betreffende (geschillen over) het onderhoud van de Leppedijk c.a., [c.1578?]. 1507 Missive van grietman en secretaris van Idaarderadeel met uitnodiging voor de schouw van de Leppedijk, 1619. 1508 Akte betreffende de aankoop van de bij de Oude Schouw behorende grond, met enkele andere landen, van Gedeputeerde Staten als beheerders van de voormalige kloostergoederen in Friesland, 1624. Met kwitantie voor de betaling, 1625. 1509 Akte als voren, 1624; met kwitantie als voren, 1625. 1510 Proces-verbaal c.a. van getuigenverklaringen voor commissarissen van Gedeputeerde Staten betreffende eertijdse verplaatsing van een deel van de Leppedijk westelijk van Nij Beets, 1625. 1511 Stukken betreffende het proces voor het Hof tussen de stad Leeuwarden en haar pachter van de Irnsumer zijl enerzijds en grietman en secretaris van Idaarderadeel anderzijds betreffende het recht van de zijlman van visserij in en rond die zijl, 1630. 1512 Authentiek afschrift van de voorlopige uitspraak van Hofscommissaris Everdt Boner in het geschil met Aggaeus Nicolai, secretaris van Idaarderadeel, over het visrecht van de pachter van de Irnsumer zijl en herstel en terugplaatsing aldaar van de netten, 1631. 1513 Stukken betreffende het geschil voor Gedeputeerde Staten tussen de grietenij Idaarderadeel enerzijds en de grietenijen Leeuwarderadeel, Tietjerksteradeel en Smallingerland, de stad Leeuwarden en het Oostboornse kwartier anderzijds, betreffende de verantwoordelijkheden voor het onderhoud van de Leppedijk, 1640-1645. 1514 Afschriften van stukken van 1570-1687 betreffende (geschillen over) het onderhoud van de Leppedijk c.a., [1685-1687?]. 1515 Tekeningen van de Nesterzijl en het sluiswachtershuis, met authentiek afschrift van een proces-verbaal betreffende de eigendom van het laatste, [c.midden 18de eeuw]-[c.1809]. 1516 Afschrift van een extract-resolutie van de Staten van 1777, stellende het geschil tussen de grietman van Idaarderadeel als dijkgraaf van de Leppe en enkele inwoners van Utingeradeel over een bijdrage aan het onderhoud van de Leppedijk ter arbitrage van het Hof, [1777?]. 1517 Stukken betreffende eigendom en enkele andere rechten van de stad in en bij de Leppedijk, [c.1790]. 3.2.10.2.2.2.1. Verhuur, exploitatie van tolrechten 1518 Authentieke afschriften van ordonnanties van 1549 en 1550 van het Hof betreffende de tariefstelling voor het gebruik van de nieuwe door de stad Leeuwarden te exploiteren pont [de Oudeschouw] in Irnsum, [eind 16de eeuw]. 1519 Afschrift van de 'Conditien en Articulen' betreffende de openbare verpachting van tollen en stadshuis c.a. op de Oude Schouw, [c.1773]. 1520 Extracten ingekomen van het Departementaal Bestuur betreffende de verpachting van het stadshuis op de Oude Schouw en de verdubbeling van de betreffende toltarieven, 1806. 1521 Afschrift van de instructie voor de Zijlman van Nesser zijl, [c.1643]. 1522 Publicatie van de instructie voor de zijlman van Nesser Zijl, 1704. 1523 (Deels gedrukte) ordonnanties van de respectievelijke stadsbesturen op de Irnsu-mer zijl, met tarievenlijsten, 1718-1804. 1524 Gedrukte 'Ordonnantie en Taux': tarievenlijst c.a. voor de Irnsumer zijl, 1741. 1525 Afschrift van de 'Conditien en Articulen': de voorwaarden tot verpachting van de Irnsumer zijl met het stadshuis, [c.1773]. 1526 Concept van een 'Ordonnantie en Taux' voor de ophaalbrug op Irnsumer zijl, [tussen 1786 en 1809]. 1527 Conceptakte van de herverpachting voor twintig jaar van tol en stadshuis c.a. op de Irnsumer zijl aan Jan Jochems de Graaf, c.1786. 1528 Extractresolutie van het Departementaal Bestuur betreffende toestemming aan het Gemeentebestuur tot herverpachting voor zeven jaar van de Irnsumer zijl aan Jan Jochums de Graaf, 1805. 3.2.10.2.2.3. (Vaar)wegen tussen Zwettesloot (incl.) en Dokkumer Ee De Zwet(te)sloot ligt in de Middelzeepolders ten noordwesten van Leeuwarden en vormt daar dus de grens tussen Oostergo en Westergo. 1529 Akte van overeenkomst tussen enerzijds Frans Minnema, olderman van Leeuwarden, en Schelte Sythiema, grietman van Dantumadeel en Achtkarspelen etc., als gemachtigden van Oostergo, en anderzijds Otto van Roden, betreffende aanleg door de laatste van een [zee]zijl westelijk van Dokkum, 1503. 1530 Stukken betreffende (geschillen inzake) de slatting van de Zwettesloot tussen de Tjessingaweg en de Bildtdijk, 1634. 1531 Conceptrekest aan Stadhouder en Hof tot de aanleg van een vaarwater van Vier-huis aan de Ee west- resp. noordwaarts naar zee; met in dorso een conceptrekest aan dezelfden tot overleg over het herstel van de geheel vervallen Wirdumer poort, [c.1547]. 1532 Akte waarbij magistraat en gezworenen gecommitteerden aanwijzen om voor Gedeputeerde Staten de slatting te bepleiten van de vaarroute noordwaarts via [Oude] Bildtzijl naar zee, 1592. 1533 Akte van overeenkomst van gecommitteerden uit de magistraat c.s. met de grietman van Leeuwarderadeel c.s. betreffende de verdeling der kosten van de slatting van de Hasker meer, 1601. 1534 Stukken betreffende de slatting van de Jelsumer vaart of Hasker meer en de financiële afwikkeling daarvan, [c.1688-c.1690?]. 1535 Akte van overeenkomst van gecommitteerden uit de magistraat c.s. met de grietman van Leeuwarderadeel c.s. betreffende de afrekening van de kosten van de slatting van de Jelsumervaart, met enkele andere stukken desbetreffend, 1733. 1536 Missive van de grietman van Menaldumadeel betreffende het onderhoud van de Zwettesloot c.a. en het herstel en ophoging van de Zwettedijk, 1775. 1537 Stukken betreffende de aanleg van het voetpad naar het dorp Stiens, 1809-1810. 3.2.10.2.2.4. Dokkumer Ee c.a De Dokkumer Ee vormde sinds de Middeleeuwen een der belangrijkste verkeerswegen in Oostergo en verbond Leeuwarden met Dokkum. In 1647 kwam, zonder Leeuwardens deelname, de trekweg gereed. - De meeste stukken dragen de sporen van eerdere dossiervorming, in de 18de eeuw door secretaris E. Bourboom (c.1732?) en laatstelijk door W. Eekhoff rond 1851. Van diens beschrijvende lijst (nrs.1-53) is hier aan inv.nr. 1541 een xerokopie toegevoegd, waarop in blauw concordans-aantekeningen zijn aangebracht (te gebruiken in combinatie met Bijlage 2). De originele Eekhoff-lijst en de 19de-eeuwse dossierstukken bevinden zich in archief Secretarie 1811-1941, met name onder inv.nr. 6057. 1538 Afschrift van een lijst van [1503?] betreffende de meting van de totale lengte van de Ee, [16de eeuw]. 1539 Afschriften van oorkonden van de Hertogen van Saksen c.a. van 1505-1508 betreffende het aandeel van de diverse betrokken partijen in de slatting van de Ee, [16de eeuw]. 1540 Authentiek afschrift van de uitspraak van 1506 van stadhouder Hinrick graaf van Stolberch in de geschillen over de slatting van de Ee, [c.1ste helft 16de eeuw]. 1541 Afschrift van een rekest van de Holwerder zes aan Schenck van Toutenburg betreffende het aandeel van Tietjerksteradeel in de slatting van de Ee, met aantekening, 1509. 1542 Aantekeningen betreffende door de Leppa te onderhouden vaarten c.a.., [tussen c.1510 en 1537]. 1543 Stukken betreffende de voorgenomen slatting van de Ee, 1561-1565. 1544 Authentiek afschrift van een authentiek afschrift van 1525 van de 'Klaarkampster Lep-pebrief ': de akte van overeenkomst van 1478 tussen het Klaarkampster convent enerzijds en de vier grietenijen in de Leppa en de stad Leeuwarden anderzijds inzake vernieuwing en onderhoud van de Leppezijl in de Ee en andere waterstaatkundige werken, 1572. 1545 (Authentieke) afschriften der processen-verbaal van bijeenkomsten der onder-houdplichtigen van de Ee betreffende uitstel van de voorgenomen slatting, 1590. 1546 Afschrift van een extractresolutie van Gedeputeerden betreffende verzoek van Leeuwarden tot slatting van de Ee, [1596]. 1547 Stukken, ingekomen van Gedeputeerde Staten betreffende het aanvangen van de slatting van de Ee, 1596-1597. 1548 Afschrift(?) van een missive van Gedeputeerde Staten aan Leeuwarderadeel betreffende het aanvangen binnen 24 uren van de werkzaamheden tot de slatting van de Ee, 1597. 1549 Afschrift van het dossier uit 1561-1564 van Mr. Anthonius del Vaille als commissaris van het Hof ter juridische en financiële voorbereiding van de voorgenomen slatting van de Dokkumer Ee, [c.1597?]. 1550 Afschrift van een afschrift van het dossier als voren, [c. 1597?]. 1551 Akte van overeenkomst tussen de stad Dokkum en Jhr. Goffe van Camstra inzake aanleg en onderhoud van de trekweg tussen Dokkum en Leeuwarden ter plekke van Camstra's landen ten noorden van die stad, met name ingeval van huizenbouw; 1646. Met authentiek afschrift van de verkoopvoorwaarden van [1646] van twaalf bouwpercelen aldaar, 1662. 1552 Afschrift van de de voorwaarden voor de uitbesteding door magistraat en vroedschap van Dokkum van de aanleg van de trekweg naar Leeuwarden, met enkele marginale aantekeningen, [c.1646]. 1553 Authentieke extracten uit het Privilegieboek van het Hof van Friesland betreffende (voorgenomen) slattingen van de Ee c.a. in 1503 en 1564, 1694. 1554 Authentieke extracten uit 'seecker' Privilegieboek van het Hof van Friesland betreffende (voorgenomen) slatting van de Ee in 1503, 1505-1508 en 1564, 1699. 1555 Afschriften van stukken uit 1561-1565 betreffende de voorgenomen slatting van de Ee, [c. 1732?]. 1556 Missiven van Gedeputeerde Staten betreffende aanwijzing van gecommitteerden voor de slatting van de Ee, 1731-1732. 1557 Missiven van Gedeputeerde Staten betreffende aanwijzing van gecommitteerden voor de slatting van de Ee, 1751, 1756. 1558 Missive van Gedeputeerde Staten betreffende de contributie aan de slatting van de Ee, met concept van een antwoord, 1775. 1559 Afschrift van de beschikking van Stadhouder en Hof uit 1564 op het rekest van de stad Leeuwarden tot goedkeuring van de omslag van de kosten vanwege de slatting van de Ee, [c. 2de helft 18de eeuw]. 1560 Missive van Gedeputeerden betreffende het schoonmaken van de vaarten en waterlossingen, uitwaterend in de Ee, 1777. 1561 Gedrukte bestekken voor het slatten van de Ee en gedeelten van de stadsgrachten van Leeuwarden en Dokkum c.a., met enkele aantekeningen;1777. 1562 Extract-resolutie van de Staten betreffende de financiering van de slatting van de stadsgracht bij de Ee, 1777; met gedrukte publicaties van de stad betreffende de omslagvan de kosten, 1778-1779. 1563 (Afschriften van?) stukken, ingekomen bij Gedeputeerde Staten, van Leeuwarderadeel betreffende bezwaren tegen de verdeling van de slattingskosten Ee, met memorie van het Hof betreffende de besluitprocedure in dergelijke geschillen, 1778-1779. 1564 Afschriften van stukken betreffende bezwaren met name van Ferwerderadeel tegen de verdeling van de slattingskosten van de Ee, c.[1778-1779]. 1565 Stukken betreffende (voorgenomen) Eeslattingen in de 15de en 16de eeuw, [c.eind 18de eeuw]. 1566 Gedrukt bestek en voorwaarden van de aanbesteding van de slatting van de trekvaart van Dokkum naar Strobosch c.a., 1780. 3.2.10.2.2.5. Vaarten en wegen c.a. oostelijk van Dokkumer Ee en Zwette De meeste van deze vaarten zijn als verkeerswegen van niet meer dan lokaal belang, zeker sinds de moderniseringen van de (trek)vaarten naar Dokkum en Sneek (Zwette) en de in 1533 geopende nieuwe landverbinding naar het oosten (Zwarte weg). - De (hoofdzakelijk 16de-eeuwse) stukken betreffende Vliet, Tijnje en Greuns (inv.nrs. 1584-1590, 1595, 1600) zijn in de jaren 1855-56 door W. Eekhoff tot een dossier bijeengezameld (mogelijk deels uit het archief van het Hof) en genummerd 1-27 (voor 1 en 26 vgl. Secretariearchief 1811-1941 inv. nr. 6076). - Zie ook inv.nrs. 1604 en 1606 betreffende de oude Sneker vaart. 3.2.10.2.2.5.1. Murk, Ouddeel, Miedumerdiep 1567 Authentieke afschriften van stukken uit 1545 en 1550 inzake een geschil voor het Hof met kloosters en dorpen in Tietjerksteradeel en Dantumadeel betreffende het wegnemen en herstellen van de bruggen over het Miedumer diep of(?) Aecke, 1556. 1568 Afschrift van een beschikking door Stadhouder en Hof op een rekest van Leeuwarden betreffende de slatting door Tietjerksteradeel van Murk en Miedumerdiep, [c.1556]. 1569 Rapport van het Mindergetal betreffende herstel van vaarten en ander binnenlands waterstaatkundig werk, onder andere Murk en Miedumer diep, 1775. 1570 Minuut? van een missive van de grietman van Leeuwarderadeel aan Gedeputeerden betreffende de vermeende verplichting van Lekkum en Miedum tot slatting van de Murk, 1778. 1571 Beschikking van Gedeputeerden op het rekest met bijlage van de grietman van Leeuwarderadeel van 1789 betreffende het geschil over de bijdrage aan de slatting van de Murk, 1791. 3.2.10.2.2.5.2. Bonkevaart 1572 Akte waarbij de inwoners van het dorp Lekkum het onderhoud op zich nemen van de door de stad Leeuwarden gebouwde brug over de Bonkevaart, 1693. 1573 Stukken betreffende de slatting van de Bonkevaart en van een daarin uitwate-rende sloot langs de Zwarte weg, 1759. 1574 Afschrift van het proces-verbaal van de aanbesteding in 1770 der slatting van de [in de Bonkevaart uitwaterende] sloot langs de Zwarteweg, [c. eind 18de eeuw]. 3.2.10.2.2.5.3. Zwarte weg, incl. exploitatie Zie voor de Verversbrug in de 16de eeuw inv.nr. 1377. 1575 Missive van de raadsheer Kempo van Martena betreffende het bijeenroepen van belanghebbende partijen m.b.t. het aanleggen van de [Zwarte] weg, [15]29. 1576 Afschrift van een extractbesluit van het Hof betreffende de tarieflijst voor de tol op de Zwarte weg, in 1533 voor drie jaar aan het Leeuwarder stadsbestuur toegestaan; met een lijst van in 1533 aldaar van inwoners van Oenkerk geheven gelden, [c.1534?]. 1577 Afschrift van een extractresolutie uit 1720 betreffende tariefstelling voor de tol op de Zwarte weg, [c.medio 18de eeuw]. 1578 Ontwerptekeningen voor een stenen pijp bij het Blauwhuis [Verversbrug], 1763-1764. 1579 Ontwerptekening voor een houten [Verversbrug?], [c. derde kwart 18de eeuw]. 1580 Afschrift van de voorwaarden tot aanbesteding van de verhuur van het tolhuis aan de Zwarte weg, [1773]. 1581 Tekeningen en andere stukken betreffende de bouw van een nieuw pijpje ter plekke van de vierde brug op de Zwarte weg, 1776. 1582 Ontwerptekeningen voor een houten Verversbrug, 1777. 1583 Plattegrond van het tolhuis aan de Zwarte weg, [c.1800?]. 3.2.10.2.2.5.4. Vliet, Kurkemeer, Tijnje, Greuns 1584 Proces-verbaal en ordonnantie van Hofscommissarissen betreffende de inning van vijftig carg. van het dorp Wirdum voor zijn aandeel in de slatting van de Greuns, 1532. 1585 Stukken van Ludolf van Hattum als Hofscommissaris ter regeling van de slatting van de Greuns c.a., 1544-1548. 1586 Aantekeningen van stadssecretaris Matthijs Rommarts betreffende de verplichtingen van partijen tot slatting van de Greuns c.a., [c.1544]. 1587 Concept van de akte waarbij de magistraat zich verbindt tot de slatting van de Tynje, 1545. 1588 Proces-verbaal van de aanwijzing van gecommitteerden door de buitenbuurten voor de slatting van de Greuns, 1560. 1589 Aantekening betreffende de instemming van enkele [landeigenaars tot deelname aan de slatting van de Tynje c.a.?], 1562. 1590 Authentieke afschriften van stukken van 1532 van Hofscommissarissen ter slatting van de Greuns c.a., [c.1568]. 1591 Lijst van gebruikers en eigenaren der percelen gelegen langs de Kurkemeer, 1581. 1592 Stukken betreffende het door Stadhouder en Hof bemiddelde geschil met Dr. Elco Heimans inzake het herstel en onderhoud van het 'seth ende drayhout' over de Kurkemeer bij Wilaarderburen, 1612-1613. 1593 Extractresolutie betreffende het schoonhouden van het Vliet, alsmede het onderhoud van de Witte en Blauwe brug; met proces-verbaal van de insinuatie aan Jan Cornelis Feddes als aanhandelaar van het vuilnis, 1753. 1594 Stukken ingekomen van Gedeputeerde Staten betreffende de slatting van de Kurkemeer, 1775-1776. 1595 Missive van Gedeputeerde Staten met bevel tot aanwijzing van gecommitteerden voor de slatting van de Wijde Greuns c.a., 1785. 3.2.10.2.2.5.5. Stads verlaat Het stads verlaat is een uit het goederenbezit van de St. Vituskerk afkomstig geestelijk goed, dat 1722-1747 tijdelijk en 1810 definitief in het complex van de stadsgoederen is ingelijfd. 1596 'Ordonnantie en taux': gedrukte toltarievenlijst voor het stads verlaat, 1747. 1597 Uittreksels uit enkele resoluties van 1705-1747 betreffende het schutten in het stads verlaat, [1773?]. 1598 Afschrift van de voorwaarden tot aanbesteding van de verhuur van het stads verlaat, [1773]. 1599 Missiven ingekomen van (Gedeputeerde) Staten betreffende het algehele waterpeil en het schutten in het verlaat, 1779. 3.2.10.2.2.5.6. Overig 1600 Afschrift van een rekest met bijlage van de magistraat aan Stadhouder en Hof tot het doen slatten van de vaarten tussen Wartena en het Irnsumerzijl, [c.1556]. 1601 Rekest van het schippersgilde betreffende het doen uitdiepen van verschillende plekken in de vaarroute naar het zuiden, 1561. 1602 Akte houdende goedkeuring door de stad Leeuwarden en andere leden van de Leppa van een bestek tot reparatie van de Ludsumer- of Bergumer dam, tevens bekrachtiging van de overeenkomst van 1482 betreffende het onderhoud van die dam, 1599. 1603 Afschrift van een rekening van 1783, goedgekeurd door de grietman van Leeuwardera-deel, betreffende het herstel van de Wijnhornster zijl, [1783?]. 3.2.10.2.2.5.1. Murk, Ouddeel, Miedumerdiep 3.2.10.2.2.5.2. Bonkevaart 3.2.10.2.2.5.3. Zwarte weg, incl. exploitatie 3.2.10.2.2.5.4. Vliet, Kurkemeer, Tijnje, Greuns 3.2.10.2.2.5.5. Stads verlaat 3.2.10.2.2.5.6. Overig 3.2.10.2.2.6. De vaarwegen naar Sneek De oorspronkelijke vaarverbinding met Sneek, via Wirdum en Rauwerd, werd vervangen door de Zwette (in de Middelzee-polders ten zuidwesten van de stad en aldaar dus de oorspronkelijke grens tussen Oostergo en Westergo), die in 1662 - zonder deelname van Leeuwarden - van een trekweg werd voorzien. 1604 Afschrift van een gedeelte van het dossier inzake het proces voor het Hof tussen de stad Sneek en de grietenij Idaarderadeel c.s., betreffende het herstel van de sluis bij Rauwerd in de [oude] vaart tussen Sneek en Leeuwarden, [c.1560]. 1605 Missiven van Gedeputeerde Staten betreffende het schoonmaken c.q. de slatting van de Sneker vaart of Zwette, 1628-1630. 1606 Octrooi van de Staten voor Frans van Eyssinga, grietman van Rauwerderahem, voor de bouw van een sluis met brug bij Rauwerd ten behoeve van het verkeer op Leeuwarden e.a., en voor tolheffing aldaar, 1663 en 1664. 1607 Missiven van de grietenij Baarderadeel, met name betreffende bijdrage door de stad aan de onderhoudskosten van de Dillezijl, 1728 en 1754. 1608-1609 Authentiek afschrift van het dossier uit 1731-32 van de commissie uit Gedeputeerde Staten betreffende slatting van de Sneker trekvaart; met afschriften van stukken uit 1591-1678 betreffende deze vaarweg. 1732. 1608 1731-1732. 1609 uit 1591-1678. 1610 Missiven van Gedeputeerde Staten betreffende de slatting van de Sneker trekvaart en het onderhoud ervan, 1786-1788. 1611 Gedrukte bestekken betreffende de slatting van de Sneker trekvaart c.a., 1787. 1612 Bestek voor het aanbrengen van dammen ten behoeve van de slatting van de Sneker trekvaart, 1787. 1613 Gedrukte uitgave van het dossier uit 1786-88 van de commissie uit Gedeputeerde Staten betreffende slatting van de Sneker trekvaart, 1789. 1614 Akten betreffende de aankoop door de stad Sneek van een strook grond oostelijk langs de Harlinger trekvaart tussen het Verlaat en het Sneeker tolhuis en vervolgens de overname bij niaar daarvan door Leeuwarden, ten behoeve van de trekweg tussen Leeuwarden en Sneek, 1807. 1615 Stukken betreffende het schoonmaken van de Sneker trekvaart, 1808-1809. 3.2.10.2.2.7. Harlinger vaart c.a De Harlinger vaart vormt in de vroegmoderne tijd de belangrijkste verkeersverbinding met het westen. In 1646 kwam met financiering van de steden Leeuwarden en Harlingen de trekweg gereed. 3.2.10.2.2.7.1. Aanleg en onderhoud Voor de rekenschap van de aanleg van de trekweg zie inv.nr. 1665; van het onderhoud inv.nr. 1666v. 1616 Afschriften van processen-verbaal uit 1508 betreffende de bereidheid van Menaldumadeel en Franekeradeel tot het graven van de hen betreffende gedeelten van de vaart tussen Leeuwarden en Harlingen, [16de eeuw]. 1617 Minuut van een memorie van de stad Leeuwarden betreffende de taakverdeling bij de slatting van de Harlinger vaart; en aantekeningen (gravers, metingen, betalingen) van de graafwerkzaamheden, 1532. 1618 [Afschrift van een?] rapport van de Hofscommissaris Pieter Dekema inzake het geschil tussen Leeuwarden enerzijds en de grietenijen Menaldumadeel, Franekeradeel en de stad Franeker anderzijds betreffende de noodzaak van de slatting van de Harlinger vaart, 1551. -- PM Proces-verbaal door landmeter Jacob Heeres van metingen van de Harlinger vaart bij Leeuwarden, met kaart, 1554. 1619 Stukken betreffende de slatting van de Harlinger vaart, 1590-1601. 1620 Kwitantie door Peter Kingma, 'mede gedeputeerde der Staten van Frieslandt', ten behoeve van de stadsrentmeester voor de ontvangst van een vergoeding voor de vernieuwing in de vereiste maat van Kingmatille, met belofte van onderhoud, 1602. 1621 Stukken betreffende het geschil voor Gedeputeerde Staten met Sakle Kingma betreffende het herstel in de oorspronkelijke maat van Kingmatille, 1618. 1622 Kwitantie door Sakle Kingma ten behoeve van de stadsrentmeester voor de ontvangst van een vergoeding voor het brengen van Kingmatille op dezelfde hoogte als Juckema- of Rijpstertille, met belofte van onderhoud; met inventaris van in deze kwestie aan commissarissen van Gedeputeerde Staten voorgelegde stukken, c.1633. 1623 Authentieke extracten uit het Stads Aktenboek betreffende een vergoeding door de stad aan de dorpen Blessum, Deinum en Marssum voor de vernieuwing in de vereiste maat van Ritzumazijl en de belofte van onderhoud, [c.1606?]. 1624 Kwitantie door Willem Peters zoon te Dronrijp, pachter van Barbera Decuma, ten behoeve van de stadsrentmeester voor de ontvangst van een vergoeding voor de vernieuwing in de vereiste maat van 'de brugge op de Rijp', met belofte van onderhoud, 1602. 1625 Akte waarbij Ruerd van Juckema als vader van de kinderen van wijlen Berber van Decuma verklaart de [Juckema- of Rijpster]tille te Dronrijp te zullen vernieuwen in de vereiste maat, met belofte van onderhoud, tegen een vergoeding door de stad naast wat reeds aan Willem Pyters is betaald, 1620. 1626 Authentieke extracten uit het Stads Aktenboek betreffende de vergoeding door de stad aan het dorp Dronrijp c.a. voor de vernieuwing in de vereiste maat van de Hoornbrug te Dronrijp en de belofte van onderhoud, [tussen 1611 en 1616]. 1627 Octrooi van Gedeputeerde Staten voor Leeuwarden, Franeker en Harlingen voor de aanleg en exploitatie van een trekweg langs de vaart tussen die steden, tevens regelende de taxatie voor de grondaankopen door het Hof en de toltarieven, 1640. 1628 Octrooi van de Staten voor Leeuwarden en Harlingen voor de aanleg en exploitatie van een trekweg langs de vaart tussen die steden, met aanwijzingen voor de aanleg van de nodige waterstaatswerken overeenkomstig haar resolutie van 18 juli 1633 en wat betreft de toltarieven onder verwijzing naar het octrooi onder het vorige inv.nr.; 1641. Met afschrift van de aanhef van laatstgenoemde tarievenlijst, [midden 17de eeuw?]. 1629 Stukken betreffende de slatting van de Harlinger vaart, 1644-1645. 1630 'Akte van sociëteit': akte van overeenkomst tussen de steden Leeuwarden en Harlingen om, onder uitsluiting van de stad Franeker, de trekweg tussen beide steden gezamenlijk en op gelijke voet te onderhouden en te exploiteren, 1650. 1631 Afschrift van inv.nr. 1630, [c.1650]. 1632 'Akte van separatie': akte waarbij de 'akte van sociëteit' van 1650 tussen Leeuwarden en Harlingen betreffende de trekweg tussen die steden ten principale wordt bekrachtigd, maar waarbij met name de onderhoudsverplichtingen worden verdeeld, 1685. 1633 Missiven van Gedeputeerde Staten en correspondentie met de stad Harlingen betreffende de slatting van de Harlinger trekvaart en het herstel van de trekweg, 1731-1732. 1634 Missive van de Magistraat van Harlingen met toezegging om gecommitteerden te zenden [met betrekking tot de slatting van de Harlinger trekvaart?], 1731. 1635 (Minuut van?) een rekest aan de Staten betreffende heffing van extraordinaris Huis- en Landsfloreen ter bestrijding van de kosten van de slatting van de Har-linger trekvaart, 1732. 1636 Authentiek afschrift van de stukken uit 1662 betreffende de verlegging van de Harlinger trekweg in Dronrijp, met ingekleurde situatieschets naar gegevens van landmeter Johan van Alberdingh;1732. 1637 Afschrift van de akte van scheiding tussen Leeuwarden en Harlingen betreffende het onderhoud van de Harlinger trekweg c.a., [c.1732]. 1638 Gedrukte uitgave van het dossier onder inv.nr. 1608 en van het gelijktijdige dossier betreffende de Harlinger trekvaart; 1734. Met bovendien: - gedrukt extract betreffende Sneker trekvaart, 1734 - gedrukt extract uit de rekening van de Slaperdijk tussen het Workumer Nieuwland en de Hemelumer Nieuweburen c.a., 1733. 1639 Afschriften van stukken van 1698-1760 betreffende de verplichting van de molenaar aan de Harlingervaart tot het onderhoud van een gedeelte van de Harlinger trekweg, [c.1773?]. 1640 Bestek van het herstelwerk aan de Harlinger stal, met aantekening betreffende de aanneming, 1787. 1641 Afschrift van de voorwaarden tot de aanbesteding van het onderhoud van de Harlinger trekweg tussen Leeuwarden en Kingmatille, [c.1792]. 1642 Extractresoluties van het Departementaal Bestuur betreffende de verwijding van de brug over de Menaldumervaart bij Ritzumazijl, 1805. 1643 Missive, ingekomen bij het Gemeentebestuur, van Drost en Gerecht van Menal-dumadeel betreffende de verplichting tot onderhoud van een pomp met waterlossing in de Harlinger trekweg tussen Ritzumazijl en Leeuwarden, met bijlagen, 1805. Met processen-verbaal van getuigenverklaringen van voormalige Leeuwarder werklieden, 1805. 1644 Stukken betreffende het geschil tussen de steden Leeuwarden en Harlingen enerzijds en het district Menaldumadeel anderzijds betreffende de slatting van de Harlinger trekvaart bij Dronrijp, 1810. 3.2.10.2.2.7.2. Exploitatie, verpachting van tolrechten 1645 Rekest van de stad Harlingen aan de Staten om de stad Leeuwarden de intrekking aan te zeggen van zekere 'nyeuwicheeden' waardoor de verhoudingen tussen de schippers der beide steden zijn verstoord, 1596. Met authentiek afschrift, 1596. 1646 Stukken betreffende de financiering en aanleg van de Harlinger trekweg c.a. en de reglementering van het gebruik, 1640-1646. 1647 Gedrukte 'conditien' betreffende de verpachting en tariefstelling door de magistraten van Leeuwarden en Harlingen van de trekwegstollen tussen Leeuwarden en Harlingen, met aantekeningen, 1686-1756. 1648 Missive van de magistraat van Harlingen betreffende de exploitatie van de Harlinger trekweg, met twee bijlagen, 1689. 1649 Gedrukte 'conditien' betreffende de verpachting door de magistraten van Leeuwarden en Harlingen van de trekwegstollen tussen Leeuwarden en Pijphorne, 1696. 1650 Gunstige beschikking van Gedeputeerde Staten op een rekest van de magistraten van Leeuwarden en Harlingen inzake hun geschil met de stad Franeker betreffende de in te stellen nachtboot van de eerste stad op de tweede, met diverse andere stukken desbetreffend, 1708, [c.1731?]. 1651 Akte van overeenkomst tussen de Harlinger en de Leeuwarder trekschippers betreffende de verdeling van de opbrengsten van hun vervoer, 1715. 1652 Gedrukte publicatie van de steden Leeuwarden en Harlingen betreffende voorgenomen verpachting van de trekwegstollen Leeuwarden-Harlingen c.a., 1720. 1653 Gedrukte 'notificaties' betreffende de verpachting door de magistraten van Leeuwarden en Harlingen van de trekwegstollen tussen Leeuwarden en Harlingen en tussen Leeuwarden en Pijphorne, met aantekeningen, 1720-1783. 1654 Akte van overeenkomst met Eelkje Lourens Eekhoff, weduwe van Willem Ul-bes, trekschipper op Harlingen, betreffende de restitutie aan haar van een bedrag van 2300 carg. voor het genoemde ambt, 1720; met bijbehorende stukken, 1720-1721. 1655 Lijst van de trekschippers op Harlingen met aantekening van de eigendom van hun schepen, 1721. 1656 Correspondentie met de stad Harlingen betreffende het geschil over de aanstelling van de commissaris der trekwegstollen van Franeker op Leeuwarden, 1728-1729. 1657 Afschriften van enkele stukken uit het vorige inv.nr. betreffende de aanstelling van de optekenaar der tollen tussen Franeker en Leeuwarden, [c.1729?]. 1658 Afschrift van een staat van kosten en inkomsten betreffende de trekwegstollen tussen Leeuwarden en Harlingen en Pijphorne, 1732. 1659 Gedrukt reglement voor de trekschippers tussen Leeuwarden en Harlingen, met tarievenlijst, 1781; met diverse latere aantekeningen, [eind 18de eeuw]. Met drie andere exemplaren. 1660 Afschrift van de akte van sociëteit van 1650 tussen Leeuwarden en Harlingen betreffende de exploitatie van de Harlinger trekweg, [tussen 1764 en 1786]. 1661 Afschrift van een magistraatsresolutie betreffende een overeenkomst met de stad Harlingen waarbij met name de pachttermijn van de tolhekken is verlengd van drie tot zeven jaar en de verpachting der bevaren tollen voorlopig is opgeheven, [c.1786]. 1662 Missive van de stad Harlingen betreffende jaarlijkse afrekening inzake de exploitatie van de Harlinger trekweg en de herverpachting van de tolhekken, 1793. 1663 Akte van overeenkomst met Isaac de Swart te Zweins betreffende diens vrije gebruik van de Harlinger trekweg ter plaatse, 1806. 1664 Authentieke afschriften van akten van verpachting door de gemeentebesturen van Leeuwarden en Harlingen van de tolhekken van Ritzumazijl, Kingmatille en Koetille aan respectievelijk Saake Foppes, Sybren Jans en Gerke Teunis, [c.1807]. 1665 Rekening van de inkomsten en uitgaven door de stadsrentmeester vanwege de aanleg en de exploitatie van de Harlinger trekweg over 1646 apr 24-1647 okt; afgehoord door gecommitteerden uit magistraat en gezworenen, 1648 feb 15. 1666-1670 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de stadsrentmeester vanwege de exploitatie van de Harlinger trekweg over 1650 mei/1651 apr-1791 mei/1792 apr; afgehoord door gecommitteerden uit de magistraat respectievelijk de opeenvolgende gemeentebesturen 1651-1792. Met bovendien: - liquidaties met de vertegenwoordigers van de stad Harlingen, 1661-1792 - (copieën van) contracten c.a. en afrekeningen met de pachters van de tollen, 1668-1787. 1666 1650/51-1664/65; afg. 1651 aug 6-1665 nov 6; liquid. met Harlingen 1661 sep 9-1665 dec 5. 1667 1665/66-1684/85; afg. 1666 dec 13-1685 jul 13; liquid. met Harlingen 1667 mei 9-1685 jul 30; contr.1668 apr 14-1683 sep 8. 1668 1685/86-1716/17; afg. 1686 sep 21-1717 sep 9; liquid. met Harlingen 1686 okt 5-1717 sep 28; contr.1686 mei 4 -1718feb 15, afrek.1695 sep 26-1717 sep 28. 1669 1717/18-1754/55; afg. 1718 sep 2-1755 jul 1; liquid. met Harlingen 1718 sep 21-1755 aug 14; contr.1723 nov 2-1750 okt 13, afrek.1718 sep 21-1755 aug 14. 1670 1755/56-1791/92; afg.1756 jul 31-1792 jun 22; liquid. met Harlingen 1756 aug 16-1792 aug 24; afrek.1756 aug 16-1787 aug 14. 1671 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven vanwege de exploitatie van de Harlinger trekweg over 1762 mei/1763 apr-1793 mei/1794 apr; afgehoord door gecommitteerden uit de Magistraat 1763 jul 19-1794 jul 4. 3.2.10.2.2.8. Overig In 1893 werd aan het Rijk afgestaan een charter uit 1529 betreffende waterstaatkundige verplichtingen van Westergo en Zevenwouden jegens Oostergo, dat zich in 1597 al in het Leeuwarder stadsarchief had bevonden: 'Oud Register' (inv.nr. 323) onder nr.98; inventaris Singels nr.167. - In 1893 werd eveneens aan het RAF afgestaan Singels inv.nr. 190, betreffende onderhoud van de Drachten, dat noch in het 'Oud Register', noch in de inventaris van Voorda figureert en derhalve een aanwinst van Eekhoff geweest zou kunnen zijn. 1672 Uitspraak van de raden van de hertog van Saksen inzake het geschil tussen Kollum enerzijds en anderzijds Twijzel en Buitenpost betreffende het graven van een vaart door Achtkarspelen, 1508. Met in dorso een aantekening door Hemma Odda zin, als gedeputeerde van de raden, met nadere uitwerking, [15]08. 1673 Missive, ingekomen bij Peter Camminga, grietman van Leeuwarderadeel en Tietjerksteradeel, van stadhouder Everwijn van Benthum, betreffende herstel van de Eestrumerzijl en het opbrengen van achterstallige dijkgelden, 1510. 1674 Afschrift van een missive, ingekomen bij Hemma Odda zin, 'bewarder' der grietenijen Leeuwarderadeel en Tietjerksteradeel, van stadhouder Everwijn van Benthem, betreffende inning der achterstallige dijkgelden, [c.1511]. 1675 Afschrift of minuut van een bevelschrift van Peter Kammingha, grietman [van Leeuwarderadeel en Tietjerksteradeel], voor Joerck in Alinghe heem om zorg te dragen dat Juka Douwama Botta Sentia zoon met rust laat aangaande een levering van land dat deze, als zijnde jonger dan 25 jaar, hem onbevoegd had verkocht; [15]11. 3.2.10.3. Beheer en exploitatie van goederen zonder publieke functie Voor de onderverdeling in categorieën van goederen zie de inleiding van hoofdstuk 2.9.1. - Identificatie van een aantal goederen in Schroor, PKAF 7, o.a. 72-82. - Zie ook inv.nrs. 995, 1329 en 1353-1354. 3.2.10.3.1. Algemeen 1676 'Liber Beneficiorum': (deels geauthentiseerde) legger van de goederen der Leeuwarder kloosters en kerken met de eraan verbonden vaste inkomsten en uitgaven, 1580, met enkele latere aantekeningen [tot c.1594?]. Met bovendien: - extract uit de [Beneficiaalboeken van Friesland van 1543] betreffende de Leeuwarder kerkegoederen en -renten, [c.1581], met aantekeningen betreffende wijzigingen en verwijzing naar de voorafgaande 'legger' [tot c.1594?] (fol.63-110) - authentieke afschriften van (afschriften van?) stukken van 1582-1586 betreffende de begeving van het Sint Annaleen aan Ritske Jans' zoon Jan, met voorwaarden, c.1625 (n-o, later bijgebonden) - inhoudstafel op de legger en het extract, [c.1581] (p). 1677 'Boek van afbetaalde grond-pagten en notoir insolvente posten': lijsten van tot 1742 afgeloste of oninbaar verklaarde grondpachten en landhuren, 1735-1747. Met enkele lijsten betreffende aflossingen tot 1739. 1678 Lijsten van de verhuur der geestelijke, quotisatie- en stadsgoederen, met verband houdende stukken, [c.1758-c.1780?]. 1679 Lijst van de verhuur der geestelijke, quotisatie- en stadsgoederen rond 1786. 1680 Lijst van de verhuur der geestelijke en quotisatiegoederen in 1794, met aantekeningen betreffende verkoop tot c.1797 nov. Met aantekeningen betreffende enkele gestelde problemen, [c.1794]. 1681 Lijsten van de opbrengsten van de in 1796 c.nov en c.dec verkochte geestelijke en quotisatiegoederen, [c.1796]. 1682 Lijsten van de opbrengsten van de in 1797 c.mrt ten huize van kasteleins Van Lingen resp. Groenia verkochte geestelijke en quotisatiegoederen; met kwitanties c.a. voor de ontvangst der verhooggelden, 1797. 1683 Memorie van rentmeester Idzardi betreffende diverse posten van de geestelijke en quotisatierekeningen, met verwante stukken, 1800 en [1809]. 1684 Afschrift van een advies van de advocaten Th. Kluerda Wierdsma en C. Schultz betreffende art.18 van de algemene voorwaarden voor verpachting van onroerend goed van de stad, aangaande de verrekening van de belastingplichten der pachters, [1807?]. 1685 Lijst van gedane taxaties door J. Nooteboom c.a. van onroerende goederen van de stad, 1808. 1686 Staat van de verhuringen der geestelijke, quotisatie- en stedelijke goederen, 1808; met aantekeningen van wijziging tot c.1812. 1687 Als vorig inv.nr., maar zonder de stedelijke goederen. 1688 Als vorig inv.nr., maar zonder de aantekeningen van wijziging. 3.2.10.3.2. Goederen van de stad 1689 Akte waarbij Teunis Cornelis Crap de stad 15 pondematen hooi- of klijnland verkoopt tussen de Zwarteweg en de Grote Wielen onder Rijperkerk, voorheen behorend tot het landgoed Vijversburg; met renversaal en andere bijbehorende stukken, 1799, en met consentbrief en kwitanties tot 1802. 1690 Lijst van de verhuur der stadsgoederen in 1801. 1691 Lijst van de verhuur der stadsgoederen in 1808, met aantekening van wijziging, [c.1811]. 1692 Aantekeningen betreffende de verhuur van 'twee schanzen ter wederzijden van de Zwarte weg aan de Schanzer brug', [1808?]. 3.2.10.3.3. Geestelijke goederen Zie ook rubriek 2.10.2.1.7 en inv.nrs. 1596-1599. Vgl. hoofdstuk 2.15, met name 2.15.3.1. 1693 'Beneficie boeck der stede Leeuwarden': authentiek extract [uit de Beneficiaalboeken van Friesland van 1542] betreffende de Leeuwarder kerkegoederen en -renten, 1579. Met bovendien: - (p.1-18) 'Beneficia, officia ecclesiae; proventus eorum in Oestergoe': aantekeningen betreffende officies en beneficies verbonden aan de kathedraal van St. Vitus, [tussen 1575 en 1578] - (p.82-111) authentiek extract vergelijkbaar met fol.8-17recto; 1605. 1694 Kwitantie van Tjaard Hendriks te Stiens namens zijn moeder Tied Joannis-dochter, weduwe Douwe Eelckes Kempema, ten behoeve van de stad Leeuwarden voor ontvangst van 56 carg. en 12 st. vanwege bijdrage in de onkosten van het paalwerk te Wierum en Nes; 1619. Met afschriften van andere kwitanties desbetreffend, [1619?]. 1695 Authentiek afschrift van een akte van erfpacht uit 1600 van vijf pondematen geestelijk goed tussen het Tolhuis en de Harmswerder terp aan Gabbe Jans zoon c.u., 1625. 1696 Akte waarbij Jhr. Tiaerdt en Jhr. Douwe van Walta verklaren de stad het Langland, in het Nieuwland, te hebben overgedragen in ruil voor twee stukken land bij hun sate te Bilgaard, behorende tot de Oldehoofster kerkegoederen, 1633. 1697 Taxatie van het huis van Andrijs Gerrits, gelegen op de stads landen onder Deinum, 1688. 1698 Decreet van het Hof en andere akten c.a. betreffende het aankopen door de stad van resp. Joan van Sevenaer c.s., Catharina van Doma en Sjuck Gerrolt van Burmania c.s. van drie stukken land in het Nieuwland ten westen van de stad [ter toevoeging aan het geestelijk goed De Magere Weide], 1689 en 1693. 1699 Akte waarbij de stad aan Elisabeth Weglina van Eminga, echtgenote van Ruierdt Juckema van Burmania, 7 en 6 pondematen onder Goutum en Huizum verkoopt in ruil voor 7 pondematen te Goutum aan de hoge dijk, 1697-1698. 1700 Akten waarbij Aurelia Catharina van Hettinga te Scharnegoutum, echtgenote van Robert Hamilton van Silvertumphill [Silvertonhill], na niaar aan de stad 14 resp. 5 pondematen land onder de klokslag verkoopt, 1699; met kwitanties vanwege betalingen en processen-verbaal van registraties, 1699-1701. Met de renversalen en een procuratie van Hamilton op zijn vrouw tot inning van het geld, 1699-1701. 1701 Akte waarbij Albartina de Schepper, weduwe Hans Willem baron van Plettenbergh, en Aemilia Josina van Nijsten, weduwe Sibrand de Schepper en volmacht van haar zoon kapitein Abraham de Schepper, aan de Magistraat drievierde deel verkopen van een zate met landen 'achter Cammingaburgh', 1713. 1702 Akten c.a. betreffende het aankopen door de stad van Minke Pyters, echtgenote van Yble Arriens te Kornjum, en van Anna Sophia van Gramberringen, echtgenote van Sjoerd van Molenschot te Sint-Jacobi Parochie, van twee stukken land in het Nieuwland ten westen van de stad [ter toevoeging aan het geestelijk goed De Magere Weide], 1722 en 1727. 1703 Akte van overdracht van twee pondematen grasland onder Deinum door Cornelis Ales te Cornjum aan de magistraat, met akten en aantekeningen betreffende consent en andere verbandhoudende zaken; 1766. Met tekening en staatje betreffende de grond, [c.3de kwart 18de eeuw]. 1704 Akte van ruiling tussen de magistraat en juffr. Janneke Visscher, wed. Duivenstein, van 18 pondematen grasland onder Tietjerk voor de tweede partij en 12 pondematen grasland onder de stad voor de eerste; 1753. Met akte en aantekeningen betreffende consent, 1754. 1705 Akte van overeenkomst betreffende de eigendom van twee pondematen grasland onder de stad met Anne Claasen, molenaar, met proces-verbaal van registratie in het Hypotheekboek, 1757. 1706 Proces-verbaal betreffende meting en deling door W. Foppes(?) van een meenschar van 14 pondematen, tien vierk.roeden en 60 vierk.voeten ten zuiden van de stad 'aan 't einde van het Nieuwlandsdijkje', 1773. 1707 Akte van overeenkomst tussen de magistraat en de kerkvoogden van Marssum over de verhuring van een half pondemaat stadsland, dat gelegen is in zes pondemaat kerkland, 1776. 1708 Afschrift van de akte van verhuur, met voorwaarden, van zeveneneenhalve pondematen grasland aan de stadssingel buiten de Wirdumerpoort, aan de wijnhandelaar Jan IJsenbeek, [c.1778]. 1709 Akte van overdracht van tien pondematen grasland bij Schilkampen door Petrus, Nicolaas, Theodorus Kluerda en Rombartus Annaeus Wierdsma aan de magistraat, met akten en aantekeningen betreffende consent en andere verbandhoudende zaken, 1779. 1710 Afschrift van de voorwaarden voor de verhuur van tien pondematen grasland, de Pastoriefenne of Loopgraven, deels in eigendom van de stad, deels van het Sint Anthonygasthuis; met aantekening van de feitelijke verhuur, 1788. 1711 Bestek en voorwaarden van afbraak van de oude 'boerehuizinge' en nieuwbouw van een stelpboerderij achter Cambuur, met aantekening betreffende de aanneming, 1789. 1712 Akte van landscheiding tussen de magistraat van Leeuwarden, Ailka Wiersma c.s. en Jhr. Floris Couzeband te Leiden van een stuk grond in de Huizumer Hemrik, met proces-verbaal van de betreffende meting door de landmeter Jan Dominicus Struiving, 1789. 1713 Akte waarbij Dr. Johannes Mebius, secretaris van Menaldumadeel, de Ticheldob-ben bij Schilkampen verkoopt, 1790, met aantekening van niaar door de stad en andere desbetreffende aantekeningen c.a., 1790-1791. Met renversaal c.a. van de oorspronkelijke koper, 1790-1791. 1714 Akte waarbij Nicolaus Johannes van Altena te Dokkum de stad twee stukken land verkoopt bij Giekerk, 1793, met akte van consent en andere desbetreffende akten en aantekeningen, 1793-1794. Met renversaal c.a. en akte van garantstelling, 1793-1795. 1715 Akte waarbij Ds. Petrus Bruining te Wirdum c.s. de stad een stuk grasland op het Leeuwarder Nieuwland bij de Marssumer weg verkoopt, met akte van consent en andere aantekeningen c.a., 1794. 1716 Akte van landscheiding tussen de magistraat van Leeuwarden, Ailka Wiersma c.s. en de regenten van het Sint Anthonygasthuis van een stuk grond in de Huizumer Hemrik, 1794. 1717 Stukken betreffende de aankoop- en betalingsprocedure van enkele stukken land onder Oenkerk, 1794-1798. 1718 Lijst van de 'kleine grondpachten' uit de Geestelijke rekening, 1796. 1719 Akte waarbij de Raad der Gemeente de erven Jan 'lzes Disselsma een pondemaat grasland in Groot Kollumerland onder Deinum overdraagt in ruil voor een pondemaat grasland in Klein Kollumerland aldaar, met bijbehorende stukken, 1798. 1720 Akte van overeenkomst betreffende de scheiding en verdeling tussen de stad Leeuwarden, Rindert Wopkes Tolsma, wonende onder de stad, en Andrys Tjeerds te Jelsum, van een gemeenschappelijk stuk land aan de Brededijk, 1809. 1721 Akte(?) van taxatie van 'de plaats tot Oosterlettens' door Sipke Mudmers(?) en T. Hendriks, 1809. 3.2.10.3.3.1. Scheiding en deling van de Galgefenne De meeste der onderhavige stukken betreffen het conflict met Hans Paul (Christiaan) van Echten (ooit Van Zanten, ook wel Fisker) over het gebruik der goederen van het St. An-naleen, dat zich van ongeveer 1756 tot Van Echtens dood in 1784 heeft voortgesleept. Deze kwestie(s) heeft diverse malen tot dossiervorming aanleiding gegeven, waarvan alleen de laatste, door Wopke Eekhoff in de jaren 1857-1858 - naar aanleiding van een opdracht van Gedeputeerde Staten aan de gemeente -, goed te traceren valt. Eekhoffs dossier (waarvan in de Stedelijke Bibliotheek onder catalogusnr. G65 een praktisch complete kopie berust) bevatte naast stukken van de stad tevens originelen uit particuliere archieven, als van stadsrentmeester G.J. Voorda en de advocaten Simon Gerroltsma en B. Slothouwer, maar ook van het gewestelijke Hof en de Procureur Generaal en van Gedeputeerde Staten; helaas is nu van diverse stukken de herkomst niet meer met zekerheid te bepalen. Zijn onderzoeksconclusies heeft Eekhoff neergelegd in een rapport voor Burgemeester en Wethouders van 1858 (in inv.nr. 7356 van het Secretariearchief 1811-1941), maar ook in zijn publicatie Beknopte Geschiedenis van het voormalige Sint Anna-leen uit 1860. Ruwweg waren de onenigheden voortgesproten uit Van Echtens aanspraken niet alleen op het vruchtgebruik maar ook op de eigendom van de leensgoederen, alsmede op het feit dat die goederen een tijd lang een onduidelijk gescheiden complex hadden gevormd met bezittingen van andere instellingen, onder andere het door de stad beheerde Geestelijke Goederen-fonds. Zie voor het St. Annaleen in de jaren 1620 inv.nrs. 1676 (n-o) en 2168 e.v. Voor de persoon van H.P.C. van Echten vgl. ook inv.nr. 685. 1722 Authentiek afschrift van het proces-verbaal van de scheiding van de Galgefenne, waarbij de stad voor haar geestelijke goederen 13 koegangen en 3 kalfsgrazen in het oostelijk deel krijgt toebedeeld, 1634. 1723 Akte van overeenkomst met gebruikers resp. bestuurders van het St. Anna- en het St. Jobsleen en het St. Anthonygasthuis betreffende [nadere] scheiding en deling van de Galgefenne, 1698. 1724 Stukken, ingekomen van het Hof, betreffende de ondercuratelestelling en de opheffing daarvan van de notaris Johannes van Weerden, met processen-verbaal van de desbetref-fende afkondigingen door de stad, 1750-1765. 1725 Rekest van Hans Paul van Echten betreffende zijn rechten op door de stad beheerd land van het St. Annaleen, 1756; met bij de presiderende Burgemeester ingekomen brief van dezelfde betreffende ongeveer hetzelfde, 1757. 1726 Stukken, ingekomen van het Hof, betreffende huwelijkse voorwaarden van Van Echten en de herroeping daarvan, met processen-verbaal van de desbetreffende afkondigingen door de stad, 1763 en 1768. 1727 Afschriften c.a. [opgemaakt door de stadsrentmeester geestelijke goederen] van stukken van 1557-1775 betreffende de veronderstelde rechten van H.P. van Echten met betrekking tot goederen van het St. Annaleen, [c.1775]. 1728 Stukken van Jochum Arends betreffende de geschillen tussen H.P.C. van Echten en Christoffer Bastiaens en andere familieleden uit Oostfriesland betreffende aanspraken op het St. Annaleen, 1777. 1729 Uitspraak van het Hof houdende aanvaarding van een exceptie door de stad tegen H.P. van Egten als requirant, 1775. 1730 Concept-rapport c.a. voor het stadsbestuur betreffende de aanspraken van H.P. van Echten jegens de stad; met concept van de rekening door de stad aan Van Echten ten overstaan van de procureur-generaal en afschriften van stukken daaromtrent, 1775. 1731 Stukken ingekomen bij de procureur-generaal inzake de geschillen van H.P.C. van Echten met de stad Leeuwarden en met zijn oostfriese familieleden over aanspraken op het St. Annaleen, 1775-1777. 1732 Rekest ingekomen bij Gedeputeerde Staten van Allegonda Ulfers te Grimerson in Oostfriesland betreffende haar contract uit 1768 met HPC van Egten, met twee bijlagen, 1776. 1733 Afschriften enz. van rekesten, memories etc. door H.P.C. van Echten aan het Hof, met bijbehorende stukken, inzake zijn geschillen met de stad Leeuwarden en met zijn oostfriese familieleden over aanspraken op het St. Annaleen, c.1776-1777. 1734 Concepten voor pleitredes van dr. Simon Gerroltsma als advocaat van H.P.C. van Echten tegen Gerben Sickes [, kastelein van het Gulden Wagentje, als gelastigde van familieleden in Oostfriesland], betreffende hun geschil over aanspraken op het Sint Annaleen; met brieven desbetreffend van Van Echten, 1776. 1735 Brieven c.a., bij de stad ingekomen van H.P. van Egten betreffende zijn aanspraken op de stad vanwege haar beheer van land van het St. Annaleen, 1777. 1736 Proces-verbaal van getuigenverhoren door Hofscommissarissen betreffende het geschil van H.P.C. van Echten met zijn familieleden, 1777. 1737 Akte van ondercuratelestelling door het Hof van H.P. van Egten, met procesverbaal van de desbetreffende afkondiging door de stad; met geleidebrief, 1777. 1738 'Specificatie': nota van advocaat dr. Simon Gerroltsma voor H.P.C. van Echten vanwege juridische actie tegen diens curatelestelling; 1777, met aantekening van voldoening. 1739 (Informele) correspondentie c.a. van stadsrentmeester G.J. Voorda met de heer Rademacher van de departementale Krijgs- en Domeinraad te Aurich betreffende de aanspraken van H.P. van Echten jegens de stad, 1780. 1740 Spotverzen en ander drukwerk betreffende H.P.C. van Echten, 1773-1784. 1741 Akte van verhuur door Paul Daniel Christoffel Visscher van Echten van een stuk grond in de Galgefenne aan Dirk Bouma c.u., 1806; met aantekeningen en akte betreffende betalingen, 1808-1813. 1742 Akte van overeenkomst van Broer en Jacob Meijer als zaakgelastigde van de erven Dominicus Lodevicus van Echten met Paul Daniëls van Echten inzake hun gezamenlijke aanspraken op goederen [in de Galgefenne], 1808. 1743 Concepten en andere stukken in het conflict van leden van de familie Van Echten met de stad Leeuwarden over de rechten op de goederen van het Sint Annaleen, c.1808. 1744 Eenvoudig extract uit het floreenkohier van 1788 betreffende Hans Paul van Egten. 3.2.10.3.4. Quotisatiegoederen 1745 Akte van overeenkomst tussen enerzijds de predikheren te Lyowert en anderzijds Foppe Siolama en/of dyo lamma en Ane Jelle zoen over een weg te Leem in Minaldumma gae, 1519. 1746 Afschrift van arbitrale uitspraak van Douwa Goffe zoen inzake geschil tussen Anne Jellezoen en Dowa Gerbrentzoen inzake het gebruiksrecht van de laatste van land in Menaldum, in eigendom van de eerste, 1539. 1747 Gunstig appointement op een rekest uit 1581 van de pachter Pieter Jans te Deinum om te worden ontheven van de betaling van vier goudgulden rente uit dertig pondematen land afkomstig uit het goederenbezit van de grauwe Bagijnen, 1582. 1748 Akte van verhuring c.a. van de quotisatiegoederen aan diverse pachters voor de periode van vijf jaar, 1599. 1749 Extract-sententie van het Hof in het geschil met Lolck Aysma, weduwe Claes Epes Aesgama, over de nalatenschap van Dr. Andreas Epeus Aesgema, wiens testament door notaris Piecke Anskes of Picus Anchisiades ten nadele van de 'stadtswezen ofte armen' was vervalst, 1632. Met bijbehorende processtukken, 1630-1632. 1750 Aantekening van de opmeting van Buma Saete onder Beetgum door landmeter Pitter Jans, [c.1630?]. 1751 Stukken betreffende de afwikkeling van de nalatenschap van Dr. Andreas Epeus Aesgema, met retroacta, 1628-1639. 1752 Concept-akte van huur door Claes Jelles van het quotisatiegoed de zate Fiswert c.a. voor de tijd van vier plus vijf jaren, 1754. 1753 Akte van overdracht van tweeëneenhalve pondemaat land te Wijns door Tietje Simons, weduwe Gerrit Hiddes aldaar, aan de magistraat, met akten en aantekeningen betreffende consent en andere verbandhoudende zaken, 1768-1769. 1754 Aantekeningen en een kwitantie betreffende de verkoop van de zate en landen onder Rauwerd, 1800-1801. 1755 Processen-verbaal door de dorpsrechter van Oenkerk van enkele getuigenverklaringen betreffende de eigendom van grond bij de stadsplaats te Giekerk, gehuurd door Rint Durks, 1808. 3.2.11. Burgerschap en bevolking Centraal staan in dit hoofdstuk de Burgerboeken, waarin de inwoners zich voor een bepaald geldsbedrag en een eed van trouw konden laten registreren, mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan: men mocht bijvoorbeeld niet arm zijn en ook geen vrouw. Deze meer volwaardige vorm van inwonerschap verschafte onder meer het recht, zich bij een gilde aan te sluiten; daartegenover stond de verplichting eventueel dienst te doen in de schutterij. Het burgerschap was erfelijk: nakomelingen van als burger ingeschrevenen werden dus niet opnieuw geregistreerd. Voor een nadere analyse zie men de toelichting op de website van het HCL: /burgerboeken/index2.htm. In de Bataafs-Franse tijd was het - op een enkele herstelpoging na - afgelopen met het stadsburgerschap, dat plaats maakte voor het burgerschap van de eenheidsstaat (vgl. de inv. nrs. 1763e.v., maar ook 691 en 692). In dezelfde periode ontwikkelde zich ook de praktijk van de bevolkingsstatistiek. Een bijzondere vorm van bevolkingsregistratie had vooral betrekking op de armenzorg: in de 'Alimentatieboeken' werden de zgn. indemniteitsakten ingeschreven, waarbij een eventuele onderhoudsplicht van nieuwe inwoners binnen de eerste vijf jaren aan hun plaats van herkomst toegewezen werd. Men treft deze registers in hoofdstuk 2.17, waar ook de 'Wijkmeestersregis-ters' zijn opgenomen. Wijkmeesters hielden toezicht op de bevolking, met name om te voorkomen dat het armoedeprobleem uit de hand zou kunnen lopen (zie verder de inleiding aldaar). Huwelijken en huwelijksproclamaties werden als voluntair-justitieel gezien; de betreffende registers zijn dan ook opgenomen in hoofdstuk 2.19. 1756-1758 'Burgerboeken': registers van de in de periode c.1530-1800 nieuw ingeschreven burgers van de stad Leeuwarden, [c.1559]-1800. Met bovendien: - enkele desbetreffende formulieren, 1640-c.1800 - jaarlijkse rekeningen van de burgergelden, afgehoord door de stadsrentmeester, 1640-1800 - ondertekeningen door nieuwe burgers, 1786-1800 - klapper op voornamen c.1783-1800 - diverse aantekeningen en akten. 1756 c.1559-1651. 1757 1640-1782. 1758 1783-1800. 1759 Conceptreglement voor het burgerrecht van de stad, [1792]. 1760 Gedrukte publicatie betreffende het burgerrecht van de stad, 1792. 1761 Gedrukte publicatie betreffende het stadsburgerrecht, 1803. 1762 Akte waarbij diverse personen verklaren in het stadsburgerschap van Leeuwarden te willen worden bevestigd, met ondertekeningen 1803-1804; met bijbehorende stukken. 1763 Akte van eedaflegging door te Leeuwarden woonachtige personen ter verkrijging van het stemrecht krachtens de Staatsregeling van 23 mrt 1798, met ondertekeningen 1798-1801; met aanvullingen en wijzigingen. 1764 Akte van eedaflegging door te Leeuwarden woonachtige personen ter verkrijging van het stemrecht krachtens de proclamatie der Constituerende Vergadering van 27 mrt 1798, met ondertekeningen 1798. 1765 Register der namen van de potentieel en de feitelijk stemgerechtigde burgers van Leeuwarden, 1798, met aanvullingen en wijzigingen tot 1801. 1766 Extract uit het register van stemgerechtigde burgers betreffende het stemrecht van Claas W. de Vries, 1801; met blanco-extract uit 1803. 1767 Akte van eedaflegging door te Leeuwarden woonachtige personen [ter verkrijging van het stemrecht] krachtens art.24 par.5 van de Staatsregeling [van 1801], met ondertekeningen en adressen 1803-1805. deel. 3.2.11.1. Bevolkingsstatistiek 1768 Staat van de aantallen inwoners van stad en jurisdictie per espel ('wijk') naar gezindten, [c.1797]. 1769 'Register van de Volkstelling': lijst van de aantallen inwoners van Leeuwarden per espel en huisnummer, met specificaties naar kerkelijke gezindte, [1809]. 3.2.12. Openbare orde Het begrip 'openbare orde' staat in het totale takenveld van het stadsbestuur eigenlijk centraal: van alle andere taken vormt het in zekere zin de overkoepelende motivatie. In het voorgaande en in de volgende hoofdstukken komt het aspect doorgaans markant terug, van de controle op begravingen tot het fenomeen 'wijkmeesters', het beslechten van gildekwesties (2.14, inv.nrs. 1985-1988) en burenruzies (inv.nr. 1987) en de gehele rechterlijke taak, waar met name sinds 1802 ook rechtstreeks over kwesties van openbare orde kan worden beslist (zie hoofdstuk 2.19, 1 en 2). Afgezien van de in de stad aanwezige gewestelijk-militaire instanties werd voor de feitelijke orde-handhaving in principe zorg gedragen door enerzijds een aantal onder de magistraat functionerende ambtenaren en anderzijds de stedelijke schutterij. De belangrijkste beambte was de 'Wachtmeester' (in de achttiende eeuw ook wel 'Majoor' genoemd), die (meestentijds) vier vaste 'Assistenten' onder zich had, maar bij noodzakelijke gelegenheden ook op de hulp van een groter aantal stads-'arbeiders' moest kunnen rekenen: turfdragers en -meters, kaasdragers etc. De 'schutterij' of 'burgerwacht' was van oudsher een corporatieve instelling met een sterke worteling in de bevolking en als zodanig een belangrijke politieke factor die zo goed mogelijk moest worden gecontroleerd. Dat geschiedde vooral via het 'Malefaitsgericht', rechtbank en bestuur ineen, waarin behalve gecommitteerde policymeesters uit de magistraat ook de schutterijofficieren zitting hadden. De schutterij, die bijvoorbeeld in 1785 verder nog bestond uit - per espel - een schrijver, 2 sergeants, 2 wachtkorporaals, 12 vrijkorporaals (lopen geen wacht), 28 gewone schutters, 1 tambour en 1 pijper, fungeerde vooral als nachtwacht. Overdag trad zij alleen bij bijzondere gelegenheden op die de beperkte capaciteit van de ambtelijke ordehandhavers te boven konden gaan, zoals bij omvangrijke manifestaties, oproeren en grote branden. De positie van diverse andere functionarissen was weer even anders: de 'ratelaars', de 'gezworen wakers' (bij de poorten) en de 'onderwachtmeester' waren een soort beambten, maar stonden onder het gezag van het Malefaitsgericht en van de bevelhebbers. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor de 'kaarsdrager' en de 'hospes op de Doele'. De 'poortiers' (poortbeheerders) en meestal ook de 'torenwachter' of '-blazer' stonden weer primair in de ambtelijke hiërarchie, maar waren 's nachts aan de dienstdoende bevelhebber verplicht. In 1783, in de patriottentijd, werd vanuit de burgerij uit politieke motiven een alternatieve organisatie opgericht, het 'Exercitiegenootschap' of 'Vrijcorps', dat door magistraat en vroedschap officieel werd erkend. Het ligt voor de hand dat competentiegeschillen met de traditionele schutterij regel waren; de in inv.nr. 1789 geregistreerde stukken geven daarvan een beeld. In 1787 werd het Vrijcorps weer verboden. In 1795 kreeg de Schutterij een andere positie en een ander karakter. Voor de nachtwacht bleven ratelaars, gezworen wakers, noodhulpen en hun bazen uiteraard onmisbaar, nu bestuurd door een 'Commissie over de Ratelaars en Consumtien op de Burger Nachtwacht' (inv.nr. 1821). Zie ook hoofdstuk 2.13, met name de stukken uit de zestiende eeuw, toen de stedelijke schutterij geregeld voor de landsverdediging werd ingezet. Met de bestrijding van branden wordt men vooral verwezen naar het archief van het College van Brandmeesters (HCL, toegang nr. 18). Stukken, specifiek betreffende het toezicht op de infrastructuur vindt men in hoofdstuk 2.10.2.1, met name onderdeel 3. Vergelijk voor de praktijk van, maar ook de aanleidingen tot opstandigheden en tumulten, ook rubriek 2.6.3. 3.2.12.1. Instellingen uit de burgerij 3.2.12.1.1. De Stedelijke Schutterij (tot 1795) 1770 Concept(?) van een rekening van enige inkomsten en uitgaven vanwege de bouw van de nieuwe schuttersdoelen, 1540. 1771 Rekest van de magistraat aan stadhouder Meghen tot hernieuwing van het reglement van 1564 op de stedelijke schutterij, onder bijvoeging van een authentiek afschrift uit 1565 van dit reglement; met gunstig appointement, 1571. 1772 Beschikking van stadhouder Rennenberg om alle burgers die niet onder ede zijn aangesteld om de stad te bewaken, hun wapenen te ontnemen, 1578. 1773 Afschrift van de ordonnantie van 1581 door luitenant-stadhouder Bernard van Merode op de Stadswacht, 1596; met inhoudstafel, [17de eeuw?]. 1774 Stukken betreffende geschil tussen superintendenten en bevelhebbers enerzijds en gewestelijke bestuursinstanties anderzijds betreffende de verplichting voor de leden van de laatste tot betaling van wachtgelden, 1750. 1775 Afschrift van de afwijzende beschikking van het Hof op het rekest c.a. van de advocaten uit 1702 in hun geschil met de magistraat van Leeuwarden betreffende hun plicht tot dienst in de schutterij c.q. betaling van wachtgeld, c.1750. 1776 Afschriften door P.H. Petraeus van financiële en andere stukken betreffende de schutterij en enkele specifieke functionarissen, [c.1769]. 1777 Extractresolutie van Gedeputeerde Staten houdende toestemming aan de magistraat tot invoer en opslag van kruit ten behoeve van de Schutterij in het Lands Ammunitiehuis, 1787. 1778 Akte van consent inzake de niaarneming door de stad van door oud-burgemeester Abraham Meinsma c.s. te Leeuwarden verkocht grasland op het Zuidvliet achter de Grachtswal, 1789, met de betreffende akte van verkoop en desbetreffende aantekeningen c.a., 1788-1789. Met renversaal c.a. van de oorspronkelijke koper, 1788-1789. 3.2.12.1.1.1. Archief van het Malefaitsgericht Deze schuttersrechtbank, tevens schutterijbestuur, bestond in principe uit de drie policymees-ters ('superintendenten': een burgemeester en twee schepenen of bouwmeesters) en de bevel-hebberen, d.w.z. de schutterijofficieren (tien hoplieden of kapiteins en tien vaandrigs, en in de 18de eeuw nog een kolonel). Een secretaris was toegevoegd (later tevens 'fiskaal'). Zonodig kon ook de wachtmeester de vergaderingen bijwonen. De bevelhebber-beheerders van de Doelen werden ook wel 'bouwmeesters' genoemd. Andere bevelhebbers werden rentmeester, van de 'burgerwachtgelden', 'boete- en absentiegelden', of 'van de Doele'. Andere functionarissen: een bode, suppoosten en bedienaars, alsmede een ophaler van de Wagtgelden (een vervangende belasting voor wie geen schuttersdienst kon of wilde doen). - Voor de verkiezing van de bevelhebbers zie ook inv.nrs. 361-362 en 397. - Voor een 'inventaris' van dit archief uit 1805 zie inv.nr. 1825. 1779-1786 Protocollen, c.q. registers, van resoluties en recessen, 1644-1794; met hiaat. Met bovendien: - akten van aanstelling van functionarissen, 1644-1662 (inv.nr. 1779) - diverse afrekeningen - klappers op namen en zaken, c.1715-c.1721 (inv.nr. 1781) en 1740 dec -1748 apr 2 (inv.nr. 1782). 1779 1644 nov 20-1665 okt. 1780 1682-1714. 1781 (1714 dec 15)1715 -1740 nov. 1782 1740 dec-1754 c.jun. 1783 1754 c.jun-1772. 1784 1773-1784 c.mei. 1785 1784 c.mei-1791 jul. 1786 1791 aug-1794 nov. 1787 Inhoudstafel op de resoluties en recessen van 1682-1786 c.sep., [c.1786?]. 1788 Dubbel van vorig inv. nr. tot 1783 c.nov, [c.1786?]. 1789 Register van stukken uit 1784 c.mrt-1785 c.jul betreffende de geschillen tussen bevelhebbers en vrijcorporaals over wederzijdse competenties. Opgemaakt 1785 c.jul. 1790 Afschrift van het authentiek afschrift uit 1565 van het reglement van 1564 op de stedelijke schutterij, [tussen 1565 en 1571]. 1791 (Afschriften van) extracten uit resoluties uit de jaren 1748-1756 van diverse overheden betreffende procedures in de handhaving van de openbare orde. Opgemaakt c.1751-1756. 1792 Huishoudelijk reglement voor de schutterij in geval van brand en oproer, [c.1785]. 1793 Alfabetische lijst der bevelhebbers vanaf 1564, met diverse biografische gegevens, 1790. Met bovendien: - chronologische lijsten der 'colonels' vanaf 1702, der rentmeesters van de Wachtgelden vanaf 1577, der rentmeesters van de Doelen en de Veemarktsopkomsten vanaf 1589, der secretarissen van het Malefaitsgerecht vanaf 1566, der onderwachtmeesters vanaf 1644 en der tambour-majoors vanaf 1645 - enkele historische aantekeningen over 1564-1645. 1794 Extract-resolutie van het malefaitsgericht betreffende aanstelling van adelborsten bij officiersvacature, 1740. 1795 Gedrukte stukken betreffende de keuze van korporaals en officieren en overige reglementering van de stedelijk schutterij, 1784-1785. 1796-1797 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven van de rentmeester van de Burgerwachtgelden over 1668-1795; afgehoord door superintendenten en bevelhebberen resp. gecommitteerden uit de Municipaliteit en 'burger-officieren', 1669-1795. Met nog aantekeningen van enkele inkomsten en uitgaven [c.1677-1692]. Met hiaten. 1796 1668 c.nov-1676 mei/1677 apr; afgehoord 1669 nov 29-1677 mei. 1797 1779 nov/1780 okt-1793 nov/1794 okt en 1794 nov-1795 c.feb; afgehoord 1780 nov 15-1795 feb 20. 1798-1799 'Registratieboeken': registers der betalingsmandaten aan de diverse rentmeesters, 1705-1767. 1798 1705-1759. 1799 1756-1767. 1800 Bijlagen bij de rekening Burgerwachtgelden over 1794 nov-1795 c.feb, 1794-1795. 1801 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de rentmeester van de opbrengsten van de Doelen en de Veemarkt over 1761 c.nov-1787 c.nov; afgehoord door superintendenten en bevelhebbers, 1762 nov 3-1787 nov 7. 1802 Lijst van jaarlijks geleverde kaarsen aan de verschillende wachten in de stad, [c.1785]. 3.2.12.1.2. Het Vrijcorps c.a. (1780-1787) Het 'Vrijcorps' (formeel 1784-87) was als patriottisch burgerinitiatief een concurrerend alternatief voor de traditionele schutterij. Personeel was het verknoopt met de patriottische burgersociëteit 'Door Vrijheid en IJver' (opgericht c.1780), opererend vanuit het gebouw De Fraterniteit aan de Nieuwestad. Kleine archieven van de sociëteit en van de Fraterniteit zijn aanwezig in Historisch Centrum Leeuwarden, onder toeg.nrs. 97 en 98. 1803 Gedrukt pamflet betreffende de toekenning door de Burgersociëteit 'Door Vrijheid en IJver' van een zilveren medaille aan de Staten van Friesland, onder andere vanwege hun erkenning van de Verenigde Staten van Noord-Amerika, 1782. 1804 Stukken betreffende de positie van het stedelijk vrijcorps, 1783-1784. 1805 Reglement van het Vrijcorps te Leeuwarden, met akte van eedaflegging, ondertekend door de leden; met in dorso de processen-verbaal van de afleggingen van de officierseed. Opgemaakt 1784, bijgehouden tot 1787. 1806 Gedrukt reglement van de Fraterniteit voor de leden der gelegaliseerde Vrijcorpsen en Schutterijen in Friesland; met in dorso formulier voor de intekening als lid, 1785. 1807 Conceptakte van overeenkomst van gecommitteerden uit het Vrijcorps met de bevelhebbers van de Schutterij over onderlinge verhouding en gezamenlijk optreden, [c.1786]. 1808 Gedrukte lijst van de goederen voor de eerste loterij ten bate van de verenigde Vrijcorpsen in Friesland, 1786. 1809 Akte waarbij 140 leden van het Vrijcorps zich verbinden aan de oprichting van het 'Beneficiaalfonds', een onderlinge ziekte- en begrafeniskostenverzekering; met geleidebrief en reglement van de officieren c.a., 1786-1787. 1810 Missiven van Gedeputeerde Staten betreffende maatregelen tegen Vrijcorps en Patriotten-verzet en betreffende de aankoop door het gewest van het voormalige Fraterniteits-gebouw, 1787-88. 3.2.12.1.3. De Gewapende Burgermacht (1795-1810) 1811 Stukken ingekomen van het gewestelijk bestuur betreffende financiering van de Gewapende Burgermacht, 1796. 1812 Gedrukt formulier van de uitnodiging door de Raad der Gemeente aan de gewapende burgers tot het afleggen van de verklaring, geëist door het Uitvoerend Bewind, 1798. 1813 Stukken ingekomen van het landsbestuur betreffende financiering van de Gewapende Burgermacht, 1799. 1814 Ingekomen stukken c.a. betreffende de Gewapende Burgermacht en de rechten van haar deelnemers, 1800-1809. 1815 Extract-besluiten van de resp. provinciale besturen, betreffende de beschikking door de Gewapende Burgermacht over de inkomsten uit de voormalige schuttersdoelen en de belasting op de veemarkt, 1803-1807. 1816 Memorie, ingekomen van de Burgerkrijgsraad, betreffende de financiële toestand van de gewapende burgermacht, 1810. 1817 Gedrukte publicatie betreffende contributieën tot onderhoud der Gewapende Burgermacht, 1810. 3.2.12.1.3.1. Archief van de respectievelijke bestuurscolleges 3.2.12.2. Overheidsinstellingen en correspondentie betreffende specifieke onderwerpen 3.2.12.1.3.1. Archief van de respectievelijke bestuurscolleges Na de revolutie in 1795 werd de Schutterij spoedig gecontinueerd als - al dan niet 'provisionele' - 'Gewapende Burgermacht'. De taken van het oude schutterijbestuur, het Malefaitsgericht, werden overgenomen door respectievelijk de 'Raad van Administratie en Discipline', de 'Raad van Huishoudelijk Bestuur', de 'Nieuwe Raad van Administratie en Discipline' en de 'Burgerkrijgsraad'. 1818-1819 Notulen van de vergaderingen, 1795-1803. 1818 1795 jun 9-1797 aug. 1819 1797 sep-1803 mrt 9. 1820 Uittreksel uit de notulen van 1806-1810 van het Gemeentebestuur resp. Burgemeester en Wethouders, betreffende diverse aspecten van de Gewapende Burgermacht, [1810]. 1821 Aantekeningen van de 'Commissie over de Ratelaars en Consumtien op de Burger Nachtwacht' betreffende haar toezicht op de Ratelaars, de Gezworen Wakers en de Noodhulpen, 1801-1805. 1822 Gedrukte reglementen voor (taak- en organisatieonderdelen van) de Gewapende Burgermacht, 1795-1806. 1823 Huishoudelijk reglement voor de vergadering van de 'Raad van Huishoudelijk Bestuur' over de eigendommen van de schutterij, 1803. 1824 Conceptreglement voor de Gewapende Burgermacht, ter circulering onder de leden, 1806. 1825 Proces-verbaal van de overdracht van het archief met retroacta van de 'Raad van Huishoudelijk Bestuur over de eigendommen van de Schutterij' aan de 'Nieuwe Raad van Administratie en Discipline der Provisionele Gewapende Burgermagt', met inventarislijst, 1805. 1826 'Sterktelijst': lijst van de samenstelling van het bataillon Gewapende Burgermagt in Leeuwarden, met gelijkluidend exemplaar, 1808. 1827 Minuut(?) van een brief van S.F. de Haan als commandant van de divisie Artillerie van de Gewapende Burgermacht aan de landdrost met strijkages en een lijst van de manschappen op volgorde van hun lichaamslengte, 1810. 1828-1831 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven van de kwartiermeester van de Gewapende Burgermacht over 1806-afgehoord door de Krijgsraad, c.q. ten overstaan van gecommitteerde wethouders, 1809-1812. 1828 1806 okt 27-1807, afgehoord 1809 mrt 28. 1829 1808, afgehoord 1810 jul 11. 1830 1809, afgehoord 1812 apr 17. 1831 1810, afgehoord 1812 apr 17. 1832 Stukken betreffende de financiële problemen van de gewapende burgermacht, 1809; met enkele gelijkluidende stukken, [c.1809]. 1833 Afschriften van de begrotingen van de Burgerkrijgsraad voor 1809 en 1810 en van de lijst van crediteuren over 1807 en 1808, 1810. 1834 Lijsten van crediteuren van de Gewapende Burgermacht van 1807 tot 1810. 1835 Akte van verpachting door de Burgerkrijgsraad van de belasting op de veemarkt voor vijf jaar aan Johannes Sikkes, 1809. Met in margine kwitanties betreffende voldoening van de pachtsom, 1809-1817. 1836 Akte van verhuur door de Burgerkrijgsraad van de schuttersdoelen voor vijf jaar aan Yde Lieuwes Sijnja en Angenietje Jelgerhuis, 1809. Met in margine kwitanties betreffende voldoening van de huursom, 1812-1816. 1837 Afschrift van de instructie voor de wachtmeester, met formulier van eed, [c.1560]. 1838 Afschrift van de instructie voor de torenwachter, tevens kalkmeter, [1560 of] 1562; tevens van het proces-verbaal van eedaflegging door Albert Heynes, 1560. 1839 Aantekening betreffende de benoeming van Cornelijs Jans tot derde wachter op de St. Jacobstoren, 1566(?). 1840 Afwijzend appointement op een rekest van het stadsbestuur aan Stadhouder en Hof om de gevangenis onder het raadhuis niet ook ter beschikking van het gewest te hoeven stellen; met beschikking waarnaar in het appointement wordt verwezen, 1574. 1841 Instructie voor Ducke Janssen Fries als opzichter van straten en wallen c.a., 1591. 1842 Afschrift van de conclusie van eis voor het Hof van de procureur generaal van Friesland tegen magistraat en gezworen gemeente van Leeuwarden tot opheffing van het stedelijke tuchthuis, 1608. 1843 Akte van de overdracht van het stads tuchthuis met inboedel aan het gewest, tegen een vergoeding van 8300 carg., 1609. 1844 Conceptreglementen voor het landschaps tuchthuis, 1609-[c.1610]. 1845 Minuut(?)reglementen betreffende het functioneren van de stadsarbeiders ingeval van brand, 1691 en 1736. 1846 Afschrift van het rapport van 1755 van het Mindergetal aan de Staten betreffende herbouw, reglementering c.a. van het landschaps tuchthuis; met gedrukte 'conditiën en artikelen' voor de openbare aanbesteding van de bouw, 1755. 1847 Afschrift van de instructie van 1755 voor de binnenvoogd van het provinciale 'tucht- en werkhuis', [tussen 1758 en 1769]. 1848 Geauthentiseerde inventaris van de grondstoffen, producten en levensmiddelen, nagelaten door wijlen Pytter de Vries als binnenvoogd van het 'landschaps tucht-en werkhuis', en een lijst van diens financiële aanspraken; 1771. Met afschriften van andere inventarissen c.a. verbandhoudend met zijn contractuele rechten en verplichtingen, [c.1771]. 1849 Gedrukt plakaat van Gedeputeerde Staten tegen het binnenkomen in het gewest van 'jooden en smoussen', 1720. 1850 Authentiek afschrift van een publicatie van 1744 van Gedeputeerde Staten tegen het uitgeven c.a. van 'oproerige, lasterlijke geschriften', [1763]. 1851 Stukken betreffende pers en censuur, 1769-1809. 1852 Extract-besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken om door een plaatselijke overheid terstond te worden geïnformeerd over branden en andere bijzondere ongevallen, 1807. 1853 Missive van de Landdrost betreffende de jacht, 1807. 3.2.13. Landsverdediging Aan de militaire verdediging van gewest, republiek en rijk nam de stad op verschillende manieren deel. Het elders inzetten van de eigen stedelijke schutterijvendels, of van gespecialiseerde ambachtslieden, bleef vooral beperkt tot de zestiende eeuw; zie daarvoor ook 2.12.1. Door de eeuwen heen lag de meest constante bijdrage misschien op financieel terrein: de meeste bijzondere heffingen die regelmatig van hogerhand werden opgelegd betroffen de bezoldiging van de huurtroepen (vgl. ook de inv.nrs. 655, 1290, 1295, en de rubrieken 2.9.2.3.1-2). Tenslotte vormde de stad een belangrijke militair-strategische factor als verdedigbare vesting en als plek waar garnizoenen konden worden gehuisvest; vergelijk hiervoor ook inv.nr. 466, de rubrieken 2.10.2.1.1-2 en inv.nr. 1777. 3.2.13.1. Militaire belangen in het algemeen en steunakties buiten de stad 1854 Missive van de raden van de hertog van Saksen, ingekomen bij kastelein Hans van Grombach en het stadsbestuur, met verzoek tot onmiddellijke zending van alle timmerlieden en metselaars naar de te Aduard gelegerde stadhouder, 1501. Met in dorso aantekeningen [betreffende de inning van een heffing], [c.1501]. 1855 Missive, ingekomen bij Frans Minnema als grietman van Leeuwarderadeel [en olderman van Leeuwarden?] van Hugo van Leisnig, betreffende betaling van gelegerde soldaten, [c.1501]. 1856 Missive van stadhouder Hugo van Leisnig met bevel amptman Hans van Grom-bach te helpen het huis te Wirdum van wijlen Aukle Kempes in te nemen, [15]02. 1857 Missive van Wilhelm Truchses von Waldburg en andere raden betreffende inachtneming van het bestand dat de hertogen van Saksen de stad Groningen hebben toegestaan, [15]03. 1858 Missive van het stadsbestuur aan kapitein-generaal Floris van Egmond om militaire hulp tegen de bij Berlikum gelegerde Geldersen, 1522. 1859 Concept-ordonnantie betreffende de bewapening van weerbare mannen in alle grietenijen, 1523. 1860 Brief, ingekomen bij burgemeester Wybe Ruperzn [W.G. Jelgerhuis], van de grietman van Tietjerksteradeel betreffende gevechtshandelingen van de stadhouder voor Kampen, 1528. 1861 Afschrift van een missive van de stadhouder aan de steden Leeuwarden, Sneek, Bolsward en Franeker met bevel Tyaerd Burmania militair te ondersteunen wanneer zekere Hollandse troepen weigeren Friesland te verlaten, [1531]. 1862 Missive van [oud(?)-schepen] Gerit Stegeman vanuit Bergum, ingekomen bij burgemeester Jacob Adams, met verzoek om 'een groot hopen van onsen volck' die ingevolge tijdelijk verblijf van de stadhouder in het Bergumer klooster weer naar de stad getrokken is, zo spoedig mogelijk terug te sturen; [15]41. 1863 Commissie op Seerp Galema en Rienck Camminga door Gedeputeerde Staten om in de Groninger ommelanden aan Overste Bartolt Entes en gedeputeerden van de Ommelanden en de Generaliteit voorstellen te doen over de versterking van de troepen aldaar, 1580. 1864 Akte waarbij Gedeputeerde Staten verklaren dat de uitzending door Leeuwarden van een vendel van 180 burgers naar de vestingen Zoutkamp en Opslag geen verplichtingen voor de verdere toekomst impliceert, 1593. 1865 Stukken betreffende het lenen door de stad Leeuwarden van halve kartouwen aan de provincie en aan generaliteitscolleges, 1594-1628. 1866 Gedrukte pamfletten en andere stukken betreffende de oorlogstoestand, 1672. 1867 Aantekeningen betreffende betaling van door het gewest verschuldigde quota voor de 'Deensche Trouppes'; en fragment-lijst van zekere bedragen, [c.1714]. 1868 Afschriften van rapporten betreffende militaire verdediging van Friese kust, 1781. 1869 Gedrukte missive van het Provinciaal Bestuur betreffende militaire eed en instructie, 1796. 1870 Stukken betreffende enquête vanwege het Rijk inzake de militaire logistiek rondom de stad, 1801. 1871 Gedrukte missiven van de landdrost betreffende de werving van weesjongens c.a. en vrijwilligers voor het leger, 1809. 3.2.13.2. Garnizoen 3.2.13.2.1. Algemeen en leiding 1872 Missive, ingekomen bij luitenant kolonel Stein van Maltissen van stadhouder Willem van Oranje, betreffende overdracht aan de magistraat van het recht tot het geven van het wachtwoord, 1583. 1873-1877 Bevelschriften van Stadhouder Willem Lodewijk c.q. Gedeputeerde Staten aan diverse opeenvolgende kapiteins om hun compagnieën in Leeuwarden te legeren, met steeds opdracht aan de magistraat om die garnizoenen te onderhouden, 1601-1608. 1873 1601. 1874 1604. 1875 1605. 1876 1606. 1877 1608. 1878 Akte waarbij gecommitteerden der Staten Generaal op een rekest van gecommitteerden van de stad om met niet meer dan 'drie ofte vyer compagnieën' binnen te komen enz., de stad enkele beperkte tegemoetkomingen doen en aankondigen de eenheid en rust in de provincie te zullen herstellen; met enkele bijbehorende stukken, 1632. 1879 Gedrukte geleidebrief van Gedeputeerde Staten bij enkele stukken betreffende de door het Friese garnizoen af te leggen eed en de benoeming van Lodewijk van Waldeck tot commandant, 1788. 1880 Afschrift van een extract-proces-verbaal van enkele eedafleggingen uit 1630 en 1631 door garnizoenskapiteins te Leeuwarden, [c.1635?]. 1881 Brief van Gedeputeerde Staten betreffende militaire inzet van burgers, 1689. 1882 Missive van de Staten Generaal voor luitenant-generaal Coenders met extract-besluit betreffende zijn aanstelling onder de prins van Waldeck, 1745. 1883 Afschrift van de aanstellingsakte van 1749 van luitenant-generaal Willem Rumpff tot garnizoenscommandant in Leeuwarden, [c.1749?]. 1884 Afschriften van stukken van 1608 tot 1771 betreffende het krijgsgerecht van het Friese regiment, [eind 18de eeuw?]. 3.2.13.2.2. Transport en huisvesting c.a De aankomsttitels betreffen steeds panden die als kazerne in gebruik genomen zijn. Vgl. ook inv.nr. 1925. 1885 Akte waarbij Tjeerd Nicolaus Suringar de stad het huis c.a. Bij de Put [hoek Jacobij-ner kerkhof] verkoopt, met consentakte en andere betreffende akten, 1805-1807; met renversaal en kwitanties, 1805-1807. Met Suringars aankomsttitel uit 1795. 1886 Akte waarbij Justinus Sjuck Gerrolt Juckema baron van Burmania Rengers c.u. de stad een stal en wagenhuis c.a. bij het Blokhuis verkoopt, met consent- en andere akten; met renversaal en kwitanties, 1805-1806. 1887 Akte waarbij de erven Paulus Ignatius Sluiterman, in leven kapitein van de Friese Gardes, de stad een huis en tuin in de Bollemanssteeg in de Zak verkopen, met consent- en andere akten, 1805-1806; met renversaal met kwitanties, 1805-1806. 1888 Stukken, ingekomen van hogere overheden, betreffende gebouwen ten behoeve van kazernering, 1805-1808. 1889 Correspondentie met de Minister van Oorlog betreffende de overname door de stad van de rijkskazernes, alsook van het Rijks Ammunitiehuis in de Haniasteeg, met stukken betreffende de waardebepaling van dit laatste gebouw, 1808-1809. 1890 Gedrukt reglement voor de kazernering in het Koninkrijk Holland, 1807. 1891 Gedrukte missives van de landdrost betreffende koninklijke besluiten over huisvesting en voeding van het leger, 1808. 1892 Stukken betreffende de beschikbaarstelling door het Rijk aan de stad, en de daarop volgende terugname, van het Provoosthuis met inboedel, 1809-1810. 1893 Missive waarin de Landdrost de gebouwen van het Arsenaal op de Amelandsdwinger en het Kruitmagazijn boven de Vrouwenwaterpoort ter beschikking stelt van de stad, ten behoeve van garnizoen of douanes, 1810. 1894 Missive van de Minister van Oorlog betreffende de betaling door de stad voor de overname van 52 tweepersoons kribben, met bijbehorende stukken, 1810. 1895 Brieven, ingekomen bij de maire van Franse bevelhebbers, betreffende inkwartiering van troepen, 1811. 3.2.13.2.2.1. Financieel 3.2.13.2.3. Overige infrastructuur 1896 Lijsten betreffende de verschillen tussen de van het gewest ontvangen en door de stad zelf feitelijk uitgegeven Logisgelden, [1771]. 1897 c.1793, afgeh. 1793 dec 20. 1898 c.1794, afgeh. 1794 dec 17. 1899 c.1795, afgeh. 1795 dec 28. 1900 c.1796, afgeh. 1797 apr 7. 1897-1900 Rendantsexemplaren van de rekeningen van inkomsten en uitgaven door de rentmeester der Logisgelden over c.1793-c.1796; afgehoord door gecommitteerden uit de respectieve stadsbesturen 1793-1797. 1901 Aantekeningen bij de voorgaande rekeningen, 1793-1796. 1902 Rendantsexemplaar van de rekeningen van inkomsten en uitgaven door de (provisionele) Municipaliteit wegens huisvesting en onderhoud van de Franse troepen in Leeuwarden over c.1795-1796 c.mrt; afgehoord door de (provisionele) Repraesentanten van het volk van Friesland, 1795 mei 26-1796 apr 6. Met kwitantie voor eindvereffening, 1796 apr 26. 1903 Minuten van declaraties, ingediend bij het Departement van Oorlog, vanwege voorgeschoten gelden voor transport en kazernering van troepen, 1803-1810. Met bijbehorende stukken en aantekeningen, 1800-1811. 1904 Nr.1: over c.2de helft 1808. 1905 Nr.2: over c.1806-c.1810. 1906 Nr.3: over c.medio 1810. 1907 Nr.4 en nr.5: over 1810 c.jul. 1908 Nr.6: over 1810 c.aug. 1909 Nr.7: over c.1808-c.1810. 1910 Nr.8: over 1810 c.jul-sep. 1911 Nr.9: over 1810 c.okt. 1912 Nr.10: over 1810 c.nov. 1913 Nr.11: over 1810 c.dec. 1904-1913 Minuut-declaraties voor het Ministerie van Oorlog vanwege kazernering en inkwartiering c.a. van Hollandse of Franse troepen en van Franse douanes, c.q. stalling van hun paarden, en/of van scheeps- en wagenvrachten; met bijbehorende stukken, 1806-1811. 1914 Conceptdeclaratie van de burgemeester voor het koninkrijk voor uitgaven vanwege transport in de maand september van vrijwilligers voor het leger, 1809. 1915 Staat van per 1810 dec 31 uitstaande declaraties voor het Ministerie van Oorlog vanwege uitgaven aan transport, logis etc. voor de Franse troepen, met enkele aantekeningen van betaling; 1811. Met kwitantie van de stadsrentmeester voor ontvangen gelden, 1811. 1916 Kohier van de ontvangst van de Inkwartieringsgelden in 1810 tot mei 20, met afrekeningen en bijbehorende stukken, 1810. 1917 Rekening van inkomsten en uitgaven door wethouder J. ter Horst vanwege transport, voeding en inkwartiering van Franse troepen in c. de eerste helft van 1810, geliquideerd door twee collega-wethouders 1810 jul 24. Met bijbehorende staat betreffende de ontvangsten, [1810]. 1918 Bijlagen bij de rekening van uitgaven onder het vorig inv.nr. 1919 [Concept?]inventarislijst van de ammunitie, aanwezig in de diverse gewestelijke magazijnen in Leeuwarden, [c.1660?]. 1920 Authentieke afschriften van de verklaringen van ontvangst door de magistraat c.a. van 30 kanonnen c.a. van de Admiraliteit te Harlingen, 1672. 1921 Schetstekening van de stedelijke omwalling, met klad-geschutsplan(?), [c. 2de helft 18de eeuw]. 1922 Afschriften van brieven van de stadhouder aan de magistraat en de commandant van het garnizoen te Leeuwarden betreffende hun geschil over exercitie op de Lange Pijp, [c.1770]. 1923 Authentiek afschrift(?) van een rekest van Majoor W.H. van Sonsbeek aan de Staten van Friesland om een nieuwe exercitieplaats voor zijn cavallerie in plaats van de Arendstuin, 1770. 1924 Ontwerp(?)-tekeningen betreffende de lands Ammunitieschuur(?), [tussen 1780 en 1787?]. 1925 Extract-besluit van het departementaal bestuur betreffende de overdracht van 's lands Ammunitieschuur bij het Blokhuis aan de stad, met afschrift van het desbetreffende besluit van het Staatsbewind, 1804. 3.2.14. Verkeer; beroep en bedrijf De bemoeienissen van het stadsbestuur op economisch terrein speelden zich hoofdzakelijk af in de voorwaardenscheppende en de toezichthoudende sfeer. Vooral voorwaardenscheppend trad de overheid op bij de aanleg en het onderhoud van verkeerswegen. Verreweg de meeste verkeersroutes liepen over het water; goed onderhouden verbindingen over land waren schaars (Zwarte weg) of werden slechts extensief gebruikt. Waterwegen konden, zoveel mogelijk met gebruikmaking van bestaande riviertjes en kleinere stroompjes en slootjes, relatief gemakkelijk worden aangelegd en onderhouden en hun vervoerscapaciteit was zeer groot. Rond het midden van de zeventiende eeuw werden langs de (potentieel) belangrijkste vaarroutes naar de andere Friese steden trekwegen aangelegd, waar tol kon worden geheven en die dus ook inkomsten opleverden waaruit de kosten konden worden bestreden. Zo tekenden Leeuwarden en Harlingen gezamenlijk voor aanleg en onderhoud van de Harlinger trekweg, men zie rubriek 2.10.2.2.7. Omdat de exploitatie hiervan een substantiële inkomstenbron voor de stad betrof, zijn ook de archivalia betreffende het verkeer aldaar in hetzelfde hoofdstuk opgenomen; hetzelfde geldt m.m. voor de stukken betreffende de Leppa-zijlen en de Zwarte weg. Merkwaardig genoeg nam Leeuwarden geen deel aan de aanleg van de trekwegen naar Dokkum, Sneek en Bolsward; kennelijk waren die voor de betreffende buursteden belangrijk genoeg om ze zonder de Leeuwarder hulp ter hand te nemen. De archivalia betreffende deze verkeersroutes treft men dus wel in dit hoofdstuk: uiteraard bemoeide de stad zich intensief met de diverse reglementeringen en het toezicht op de handhaving daarvan, ter bescherming van de belangen van haar bezoekers en haar eigen inwoners, maar ook van de door de stad zelf aangestelde schippers. Ook de markten kenden een dergelijke overheidsbemoeienis van faciliteren, reguleren en controleren. Nagenoeg alle markten, de plekken waar turf, tweebak, groente en fruit, wortelgewassen, graan, boter en kaas (in de waag), vlees (in de zestiende eeuw in één gebouw met het raadhuis), vis enzovoort werden verhandeld, waren aan de kades van vaarroutes gesitueerd. De stad zorgde voor de benodigde voorzieningen en zag toe dat alle waar vers en naar de juiste maat werd verhandeld, waarbij de eigen inwoners niet tekort zouden komen (vgl. b.v. inv.nr. 1968). De oude corporaties der gilden vormden een eigen sterk geïnstitutionaliseerde wereld. Om hier voldoende greep op te krijgen moesten in elk geval bepaalde oude voorrechten worden beschermd. De overheid stelde alles in het werk om hun monopolieposities te helpen handhaven; zo werd de vestiging van ambachtslieden buiten de stadswallen ('buitennering') zoveel mogelijk verhinderd (vgl. b.v. de vestiging van een bakker op het Vliet, inv.nrs. 2006 e.v.). Anderzijds moesten de gilderollen - al van oudsher - steeds door de stad worden goedgekeurd en trok zij de beslechting van geschillen stelselmatig naar zich toe (zoals ze dat ook bij die andere corporatie, de schutterij, had gedaan, zie de inleiding van hoofdstuk 2.12). In de achttiende eeuw raken de gilden hun bevoorrechte positie geleidelijk kwijt, in 1723 worden ze - door een gewestelijk besluit - zelfs tijdelijk opgeheven. Na de Bataafse revolutie wordt hun verdwijning in 1798 definitief. Voor de archieven van de gilden zelf, zie Historisch Centrum Leeuwarden, toegangsnummer 7. 3.2.14.1. Regionaal verkeer en vervoer, schippers Zie voor aanleg en onderhoud van de infrastructuur 2.10.2.2. Zie ook inv.nrs. 128, 1491 en 2018. Vgl. ook rubriek 2.14.3.1, o.a. inv.nrs. 1987 en 1997. 3.2.14.1.1. Trekschipperij Voor de trekvaart op Franeker en Harlingen zie 2.10.2.2.7. 3.2.14.1.1.1. Op Dokkum c.a 1926 Extract uit het Tauxatieboek van het Hof betreffende het gebruik door aanliggers van de trekweg tussen Dokkum en Leeuwarden, 1646. 1927 Afvaartsbiljet(?) voor de richting Dokkum voor schipper Otto Teijes op 30 juni 1648. 1928 Stukken betreffende het geschil tussen de trekschippers van Leeuwarden en Dokkum over de opbrengsten van het vrachtvervoer c.a., 1663. 1929 Concepten(?) van reglementen voor de veerschippers tussen Leeuwarden en Dokkum, [1663?]. 1930 Stukken betreffende de voorschriften voor het veer van Franeker op Leeuwarden vv. in samenhang met de regels voor de veren tussen Dokkum en Harlingen en tussen Leeu-warden en Harlingen, c.1679-1808. 1931 Rekest van de trekschippers op Dokkum tot ondersteuning van hun recht op vrij vervoer tussen Leeuwarden en Groningen, met 3 bijlagen, 1709. 1932 Authentiek afschrift van de Staten-resolutie van 1656 tot regeling van de positie van de voormalige schippers van Leeuwarden op Groningen ingevolge ingebruikneming van de nieuwe trekweg van Dokkum naar Groningen, [c.1709?]. 1933 Afschrift van hofssententie van 1716 in geschil over tolbetaling Dokkumertrekweg, [c.18de eeuw]. 1934 Extractbesluiten en missive, ingekomen bij diverse stedelijke instanties, van Departementaal Bestuur resp. Landdrost, betreffende het trekveer op Dokkum e.v., 1802-1809. 1935 Gedrukte versie van het statenoctrooi van 1726 voor de trekschippers tussen Leeuwarden en Dokkum, alsmede van extractbesluiten van het Departementaal Bestuur van 1805 en van de Landdrost van 1807 en 1808 desbetreffend, 1808. 1936 Correspondentie met de Landdrost en met Harlingen, Franeker en Dokkum betreffende een overeenkomst voor een verbeterde regeling der veerdiensten tussen de vier steden, 1807-1808. Met gedrukte publicatie, 1808. 3.2.14.1.1.2. Op Sneek c.a 1937 Ordonnantie op het veer tussen Leeuwarden en Sneek, met enkele andere stukken desbetreffend, 1662 en [c.1663]; met akte van ampliatie, geaccordeerd door de trekschippers, 1682. 1938 Proces-verbaal van de insinuatie namens de stad Sneek aan de Leeuwarder trekschippers op die stad om de reglementen voor het veer tussen Leeuwarden en Sneek in acht te nemen, 1709. 1939 Rekest van de Leeuwarder trekschippers op Sneek om maatregelen tegen de gewelddadigheden van de kant van hun Sneker collega's, 1749; met bijlage, 1748. 1940 Afschrift van een rekest van c.1661 van de stad Sneek aan de Staten betreffende handhaving van de monopoliepositie van het nieuwe veer tussen die stad en Leeuwarden, [c. tweede helft 18de eeuw]. 1941 Rekest van de stad Sneek aan het Hof tot bevestiging van de door de Staten toegestane verhoging van de tolgelden, 1791. 1942 Gedrukte tarievenlijst voor vrachtvervoer door de trekschippers tussen Leeuwarden en Sneek, 1797. 1943 Stukken betreffende weigering door het Departementaal Bestuur tot verhoging der tarieven voor het vrachtvervoer door de trekschippers tussen Leeuwarden en Sneek en tot het verschaffen van een kopie van het desbetreffende octrooi, 1803. 1944 Dispositie van de Landdrost betreffende de vaststelling van het nieuwe reglement met tarievenlijst voor de trekschippers tussen Leeuwarden en Sneek, 1809. katern. 3.2.14.1.1.3. Op Bolsward c.a 1945 Stukken betreffende de aanleg door de stad Bolsward van de Bolswarder trekweg c.a., 1648, en betreffende de verpachting ervan, 1657. 1946 Gedrukte publicatie door de Magistraat van Bolsward van de tarievenlijst voor de Bolswarder schippers op Leeuwarden vanwege vervoer van personen, 1650. 1947 Akte waarbij de Staten de door de magistraten van Leeuwarden en Bolsward voor het trekveer tussen die steden opgestelde ordonnantie ratificeren, 1711. 1948 Authentiek afschrift van de Hofssententie van 1720 inzake geschil tussen het stadsbestuur van Bolsward en de door de besturen van Leeuwarden en Workum aangestelde beurtschippers betreffende het betalen van tolgelden voor de trekwegen, [1725 of iets later]. 1949 Stukken betreffende het geschil met Bolsward betreffende de regeling van de trekveren tussen beide steden, 1729-1730. 1950 Afschriften van stukken betreffende vaarten en inkomsten en uitgaven van de Dokkumer schippers op Bolsward, [c.1729]. 1951 Akte van overeenkomst tussen Leeuwarden en Bolsward betreffende het onderhouden van het trekveer tussen beide steden, 1737. 3.2.14.1.2. Beurtschipperij en overig De beurtschipperij betrof vervoer van goederen, met binnenschepen, tussen vaste plaatsen. Vgl. ook rubriek 2.14.4. 1952 Proces-verbaal van de inventarisatie van de vracht van de damschuit van schipper Jan Jansen, op verzoek van Idsert Benedictus c.s., pachter van de gebrande wijnen en de lakens c.a., 1675. 1953 Gedrukt reglement c.a. voor de Leeuwarder wagenveren, 1760. 1954 Authentiek afschrift van de publieke afkondiging door het Hof voor de inwoners van Leeuwarden, Dantumawoude en Dokkum betreffende de octrooiverlening van het beurtveer tussen die plaatsen, 1762. 1955 Stukken betreffende het toekennen door het Hof van een octrooi aan twee Rinsumageester schippers voor het onderhouden van de beurtvaart op Leeuwarden, 1776. 1956 Lijst van bij oldermanswisseling bij het schippersgilde overgedragen goederen, [c.1785]. 1957 Authentiek afschrift van het reglement met tarievenlijst voor de schippers van Heeren-veen op Leeuwarden vv., 1795. 1958 Stukken betreffende de octrooiverlening aan Jan Douwes en Hendrik Jacobs te Wolvega betreffende het beurtveer van Wolvega op Leeuwarden vv., 1803-1804. 1959 Extractbesluiten van de Landdrost betreffende de regeling van de veren van Marssum en Menaldum op Leeuwarden en andere plaatsen, 1807. 1960 Authentiek extract uit de 'Notulen' van het Departementaal Bestuur betreffende hernieuwde reglementering van de beurtschipperij (?), 1807. 1961 Extract-resolutie van het Gemeentebestuur betreffende organisatie en tarievenlijst beurtschipperij, [1807]; met aantekeningen betreffende wijziging, [c.1807 en na 1815]. 1962 Gedrukte tarievenlijst, vastgesteld door de Landdrost, voor het vracht- en personenvervoer van Drachten op Leeuwarden en Sneek vv., 1808. 1963 Stukken betreffende het geschil tussen Nicolaas Habbema en de padmeesters van Oldegalileen betreffende het gebruik van het pad aldaar, 1803. 3.2.14.2. Markten c.a Zie voor aanleg en onderhoud van infrastructuur rubriek 2.10.2.1.6. Zie ook zo dadelijk 2.14.3.1 (o.m. inv.nrs. 1996 en 1997); ook inv.nrs. 1293 en 1294. Voor marktrechten in de periode 1783-1812 vgl. Secretariearchief 1811-1941, inv.nr. 6255. 1964 Missive van andere Friese steden met verzoek zich aan te sluiten bij de vaststelling door Dokkum van het gewicht van het hout van een botervat op 32 pond, [15]25. 1965 Proces-verbaal van een overeenkomst tussen de steden Dokkum en Leeuwarden (en enkele particulieren?) inzake hun geschil [over markt- of stapelrecht?] met de stad Groningen, 1540. 1966 Brief van stadsbestuur Groningen met verzoek tot verplaatsing van het tijdstip van de jaarlijkse veemarkt, 1542. 1967 Stukken betreffende het geschil voor Pieter van Dekema als commissaris van het Hof tussen enerzijds de steden Leeuwarden en Bolsward e.a. en anderzijds de stad Franeker, betreffende het rekest van de laatste aan de landvoogdes tot het houden van een weekmarkt op vrijdag, 1551-1552. 1968 Authentiek afschrift van een authentiek afschrift van een ordonnantie van 1553, op voorstel van het stadsbestuur vastgesteld door het Hof, betreffende de 'voorcoop', te weten de handel c.a. van eetbare waren in de stad, 1565. 1969 Appointement houdende dagvaarding door het Hof van Friesland op een rekest van Servaes Bodebinder, Jan Douwes zoon en Rijenck Andries zoon betreffende hun geschil met de magistraat van Leeuwarden en Gedeputeerden Staten van Friesland over hun pacht van de vleesmarkt en het bestiaal in de stad Leeuwarden, 1588. 1970 Eenvoudig extract uit de minuut-resoluties betreffende de maat voor de verkoop van aardbeien, [1673]. 1971 Aantekeningen betreffende de ordonnantie van de boterwaag, [c.18de eeuw]. 1972 Authentiek extract uit het Policieboek betreffende de instructie voor de stads makelaar, 1702. 1973 Kwitantie voor de chirurgijn Johannes Hoeytsma voor betaling van waagrecht op 1/16 boter, 1745; met in dorso 'Vrouwenbuurt'. 1974 Lijst en plattegrondtekening van de begeving der marktstandplaatsen op de Brol resp. bij de Waag, c.1753. 1975 Gedrukte instructies voor de turfmeters en -dragers en hun commandeur, 1782. 1976 Aantekening van de publieke besteding van de Vismarkt, 1783. 1977 Stukken betreffende de verplaatsing naar Ruiterskwartier en Zaailand en de reglementering en tarifiëring van de jaarmarkt, 1788. 1978 Aantekeningen betreffende een nieuw plan van opstelling van de weekmarkt, 1789. 1979 Gedrukt reglement op ordening en tariefstelling van de plaatsen op de weekmarkt, 1793. 1980 Gedrukte publicatie betreffende de marktgeldtarieven van de groentemarkt, 1795. 1981 Gedrukt extract-staatsbesluit van de Bataafse Republiek betreffende instructie voor de waagmeesters, 1805; met diverse klad-berekeningen in dorso. 1982 Extractresolutie betreffende aanstelling van Jeremias Coree tot stads makelaar, met afschrift van de instructie uit 1796, 1805. 1983 Stukken, ingekomen van de Landdrost, betreffende de verplaatsing van de weekmarkt van zaterdag naar vrijdag en verbandhoudende wijzigingen in de vaartijden van beurt- en trekschippers, 1808-1809. 1984 Rekening van ontvangsten en uitgaven door de wachtmeester met betrekking tot de jaarmarkt, 1809. 3.2.14.3. Andere beroepsgroepen en bedrijven 3.2.14.3.1. Algemeen 1985-1988 Registers van uitspraken door policymeesters in geschillen betreffende beroepsuitoefening. Met bovendien: - uitspraken in burenruzies c.a. betreffende bouwzaken, 1705-1805 (inv.nr. 1987) - met enkele (minuut)reglementen en eedafleggingen betreffende vervoer; 1703-1809 (inv.nr. 1987). 1985 onder Policy A, 1706-1791. 1986 onder Policy B, 1704-1779. 1987 onder Policy C, 1703-1809. 1988 onder Policy D, c.1705-1760. 1989-1992 'Gildeboeken': authentieke registers van vernieuwde reglementen van gilden en beurzen, 1749; met voorin authentiek extract uit resoluties Gedeputeerde Staten van 1749 betreffende ratificatie. Aangevuld met geauthentiseerde afschriften en minuten tot 1805. 1989 onder Policy A, 1749-1791. 1990 onder Policy B, 1749-1804. 1991 onder Policy C, 1749-1805. 1992 onder Policy D, 1749-1790. 1993 Afschriften van de vernieuwde gildereglementen met aanvullingen van 1749-1752; met enkele andere stukken, 1730-c.1752. Opgemaakt [c.1753]. 1994 Afschriften van resoluties en keuren betreffende gilden en beurzen, 1749-[1790]; deels gedrukt. Samengevoegd, [c.eind 18de eeuw]. 1995 Fragment-index bij [register inzake gildenadministratie?], [c. derde kwart 18de eeuw]. 1996 Extract-resolutie van de Staten voor de magistraat van Leeuwarden betreffende het gedrag van de IJk- en Justeermeester-generaal Jacob l'Admirâl, met c. gelijktijdig afschrift, 1767. 1997 Afschriften van (afschriften van) stukken vanaf 1542 betreffende beroepsuitoefening, handel, verkeer, bouwkundige zaken en diverse aspecten van openbare orde; opgemaakt c.1770. 1998 Stukken ingekomen van commissarissen der gewezen gilden betreffende het beheer van de nalatenschap, met lijsten van commissarissen, 1798. 1999 Afschrift van een rekest van 1803 van de gezamenlijke commissarissen tot hernieuwde reglementering van de beroepsuitoefening, [1803?]. 2000 Stukken ingekomen van commissarissen van vier gilden betreffende hernieuwde reglementering van de beroepsuitoefening, 1803. 2001 Staat houdende registratie van nieuwe ambachtslieden, [1799]-1805. 2002 Ingekomen en andere stukken betreffende de reglementering van de corporaties der ambachtslieden, 1808-1809. 3.2.14.3.2. Afzonderlijk bedrijf 3.2.14.3.2.1. Wevers 2003 Authentiek afschrift van de gildebrief, in 1482 door het stadsbestuur afgegeven aan de wevers, 1499. 2004 Conceptadvies van de magistraat voor het Hof betreffende een rekest van het weversgilde tegen beroepsuitoefening door de uit Appingedam afkomstige laken-bereider Jacob Jan zoon c.s., waarvoor de magistraat toestemming had verleend; met de desbetreffende extractresolutie, 1563. 2005 Extract uit het Alimentatieboek: afschrift van een akte van 1671, waarbij de grein-werker Willem Winck de [wees?] Casper Caspers in zijn werkplaats aanneemt. 3.2.14.3.2.2. Bakkers -- PM 'Bakkersboek': aantekeningen en akten betreffende bakkersproeven, -eden en -merken, [1543]-1557, 1560-1799 (p.101-107, 6, 118-657). Met bovendien: - uitgedeelde boetes en andere zaken betreffende keurmeesters, molenaars en bakkers, 1542-1545, 1565, 1570-1571, 1581-1593 (p.100, 108-117, 123, 704-715) - benoemingen van keurmeesters, 1578-1593, 1714-1802 (p.690, 664-672) - de ordonnantie vanwege de keizer van 1542 betreffende bakkers, keurmeesters en molenaars, [eind 16de eeuw?] (p.692-703). Tevens: - 'Ontfanckregister van stadts Leuwaerden renten ende incoomsten, beginnende in Anno 1524 den 7en dach Januarij': register waarin [door secretaris Wilko Folkerts] aangetekend enkele inkomsten van de stad, 1524-1532 (1534) (p.1-88) - aantekeningen [door secretaris Johan Rommarts] betreffende enkele inkomsten en betreffende bewijs van goed gedrag voor Jan van Nijenhuys, 1538 (p.92, 96). 2006 Rekest van bewoners van het Vliet aan plv. stadhouder Grousbeeck om na het afwijzende besluit van december 1567 van het stadsbestuur alsnog de vestiging van een bakker op het Vliet te willen toestaan, met bijlage, [1568]. 2007 Appointement van plv. stadhouder Grousbeeck om adviesaanvraag bij de magistraat, op een rekest van Augustinus Oeghes, bakker en burger van Leeuwarden, om zijn bakkerij op het Vliet te mogen vestigen, 1568. 2008 Concept (minuut?) van een negatief advies van de magistraat [aan de stadhouder?] op het rekest van Augustinus Oeges van 29 mei 1567 aan de stad(?) om zich als bakker op het Vliet te mogen vestigen; met in dorso: 'datmen opt Vliet geen neringe doen solde', [c.1568]. 2009 Concept-vonnis door de magistraat tot beboeting met 25 goudgulden van Hendrik Abrahams, arbeider in de Schuitemakerssteeg, vanwege invoer van buiten de stad van een half brood, [1753]. 2010 Afschrift van een uitspraak van policymeesters inzake het geschil tussen het bakkersgilde en Gelke Blinxma betreffende vestiging van de laatste, c.1789. 3.2.14.3.2.3. Tappers 2011-2013 'Weertsboeken': registers van afgegeven vergunningen tot het tappen van wijnen, bieren en andere dranken, met aantekening van inning van de rechten, 1639-1798. Met bovendien: - processen-verbaal van de jaarlijkse rekenschap door policymeesters aan de stadsrentmeester, 1639-1799 - extract-resoluties en andere stukken desbetreffend, 1638-1736. 2011-2013 'Weertsboeken': registers van afgegeven vergunningen tot het tappen van wijnen, bieren en andere dranken, met aantekening van inning van de rechten, 1639-1798. Met bovendien: - processen-verbaal van de jaarlijkse rekenschap door policymeesters aan de stadsrentmeester, 1639-1799 - extract-resoluties en andere stukken desbetreffend, 1638-1736. 2011 1639-1694; afrekeningen 1639 dec 31-1693 dec 24. 2012 1695-1769; afrekeningen 1695 dec 21-1769 dec 29. 2013 1770-1798; afrekeningen 1770 dec 29-1799 feb 7. 2014 Akte waarbij Fonger Sickes c.u. afstand doet van zijn vergunning tot het tappen van Hollandse bieren, 1660. 2015 Bevelschrift van de magistraat tot executie van de tappers Gerben Aukes en Jan Pel inzake wanbetaling van hun vergunningen, met proces-verbaal door de executeur betreffende hun insolventie, 1784. 3.2.14.3.2.4. Kooplieden Eerst vanaf 1758 is er van ondubbelzinnige archivalische resten van een koopmansgilde sprake. Wel noemt de kladrekening uit 1609 (inv.nr. 927) een 'Coopmansgilde', waar het Soete Naam Jezusgilde mee wordt bedoeld; de zin van die benaming is onduidelijk. 2016 Gedrukt dossier van de gezamenlijke winkeliers in wollen en zijden lakens e.d. betreffende hun geschil met hun tot de administratie van de door hen gemeenschappelijk gepachte impost gecommitteerde medewinkeliers Fredrich Hachtingh c.s., 1647. 2017 Afschrift (of concept?) van een negatief advies van pensionarissen betreffende een rekest van enkele kooplieden tot bescherming van hun verkoopmonopolie, [c.1750]. 2018 Rekesten van kooplieden en schippers betreffende de regeling van het laden en lossen der koopmansgoederen, met enkele verbandhoudende stukken, 1777-1778. 2019 Gedrukte stukken betreffende het rekest van enkele Leeuwarder kooplieden aan de Staten tot verlaging van de impost op koffie en thee, 1787. 3.2.14.3.2.5. Overige 2020 Rekest van de burgers steenbakkers om de activiteiten van vreemde steenbakkers in de stad te verhinderen, [c.1504?]. 2021 Dagvaarding [van het Hof] voor Peter Kammingha of Hemmo [Odda zin] inzake het geschil tussen het Bergumer [klooster] en de vissers van Leeuwarden over de visserij in het Lyowtsmeer; [15]13. 2022 Memorie van de gezamenlijke brouwers in Friesland voor de gecommitteerden van de Steden naar Den Haag, om te pleiten tegen zekere impostverhogingen, met geleidebrief, 1632. 2023 Extractresoluties voor het timmerlieden- en het kistenmakersgilde betreffende doodkisten, 1716, 1722. 2024 Akte van insinuatie vanwege het koekebakkersgilde voor Minke Herfst inzake verkoop van koekebakkerswaren, 1750. 2025 Aantekening betreffende beboeting door het timmerliedengilde van Harmen de Graeft vanwege clandestiene vervaardiging van vier ramen, [1754]. 2026 Gedrukte gilderol c.a. voor de meester-kleermakers, 1777. 2027 Conclusie van eis van de Commies van het voormalig Oostergo tegen Yzack de Vries, meester vleeshouwer, vanwege het ontduiken van het Beestiaal; 1800. Met aantekening van 'in factis', 1804. 2028 Stukken, ingekomen van het gewestelijk bestuur, betreffende goud- en zilversmeden c.a., 1807. 2029 Missive van de Landdrost betreffende de schoenmakers, 1807. 3.2.14.4. Buitengewestelijke betrekkingen 2030 Missive van de stad Amsterdam betreffende heffing aldaar van de 100ste penning op de verkoop van runderen ter verzekering van stedelijk toezicht op daadwerkelijke betaling, 1502. 2031 Missive van stadhouder Hugo met verbod tot het drijven van handel c.a. met inwoners van Enkhuizen, [15]02. 2032 Akte van certificatie door het stadsbestuur van Amsterdam betreffende vast gebruik door de burger Wolter van Holtem van het aangegeven handelsmerk, 1509. 2033 Stukken betreffende aan de stadhouder voorgelegde geschillen van Leeuwarden en andere Friese steden met Kampen, Deventer en andere Overijsselse plaatsen over tolheffingen c.a. aldaar, c.1523-1532. 2034 Authentiek afschrift van een authentiek afschrift van een authentiek afschrift van een akte van 1463 waarbij Philips van Bourgondië als graaf van Holland de inwoners van Oostergo en Westergo vrij marktverkeer in zijn graafschap toestaat behoudens gebruikelijke tolheffingen, 1530. 2035 Akte waarbij het stadsbestuur van Kampen de arbitrale uitspraak van stadhouder Georg Schenk aanvaardt inzake de geschillen met de zes grote Friese steden over de tolheffing aldaar, 1532. 2036 Akte waarbij het stadsbestuur van Deventer de arbitrale uitspraak van stadhouder Georg Schenk aanvaardt inzake de geschillen met de zes grote Friese steden over de heffingen bij de Cathentoll aldaar, 1532. 2037 Akte van certificatie door het stadsbestuur van Deventer ten behoeve van Harman Buss, linnenwever, betreffende goed gedrag, 1560. 2038 Authentiek afschrift van de Hofsordonnantie op het ton- en bakengeld voor de scheepvaart door de Scholbalg en over de Wadden, 1562. 2039 Akte van overeenkomst met de stad Haarlem betreffende de regeling van de benoeming van de beurtschipper tussen beide steden, 1769. 2040 Gedrukte publicatie van de Staten betreffende belasting op de uitvoer van aardappelen, 1771. 2041 Gedrukt rekest van een aantal kooplieden etc. in Friesland aan de Staten betreffende belemmering van de zijde van Frankrijk van de vrije zeevaart en handel, met ander stuk desbetreffend, [1779]. 2042 Akte van overeenkomst met de stad Enkhuizen betreffende de regeling van de benoeming van de beurtschipper tussen beide steden, 1779. 2043 Extract-besluit van het Departementaal Bestuur voor Drost en Gerecht betreffende regeling en personele bezetting van de beurtschipperij op Amsterdam, 1805. 2044 Gedrukte ordonnantie door de raad van Schiedam voor het veer van Schiedam op Friesland en Stad en Lande, met tarievenlijst, 1806. 3.2.15. Godsdienst Over de hele zestiende tot achttiende eeuw heeft het stadsbestuur zich intensief bemoeid met het godsdienstige leven, zo mogelijk op institutionele wijze en anders wel langs meer informele of incidentele weg. Belangrijke invloed oefende de overheid uit op de totstandkoming en het onderhoud van de kerkelijke gebouwen (zie hiervoor rubriek 2.10.2.1.7). Dat gold voor de zestiende eeuw, toen ze bijvoorbeeld - samen met de kerkvoogden - Jacob van Aken contracteerde voor de bouw van een nieuwe Oldehovetoren en -kerk; het gold nog sterker in de volgende eeuwen, toen de stad het volledige beheer van alle geestelijke goederen ten bate van de heersende hervormde ('Gereformeerde') kerk op zich genomen had (zie de inleiding van hoofdstuk 2.9.1). Voor haar materiële bestaan was de kerk bijna helemaal van deze goederen afhankelijk: predikanten, kosters, organisten en andere kerkelijke beambten werden ervan gesalarieerd, terwijl ook andere materiële uitgaven eruit werden bekostigd, tot extra uitgaven voor de diakonie toe. Het revolutionaire elan van de jaren 1795 e.v. inspireerde tot plannen tot herverkaveling van de goederen over de verschillende kerkelijke gezindten. Kort na 1800 zagen de nu als volwaardig erkende andere kerkgenootschappen op pragmatische gronden van hun aanvankelijke aanspraken af (zie hieronder, par. 3.1). Een vergelijkbaar beeld geeft de praktijk van de benoeming van pastoors en dominees te zien: in de zestiende eeuw wees het stadsbestuur één van de beide Oldehove-pastoors aan, in de zeventiende en achttiende koos het alle 'gereformeerde' predikanten uit een voordracht van drie door de kerkeraad. Van belang is een globaal inzicht in de religieuze gezindheid van de stedelijke overheid en haar houding tegenover andere stromingen c.q. kerkgenootschappen. De rooms-katholieke gezindheid wankelt in de tweede helft van de zestiende eeuw, onder aanvankelijk vooral doperse en later calvinistische invloed. Men verzet zich tegen de vestiging van een nieuwe bisschopszetel in de stad en van 6 september 1566 tot 24 januari 1567 is zelfs sprake van een officiële vervanging van de katholieke door een hervormde eredienst. Vlak voor de definitieve reformatie, van augustus 1578 tot januari 1580, zijn korte tijd beide toegestaan. De volgende eeuwen is de gereformeerde kerk de heersende en worden de strijdige geloofspraktijken soms voorzichtig en soms fanatiek bestreden. Pas na een eeuw worden deze geleidelijk en onder stricte voorwaarden (zoals het onderhoud van eigen armen) getolereerd, pragmatisch erkend. De lutherse gemeente krijgt in 1681 formeel toestemming voor de bouw van een direct aan de straat gelegen kerk, in 1776 worden de seculiere R.K.-priesters officieel toegelaten tot de zielzorg. De doopsgezinden vormen onder de 'dissidenten' de meest ontwikkelde en welvarende groepering en in de revolutionaire jaren 1780-1787 en 1795 e.v. grijpen zij een politieke hoofdrol. De eigen archieven van de verschillende religieuze instellingen zelf bevinden zich voor het grootste deel in het Historisch Centrum Leeuwarden: toegangsnummers 76, 76-A en 76-B (Rooms-Katholieke staties), 72, 656 en 72-A-1 (Nederduits en Waals Gereformeerde gemeenten), 74-B (Evangelisch-Lutherse gemeente), 75 (Doopsgezinde gemeente). Het bewaard gebleven archiefje van het zestiende-eeuwse Dominikanessenklooster berust momenteel in het Sint Agathaklooster bij Cuijk. Een charter uit 1508 betreffende inhechtenisneming van de Bergumer pastoor Johannes van der Elburch, dat in de inventaris van Singels voorkomt onder nr. 136, werd in 1893 overgedragen aan het Rijksarchief in Friesland. De stukken onder inv.nr. 3317 hebben soms wellicht geen gerechtelijke maar een kerkelijke functie gehad. 3.2.15.1. Periode tot 1580 2045 Akte waarbij Petrus [Valk] van Haarlem, abt van Lidlum, verklaart van de stad Leeuwarden acht schuiten turf 'als van dit jaer' voor zijn klooster te hebben ontvangen, 1501. 2046 Akte waarbij getuigen te Earnawald verklaringen afleggen inzake onrechtmatig gebruik door Oeghe wever aldaar van patroonsgoederen in de omgeving etc., 1505. 2047 Brief van Peter Kammingha, grietman van Leeuwarderadeel en Tietjerksteradeel, aan meester Ghowert, deken, betreffende een door deze te nemen beslissing inzake een geschil tussen de pastoor van Oudkerk en diens gemeente over de betaling van een 'offer', [15]10. 2048 Minuut(?)-brief van pastoor Bucho en [olderman?] Frans Mennama aan Tacka Obbama c.s. te Giekerk met aanbeveling tot benoeming van meester Gowert tot pastoor, [1511?]. 2049 Brief, ingekomen bij burgemeester Wybo Jan Rippers [=Wybe Gerryts Jelgerhuis], van wees en beschermeling A.(?), student in Wittenberg, inzake aantasting van zijn goede naam, lutheranisme enz., [tussen 1517 en 1533]. 2050 Brief, ingekomen bij burgemeester Wybe Gerryts van zuster Alijt, priorin van het [St. Catharina?]convent, om heer Agge tot zekere weldaden jegens het klooster te bewegen, [c.1520?]. 2051 Authentieke afschriften door Pieter van Alkmaar, gardiaan van het Galileërklooster, van twee oorkonden van 1515, betreffende de intrede van juffer Joest in het klooster Aelsum en betreffende haar testament; 1520. Met in dorso akte van specificatie van, c.q. toevoeging aan dat testament, 1524. 2052 Akten van verkoop, door resp. Houck 'salige Baeff suster' en Roeleff Melle zoon en zijn vrouw Hijlck, van onroerende goederen aan de Speelmansstraat aan juffer Joost Lynnennayster, wonende bij der Predijckers cloester; 1529-1530. Met op de eerste akte proces-verbaal betreffende consent, 1529. 2053 Afschrift van processen-verbaal van getuigenverklaringen in 1527 en 1528 in het geschil met Frans Mynnama [de jongere] over het benoemingsrecht in de [Maria Magdalena]-prebende in de kerk van Oldehove, [1528]. 2054 Sententie van het Hof ten gunste van het stadsbestuur in het geschil met Frans Mynnema [de jongere] en Wytthye Kammingha en Joost Ockinga als eisers betreffende het benoemingsrecht in dezelfde prebende in de kerk van Oldehove, 1528. 2055 Sententie van het Hof ten gunste van het stadsbestuur in het geschil met Wyttje Kammingha als eiser namens de erven Frans Minnema [de oudere] betreffende het benoemingsrecht in dezelfde prebende in de kerk van Oldehove, 1529. 2056 Getuigenverklaringen in het geschil tussen Janthienn, Sithje timmermans weduwe, en broeder Wijbrant, procurator van het Jacobijnerklooster, betreffende beweerd legaat van Sithje aan het klooster, 1531. 2057 Concept van de akte waarbij het stadsbestuur doctor Wpko van Buurmania benoemt tot [stads]pastoor in de kerk van Oldehove in plaats van de overleden mr. Focko [Rommerts], 1533. 2058 Missive van Mr. Sydts Tziarda [van Rinsumageest] betreffende [gezamenlijk Oos-tergo's] protest tegen het keizerlijk plakkaat van 1542 nov 3 tegen vervreemding c.a. der beneficiale goederen, [15]43. 2059 Geleidebrief van stadhouder Maximiliaen van Egmondt bij het keizerlijk plakkaat van 7 december tegen Minne Symonsz.; tevens inhoudende aanmaning betreffende jaarlijkse meldingsplicht van het eerst openvallend beneficie, 1542. 2060 Stukken betreffende het geschil voor het Hof tussen het stadsbestuur en de abt van Mariëngaarde betreffende de procedure voor de benoeming van een nieuwe [Mariëngaarder] pastoor, 1551-1552. 2061 Akte waarbij het stadsbestuur en mr. Stephen Vos als gemachtigde van de abdij Mariëngaarde gezamenlijk heer Sytie Abbe zoon, vicaris te Bozum, benoemen tot 'tweede' [Mariëngaarder] pastoor van Oldehove, onverkort de aanspraken van beide partijen in het nog hangende proces voor het Hof, 1560. 2062 Briefwisseling met Godefridus Sylvius, prelaat van het convent van Mariëngaarde, betreffende de procedure voor de benoeming van een nieuwe 'tweede' [Mariëngaarder] pastoor van Oldehove, met afschrift van de akte onder vorig inv. nr., 1567. 2063 Akte waarbij, met toestemming van de provinciaal Goevart van Mierle, het convent der Dominikanen een stuk land noordelijk aan de stadsgracht verpacht aan het convent der Dominikanessen, 1562. 2064 Decreet van het Hof houdende goedkeuring van de verkoop van het huis aan de Grote Kerkstraat behorende tot de aan de kerk van Oldehove verbonden [Obertus]-prebende, nu bezeten door Heer Fecke Jans, aan de naastliggende Goffe van A(b)binga; onder registratie van voorafgaande procedures, 1565. 2065 Missive, ingekomen bij de pastoors en de overige geestelijkheid van Leeuwarden, van de landvoogdes Margaretha van Parma betreffende de oprichting van een bisschopszetel in Leeuwarden, 1564. 2066 Memorie van antwoord door volmachten van het stadsbestuur en gedeputeerden van de Staten van Friesland aan de landvoogdes, houdende bezwaren tegen de oprichting van een bisschopszetel in Leeuwarden; met tweede exemplaar, uitsluitend ondertekend door de gedeputeerden van de Staten, 1564. 2067 Dupliek door volmachten van het stadsbestuur en gedeputeerden van de Staten van Friesland, houdende nadere bezwaren tegen de oprichting van een bisschopszetel in Leeuwarden, 1564. 2068 Akte waarbij Paus Pius V Cunerus Petri aanstelt tot bisschop van Leeuwarden, 1569. 3.2.15.2. Periode 1580-1795 3.2.15.2.1. Nederduits Gereformeerde gemeente Voor de gereformeerde diakonie zie ook inv.nr. 2179. - Vgl. ook inv.nr. 701. 2069 Brief van Daniël Heinsius, namens de 'politieke gedeputeerden' op de synode van Dordrecht, aan [afgevaardigden tot de?] Staten Generaal betreffende de eerste procedurele handelingen ter synode, 1618. 2070 Brief van Dominicus Winsemius, predikant te Schardam bij Hoorn, ten geleide van een aan prins Maurits opgedragen geschrift tegen de Arminianen, 1619. 2071 Authentiek afschrift van een extract-resolutie van 1625 van de Staten van Holland betreffende vrijstelling van [Johannes Bogerman en andere] 'kerckendienaers' ten behoeve van hun medewerking aan de nieuwe bijbelvertaling voor tenminste twee jaar, 1626(?). 2072 Afschrift (van een afschrift?) van een memorie betreffende verzoek van de stad Leiden aan de Staten Generaal om bij de Gedeputeerde Staten en de Stadhouder van Friesland te bevorderen dat ds. Bogerman, beroepen hoogleraar in de theologie in Franeker, voor de komende zomer wordt vrijgesteld voor de correctie van de drukproeven van de nieuwe bijbelvertaling, [c.1633]. 2073 Extractresolutie van gedeputeerde staten betreffende het geschil tussen enerzijds magistraat en kerkeraad en anderzijds enkele predikanten en de classis Leeuwarden, 1667. 2074 Afschriften van stukken van 1671-1767 betreffende kwesties rond benoemingen van gereformeerde predikanten en van extractresoluties van het Hof uit 1772 betreffende exorbitante bestraffing door gereformeerde diakenen van diakoniehuisbe-woonster Jeltje Eeltjes; [c. 18de eeuw]. 2075 Afschriften van resoluties uit 1681 en 1731 betreffende predikantsbenoemingen, [tussen c.1712 en 1731] en [tussen 1731 en c.1760]; met uittreksel uit resolutieboek, [c.1731]. 2076 Stukken ingekomen van Gedeputeerde Staten betreffende te houden vasten-, dank- en bededagen, 1689. 2077 Stukken betreffende het geschil voor Gedeputeerde Staten tussen de magistraat en de gereformeerde kerkeraad inzake benoeming van predikanten, 1744. 2078 Afschrift uit de handelingen van de kerkeraad van 1746 betreffende onderhandelingen van ds.C.Blom met de presiderende burgemeester over de organisatie van een bededag. 2079 Afschriften van stukken uit het dossier van het door de kerkeraad van de gereformeerde gemeente voor het Hof tegen de stad aangespannen proces inzake de benoeming van predikanten, 1747. 2080 Afschriften van stukken van 1739-1745 betreffende het geschil tussen de magistraat van Dokkum en de gereformeerde kerkeraad aldaar over het benoemingsrecht van predikanten; met aantekeningen van burgemeester Nicolaas Arnoldi, [c.1747?]. 2081 Financiële staten, in klad of afschrift, betreffende het diakoniehuis, 1760. 2082 Rekesten aan het Hof in de beroepszaak tussen de magistraat en dominee Cornelius Blom c.s., 1763. 2083 Stukken betreffende het geschil voor het Hof met de voorzitter van de gereformeerde kerkeraad, ds. Cornelius Blom, over de magistraat aangedane beledigingen naar aanleiding van de gang van zaken bij de benoeming van een nieuwe predikant, 1763-1764. 2084 Andere stukken betreffende het geschil met ds. Cornelius Blom, 1763-1764. 2085 Stukken betreffende het geschil van boekdrukker J.A. de Chalmot met ds. Cornelius Blom en met zijn echtgenote Albertina, geb. Franssen, 1763-[c.1772]. 2086 Missive van de gereformeerde kerkeraad met verzoek een drietal te mogen nomineren ter vervulling van de predicantsvacature, 1765. 2087 Afschrift van extractresolutie van gedeputeerde staten tot verbod om dominee De Cock om zijn opvattingen kerkelijk te vervolgen; met afschrift van voorbereidende extract-resolutie en gedrukte slottoespraak betreffende 'zagte kalmte' enz. door de commissaris politiek tot de synode te Leeuwarden, [c.1766]. 2088 Lijsten deelnemers aan in Leeuwarden gehouden gereformeerde synoden, met evt. aantekening van hun plaats van logies, 1759-1780. Met hiaten. 2089 'Aanspraken' van G.Fr. Schwartzenberg resp. Nic. Arnoldi als 'commissarissen politicq' aan de gereformeerde synoden te Leeuwarden, resp, 1766 en 1773. 2090 Afschrift van de extractresoluties van het Hof betreffende competentieoverschrijding door diakenen in hun bestraffing van de diakoniebewoonster Jeltje Eelkes, 1772. 2091 Afschrift van rekest van ds.Cornelius Blom aan de Stadhouder betreffende de benoeming van een zevende predikant c.a., [c.1773]. 2092 [Borderel van de rekening?] van de gereformeerde diakonie over 1777 jul 30 -1778 jul 29. 3.2.15.2.2. Overige gezindten 3.2.15.2.2.1. Waalse gemeente 2093 Gedrukte publicatie van Gedeputeerde Staten betreffende maatregelen ter ondersteuning van vluchtelingen van de gereformeerde religie, 1681. 2094 Missiven van Gedeputeerde Staten betreffende te houden collecte ten behoeve van de Franse vluchtelingen van gereformeerde religie, met eenvoudig extract van de betreffende Statenresolutie, 1683. 2095 Extractresolutie Gedeputeerde Staten betreffende toestemming tot het houden van de Waalse synode in Leeuwarden, 1684. 2096 Extractresolutie van de Staten betreffende aanstelling van ds. Isak la Migue tot tweede ordinaris predikant van de Waalse Gemeente, 1707. 2097 Concept(?)van een reglement van de kerkeraad van de Waalse gemeente betreffende het onderhoud van haar armen, [c. derde kwart 18de eeuw]. 2098 Afschrift van een besluit van 1740 van Gedeputeerde Staten betreffende de aanstelling van een organist en een blaasbalgtrapper in de Waalse Kerk, waarna Martinus Olivier in de eerste functie wordt benoemd, [c. 1798]. 2099 Afschrift van een lijst van 1770 betreffende de bezetting van de banken in de Waalse kerk, [c. eind 18de eeuw]. 3.2.15.2.2.2. Rooms-Katholieke gemeente 2100 Geleidebrief van Gedeputeerde Staten bij [ontbrekend] plakkaat betreffende gedragsregels voor rooms-katholieke geestelijken en gelovigen, met procesverbaal van publicatie, 1612. 2101 Plakkaten van Staten-Generaal en Gedeputeerde Staten tegen rooms-katholieke praktijken, 1641-1652. 2102 Gedrukte extractresolutie van de Staten betreffende toelating van Rooms-Katholieke priesters tot de zielzorg en het recht der katholieke gemeenten op eigen goederenbezit, 1776; met afschrift van het desbetreffende advies van het Mindergetal uit 1775. Met aantekening betreffende verondersteld optreden van ex-Jezuïet, [1776]. 2103 Geauthentiseerde staten van de bezittingen der rooms-katholieke staties en arm- en weesvoogdij; opgemaakt 1776, met akten c.q. processen-verbaal van wijzigingen en verklaringen desbetreffend tot 1799. 2104 Ectractresoluties van Gedeputeerde Staten en andere stukken betreffende de instelling en handhaving van een reglement voor het College der Roomsche Mannen, 1777-1778. 2105 Gedrukte extractresolutie van de Staten betreffende nader omschreven ontheffing voor de Roomse kerken en corpora van betaling van het Collateraal, 1781. 2106 Lijsten en aantekeningen betreffende obligaties van de rooms-katholieke gemeente, 1782. 2107 Extract-resolutie van de Staten betreffende ontheffing voor de Rooms-Katholieke gemeente van haar onderhoud der katholieke militaire armen, 1782. 2108 Missiven van gedeputeerde staten houdende verzoek om advies op zekere rekesten van armbezorgers der roomskatholieke gemeente, 1784-1785. 2109 Extract-resolutie van de Staten houdende vaststelling van een nieuw reglement voor het College van Roomsche Mannen, met bijbehorende stukken, 1785. 2110 Brief van gedeputeerde staten strekkend tot inwilliging van twee verzoeken van de Rooms-Katholieke weesvoogden, 1786. 3.2.15.2.2.3. Doopsgezinde gemeenten 2111 Authentiek extract uit de statenresoluties van 1672 betreffende vrijheid van godsdienst en vrijwaring voor wapenhandel voor de doopsgezinden, 1710. 3.2.15.2.2.4. Lutherse gemeente 2112 Extractresolutie van de Staten betreffende toestemming aan de lutherse gemeente tot stille uitoefening van haar godsdienst in een daartoe te herbouwen huis, 1681. 2113 Ingekomen stukken betreffende de geschillen in de lutherse gemeente rond de afzetting van ds. Elias Pesarovius, 1686-1687. 2114 Ingekomen extractresoluties van de Staten betreffende het rekest van de lutherse gemeente tot het verbinden van zekere voorwaarden aan haar verplichting tot armenzorg, 1777-1778. 2115 Stukken betreffende het geschil in de lutherse gemeente rond ds. Philip Statius Muller, c.1754-[c.1758]. 3.2.15.2.2.5. Joodse gemeente 2116 Beschikking van de Staten van Friesland op een verzoek van de magistraat om opdracht aan de joodse gemeente tot onderhoud van haar eigen armen, met proces-verbaal van de desbetreffende insinuatie door de stad aan de bestuurders van 'de Joodse Natie'; 1738. Met voorafgaand stukken betreffende het proces voor het Hof over het onderhoud van Feytel Isaacqs, 1736-1737. 2117 Proces-verbaal van de insinuatie der in inv.nr. 2116 genoemde beschikking aan een aantal met name genoemde joodse personen, 1738. 2118 Gedrukte stedelijke publicatie 'tegens Vreemde Jooden', 1752. 2119 Afschrift van het reglement 'der joodse natie der stad Leeuwarden', [1754?]. 2120 Minuut-rescriptie van de joodse parnassijns tegen rekest aan het Hof van de beëdigde vertaler, voorzanger en voorlezer Joseph Israëls betreffende hun geschil over het gedrag van de laatste, [c.1775?]. 3.2.15.3. Periode na 1795 3.2.15.3.1. Algemeen 2121 Stukken van oud-rentmeester Voorda betreffende herkomst en bestemming van de geestelijke en quotisatiegoederen, [c.1796]. 2122 Afschrift van de staat der geestelijke en quotisatiegoederen onder aantekening van hun herkomst als voorkomende onder inv.nr. 2121, [1796]. 2123 Conceptmemorie van de Municipaliteit voor een commissie uit het Provinciaal Bestuur betreffende herkomst en bestemming van de geestelijke en quotisatie-goederen, met de daartoe strekkende ingekomen stukken van het Provinciaal Bestuur, 1797. 2124 Gedrukt 'plan van beschikking' betreffende de verdeling van de (waarde van de) vier gereformeerde kerkgebouwen c.a. over de verschillende godsdienstige gemeenten, met enkele stukken desbetreffend, 1798. 2125 Akte van overeenkomst, verleden voor de Raad der Gemeente, tussen gecommitteerden der verschillende kerkelijke gemeenten betreffende de eigendomsoverdracht aan de gereformeerde gemeente van de vier kerkgebouwen c.a., voordien bij haar in gebruik; 1799. Met andere stukken desbetreffend, 1798-1799. 2126 Memorie betreffende kerken en kerkelijke verhoudingen in Leeuwarden in heden en verleden en de consequenties daarvan voor de bestemming der kerkgebouwen e.d., [c.1799]. 2127 Stukken betreffende de aanspraken der verschillende kerkelijke gemeenten op de 'kerkegoederen', 1800. 2128 Aantekeningen en afschriften van decreten [van de centrale regering] uit 1798 en 1799 betreffende de regeling van de nieuwe bestemming der geestelijke goederen, [c.1800]. 2129 Afschriften van memories en missiven van gecommitteerden der diverse kerkgenootschappen betreffende de aanwending en verdeling der geestelijke goederen te hunnen bate, 1800. 2130 Authentiek afschrift van het extractbesluit van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam op een missive van de Raad der Gemeente betreffende restitutie door kerkmeesters van de gereformeerde gemeente van aan kerkelijke dienaren c.a. uitbetaalde tractementen; met geleidebrief van de Agent van Inwendige Politie, 1800. 2131 Missive van het Departementaal Bestuur tot opgave van statistische gegevens over de gereformeerde en de andere godsdienstige gemeenten, 1805. 2132 Missiven van de gewestelijke overheid betreffende betalingen van tractementen c.a. aan predikanten, rooms-katholieke geestelijken en andere kerkelijke dienaren, 1808-1809. 2133 Staten, houdende opgaaf door de vertegenwoordigers der diverse godsdienstige gezindten van de staat van hun kerkgebouwen c.a. en van hun inkomsten, uitgaven en schulden; met de daartoe strekkende missive van de Landdrost, 1810. 3.2.15.3.2. Afzonderlijke kerkelijke gezindten 3.2.15.3.2.1. Nederduits Gereformeerde Gemeente 2134 Gedrukt 'Concept plan van huishoudelijke wetten' door een commissie voorgesteld aan de nederduitse gereformeerde gemeente; met gedrukte memories van kerkmeesters en een kerkeraadscommissie desbetreffend, 1800. 2135 Missive van de gewestelijke 'commissie tot administratie der financiën' betreffende betaling niet meer aan de gereformeerde gemeente maar rechtstreeks aan de predikanten en andere kerkelijke bedienden van hun tractementen, 1802. 2136 Aantekeningen van vergaderingen van de gereformeerde diakonie, met name betreffende het diakoniehuis, 1802. 2137 Lijst van voorstellen tot het verschaffen van kledingstukken aan bedeelden in het kwartier rond de Monnikemuurstraat, met aant.van besluit, 1803. 2138 Chronologische namenlijst van enkele vaders van hervormde dopelingen vanaf c.1802, met vaste bedragjes, c.1804. 2139 Extract-besluit van het Departementaal Bestuur verband houdende met de intrekking van belastingen ten bate van de bevoorrechte kerk, 1807. 2140 Missive van de Landdrost om opgaaf van de geestelijke goederen en om geen betalingen daaruit te doen aan kerkelijke dienaren, 1810. 2141 Missive van de Landdrost betreffende voorlopige continuering van de betaling der predi-kantstractementen uit de geestelijke goederen, 1810. 2142 Gedrukte missive van de Landdrost betreffende het koninklijk besluit tot eigendoms-overdracht van de pastorieën aan de betreffende kerkelijke gemeenten, 1810. 2143 Extract uit het verbaal van de Landdrost tot handhaving van de gratis beschikbaarheid van kerkbanken voor het openbaar gezag, 1810. 2144 Borderel van de rekening van de gereformeerde diakonie over 1809 jul-1810 jun; met minuut(?)-geleidebrief aan de Prefect, 1811. 3.2.15.3.2.2. Overig 2145 Akte van overeenkomst, ten overstaan van gecommitteerden van de Landdrost, met de rooms-katholieke armvoogdij betreffende het onderhoud van de rooms-katholieke militaire armen c.a.; met missive van de Landdrost, houdende goedkeuring, 1808. 2146 Ingekomen stukken betreffende de rooms-katholieke gemeente, 1809. 2147 Missiven van de gewestelijke overheid betreffende de joodse gemeente, 1809. 2148 Ingekomen extractbeschikking van de Landdrost betreffende restitutie aan de lutherse gemeente van haar kerkgebouw, 1810. 3.2.16. Onderwijs 3.2.16.1. Onderwijsinstellingen 2149 Akte van verkoop van een stuk grond c.a. in de [Bollemanssteeg] naast de Latijnse school aan Claas Henrix zoon, boelgoedsproclamant, mede namens zijn echtgenote Willemke Goverts dochter, met voorwaarden betreffende rooiing en bebouwing, 1624. 2150 Brieven van J.R. Stippius te 's-Gravenhage en W.F. van der Wilp te Amsterdam betreffende hun afwijzing van hun rectorsbenoeming, 1726. 2151 Brief van de rector Georg Christoffel Schoonveldt tot dank en afscheid, 1733. Met [c.gelijktijdig] afschrift van lofdicht door Christianus Brink op zijn benoeming in 1726. 2152 Missive van curatoren van de Franeker universiteit om inlichtingen over de toestand van de Latijnse school, 1737. Met ongeveer gelijktijdig extract uit instructie [uit 1660] voor de Franeker curatoren). 2153 Brief van [Johannes] Pierson tot aanvaarding van zijn rectorsbenoeming, 1755. 2154 Brief van de juist benoemde rector H.J. Arntzenius betreffende uitstel van zijn oratie, 1759. 2155 Brief van M. Tijdeman tot aanvaarding van zijn rectorsbenoeming, 1763. 2156 Stukken betreffende benoeming, vervanging en wederaanstelling van Valerius Slothouwer als rector, 1764 en 1797-1799. 2157 Gedrukt reglement der Latijnse school, 1786; met gedrukte extract-resolutie betreffende wijzigingen, 1792. 2158 Afschrift van een extract-resolutie van de Staten betreffende overeenkomst met magistraat en vroedschap over de Franse kostschool voor jonge juffrouwen en betreffende het weer uitbetalen van de jaarlijkse subsidie van 4000 carg. voor de militaire armen, [1789?]. 2159 Akte waarbij Pieter Cats c.u. de stad Leeuwarden twee huizen c.a. verkoopt op de noordhoek van de Tweebaksmarkt en de [Nieuwe] Oosterstraat, 1789; met consentakte, 1790. Met akte van overeenkomst met raadsheer Frans Julius Johan van Scheltinga betreffende eigendom en onderhoud van de tussen hun panden gelegen steeg met riool, 1791. 2160 Gedrukte publicatie van het Uitvoerend Bewind der Bataafse Republiek betreffende de bezoldiging c.a. van de onderwijsgevenden die traditioneel uit de geestelijke goederen werden betaald, 1798. 2161 Missive van het Intermediair Administratief Bestuur met enquête betreffende de onderwijsinstituten, 1799. 2162 Authentiek afschrift van een extract-resolutie van de Agent van Financiën tot beschikbaarstelling van enkele vertrekken in het voormalig Stadhouderlijk Hof voor de Latijnse school, 1799. 2163 Afschrift van een extractresolutie van het Departementaal Bestuur tot een jaarlijkse subsidie van de Franse kostschool, [1803?]. 2164 Stukken betreffende de plaatselijke Commissie voor het lager Schoolwezen, 1805-1808. 2165 Missive van de Landdrost betreffende rekest van de weduwe Lewis, voormalig houdster van de Franse kostschool voor meisjes, aan de Koning tot schadeloosstelling, onder meer voor 31/2 jaar ten onrechte betaalde huishuur, 1808. 2166 Stukken ingekomen van de Landdrost betreffende Latijnse scholen, 1809. 3.2.16.2. Studiefinanciering 2167 Brief van Rodolphus Goclenius, professor in de filosofie te Marburg, om Reinerus Bras te manen de 25 Spaanse daalders te betalen die deze hem vanwege de studie van zijn zoon Gerardus in 1615 te Marburg nog verschuldigd is, 1619. 2168 Afschrift van een akte van 1627 waarbij Gedeputeerde staten zich accoord verklaren met de toekenning aan Elias Eliaszoon Vos van het vruchtgebruik van het Sint-Annaleen ten behoeve van de studie van zijn zoon Joannes, [c.1627?]. 2169 Proces-verbaal van een verklaring voor gecommitteerden uit de magistraat door Elias Vos als vruchtgebruiker van het [St.Anna]leen, betreffende zijn afstand van een deel van de opbrengst van dat leen aan de collator ervan, de weduwe van Ritske Jans c.a., 1628. 2170 Proces-verbaal van een verklaring voor de magistraat door mede-schepen Joannes de Veno betreffende verkeerd gebruik door Anthonis van Hees van het St.Annaleen en de ontoelaatbaarheid dientengevolge van dezelfde tot de magistraat, 1629. 2171 Afschrift van de akte van toekenning door Gedeputeerde Staten van het vruchtgebruik van het Dorothealeen aan Jacob Roeleffs, 1637; met twee daartoe strekkende rekesten door diens vader Roeleff Ritzerts, burger van Leeuwarden, 1635-1636. 2172 Afschrift van een Advies van Gedeputeerde Staten aan de Stadhouder op een rekest van Saco Harmen van Idsinga te Groningen betreffende de aanwijzing van Frans Canter Alta en niet van Matthijs Alef van Idsinga tot beneficiant van het St. Christophorileen, [c.1774]. 2173 Extract uit het verbaal van de Landdrost betreffende de competenties van de Minister van Binnenlandse Zaken betreffende de begeving van de lenen e.d., 1807. 3.2.17. Armenzorg 3.2.17.1. Algehele zorg en voorzorg; toezicht op meerdere instellingen tegelijk 2174 Beschikking van het stadsbestuur, houdende maatregelen om in verband met de duurte van de granen de stedelijke armen het brood goedkoper te kunnen verstrekken; met desbetreffend rekest aan het Hof om goedkeuring. Met formeel vastgestelde staten betreffende aantallen hulpbehoevende dan wel geheel verarmde gezinnen en benodigde geldbedragen per espel, 1565. 2175 Conceptvoorschriften, opgesteld door de [stedelijke] armvoogden voor 'mijn heren ende medebroders' van het Soete Name Jesusgilde betreffende hun zorg voor de huiszittende armen, met aantekeningen betreffende een eerste reactie van het gilde, c.1580. 2176 Akte van ratificatie door Françoys van Anjou van het geïnsereerde besluit van de magistraat waarbij de [buiten de wallen gelegen] goederen c.a. der Leeuwarder kloosters worden afgestaan aan het Sint Anthonygasthuis, de Huisarmen en het Weeshuis, onder voorwaarde onder meer van het onderhoud der nog in leven zijnde kloosterlingen, 1582. 2177 Authentiek afschrift van het testament van 1561 van Balthasar van Warkusch, maarschalk op het Blokhuis, onder meer betreffende de 'regte armen', [c.1612]. 2178 Akte van overeenkomst tussen bestuurders van de huiszittende armen, het [Old Burger] weeshuis en het Zoete naam Jezusgilde enerzijds en Keimpe Rienx anderzijds, inzake de nalatenschappen van Meinert Gerryts, eerste gezworen klerk van de stad, en Gerrit Rinnerts, 1625. 2179 Akte van overeenkomst tussen enerzijds Old Burgerweeshuis, Nieuwe Stadsweeshuis en gereformeerde diaconie, als erfgenamen van Simon Claessen, en anderzijds Marike Lombaer, c.q. Cornelis Anes en Hiltje Schouwenburg, als erfgename van Pier Lombaer, betreffende uitvoering en verrekening van twee sententies van Gedeputeerde Staten, met bijbehorend stuk, 1698 en 1701. 2180 Rekest van magistraat en vroedschap aan de Staten tot het verlenen van steun ten behoeve van de militaire armen, 1721. 2181 Register van geïnde 'breuken' wegens extraordinaris begrafenissen en huwelijksgeboden en enkele andere inkomsten, ten behoeve van de armen; met aantekeningen, c.q. kwitanties betreffende afdracht aan de rentmeester quotisatiegoederen, 1737-1803. 2182 Lijsten en aantekeningen betreffende stadsambten e.d. in verband met de mogelijkheid tot bezuiniging of extra inkomstenverwerving ten behoeve van de armenzorg, c.[tussen 1740 en 1750]. 2183 Rapport van het Hof aan de Staten betreffende verbeterde reglementering van de armenzorg in Friesland, 1782. 2184 Extractresolutie van de Staten betreffende het weer uitbetalen van de jaarlijkse subsidie van 4000 carg. voor de militaire armen en betreffende de overeenkomst met magistraat en vroedschap over de Franse kostschool voor jonge juffrouwen, 1789. 2185 Conceptakte waarbij magistraat en vroedschap verklaren de [van het gewest ontvangen] oortjesgelden te hebben besteed aan de algemene armenzorg, [1792]. 2186 Rekening met akte van scheiding en deling betreffende de nalatenschap van mr. Eelco van Haersma, volmacht ten Landsdage vanwege Leeuwarderadeel; 1793. Toegevoegd een gedrukte rouwbrief vanwege het overlijden van mw. Susanna Maria Elizabeth van Haersma, geb. Faber, 1783. 2187 Gedrukte missive van de Representanten met verzoek tot het informeren van de 'Commissie van Achttien' betreffende de benodigde maatregelen voor de armen in de komende winter, 1795. 2188 Conceptrapport van de 'Commissie van Achttien' aan de Representanten inzake te nemen maatregelen ter bestrijding van de armoede in de komende winter, met bijlage; 1795. Met afschrift(?) van bij de Commissie ingekomen advies van een anonieme burger en gedrukt 'Plan' van de Commissie, [1795]. 2189 Ingekomen stukken c.a. betreffende instellingen van weldadigheid en overige armenzorg, 1796-1809. 2190 Stukken betreffende herkomst en bestemming van de quotisatiegoederen, 1800. 2191 Stukken betreffende (de commissie tot het maken van een) 'Plan ten behoeve van het onderhoud der Gemeene Armen', 1805-1806. 2192 Authentiek afschrift van een rapport van 1806 mei 11 van een commissie uit Gemeentebestuur en burgerij betreffende te vermeerderen inkomsten vanwege sterk gestegen kosten van algemene armenzorg; met bijlagen en andere bijbehorende stukken, [1805?]-1807. 2193 Authentieke afschriften van [inv.nr. 2192], behoudens van de gedrukte publicatie door het Gemeentebestuur van 1806 nov 2, [c.1807]. 2194 Authentiek afschrift van het rapport, de bijlagen en een gedeelte der andere bijbehorende stukken van [inv.nr. 2192], [c.1807]. 2195 Beschikkingen van hogerhand betreffende vervanging van de accijns op de ingebrouwen bieren door een verhoging van het additioneel ten behoeve van de armen, 1807-1808. 2196 Lijst van de opbrengst van de collecte, op last van de koning gehouden op de dank- en bededag, 1809. 2197 Staat van instituten van sociale zorg c.a. in Leeuwarden met hun vorderingen op het Rijk, [c.1810]. 3.2.17.1.1. Algeheel toezicht op de inwoning, in het bijzonder inzake armoede Het betreft hier veelal voorkoming van de noodzaak tot onderhoud van armen. In de 'ali-mentatieboeken' werd - in het verlengde van de wetgeving door Karel V in 1531 - verzekerd dat nieuwe inwoners bij verval in armoede voorshands niet ten laste van de Leeuwarder armenzorg zouden komen maar ten laste van de gemeenschap waar ze vandaan kwamen (en uiteraard andersom). Het aloude systeem van toezicht door wijkmeesters raakte steeds weer opnieuw in verval totdat (dreiging van) algehele armoede het stadsbestuur noopte het weer nieuw leven in te blazen; kennelijk was hun meer algemene toezichthoudende en signalerende taak voor hun instandhouding een ontoereikend motief. 2198 'Alimentatieboeck': akten van borgtocht voor of door de stad Leeuwarden vanwege eventueel onderhoud van diverse personen, en aanverwante stukken, 1670-1755. 2199 'Alimentatieboek': akten van borgtocht voor de stad Leeuwarden vanwege eventueel onderhoud van diverse nieuwe inwoners, 1792-1798. 2200 'Contra-alimentatieboek': register van akten van borgtocht door de stad Leeuwarden ten behoeve van andere instanties vanwege eventueel onderhoud van diverse personen, 1805-1811, 1814. 2201-2202 Registers van de namen der wijkmeesters, c.1723-1842. 2201 Opgemaakt c.1723, bijgehouden tot c.1729. 2202 -Wijken A opgem. 1738, bijgeh. tot 1842; met een dubbel, opgem. 1765, bijgeh. tot c.1842 - Wijken B opgem. 1752?, bijgeh. tot 1842 - Wijken C opgem. 1738, bijgeh. tot 1842 - Wijken D opgem. 1738, bijgeh. tot 1842. 2203 Gedrukt formulier van de commissie en instructie voor de wijkmeesters, 1765. 2204 Authentiek afschrift van de instructie voor de 'Commissie tot het toesigt op de inwoning en algemeene alimentatie binnen Leeuwarden', 1809. 2205 Notulen van de 'Commissie tot het toesigt op de inwoning en algemeene alimentatie binnen Leeuwarden', 1809 jun 3-1810 sep 25; met voorin geregistreerd de stukken betreffende de instelling van de commissie. 3.2.17.2. Afzonderlijke instellingen van sociale zorg Zie ook 2081, 2090, 2092, 2136-2137 en 2144 (diakonie Nederduits gereformeerde gemeente), 2097 (Waalse gemeente), 2103-2110, 2145 (R.K.), 2114 (Lutherse gemeente), 2116 (Joodse gemeente). 3.2.17.2.1. Algemene Armvoogdij, vanaf 1752 Stads Armenkamer (SAK) Voor de (archieven van de) instelling zelf zie Dam, Inventaris archieven openbare armenzorg. - Zie ook inv.nr. 2176. 2206 Afschrift van een proces-verbaal op verzoek van Jan Willems Bakker als mede-armvoogd in Keimpema-espel van getuigenverklaringen betreffende de laatste wil van Geertien Roeleffs weduwe, [1581]. 2207 Brief, ingekomen bij de hoofddiaken Hendrik Gerryts, van Sixtus van Amama over een verondersteld legaat van honderd pond van Jacob Dirks aan de huisar-men, 1621. 2208 Akte van overeenkomst met Geeske Roelofs, weduwe Michiel van Schouwenburg, inzake het onderhoud van haar en twee van haar kleinkinderen, met bijbehorende stukken, 1636. 2209-2220 Stukken betreffende aanvragen om ondersteuning van individuele armlastigen, 1739-1758, 1801. 2209 Aaltje Joannes, Fetje Nieuwenhuis, 1739. 2210 Hinke Brands, Baukje Edes, 1740. 2211 Johannes Eesgers, 1741. 2212 Gertje Hendriks Faber, Mein Wygers, Vroukjen Johannes, Antje Ruirds, Claaske Tijmens, 1743. 2213 moeder van Engeltje Sippes, Jancke Jans, Wijtske Ysaäks, Antje Gosses en Trijntje Ennes (Wijtske Ysaäks), Grietje Feikes, 1744. 2214 Jacob Sijbes en Geertje Johannis, Antje Jacobs, Anna Wesseling, Harmina Jillis, Janke Haytzes, Lieuwe Hansen, 1746. 2215 kinderen van Hillebrand Tjeerds Coetsema, 1748. 2216 Anna Jans van Limmen, Lysbeth Piers, Albert Jonker, kinderen van Antje Lammerts de Reus, Grytje Tjerks, Antje Annes, 1750. 2217 kinderen van wijlen Steven van der Horst, 1751. 2218 Johannes Berlebach, c.1756. 2219 Marij Anna echtgenote Jan Beernts, Anskje Jans, 1758. 2220 Dirkje Johannes, 1801. 2221 Stukken betreffende de zorg voor Anna Geertruid Gotsch, 1750-1751. 2222 Stukken betreffende de zorg voor Anna Maria Christina Blaicheren, 1752. 2223 Afschriften van kwitanties betreffende maandcollecten in het Minnema-espel en andere stukken betreffende de Stads Armenkamer, 1752-1778. 2224 Afschriften van verslagen en andere stukken, 1758-1760. 2225-2274 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de voogden van de Stads Armenkamer, van c.1768-c.1810 samen met policymeesters, over 1761/62-1809/10; afgehoord door gecommitteerden uit het stadsbestuur respectievelijk de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1762-1812. Met bovendien: - afschriften van de maandelijkse kwitanties voor de bij toerbeurt presiderende voogd door zijn medevoogden. - rekeningen en afhoringen vanwege het beheer van het Juke Graviusfonds, 1800-1807, 1809-1810. 2225 1761 c.mei-1762 c.mei, afgehoord 1762 mei 28. 2226 1762 c.mei-1763 c.mei, afgehoord 1763 jul 15. 2227 1763 c.mei-1764 c.mei, afgehoord 1764 aug 13. 2228 1764 c.mei-1765 c.mei, afgehoord 1765 jun 26. 2229 1765 c.mei-1766 c.mei, afgehoord 1766 jul 18. 2230 1766 c.mei-1767 c.mei, afgehoord 1767 jul 21. 2231 1767 c.mei-1768 c.mei, afgehoord 1768 aug 1. 2232 1768 c.mei-1769 c.mei, afgehoord 1769 aug 1. 2233 1769 c.mei-1770 c.mei, afgehoord 1770 aug 2. 2234 1770 c.apr-1771 c.apr, afgehoord 1771 aug 28. 2235 1771 c.apr-1772 c.apr, afgehoord 1772 jul 30. 2236 1772 c.apr-1773 c.apr, afgehoord 1773 aug 23. 2237 1773 c.apr-1774 c.apr, afgehoord 1774 sep 14. 2238 1774 c.apr-1775 c.apr, afgehoord 1775 sep 27. 2239 1775 c.apr-1776 c.apr, afgehoord 1776 jul 3. 2240 1776 c.apr-1777 c.apr, afgehoord 1777 sep 16. 2241 1777 c.apr-1778 c.apr, afgehoord 1778 sep 29. 2242 1778 c.apr-1779 c.apr, afgehoord 1779 okt 13. 2243 1779 c.apr-1780 c.apr, afgehoord 1780 sep 21. 2244 1780 c.apr-1781 c.apr, afgehoord 1781 okt 31. 2245 1781 c.apr-1782 c.apr, afgehoord 1782 sep 10. 2246 1782 c.apr-1783 c.apr, afgehoord 1783 sep 1. 2247 1783 c.apr-1784 c.apr, afgehoord 1784 sep 16. 2248 1784 c.apr-1785 c.apr, afgehoord 1785 okt 24. 2249 1785 c.apr-1786 c.apr, afgehoord 1786 sep 12. 2250 1786 c.apr-1787 c.apr, afgehoord 1787 aug 27. 2251 1787 c.apr-1788 c.apr, afgehoord 1788 aug 18. 2252 1788 c.apr-1789 c.apr, afgehoord 1789 aug 24. 2253 1789 c.apr-1790 c.apr, afgehoord 1790 sep 9. 2254 1790 c.apr-1791 c.apr, afgehoord 1791 okt 13. 2255 1791 c.apr-1792 c.apr, afgehoord 1792 aug 21. 2256 1792 c.apr-1793 c.apr, afgehoord 1793 aug 20. 2257 1793 c.apr-1794 c.apr, afgehoord 1794 aug 21. 2258 1794 c.apr-1795 c.apr, afgehoord 1795 aug 27. 2259 1795 c.apr-1796 c.apr, afgehoord 1796 sep 28. 2260 1796 c.apr-1797 mrt, afgehoord 1797 sep 20. 2261 1797 apr-1798 mrt, afgehoord 1798 okt 24. 2262 1798 apr-1799 mrt, afgehoord [1799]. 2263 1799 apr-1800 mrt, afgehoord 1800 sep 9. 2264 1800 apr-1801 c.mrt, afgehoord 1801 sep 17. 2265 1801 c.mrt-1802 c.mrt, afgehoord 1802 mei 31. 2266 1802 c.mrt-1803 c.mrt, afgehoord 1803 sep 2. 2267 1803 c.mrt-1804 c.mrt, afgehoord 1804 okt 11. 2268 1804 c.mrt-1805 c.mrt, afgehoord 1805 sep 19. 2269 1805 c.mrt-1806 c.mrt, afgehoord 1806 nov 13. 2270 1806 c.mrt-1807 c.mrt, afgehoord 1807 nov 16. 2271 1807 c.mrt-1807 c.dec, afgehoord 1808 jun 16. 2272 1807 c.dec-1808 c.dec, afgehoord 1809 nov 29. 2273 1808 c.dec-1809 c.dec, afgehoord 1810 nov 10. 2274 1809 c.dec-1810 c.dec, afgehoord 1812 okt 7. 2275 Bijlagen bij de rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de voogden van de Stads Armenkamer over 1755-1809. 2276 Kwitantie van J. Valk als collecteur van het Reëel ten behoeve van Abraham Clingenburg vanwege drie kamers in de Torenstraat, 1756. 2277 Processen-verbaal van de publieke verkopingen van negentien stedelijke armenkamers, met voorwaarden, 1761. 2278 Ontwerptekeningen en andere stukken betreffende plannen voor de bouw van een stads Armenhuis ter plekke van de afgebroken kerk van Nijehove, 1765-[c.1766]. 2279 Borderel van de rekening van inkomsten en uitgaven van de voogden van de Stads Armenkamer over 1769 c.mei-1770 c.mei. 2280 Lijst van voor feestmaaltijd van het bestuur van de Armenkamer geleverde spijzen, dranken en tafelgerei, 1774. 2281 Borderellen van de rekeningen over 1773/74-1777/78. 2282 Afschriften van reglementen en financiële overzichten, [c.1775?]. 2283 Bijlagen bij de rekening van Nicolaas Reneman als collecteur van het [Klein] Gemaal, verband houdende met de periodieke afdrachten aan de Stads Armenkamer, 1781-1782. 2284 Borderellen van de rekeningen over 1791/92-1794/5; met staten van aantallen gestorven gealimenteerden, met leeftijd en doodsoorzaak, in 1791-1794. 2285 Financiële en andere stukken, (1773)1798-1802(c.1835?). 2286 Rekest van de voogden van de Stads Armenkamer betreffende oprichting van een Armenhuis, 1809. 3.2.17.2.2. Old Burger Weeshuis (OBW) en Gabbema Gasthuis Voor (de archieven van) de instellingen zelf zie Van Lennep, Inventaris (...) Old Burger Weeshuis. 2287 Bijlagen bij de [ontbrekende] rekening van de rentmeester van het weeshuis over 1581/1582 betreffende leverantie door Watze Rienckx Schroer van kledingstukken voor wezen in 1581. 2288 Afschrift van de akte van het charter onder inv.nr. 2178: akte van ratificatie door Françoys van Anjou van het geïnsereerde besluit van de magistraat waarbij de [buiten de wallen gelegen] goederen c.a. der Leeuwarder kloosters worden afgestaan aan het Sint Anthonygasthuis, de Huisarmen en het Weeshuis, onder voorwaarde onder meer van het onderhoud der nog in leven zijnde kloosterlingen, [1582]. 2289 Akte van overdracht aan de voogden van het [Old Burger] Weeshuis van het derdedeel van de buiten de stad gelegen goederen der voormalige Leeuwarder kloosters, met diverse bepalingen betreffende wezenzorg en financieel beheer, 1596. 2290 Rekening vanwege de executeurs van het testament van Jouck Reynsdochter, afgehoord ten overstaan van een gecommitteerde uit de magistraat door het bestuur van het [Old Burger] Weeshuis als principaal erfgenaam, 1603. Met andere desbetreffende stukken. 2291 Authentiek afschrift van de rekening van de inkomsten en uitgaven door de voogdrentmeester van het [Old Burger]weeshuis over 1639; en van de afhoring door medevoogden, ten overstaan van gecommitteerden uit de magistraat, 1640 jun 6. 2292 Afschrift van stukken vanaf 1534 betreffende overeenkomsten en geschillen met de voogden van het [Old Burger] Weeshuis, c.1660. 2293 Afschrift van de [conclusie van eis voor het Hof?] van het stadsbestuur tegen de voogden van het weeshuis, [c.1662]. 2294 Afschrift van het testament uit 1534 van Auck Peters, [18de eeuw?]. 2295 Afschrift van de akte van overeenkomst uit 1596 stadsbestuur en weeshuis, [c.1735?]. 2296-2356 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de voogd-rentmeester van het Old Burgerweeshuis en van het Gabbema Gasthuis over 1750-afgehoord door medevoogden, ten overstaan van gecommitteerden uit het stadsbestuur respectievelijk de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1752-1794. Met bovendien: - in de afhoringen, bij rentmeesterswisselingen: processen-verbaal van overdracht van saldi en papieren. 2296 1750, afgehoord 1752 feb 16. 2297 1751, afgehoord 1752 feb16. 2298 1752, afgehoord 1754 feb 20. 2299 1753, afgehoord 1754 feb 20. 2300 1754, afgehoord 1756 feb 26. 2301 1755, afgehoord 1756 feb 26. 2302 1756, afgehoord 1758 feb 8. 2303 1757, afgehoord 1758 feb 8. 2304 1758, afgehoord 1760 feb 14. 2305 1759, afgehoord 1760 feb 14. 2306 1760, afgehoord 1762 mrt 16. 2307 1761, afgehoord 1762 mrt 16. 2308 1762, afgehoord 1764 apr 4. 2309 1763, afgehoord 1764 apr 4. 2310 1764, afgehoord 1766 mrt 19. 2311 1765, afgehoord 1766 mrt 19. 2312 1766, afgehoord 1768 mrt 14. 2313 1767, afgehoord 1768 mrt 14. 2314 1768, afgehoord 1770 mrt 28. 2315 1769, afgehoord 1770 mrt 28. 2316 1770, afgehoord 1772 apr 9. 2317 1771, afgehoord 1772 apr 9. 2318 1772, afgehoord 1774 mrt 30. 2319 1773, afgehoord 1774 mrt 30. 2320 1774, afgehoord 1776 mrt 27. 2321 1775, afgehoord 1776 mrt 27. 2322 1776, afgehoord 1778 apr 1. 2323 1777, afgehoord 1778 apr 1. 2324 1778, afgehoord 1780 dec 13. 2325 1779, afgehoord 1780 dec 13. 2326 1780, afgehoord 1783 jan 15. 2327 1781, afgehoord 1783 jan 15. 2328 1782, afgehoord 1784 feb 25. 2329 1783, afgehoord 1784 feb 25. 2330 1784, afgehoord 1786 feb 22. 2331 1785, afgehoord 1786 feb 22. 2332 1786, afgehoord 1788 feb 6. 2333 1787, afgehoord 1788 feb 6. 2334 1788, afgehoord 1790 feb 10. 2335 1789, afgehoord 1790 feb 10. 2336 1790, afgehoord 1792 feb 15. 2337 1791, afgehoord 1792 feb 15. 2338 1792, afgehoord 1794 mrt 4. 2339 1793, afgehoord 1794 mrt 4. 2340 1794, afgehoord 1797 nov 30. 2341 1795, afgehoord 1797 nov 30. 2342 1796, afgehoord 1797 nov 30. 2343 1797, afgehoord 1800 mei 15. 2344 1798, afgehoord 1800 mei 15. 2345 1799, afgehoord 1800 mei 15. 2346 1800, afgehoord 1804 sep 10. 2347 1801, afgehoord 1804 sep 10. 2348 1802, afgehoord 1804 okt 29. 2349 1803, afgehoord 1804 okt 29. 2350 1804, afgehoord 1807 mrt 31. 2351 1805, afgehoord 1807 mrt 31. 2352 1806, afgehoord 1808 nov 14. 2353 1807, afgehoord 1808 nov 14. 2354 1808, afgehoord 1810 dec 15. 2355 1809, afgehoord 1810 dec 15. 2356 1810, afgehoord 1811 nov 18. 2357-2359 Bijlagen bij de rekeningen van uitgaven vanwege kost en inwoning bij particulieren, 1799-1807; met hiaten. 2357 1799. 2358 1804. 2359 1807. 2360 Aantekeningen betreffende de (concept?-)rekening van het Old Burgerweeshuis over 1810, [1811]. 2361 Borderellen van de rekeningen vanwege het Old Burgerweeshuis over 1750, 1752, 1753, 1762-1764, 1767, 1769-1771, 1774-1776, 1778-1785, 1788, 1790-1811. 2362 Borderellen van de rekeningen vanwege het Gabbema Gasthuis over 1750, 1752, 1753, 1759, 1762-1765, 1767-1771, 1774-1785, 1788, 1790-1811. 3.2.17.2.3. Sint Anthony Gasthuis (SAG) Voor (de archieven van) de instelling zelf zie Visscher, Inventaris. 2363 Afschrift van het charter onder inv.nr. 2176: akte van ratificatie door Françoys van Anjou van het geïnsereerde besluit van de magistraat waarbij de [buiten de wallen gelegen] goederen c.a. der Leeuwarder kloosters worden afgestaan aan het Sint Anthonygasthuis, de Huisarmen en het Weeshuis, onder voorwaarde onder meer van het onderhoud der nog in leven zijnde kloosterlingen, [1582]. 2364 Lijst van diverse voogden van het Sint Anthony Gasthuis uit de periode c.1595-c.1714, [c.1720]. 2365-2439 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de voogden-rentmeesters van het Sint Anthony Gasthuis over 1735-1769 en 1771-afgehoord door, c.q. ten overstaan van, medevoogden en gecommitteerden uit het stadsbestuur respectievelijk de achtereenvolgende gemeentebesturen, 1736-1811. Met bovendien: - in de afhoringen, bij rentmeesterswisselingen: processen-verbaal van overdracht van saldi en papieren - soms alfabetische lijsten van huurdersnamen. 2365 1735, afgehoord 1736 okt 23. 2366 1736, afgehoord 1737 okt 15. 2367 1737, afgehoord 1738 okt 14. 2368 1738, afgehoord 1739 okt 20. 2369 1739, afgehoord 1740 okt 18. 2370 1740, afgehoord 1741 okt 17. 2371 1741, afgehoord 1742 okt 23. 2372 1742, afgehoord 1743 okt 22. 2373 1743, afgehoord 1744 okt 20. 2374 1744, afgehoord 1745 okt 12. 2375 1745, afgehoord 1746 okt 18. 2376 1746, afgehoord 1747 okt 23. 2377 1747, afgehoord 1748 okt 24. 2378 1748, afgehoord 1749 okt 21. 2379 1749, afgehoord 1750 nov 30. 2380 1750, afgehoord 1751 sep 30. 2381 1751, afgehoord 1752 dec 11. 2382 1752, afgehoord 1753 dec 13. 2383 1753, afgehoord 1754 nov 14. 2384 1754, afgehoord 1755 okt 16. 2385 1755, afgehoord 1756 nov 27. 2386 1756, afgehoord 1757 dec 3. 2387 1757, afgehoord 1758 nov 25. 2388 1758, afgehoord 1759 nov 10. 2389 1759, afgehoord 1760 nov 8. 2390 1760, afgehoord 1761 nov 7. 2391 1761, afgehoord 1762 nov 6. 2392 1762, afgehoord 1763 dec 17. 2393 1763, afgehoord 1764 dec 17. 2394 1764, afgehoord 1766 jan 11. 2395 1765, afgehoord 1766 dec 23. 2396 1766, afgehoord 1767 dec 23. 2397 1767, afgehoord 1769 mei 20. 2398 1768, afgehoord 1774 feb 2. 2399 1769, afgehoord 1774 feb 2. 2400 1771, afgehoord 1774 dec 22. 2401 1772, afgehoord 1774 dec 22. 2402 1773, afgehoord 1776 apr 15. 2403 1774, afgehoord 1776 apr 15. 2404 1775, afgehoord 1777 nov 19. 2405 1776, afgehoord 1779 nov 29. 2406 1777, afgehoord 1780 jun 24. 2407 1778, afgehoord 1780 dec 18. 2408 1779, afgehoord 1781 apr 23. 2409 1780, afgehoord 1781 dec 24. 2410 1781, afgehoord 1782 dec 30. 2411 1782, afgehoord 1783 dec 19. 2412 1783, afgehoord 1784 dec 29. 2413 1784, afgehoord 1786 jan 25. 2414 1785, afgehoord 1786 dec 20. 2415 1786, afgehoord 1787 dec 19. 2416 1787, afgehoord 1788 dec 29. 2417 1788, afgehoord 1789 dec 29. 2418 1789, afgehoord 1790 dec 29. 2419 1790, afgehoord 1791 dec 19. 2420 1791, afgehoord 1793 feb 6. 2421 1792, afgehoord 1794 jan 22. 2422 1793, afgehoord 1794 dec 23. 2423 1794, afgehoord 1797 jan 10. 2424 1795, afgehoord 1797 mrt 6. 2425 1796, afgehoord 1797 dec 13. 2426 1797, afgehoord 1799 feb 26. 2427 1798, afgehoord 1799 apr 9. 2428 1799, afgehoord 1800 nov 20. 2429 1800, afgehoord 1801 dec 21. 2430 1801, afgehoord 1802 nov 4. 2431 1802, afgehoord 1803 mei 11. 2432 1803, afgehoord 1804 apr 30. 2433 1804, afgehoord 1805 feb 25. 2434 1805, afgehoord 1806 apr 17. 2435 1806, afgehoord 1807 jun 8. 2436 1807, afgehoord 1808 dec 21. 2437 1808, afgehoord 1809 sep 20. 2438 1809, afgehoord 1810 apr 11. 2439 1810, afgehoord 1811 jun 20. 2440 Dubbel van inv.nr. 2439. 2441 Inventarislijst van 'eenige oude koopbrieven etc. behorende aan het St. Anthoni Gasthuis', [c.1770]. 2442 Stukken betreffende het geschil tussen het Gemeentebestuur en de voogden van het Sint Anthony Gasthuis en de advocaat Ernestus Jongsma, 1804. Met conceptinleiding c.q. memorie betreffende de inventaris van het stadsarchief, [c.1804]. 2443 Extractbesluiten van het Departementaal Bestuur betreffende toestemming aan het Sint Anthony Gasthuis tot verpachting van goederen, 1804 en 1807. 3.2.17.2.4. Stads Bank van Lening Sinds 1752 onder beheer van het Stads Weeshuis, vanaf 1771 rechtstreeks onder de stad en dan soms de jaarrekening toegevoegd aan de rekening van de rentmeester der stedelijke goederen (inv.nrs.805 e.v.). 2444 Akte waarbij het stadsbestuur aan Jaaqcues Balbian van Delft vergunning verleent tot het houden van een Bank van Lening, 1602; met voorbereidende akte desbetreffend door de magistraat, 1601, en akte waarbij de bankhouder de stad nader vrijwaart voor bepaalde schades, 1602. 2445 Akte van verkoop door Helena van Siccama, weduwe Duco Wyarda, van een huis in de Begijnenstraat aan Jacques Balbian van Delft ter huisvesting van de Bank van Lening, met consentakte van de magistraat, 1602. 2446 Akte waarbij de Magistraat aan Nicolaes Roclaes en Isaac Lus vergunning verleent tot het houden van een Bank van Lening, met renversaal, 1616. 2447 Akte en memorie betreffende schulden aan de stad van de houders van de Bank van Lening, 1618 en [1622?]. 2448 Stukken betreffende de verkoop, ten bate van de crediteuren van wijlen Jacob Sanders zoon Balbiaen en diens echtgenote Sara Lu(i)s, van het gebouw van de voormalige Bank van Lening aan Ernest van Donia, grietman van Leeuwarderadeel, en diens doorverkoop ervan aan de stad, 1622-1623. 2449 Renversaal van Perina van der Waerde vanwege het haar door de stad verleende octrooi als houdster van de Bank van Lening, met kwitantie vanwege de stad, 1635; met proces-verbaal van de registratie in het 'hypotheekboek', 1639.-Met concepten c.a. betreffende het verleende octrooi, [c.1634-1635]. 2450 Stukken betreffende de opbrengsten van de driemaandelijkse boelgoeden in 1630-1642 van de overschietende panden, 1634-[c.1644]. 2451 Afschrift van het octrooi voor Joan Francois Tortaroles te Leiden als houder van de Bank van Lening, [c.1650]. Met diverse stukken betreffende de octrooiverlening en de aanwijzing van Isaac van der Hellen als kassier, 1649-1650. 2452 Akten betreffende de overdracht van het octrooirecht voor de Bank van Lening door de erven Joan Francois Tortarolis op Aernoudt Walraven te Amsterdam, 1657-1658. 2453 Octrooi voor Isaac van der Helle te Leeuwarden als houder van de Bank van Lening, 1665, met kwitantie vanwege de stad, 1666; en akte van verlenging van het octrooi met acht jaar tot 1690, 1675. Met bijbehorende stukken, [1665] en 1666. 2454 Akte van overeenkomst van de grietman van Leeuwarderadeel met Isaac van der Helle om na afloop van zijn contract met de magistraat van Leeuwarden in 1690 voor tien jaar de Leeuwarderadeelster Bank van Lening aan de Schrans te gaan houden, 1681. 2455 Octrooi voor Emanuel van Arssen te Deventer als houder van de Bank van Lening, 1689. 2456 'Octrooi van de Bank van Lening': akte waarbij het stadsbestuur aan Joan van Arssen onder voorwaarden vergunning verleent tot het houden van een Bank van Lening, 1705; met authentiek afschrift van een akte van schuldbekentenis door de bankhouder vanwege te betalen eenmalige sommen en twee desbetreffende kwitanties, 1706. 2457 Akte van schuldbekentenis, verleden voor notaris Adrianus Josephus de Bocquet, door Jan van Arssen als houder van de Bank van Lening aan de erven Henric de Sandra, 1707. 2458 'Octrooi van de Bank van Lening': akte waarbij het stadsbestuur aan Joan van Arssen onder voorwaarden vergunning verleent tot het houden van een Bank van Lening, 1721; met akte van schuldbekentenis door de bankhouder vanwege te betalen eenmalige sommen en het proces-verbaal van registratie in het 'hypotheekboek' en een kwitantie desbetreffend, 1721-1722. 2459 Akten van schuldbekentenis door Justus van Tongeren en Jacob van Swichem te Utrecht als houders van de Bank van Lening, ten behoeve van het stadsbestuur vanwege de te betalen gelden, 1723; met desbetreffende kwitanties c.q. aantekeningen, 1723-1726. 2460 Akte van overdracht door de voogden van het Nieuwe Stadsweeshuis aan het stadsbestuur van de panden in de Bank van Lening, met staat van de getaxeerde waarden, 1771. 2461 Akte van overdracht door de voogden van het Nieuwe Stads Weeshuis aan het stadsbestuur van de opberg- en andere gereedschappen van de Bank van Lening, 1771. 2462 Decreet van het Hof betreffende de verkoop door het Nieuwe Stads Weeshuis aan het stadsbestuur van het gebouw van de Bank van Lening, 1771. 2463 Plattegrondtekening van het gebouw van de Bank van Lening, 1781. 2464 Jaarlijkse inventarislijsten en kapitaalberekeningen van de panden berustende in de Bank van Lening, 1787-1789. 2465 Akte van overdracht door Johannes Henricus Mentz, kassier van de Bank van Lening, aan het stadsbestuur van zijn [bij die Bank gelegen] woonhuis, met bijbehorende akten; 1794. Met kwitantie en aantekeningen vanwege de betaling, geschreven op het renversaal, 1794-1796. 2466 Circulaire van het gewestelijk bestuur met verzoek om informatie betreffende de Bank van Lening, 1798. 3.2.17.2.5. Nieuwe Stads Weeshuis (NSW) Voor de (archieven van de) instelling zelf: Dam, Inventaris archieven Nieuwe Stads Weeshuis. Vgl. ook inv.nr. 402. Zie ook stukken betreffende de Bank van Lening, met name onder inv. nrs. 2460-2462. 2467 Gedrukte ordonnantie voor de meestertimmerlieden en -kistemakers betreffende vervaardiging van doodkisten in het Nieuwe Stads Weeshuis, 1676. 2468-2526 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de voogd-rentmeester van het Nieuwe Stads Weeshuis over 1751-1809; afgehoord door, c.q. ten overstaan van, medevoogden en leden van het stadsbestuur respectievelijk de achtereenvolgende gemeentebesturen en in aanwezigheid van weesdiakens, 1752-1811. Met bovendien: - in de afhoringen steeds processen-verbaal van overdracht van saldi en papieren - afschriften van rekeningen vanwege het Eelco van Haersma-legaat over 1793-1809. 2468 1751, afgehoord 1752 jun 29. 2469 1752, afgehoord 1753 aug 3. 2470 1753, afgehoord 1754 sep13. 2471 1754, afgehoord 1755 jul 11. 2472 1755, afgehoord 1756 jul 14. 2473 1756, afgehoord 1757 jul 8. 2474 1757, afgehoord 1758 mrt 31. 2475 1758, afgehoord 1759 aug 16. 2476 1759, afgehoord 1760 nov 7. 2477 1760, afgehoord 1761 mrt 6. 2478 1761, afgehoord 1762 apr 16. 2479 1762, afgehoord 1763 jun 2. 2480 1763, afgehoord 1764 jul 12. 2481 1764, afgehoord 1765 jul 15. 2482 1765, afgehoord 1766 jun 18. 2483 1766, afgehoord 1767 sep 14. 2484 1767, afgehoord 1768 sep 26. 2485 1768, afgehoord 1769 jul 17. 2486 1769, afgehoord 1770 jul 4. 2487 1770, afgehoord 1771 mrt 25. 2488 1771, afgehoord 1772 jul 13. 2489 1772, afgehoord 1773 mei 17. 2490 1773, afgehoord 1774 mei 16. 2491 1774, afgehoord 1775 mei 22. 2492 1775, afgehoord 1776 jun 10. 2493 1776, afgehoord 1777 jun 9. 2494 1777, afgehoord 1778 jun 16. 2495 1778, afgehoord 1779 mei 31. 2496 1779, afgehoord 1780 jun 12. 2497 1780, afgehoord 1781 mei 10. 2498 1781, afgehoord 1782 mei 13. 2499 1782, afgehoord 1783 mei 12. 2500 1783, afgehoord 1784 jul 8. 2501 1784, afgehoord 1785 jul 18. 2502 1785, afgehoord 1786 aug 10. 2503 1786, afgehoord 1787 okt 22. 2504 1787, afgehoord 1788 sep 29. 2505 1788, afgehoord 1789 sep 22. 2506 1789, afgehoord 1790 jul 28. 2507 1790, afgehoord 1791 jul 11. 2508 1791, afgehoord 1792 mei 29. 2509 1792, afgehoord 1793 mei 23. 2510 1793, afgehoord 1794 aug 25. 2511 1794, afgehoord 1795 sep 8. 2512 1795, afgehoord 1796 jul 13. 2513 1796, afgehoord 1797 jul 25. 2514 1797, afgehoord 1798 jun 19. 2515 1798, afgehoord 1799 sep 18. 2516 1799, afgehoord 1800 sep 25. 2517 1800, afgehoord 1801 jun 29. 2518 1801, afgehoord 1802 jul 15. 2519 1802, afgehoord 1803 aug 22. 2520 1803, afgehoord 1804 aug 20. 2521 1804, afgehoord 1805 sep 11. 2522 1805, afgehoord 1807 jan 21. 2523 1806, afgehoord 1808 jan 28. 2524 1807, afgehoord 1809 mrt 20. 2525 1808, afgehoord 1809 apr 10. 2526 1809, afgehoord 1811 nov 26. 2527 Rekening over 1810, afgehoord 1812 jul 22. Tevens: rekening door de voogd- rentmeester van inkomsten en uitgaven ter vereffening van het deficit van de jaren 1809 en 1810 en later; afgehoord door medevoogden, ten overstaan van de Maire, 1813 mei 20. 2528-2534 Bijlagen bij de rekeningen van uitgaven, 1786-met hiaten. 2528 1786. 2529 1793. 2530 1794. 2531 1798. 2532 1799. 2533 1801. 2534 1810. 2535 Dubbel van inv.nr. 2526. 2536 Staat van de 1754 mei uit het NSW vertrokken wezen, [c.1755]. 2537 Gedrukt reglement voor het Nieuwe Stadsweeshuis van 1677, met desbetreffende wijzigende en aanvullende besluiten, 1755. 2538 Staten van kinderen en voorraden in januari 1755. 2539 Declaraties en aantekeningen betreffende uitgaven voor de bestuursmaaltijd van 24 september 1755, 1755-1756. 2540 Staten van voor het NSW geslachte beesten, 1756-1769. 2541 Borderellen van rekeningen van het NSW, 1757-1775. Met hiaten. 2542 Afschriften van het reglement c.a. van 1699 op de bezorging en vergeving van de zitplaatsen in de [gereformeerde] kerken door het Nieuwe Stads Weeshuis en van een desbetreffende magistraatsresolutie van 1761, [c.1761?]. 2543 Stukken betreffende de kapitalisering van gelden, met name geput uit de Bank van Lening, c.1766-1778. 2544 Gedrukte reglementen van het Nieuwe Stads Weeshuis, met ampliaties, 1768-1793. 2545 Stukken betreffende het geschil van de magistraat met de voogden van het Nieuwe Stads Weeshuis over het nieuwe weeshuisreglement, 1768-1769. 2546 Extracten van resoluties van 1688-1734 van de magistraat betreffende verwerving en vervreemding van onroerend goed en kapitalisering van gelden door het Nieuwe Stads Weeshuis, [c.1769?]. 2547 Afschriften van resoluties van 1734-1741 met name betreffende overplaatsing van bepaalde categorieën halfwezen van het Armenwerkhuis naar het Nieuwe Stads Weeshuis, [c.1769?]. 2548 Extract uit magistraatsresoluties uit 1673-1675 betreffende de inkomsten uit de kerkgestoelten, [c.1780]. 2549 Afschrift van het rapport van een vroedschapscommissie betreffende medebeslissingsrecht van de vroedschap inzake het beheer van het NSW, [c.1786]. 2550 Staat van tourbeurten betreffende het NSW in 1789. 2551 Register der ontvangsten door de Bedienaar der Armen uit de leverantie der doodkisten over 1792-1804; met driemaandelijkse verrekeningen met de uitgaven en verklaringen van ontvangst van de saldi door de rentmeester van het Nieuwe Stads Weeshuis en zijn medevoogden, 1792 jun 15-1805 apr 1. 2552 Kwitantie voor F[ranciscus] Bavius, voogd van het Nieuwe Stads Weeshuis, als mede-executeur van het testament van Mr. Eelco van Haersma, vanwege betaald Collateraal, 1793. 2553 Akten c.a. betreffende eigendomsoverdracht van kerkgestoelten, aan Anna Catharina Andeles en anderen, 1794-1809. 2554 Borderellen van de rekeningen van het NSW en van het Eelco van Haersma-legaat over 1794. 2555 Stukken betreffende tijdelijke huisvesting der stadswezen, 1797, 1799. 2556 Extract-resoluties van de Raad der Gemeente betreffende het houden van maandelijkse collecten voor het Nieuwe Stads Weeshuis, 1799. 2557 "het 19de tweemaandelijkse collect": lijst van opbrengsten van collecten in de espels, 1802. 2558 Afschrift van de 'Voorwaarden en Bestek' voor de aanbesteding door de Commissie tot de Bouwzaken uit het Departementaal Bestuur van Friesland van reparaties en andere onderhoudswerken aan het Nieuwe Stads Weeshuis, [1802]. 2559 Extract-resolutie van het Departementaal Bestuur betreffende tijdelijke kazernering in het Nieuwe Stads Weeshuis en aanbesteding van het erop volgende herstelwerk, 1803. 2560 Akte van schuldbekentenis van Jacobus Roukema, Bedienaar der Armen, ten behoeve van burgemeester en wethouders inzake een tekort van 1630 car.gld. en 11 stuivers bij zijn rekenschap als collecteur van de belasting op de doodkisten; 1809. Met aantekening van registratie in het [verloren gegane] 172ste 'hypotheekboek' en twee kwitanties betreffende gedeeltelijke betalingen, 1809-1811. 3.2.17.2.6. Bouwmeestersbeurs De Bouwmeestersbeurs is een waarschijnlijk al in 1691 bestaand fonds, beheerd door een Bouwmeester en bestemd voor stadsbestuurders c.q. hun echtgenoten in geval van financiële problemen; later blijken ook dominees en ambtenarenweduwen uit het fonds te kunnen worden gesteund. Inkomsten worden vooral geput uit de kleine consenten (vgl. rubrieken 2.19.4.3 en 2.19.5) en diverse boetes. Na 1795 komt de beurs bij de stadsrentmeester in beheer, onder wijziging van opzet en doelgroep; opcenten dienen als inkomsten, terwijl bijvoorbeeld collecteurs er gratificaties uit ontvangen. 2561 Lijsten van de inkomsten en uitgaven voor de Bouwmeestersbeurs en andere stukken desbetreffend, met andersoortige aantekeningen van bouwmeesters, 1770-1783. 2562 Conceptrekening van de stadsrentmeester voor zijn beheer van de 'so genaamde' Bouwmeestersbeurs over 1802 okt 19-c.1804 dec; 1805. Met een dorsale aantekening betreffende 1810. 2563 Mandaat van Burgemeester en Wethouders aan de rentmeester van het stadskantoor tot betaling van 25 gulden aan Marten Hemkes, met kwitantie; 1810. Eronder: 'Bouwmeesters Beurs'. 3.2.17.2.7. Overige instellingen 2564 Afschrift van een ordonnantie voor het Soete Naem Jesus Gilde, [c.1643], met latere aantekening. 2565 Rekening van de inkomsten en uitgaven door de voogd-rentmeester van het Ritske Boelemagasthuis over 1809 feb 14-afgehoord door medevoogden en broeders van het Soete Naem Jesus Gilde 1811 apr 2. 2566 Extract uit het [verloren gegane] weesboek van 1679 betreffende scheiding en deling van de boedel van Harke Reinders, 1686. 2567 Proces-verbaal van de afhoring van de rekening van inkomsten en uitgaven van de rentmeester van het Marcelis Govertsgasthuis over c.1687-c.1705. 2568 Afschrift van de akte van donatie van 1659 van Marcellus Goverts en Mayke Marcus betreffende het door hen gestichte gasthuis, [tussen 1764 en 1786]. 2569 Authentieke afschriften van de rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de administrerende voogden van het Marcelis Govertsgasthuis over met kwitanties door hun opvolgers 1811 jan 16. Met geleidebrief van de Administrerende Voogden aan de Prefekt van het Departement Friesland, 1811. 2570 Stukken betreffende inschrijvingen in het Leeuwarder Weduwenfonds, 1757-1766. 2571 Rekeningen van de inkomsten en uitgaven door de Directeuren van het Leeuwarder Weduwenfonds over 1759-1787; afgehoord door de burgemeesters en de stadssecretaris 1760 feb 13-1788 mrt 26. Met bovendien: - afschrift van de rekening over 1758 - afschrift van de extractresolutie van 1757 jul 8 betreffende oprichting van het Fonds, [1760]. 2572 Gedrukt 'plan ter oprigtinge' van een brandverzekeringsmaatschappij in Leeuwarden, [c.1804]. 3.2.18. Gezondheidszorg De zorg van de stad voor de volksgezondheid kreeg van oudsher gestalte in elementaire voorschriften op het gebied van de publieke hygiëne. Dat kon het depot en vervoer van afval betreffen, het gold ook de verboden om mest en vuilnis in de stadsgrachten te storten. In tijden van lepra of pest zorgde de stad voor speciale verblijfplaatsen voor de lijders en voorschriften voor hun gedrag. In 1672 werd een stadsapotheker aangesteld, die moest toezien op een juist gebruik van medicijnen, maar die ook bijvoorbeeld zorg droeg voor de distributie ervan aan de stadsarmen. Met de oprichting van een Collegium Medicum in 1686 werd het medische toezicht verder geprofessionaliseerd. Dit gezelschap bestond uit medicinae doctores, d.w.z. academisch geschoolde geneesheren, die niet alleen over hun goede onderlinge verstandhouding moesten waken, maar ook controle uitoefenden op apothekers, chirurgijns en vroedvrouwen en hen eventueel examineerden. In 1774 werd het gezelschap na een conflict met de magistraat omgezet in een provinciaal college. In 1687 verscheen de eerste Leeuwarder Farmacopee in druk, waarin de door de stad formeel toegelaten medicijnen werden aangewezen. Van belang was uiteraard ook het reguliere toezicht dat de stad uitoefende op het barbiers-en chirurgijnsgilde, waarbij de chirurgijns vanaf de achttiende eeuw afzonderlijk werden ge-instrueerd. Het archief van het gilde bevindt zich in het Historisch Centrum Leeuwarden, toegangsnummer 7. 2573 Proces-verbaal van de insinuatie aan de Leeuwarder apothekers van een extract-magistraatsresolutie betreffende veiligheidsmaatregelen bij de verkoop van ratten-kruid, 1681. 2574 Concepten van stukken betreffende de nieuwe Leeuwarder Farmacopee, 1687. 2575 Stukken betreffende de subsidiëring c.a. van de bibliotheek van het Collegium Medicum, 1753-1794. 2576 Tarieflijst der medicijnen, 1760(?); met index, [c.1762]. 2577 Aantekeningen en afschriften [door een lid van de magistraat?] betreffende medische en andere zaken, [c.1770]. 2578 Stukken betreffende voorschriften voor vroedvrouwen, c.1772-1803. 2579 Memorie met bijlagen van de magistraat voor Gedeputeerde Staten, houdende verzoek tot ondersteuning in het conflict met de medicinae doctores over een nieuwe farmacopee en hun verplichting tot het visiteren van apothekers en het examineren van chirurgijns en vroedvrouwen, 1773. Met appointement en processen-verbaal van insinuatie, 1774. 2580 Rescriptie met bijlagen van het Collegium Medicum voor Gedeputeerde Staten op de memorie van de magistraat, 1773. Met het appointement, 1774. 2581 Contrascriptie van de magistraat voor Gedeputeerde Staten op de rescriptie van het Collegium Medicum, [c.1773]. 2582 (Auhentieke) afschriften van gedeelten van inv.nr. 2579, [c.1773]. 2583 Afschrift van inv.nr. 2580, [c.1773-1774]. 2584 Afschrift van inv.nr. 2580, [c.1774?]. 2585 Afschriften van extractresoluties c.a. van 1774 en 1775 van Gedeputeerde Staten betreffende de conflicten tussen het Collegium Medicum en de magistraat, de opheffing en de oprichting van een provinciaal Collegium, [c.1775?]. 2586 Cataloguslijst van de bibliotheek van het Collegium Medicum, [c.1773]. 2587 Stukken betreffende het geschil met het Collegium Medicum over de aanstelling van Daniël van Ruth tot stadsapotheker, [c.1773]. 2588 Extract-resolutie betreffende de aanstelling van Daniël van Ruth tot stadsapotheker, met dorsale aantekening over zijn examinatie, 1773. 2589 Ingekomen rekesten betreffende de competentieafbakening tussen de doctores medicinae en met name de chirurgijns, [1773?]. 2590 Stukken betreffende de reglementering van het [provinciale?] Collegium Medi-cum, [c.1775?]. 2591 Stukken betreffende de opheffing van het Collegium Medicum en de oprichting van een provinciaal Collegium, [1774-1775]. 2592 Afschrift van de statenresolutie betreffende de (her)oprichting van het Collegium Medicum als een provinciale instelling, [c.1775]. 2593 Cataloguslijsten van de bibliotheek van het Collegium Medicum Leovardiensis, met afschriften van reglementen c.a., [c.1783-c.1794]. 2594 Afschriften van stukken betreffende de farmacie, [c.1788]. 2595 Ingekomen missive ten geleide van de [ontbrekende] extract-Statenresolutie als voorgaand inv.nr., 1794. 2596 Gedrukte extractresolutie van de Staten betreffende de aanstelling van dr. Johannes Mulder tot lands operateur en leraar in de anatomie etc. met de instructie; met geleidebrief, 1794. 2597 Ingekomen missiven van hogere overheden betreffende medische zaken, 1799-1809. 3.2.19. Rechtspraak De rechtspraak wordt onderscheiden in eigenlijke en oneigenlijke rechtspraak, met welke laatste de voluntaire of vrijwillige rechtspraak wordt bedoeld die neerkomt op de formele bevestiging van bepaalde rechtshandelingen zoals die heden vooral door notarissen wordt uitgevoerd, maar vóór 1811 eveneens door een rechtbank. De eigenlijke rechtspraak wordt onderverdeeld in enerzijds de criminele of strafrechtspraak en anderzijds de contentieuze rechtspraak in civiele of burgerlijke geschillen (waarbij overigens ook een overheid partij kan zijn). Vóór 13 december 1802 werd recht gesproken door de magistraat c.q. het gemeentebestuur, vanaf die datum door gespecialiseerde rechterlijke colleges. Tot en met maart 1806 door Drost en Gerecht, bestaande uit dezelfde personen als het twaalfkoppige Gemeentebestuur, waaraan de Drost als voorzitter was toegevoegd. In de volgende periode, tot en met januari 1808, fungeerde een college van zes Schepenen als rechtbank, allen benoemd uit het Gemeentebestuur; het rayon van het Leeuwarder gerecht bleef ondanks de rechterlijke herindeling van 1806 gelijk. Van februari 1808 tot eind februari 1811 bestond de rechtbank uit vier Schepenen, die geen lid meer mochten zijn van het toenmalige dagelijkse bestuur (Burgemeester en Wethouders, c.q. Maire en Adjuncten), maar wel werden gerecruteerd uit de toen nieuw ingestelde Vroedschap. Eerst met ingang van 1 maart 1811 werd met de installatie van het Vredegerecht de scheiding der machten definitief. De Leeuwarder rechtbank vormde een zgn. nedergerecht, wat impliceerde dat van een beslissing (met name in burgerlijke geschillen) in appèl kon worden gegaan bij het Hof van Friesland en dat voor sommige zaken alleen het Hof competent werd geacht. Die laatste categorie betrof met name zaken met betrekking tot hooggeplaatste personen en de zwaardere strafzaken (in de zeventiende en achttiende eeuw met name alle diefstallen en de zeer ernstige geweldsdelicten). Ook 'miserabele personen' - bijvoorbeeld weduwen - mochten meteen door naar het Hof. Vergelijk voor de competentieverhoudingen ook hoofdstuk 2.7, o.a. inv.nr. 478. Gedurende de late Middeleeuwen was het Leeuwarder gerecht in strafzaken volledig competent geweest. Andere instellingen van rechtspraak zijn we reeds tegengekomen: het Malefaitsgericht of de schuttersrechtbank (hoofdstuk 2.12) en de 'administratieve' vorm van rechtspraak zoals die door policymeesters in bijvoorbeeld gilde- en bouwzaken (de laatste meestal n.a.v. burenruzies) kon worden uitgevoerd (vgl. hoofdstuk 2.14, inv.nrs. 1985-1988) 3.2.19.1. Algemeen Vanaf 1802 blijkt de rechtbank ook taken met betrekking tot de openbare orde (incl. soms zaken als openbare werken en vervoer, burgerrecht en benoeming van een belastingontvanger) te hebben verricht; vanzelfsprekend is daarbij soms sprake van competentiestrijd met het gemeentebestuur. Anderzijds worden bijvoorbeeld in de periode 1806-1808 de lichtere vergrijpen tegen de openbare orde vaak behandeld door het Gemeentebestuur en de meer exceptionele door de zes Schepenen. Opgemerkt moet worden dat de onderhavige 'notulen' en 'resolutiën' niet met de magistraatsresoluties zijn meegeïndiceerd. 2598 Extractresolutie van Gedeputeerde Staten betreffende de verplichting van alle nedergerechten tot het desverzocht dagvaarden van de eigen ingezetenen ten behoeve van rechtszaken bij andere gerechten, 1599. 2599 Afschrift van een memorie van het Hof voor de Staten tot wijziging van diverse gerechtelijke voorschriften, onder meer inzake afstemming met de nedergerechten, [1627]. 2600 Extracten uit resoluties van 1673 betreffende misdragingen door procureurs, [tussen 1678 en 1692]. 2601-2603 'Notulen': netresoluties van de opeenvolgende rechtbanken, 1802-1811. 2601 1802 dec 13-1804. 2602 1805-1807 mei. 2603 1807 juni-1811 feb 15. 2604 'Resolutiën': protocol van publicaties, reglementen en andere besluiten met externe werking van de opeenvolgende rechtbanken, 1802 dec (7)13-1809 dec 8. 2605 'Protocol': register van uitgaande stukken van de vier Schepenen, 1808 jul 4 -1810 nov 28; met inhoudstafel tot 1809 nov 14. 2606 Stukken, ingekomen bij de respectievelijke rechtbanken van hogere instanties, betreffende organisatie en administratie, 1804 en 1809-1810. 3.2.19.2. Strafrechtspraak Als nedergerecht besliste de Leeuwarder rechtbank alleen over de relatief lichtere overtredingen tegen de openbare orde, soms ook wel excessen genoemd. Diefstallen en andere vermogensdelicten en bijvoorbeeld de zwaarste geweldsmisdrijven heetten dan crimineel en vielen onder de competentie van het Hof. Wel speelde in dat laatste geval de Leeuwarder rechtbank een belangrijke rol bij de voorbereidende werkzaamheden. Alle gerechtelijk vooronderzoek werd namelijk door haar gecommitteerden (met name de presiderende burgemeester) verricht. De processen-verbaal daarvan werden in de 'informatieboeken' geprotocolleerd. Vervolgens bepaalde het gerecht of het vonnis aan het Hof moest worden gelaten, in welk geval de informatiën daarheen werden 'opgezonden'. Was dat niet het geval, dan velde men het vonnis zelf. Tot 1794 werd niet alleen het eigen vonnis, maar ook de beslissing tot opzending in het 'sententieboek' geregistreerd; soms impliceerde dit een ratificatie achteraf van een door de presiderende burgemeester alvast genomen maatregel. Uiteraard waren nedergerecht en Hof het over de competentieafbakening niet steeds eens: zo konden soms zaken door het Hof worden terugverwezen. Dit soort terugverwijzingen vindt men samen met bijvoorbeeld verzoeken om nader onderzoek of voorlopige maatregelen, enkele sententies (bijvoorbeeld ter publicatie) en stukken van algemenere aard terug in de serie 'Hofsmissive-boeken'. In het archief wordt enkele malen melding gemaakt van de niet meer aanwezige zgn. 'Exces-boeken', waarin vermoedelijk met name proces-verbaal werd gemaakt van beloften van beterschap op straffe van echte beboeting bij recidive; men vergelijke het Bolswarder 'Calverboeck' en het 'Protocolboek' met zijn 'Camerresolutiën' (archief nedergerecht Bolsward inv.nrs.116 en 117), en het begin van het Harlinger 'Excesboek' (archief nedergerecht Harlingen inv. nr.80). Ook heeft de Fiskaal (een soort Officier van Justitie) een eigen zgn. 'Fiskaal-rol' bijgehouden, een aparte criminele gerechtsrol dus, die in de andere Friese nedergerechten soms met de civiele rol was gecombineerd. Waarschijnlijk is het 'Fiskaals-pleidooiboek' een andere benaming voor hetzelfde boek geweest. De delicten die door het Leeuwarder gerecht zelf werden afgehandeld lagen sedert ongeveer de zeventiende eeuw met name op het terrein van geweldpleging (maar nooit moord), openbare dronkenschap, zedelijkheid e.d.: vooral inbreuken op de openbare orde dus. Uitgedeelde straffen bestonden veelal uit een paar dagen opsluiting op water en brood in het hondegat (in de kelder van het raadhuis), en soms uit geldboetes; in bepaalde periodes werden ook vrij geregeld personen een paar uur aan de kaak gesteld, met name wegens hoererij. Tot de zwaarste straffen behoorden verbanning buiten de stad (zelden) en (vaak) 'opzending' voor een aantal maanden of een paar jaar naar het landschaps Tucht- en Werkhuis. Overeenkomstig de boven aangegeven beperkte strafrechtelijke competenties van het nedergerecht werden de gegeven straffen soms wel civiel genoemd. 2607 Rekest van de burger Coert Gerritzoon tot hoger beroep voor het Hof van Friesland inzake zijn veronderstelde diefstal van een ton boter, met aantekening betreffende apostille, 1506. 2608 Memorie waarin het stadsbestuur zich bij het Hof verdedigt tegen de Procureur-Generaal inzake het recht tot het oprichten van een tuchthuis en het toekennen van straffen, 1608. 2609-2621 'Hofsmissiveboeken': stukken betreffende criminele zaken, ingekomen van het Hof, sedert (1802 okt 5)1806 jul 29 tevens van de Procureur-Generaal, bij de opeenvolgende rechtbanken; 1737-1811. Met hiaten. Met bovendien: - enkele stukken betreffende civiele en voluntaire zaken en zaken van bestuur, soms ingekomen bij het Gemeentebestuur of de Burgemeester - enkele stukken ingekomen van andere provinciale instellingen - minuut van uitgaand stuk aan Hof betr. nadere informatie, 1778 mrt 16. 2609 1737 c.mrt-1742. 2610 1743-1747. 2611 1748-1759. 2612 1760-1771 okt. 2613 (1766 c.mrt) 1771 nov-1776. 2614 (1776 c.sep) 1777-1779. 2615 1780-1781. 2616 (1781 c.nov) 1782-1784. 2617 1789-1792. 2618 1793-1796. 2619 1797-1801. 2620 1802-1806. 2621 1807 c.jun -1811 c.feb. 2622 Overige stukken betreffende criminele zaken, ingekomen van het Hof, 1782 c.okt - 1799. Met brief van het Tuchthuis aan de Municipaliteit van Harlingen, 1796. 2623-2679 'Informatieboeken': protocollen der processen-verbaal van de getuigenverklaringen c.q. bekentenissen inzake misdrijven en overtredingen, opgemaakt door de voorzitters van de achtereenvolgende rechtbanken; 1648-1808. Met bovendien: - soms (fragment van) inhoudstafel - zelden andersoortige stukken, verbandhoudend met overtredingen of misdrijven. 2623 1648 dec -1671 c.mei (okt 26). 2624 1671 c.mei-1681. 2625 1682-1685 c.okt. 2626 1685 c.okt-1690 mei. 2627 1690 jun-1695 (1696 apr 21). 2628 1696-1700 apr (mei 24). 2629 1700 mei-1705. 2630 1706-1712 c.jan. 2631 1712 c.jan-1715. 2632 1716-1724 feb (jun 2). 2633 1724 mrt-1730 c.aug. 2634 1730 c.aug-1735. 2635 1736-1742 okt. 2636 1742 nov-1748 jul. 2637 1748 aug-1751 apr. 2638 1751 mei-1755 aug. 2639 1755 sep-1762 c.sep. 2640 1762 c.sep-1766 c.mei (inhoudstafel). 2641 1766 c.aug -1769 (inh.tafel). 2642 1770-1772 c.jul (inh.tafel). 2643 1772 c.jul-1774 apr (inhoudstafel). 2644 1774 mei-1776 c.mei (inhoudstafel). 2645 1776 c.mei-1778 c.mrt (inhoudstafel). 2646 1778 c.mrt-aug. 2647 1778 sep-1779 c.mei (gedeeltelijk inhoudstafel). 2648 1779 c.mei-1780 c.aug. 2649 1780 c.aug-1781 c.apr. 2650 1781 c.apr-1782 c.aug. 2651 1782 c.aug-1783 c.jul. 2652 1783 c.sep-1785 c.jul. 2653 1785 c.jul-1786 c.aug. 2654 1786 c.aug-1787 c.mei. 2655 1787 c.mei-c.dec. 2656 1787 c.dec-1788 c.apr. 2657 1788 c.apr-c.sep 6. 2658 1788 c.sep-1789 c.sep. 2659 1789 c.sep-1790 c.okt. 2660 1790 c.okt-1791 c.okt. 2661 1791 c.okt-1792 c.mei (jul 6). 2662 1792 jun-c.dec. 2663 1792 c.dec-1793 sep. 2664 1793 okt-1794 c.dec. 2665 1794 c.dec-1796 c.aug. 2666 1796 c.aug-1798 c.mrt. 2667 1798 c.mrt-1799 c.okt. 2668 1799 c.okt-1801 c.mrt. 2669 1801 c.mrt-1802 c.apr. 2670 1802 c.apr-c.dec. 2671 1802 c.dec-1803 c.jun. 2672 1803 c.jun-c.dec. 2673 1803 c.dec-1804 c.sep. 2674 1804 c.sep-1805 mei. 2675 1805 jun-1806 c.jan. 2676 1806 c.jan-c.sep. 2677 1806 c.sep-c.dec. 2678 1806 c.dec-1807 jun. 2679 1807 jul-1808 c.apr. 2680 Informatiën, 1692, 1786, 1797. 2681 Voorbereidende informatiën, aangiften en andere bijlagen bij inv.nrs. 2624-2671, 1677-1803. 2682 Aantekening betreffende excessen van [de spinbaas] Pytter Marou, [1783]. 2683 Gedrukte extractresolutie van de Staten betreffende het geschil tussen de magistraat en het Hof inzake bepaling van de strafmaat door de laatste bij een rechtszaak onder competentie van de eerste, 1741. 2684-2685 'Sententieboeken': registers van vonnissen inzake overtredingen en misdrijven door de achtereenvolgende rechtbanken, 1775-1810. Met bovendien: - besluiten tot doorzending van informatiën betreffende ernstiger geachte zaken aan het Hof, 1775-1794 - incidenteel vonnissen door een bestuurscollege, c.1808-1810 - namenklappers tot c.1808. 2684 1775-1789. 2685 1790-1810 (nov?). 2686 Minuten c.q. kladden en concepten van vonnissen c.a. inzake overtredingen en misdrijven, 1781-1810. 2687 Stukken betreffende de afwikkeling van strafrechtelijke vonnissen, 1697, 1738, 1801. 2688 Stukken, ingekomen bij de respectievelijke rechtbanken van hogere instanties, betreffende de Gewapende Burgermacht, censuur en andere zaken van openbare orde, 1804 apr 23-1810. 3.2.19.3. Rechtspraak in burgerlijke geschillen De structuur van dit archiefgedeelte wordt vooral bepaald door de procedurele kant van deze rechtspraak, die in sommige zaken een hoge graad van complexiteit bereikt (vgl. in de literatuurlijst de Konst der Procureurs). Het streven van de rechtbank - en vaak ook van tenminste een van beide partijen - is er steeds op gericht, het laatste te voorkomen. In de eerste plaats zal de rechtbank er zorg voor dragen dat de vereiste procedures in acht worden genomen, zodat daar later geen extra geschillen over kunnen rijzen. Zo zal elke partij zich door een Procureur moeten laten vertegenwoordigen, die geen rechtsgeleerde hoeft te zijn maar wel door de rechtbank formeel moet worden toegelaten, erkend. Ook zullen in bepaalde gevallen borgen moeten worden gesteld en zullen buiten Leeuwarden woonachtige procesdeelnemers in Leeuwarden een formeel domicilie moeten kiezen. Steeds zal de rechtbank na een formeel verzoek van de eisende partij zelf opdracht geven aan een daartoe bevoegde ambtenaar (doorgaans een gerechtsbode) om de aangeklaagde partij te citeren, dat wil zeggen op te roepen om voor het gerecht te verschijnen om daar de (conclusie van) eis officieel aan te komen horen. Een bijzonder geval van gerechtelijke aanzeggingen vormen de denuntiaties, waarbij huis- of landeigenaren hun huurders formeel via de overheid laten weten dat hun de huur is opgezegd. Al deze procedurele voorzorgsmaatregelen worden in principe in de vorm van een akte of proces-verbaal in de 'rol', in het 'Recesboek', geprotocolleerd. Ook wanneer de geciteerde partij aldus voor de rechtbank verschenen is, zal deze laatste nog proberen een geschil afgewikkeld te krijgen voordat de eigenlijke rechtszaak, de litiscontestatie, met een formele conclusie van antwoord definitief aanhangig wordt. Zo kan in geval van beledigingen, burenruzies of gildekwesties, getracht worden de kwestie in der minne te schikken in plaats van het tot een formeel gerechtelijk vonnis te laten komen (de beide laatste categorieën vindt men later in de registers van policy-uitspraken, inv.nrs. 1985-1988). Bij een eenvoudige geldelijke eis zal worden geprobeerd om van de geciteerde een akte van aanneming'los te krijgen, waarin deze verklaart zijn schuld op straffe van gerechtelijke veroordeling (condemnatie) binnen een bepaalde termijn alsnog te zullen voldoen. In het algemeen kan natuurlijk een der partijen worden verzocht om van enig verondersteld recht af te zien (te renuntiëren). Ook zal de gedaagde, wanneer hij in gebreke blijft zijn antwoord binnen de gestelde termijnen te leveren, door de eiser formeel van verstek kunnen worden beschuldigd (accusatio de contumacia); na drie contumax-verklaringen kan hij vervolgens worden gecondemneerd. Van zijn kant kan de geciteerde als excipiënt redenen aanvoeren, waarom hij niet tot een antwoord gehouden denkt te zijn, waartegen de eiser (als excipieerde) zich weer teweerstellen kan. Dergelijke nevenprocedures, een soort mini-procesjes (de zogenaamde pleidooien), werden van gerechtswege bewust beperkt van omvang gehouden: er diende beknopt en mondeling te worden gepleit. Aanvankelijk werden niet alleen de betreffende verklaringen, accusaties en andere akten, maar ook deze pleidooien als geheel met uitspraak en al, door de secretaris of een van de klerken in het 'Recesboek' geprotocolleerd; zij waren immers primair procedure-gericht, dienden niet rechtstreeks de zaak ten principale. Toen dit te onpraktisch werd - waarschijnlijk omdat het groeiende aantal pleidooien een te groot beslag op de arbeidskracht van de secretaris en zijn klerken én op de ruimte in het 'Recesboek' begon te leggen - werd in de jaren dertig van de zeventiende eeuw een aparte serie 'Pleidooiboeken' aangelegd, die ook wel 'Cladden' werden genoemd en waarin de procureurs zelf hun betogen mochten schrijven; door het gerecht werd er dan vervolgens de uitspraak in geprotocolleerd. Een gedeelte van de pleidooien (de aannemings-en de verstekzaken) bleef echter nog in de 'Recesboeken' achter en werd pas in 1733 tot een nieuwe aparte serie afgesplitst: die van de 'Condemnatieboeken'. Deze pleidooien vormden een soort rekestprocedures (vaak is sprake van requirant, met de tegenpartij als requireerde) en op de meestal condemnatie genoemde rechterlijke uitspraak hierop was in principe ook geen beroep mogelijk; de procedure werd immers door de rechter zelf geopend rechtstreeks op verzoek van één der partijen (c.q. met instemming van beide). Ook de eraan verbonden proceskosten en eventuele boetes moesten onmiddellijk worden voldaan, waarbij de financiële administratie met betrekking tot de bodewerkzaamheden bijvoorbeeld werd gevoerd in de zgn. 'Appointement-rolboekjes', die overigens vanaf 1764 tevens formeel fungeerden als totaal-overzicht van de verleende appointementen. De zittingsgelden en andere kosten werden in de 'Annotatieboeken' geadministreerd. De tenminste wekelijkse rechtszittingen waarin de aannemings- en verstekzaken werden behandeld werden geagendeerd in het 'Wekelijks Rolboek'; hiervan vormde het 'Exhibitieboek' een soort bijlage, waarin de betreffende akten van aanneming en accusationes de contumacia uit het 'Recesboek' werden gekopieerd. Ook wanneer deze pogingen om de procedures te verkorten waren mislukt en de rechtszaak met de formele indiening van een conclusie van antwoord definitief een aanvang had genomen, bleef het streven erop gericht, haar zonder al te veel oneffenheden te kunnen afhandelen. In de eerste plaats was er het stricte voorschrift dat partijen (impetrant en gedaagde) hun eis en antwoord en de daarop volgende repliek, dupliek, tripliek en quadrupliek alle gearticuleerd (dwz. artikelsgewijs) en per libel (officieel in een boekje opgeschreven) bij de rechtbank indienden. Deze stukken kwamen terecht in dossiers, waarvan in het archief slechts voor het jaar 1533 de sporen te vinden zijn, in het 'Algemeen Gerechtsboek' of 'Procesboek', een ongeveer eigentijdse bundeling van de procesdossiers uit dat jaar. Wanneer alle wederzijdse conclusies waren gepasseerd vond het fournissement plaats, de definitieve inlevering en completering van alle door de rechter benodigde stukken. Eventueel konden hieruit door de procureurs nog stukken worden gelicht, waarvan aantekening werd gehouden in de 'Recepisboeken'. Het lag in de bedoeling vervolgens een definitief vonnis te vellen, dat in de beknopte vorm van het dictum in het 'Dispositiefboek' en vervolgens mét de overwegingen in het 'Definitief Sententieboek' ingeschreven werd en daarna ook werd publiek gemaakt, gepronuntieerd. Het kon zijn dat de gedaagde ten principale verstek liet gaan; gebeurde dat tweemaal, dan kon de impetrant de rechter verzoeken om te mogen dienen van intendit, dat wil zeggen dat hij een vonnis trachtte te verkrijgen louter op grond van het door hemzelf gevoerde betoog. Een aldus tot stand gekomen rechterlijke uitspraak werd tot 1639 ingeschreven in het 'Intenditboek'. Vanaf 1639 kwam zij in het 'Definitief Sententieboek' terecht; óf in het 'Interlocutoir Sententieboek', wanneer namelijk de rechter het betoog nog ontoereikend achtte. Bij een Interlocutoir vonnis werd een der partijen een nader getuigenbewijs opgelegd, of werden enkele leden van de rechtbank gecommitteerd tot een nader onderzoek van de zaak. In geval van nader getuigenbewijs moest een partij die hiermee was belast (de posant) allereerst een eed (van calumnia) afleggen (die vaak in het 'Recesboek' terug te vinden is) en een probatie (bewijsvoering) afgeven, vergezeld van een biljet van op te roepen getuigen. De enquête (het getuigenverhoor) zelf vond plaats buiten aanwezigheid van partijen. De reactie van de poseerde vond plaats in de vorm van een reprobatie, waarna een contra-reprobatie volgde (en eventueel nog weer een reproche). Tenslotte vond dan weer het fournissement plaats en werd het eindvonnis gewezen. Een interlocutoir vonnis impliceerde dus een belangrijk oponthoud. Het vormde formeel niet helemaal een echt vonnis: het dictum ervan werd niet in de 'Dispositiefboeken' genoteerd, wél moest het officieel worden gepronuntieerd. Maar ook op andere manieren kon een zaak verder worden vertraagd, doordat er allerhande nevenprocedures werden aangespannen: gevallen van herhaald verstek, exceptie of andere bezwaren die niet op de zaak ten principale maar op de procedure waren gericht. Hier bleef uiteraard wél onverminderd de verkorte procesgang van het pleidooi van toepassing, waarin dus niet artikelsgewijs en per libel werd betoogd en waarvoor de andere hier al aangegeven criteria, omstandigheden en registratiemethoden golden. Gedurende de procedure kon in bepaalde gevallen van een gedaagde partij worden verlangd, het geëiste bedrag bij de rechter te namptiseren of in consignatie te geven. Soms kon - bijvoorbeeld bij een interlocutoir vonnis - door de rechtbank worden bepaald dat het betreffende geld geheel of gedeeltelijk alvast aan de eiser mocht worden uitgereikt, uiteraard onder voorwaarde van eventuele restitutie. Van ontvangst en lichting van dergelijke consignatie-penningen werd proces-verbaal opgemaakt in de 'Consignatieboeken', waarin overigens ook wel consignaties terechtkwamen zonder dat er al van een rechtsgeding sprake was. Wanneer een eindvonnis gewezen was, moest dit ook voltrokken kunnen worden. In gevallen waarbij aan de solvabiliteit of solventie van een verliezende partij werd getwijfeld kon hem van gerechtswege worden aangezegd om geen rekeningen aan derden te betalen zolang de in het proces bepaalde schuld nog niet was voldaan. Een dergelijke aanzegging werd weer in het 'Recesboek' geprotocolleerd, wat aanvankelijk ook het geval was met besluiten om vonnissen executabel te stellen. Zelf was de rechtbank belanghebbende bij de betaling van de gerechtskosten. Deze werden met andere samenhangende kosten naargelang de strekking van het vonnis door de rechter zelf over de beide partijen verdeeld. Optekening hiervan vond plaats in de 'Taxatieboeken', waar overigens ook taxaties na interlocutoire vonnissen of condemnaties in konden zijn opgenomen. Van vonnis, maar ook van de taxatie, stond beroep of appel open op het Hof van Friesland; dit moest volgens bepaalde procedures en binnen zekere termijnen worden ingesteld. Indien de verliezer (de triumfeerde of gedoemde) niet aan het vonnis voldeed, kon de triumfant maar ook de rechtbank als arrestant beslag laten leggen op (een gedeelte van) diens goederen; openbare verkoop daarvan vond - op initiatief van het gerecht zelf of op verzoek van de arrestant - van overheidswege plaats door de Executeur. Processen-verbaal van de beslaglegging en eventuele aantekening van verkoop of anderszins kregen een plaats in de 'Executieboeken'. Verantwoordelijk voor de rechterlijke taak was dus het gehele stadsbestuur, dat in de meest cruciale fasen dan ook de facto plenair als rechtbank optrad. Veel werk werd echter verzet door de vier burgemeesters, die - als President of als Commissaris van de Rolle - vooral sedert c.1603 de direct verantwoordelijke uitvoerders werden voor de formele processuele handelingen die buiten de officiële rechtszittingen moesten worden verricht; op de rechtdagen voor en na de zitting, maar ook wel op andere dagen. Ook speelden zij een hoofdrol in de pogingen om zaken in der minne te schikken voordat het tot een echt proces kwam. Men vindt hun activiteiten dus voor een aanzienlijk gedeelte in de 'Recesboeken' terug. Soms blijkt de president gemachtigd, bepaalde rekestprocedures geheel alleen af te handelen. Van een speciale rol van de Schepenen (dwz. die van vóór 1795), die toch oorspronkelijk het gerecht moeten hebben uitgemaakt, komt merkwaardigerwijs eigenlijk geen duidelijk beeld naar voren. Bij de behandeling van de zaken ten principale, van de kernprocedures, speelden de vier Pensionarissen een hoofdrol; in de magistraat zelf hoefde immers geen juridische deskundigheid voorhanden te zijn. De pensionarissen formuleerden de concept-sententies en dienden het gerecht ook overigens van advies. De officiële rechtszittingen werden in principe eenmaal per week gehouden, in bepaalde periodes echter ook wel vaker. Zo'n zitting begon meestal om tien uur 's ochtends en eindigde om een uur of drie; ervoor en erna konden dan nog de noodzakelijke met de te behandelen zaken samenhangende procedurele handelingen worden verricht, zoals citaties ervóór en arrestaties van insolvent geachte partijen erna. Oorspronkelijk werden de vonnissen samen met de taxaties uitsluitend uitgesproken en formeel in werking gesteld op een der vaste pronuntiatiedagen (zes of zeven per jaar). Later werd dit systeem versoepeld en nam het aantal extraordinaris-pronuntiaties toe. Tenslotte konden bijvoorbeeld de interlocutoire sententies ook op de gewone rechtdagen worden gepronuntieerd. 3.2.19.3.1. Voorbereidende en nevenprocedures 2689-2844 'Recesboeken': protocollen van processen-verbaal, c.q. aantekeningen, betreffende de formeel-procedurele gerechtelijke handelingen buiten het geding ten principale, 1537-1811; tevens van de 'pleidooien', 1537-c.1639, en de 'condemnatiën' betreffende aannemings- en verstekzaken, 1537-1732. Met hiaten. Met bovendien: - lijsten van magistraats- en vroedschapsleden en andere belangrijke stedelijke functionarissen, 1595-1613, 1620, 1621 en 1624; met hiaten - lijsten van legesplichtige procureurs, 1603-1623, 1625-1661 en 1665-1721, met hiaten - soms aantekeningen van betalingen door de procureurs. 2689 1537 okt-c.1538. 2690 1551 tot c.okt. 2691 1595. 2692 1599. 2693 1600. 2694 1603. 2695 1606. 2696 1611. 2697 c.1613. 2698 1616. 2699 1619. 2700 1620. 2701 1621. 2702 1622. 2703 1623. 2704 1624. 2705 1625. 2706 1626. 2707 1627. 2708 1628. 2709 1629. 2710 1630. 2711 1631. 2712 1632. 2713 1634. 2714 1635. 2715 1636. 2716 1637. 2717 1638. 2718 1639. 2719 1640. 2720 1642. 2721 1643. 2722 1644. 2723 1645. 2724 1646. 2725 1647. 2726 1648. 2727 1649. 2728 1650. 2729 1651. 2730 1652. 2731 1653. 2732 1654. 2733 1655. 2734 1656. 2735 1657. 2736 1658. 2737 1659. 2738 1660. 2739 1661. 2740 1662. 2741 1663. 2742 1664. 2743 1665. 2744 1666. 2745 1667. 2746 1668. 2747 1669. 2748 1670. 2749 1671. 2750 1672. 2751 1673. 2752 1674. 2753 1675. 2754 1676. 2755 1677. 2756 1678. 2757 1679. 2758 1680. 2759 1681. 2760 1682. 2761 1683. 2762 1684. 2763 1685. 2764 1686. 2765 1687. 2766 1688. 2767 1689. 2768 1690. 2769 1691. 2770 1692. 2771 1693. 2772 1694. 2773 1695. 2774 1696. 2775 1697. 2776 1698. 2777 1699. 2778 1700. 2779 1701. 2780 1702. 2781 1703. 2782 1704. 2783 1705. 2784 1706. 2785 1707. 2786 1708. 2787 1709. 2788 1710. 2789 1711. 2790 1712. 2791 1713. 2792 1714. 2793 1715. 2794 1716. 2795 1717. 2796 1718. 2797 1719. 2798 1720. 2799 1721. 2800 1722. 2801 1723. 2802 1724. 2803 1725. 2804 1726. 2805 1727. 2806 1728. 2807 1729. 2808 1730. 2809 1731-1732. 2810 1733-1734. 2811 1737-1738 c.dec. 2812 1738 c.dec-1740. 2813 1743-1744 c.dec. 2814 1746 c.aug-1749 c.jan. 2815 1749 c.jan-1750. 2816 1750-1751. 2817 1752-1754. 2818 1755-1758. 2819 1763 c.jan-1767 c.jan. 2820 1767 c.jan-1769. 2821 1770-1772 (1773 apr 30). 2822 1773-1776. 2823 1777-1780. 2824 1781-1783. 2825 1784-1785. 2826 1786-1787. 2827 1788-1789. 2828 1790-1791. 2829 1792-1794 c.jan. 2830 1794 c.jan-1795. 2831 1796-1797. 2832 1798-1799. 2833 1800. 2834 1801 (1802 nov 5). 2835 1802 (1803 mei 4). 2836 1803-1804 c.jan. 2837 1804 c.jan-dec. 2838 1805. 2839 1806. 2840 1807-1808 c.jan. 2841 1808 c.jan-1809 c.jan. 2842 1809 c.jan-dec. 2843 1810-1811 c.jan. 2844 1811 c.jan-c.feb. 2845 Diverse stukken betreffende enkele nevenprocedures, 1687-1778. 2846-3071 'Pleidooiboeken': protocollen van gerechtelijke beschikkingen in nevenprocedures behalve de aannemings- en verstekzaken, met de daartoe strekkende door de procureurs ingeschreven betogen; aanvangende 1636-1811. Met hiaten. 2846 D: 1636 c.jan-c.1637. 2847 E: 1636 c.jan-c.1637. 2848 H: 1637 c.jun-c. 1639. 2849 N: 1641 c.feb-c.1642. 2850 Q: 1642 c.sep-c.1644. 2851 R: 1642 c.okt-c.1644. 2852 S: 1642 c.dec-c.1644. 2853 T: 1644 c.apr-c.1645. 2854 V: 1644 c.jun-c.1647. 2855 W: 1644 c.jun-c.1646. 2856 Y: 1646 c.jan-c.1648. 2857 [Z?]: 1646 c.feb-c.1648. 2858 1: 1647 c.sep-c.1649. 2859 2: 1648 c.jan-c.1649. 2860 3: 1648 c.jan-c.1649. 2861 4: 1649 c.aug-c.1650. 2862 5: 1649 c.aug-c.1650. 2863 6: 1649 c.aug-c.1651. 2864 7: 1651 c.jan-c.1653. 2865 [8]: 1651 c.apr-c.1653. 2866 9: 1651 c.jan-c.1652. 2867 [10?]: 1652 c.jan-c.1653. 2868 11: 1652 c.jan-c.1653. 2869 [12?]: 1652 c.feb-c.1653. 2870 13: 1653 c.mei-c.1655. 2871 14: 1653 c.mei-c.1654. 2872 16: 1654 c.nov-c.1656. 2873 17: 1654 c.nov-c.1658. 2874 [18]: 1654 c.nov-c.1657. 2875 19: 1656 c.mei-c.1658. 2876 20: 1656 c.mei-c.1657. 2877 [21]: 1656 c.mei-c.1657. 2878 22: 1657 c.jun-c.1659. 2879 23: 1657 c.jun-c.1658. 2880 24: 1657 c.jul-c.1658. 2881 25: 1658 c.okt-c.1660. 2882 26: 1658 c.sep-c.1661. 2883 [28]: 1660 c.jan-c.1661. 2884 29: 1660 c.jan-c.1661. 2885 30: 1660 c.jan-c.1661. 2886 31: 1661 c.mei-c.1662. 2887 32: 1661 c.mei-c.1662. 2888 33: 1661 c.mei-c.1662. 2889 34: 1662 c.sep-c.1664. 2890 35: 1662 c.sep-c.1663. 2891 [38?]: 1663 c.sep-c.1664. 2892 [39?]: 1663 c.sep-c.1664. 2893 40: 1664 c.aug-c.1665. 2894 41: 1664 c.aug-c.1665. 2895 [42]: 1664 c.aug-c.1665. 2896 44: 1665 c.sep-c.1666. 2897 45: 1665 c.aug-c.1666. 2898 46: 1666 c.aug-c.1667. 2899 47: 1666 c.aug-c.1667. 2900 [48]: 1666 c.aug-c.1667. 2901 49: 1667 c.nov-c.1668. 2902 50: 1667 c.nov-c.1668. 2903 51: 1667 c.nov-c.1669. 2904 52: 1668 c.dec-c.1670. 2905 53: 1669 c.jan-c.1670. 2906 54: 1668 c.dec-c.1670. 2907 55: 1670 c.jul-c.1671. 2908 56: 1670 c.jun-c.1671. 2909 57: 1670 c.jun-c.1671. 2910 59?: 1671 c.nov-c.1675. 2911 60: 1671 c.nov-c.1673. 2912 61: 1673 c.dec-c.1675. 2913 62: 1673 c.dec-c.1675. 2914 63: 1673 c.dec-c.1675. 2915 64: 1675 c.nov-c.1677. 2916 65: 1675 c.nov-c.1677. 2917 66: 1676 c.jan-c.1677. 2918 [67]: 1677 c.aug-c.1683. 2919 68: 1677 c.aug-c.1679. 2920 69: 1677 c.aug-c.1683. 2921 70: 1679 c.feb-c.1681. 2922 71: 1679 c.feb-c.1681. 2923 72: 1679 c.feb-c.1680. 2924 73: 1680 c.jul-c.1681. 2925 74: 1680 c.okt-c.1681. 2926 75: 1681 c.sep-c.1684. 2927 76: 1681 c.okt-c.1683. 2928 77: 1682 c.apr-c.1683. 2929 78: 1683 c.jan-c.1686. 2930 79: 1683 c.apr-c.1685. 2931 80: 1683 c.jul-c.1688. 2932 81: 1683 c.mrt-c.1685. 2933 82: 1684 c.jul-c.1685. 2934 83: 1684 c.jul-c.1688. 2935 84: 1685 c.jun-c.1686. 2936 85: 1685 c.aug-c.1686. 2937 86: 1686 c.jan-c.1687. 2938 87: 1686 c.aug-c.1687. 2939 88: 1686 c.aug-c.1692. 2940 89: 1686 c.nov-c.1687. 2941 90: 1687 c.nov-c.1689. 2942 91: 1687 c.nov-c.1791. 2943 92: 1688 c.mrt-c.1689. 2944 93: 1688 c.mrt-c.1689. 2945 94: 1689 c.nov-c.1691. 2946 95: 1689 c.dec-c.1691. 2947 96: 1690 c.sep-c.1691. 2948 97: 1691 c.jul-c.1693. 2949 98: 1691 c.aug-c.1692. 2950 99: 1691 c.sep-c.1693. 2951 100: 1692 c.dec-c.1694. 2952 1: 1692 c.dec-c.1694. 2953 2: 1693 c.nov-c.1696. 2954 3: 1694 c.mrt-c.1695. 2955 4: 1694 c.mrt-c.1696. 2956 5: 1695 c.jan-c.1696. 2957 6: 1695 c.jan-c.1696. 2958 7: 1695 c.mei-c.1696. 2959 8: 1696 c.mrt-c.1697. 2960 9: 1696 c.jun-c.1697. 2961 10: 1696 c.jun-c.1697. 2962 11: 1696 c.jun-c.1698. 2963 12: 1697 c.sep-c.1698. 2964 13: 1697 c.sep-c.1698. 2965 14: 1697 c.sep-c.1698. 2966 15: 1698 c.aug-c.1699. 2967 16: 1698 c.aug-c.1699. 2968 17: 1698 c.aug-c.1699. 2969 18: 1699 c.mrt-c.1700. 2970 19: 1699 c.apr-c.1704. 2971 20: 1699 c.mei-c.1700. 2972 21: 1699 c.mei-c.1700. 2973 22: 1700 c.jun-c.1701. 2974 23: 1700 c.jun-c.1701. 2975 24: 1700 c.jun-c.1701. 2976 25: 1700 c.jun-c.1701. 2977 26: 1701 c.apr-c.1702. 2978 [27]: 1701 c.apr-c.1702. 2979 28: 1701 c.sep-c.1703. 2980 29: 1701 c.okt-c.1702. 2981 30: 1702 c.apr-c.1703. 2982 31: 1702 c.apr-c.1704. 2983 32: 1702 c.okt-c.1705. 2984 33: 1702 c.nov-c.1703. 2985 34: 1703 c.apr-c.1704. 2986 35: 1703 c.aug-c.1705. 2987 36: 1703 c.nov-c.1706. 2988 37: 1703 c.nov-c.1704. 2989 38: 1703 c.dec-c.1705. 2990 41: 1704 c.nov-c.1706. 2991 42: 1705 c.feb-c.1706!. 2992 43: 1705 c.mrt-c.1706. 2993 44: 1705 c.aug-c.1708. 2994 45: 1705 c.aug-c.1709. 2995 46: 1705 c.aug-c.1708. 2996 47: 1706 c.feb-c.1709. 2997 48: 1706 c.feb-c.1709. 2998 49: 1706 c.mrt-c.1708. 2999 50: 1706 c.jun-c.1709. 3000 51: 1706 c.jun-c.1708. 3001 52: 1707 c.mrt-c.1708. 3002 53: 1707 c.mei-c.1708. 3003 54: 1707 c.jul- c.1708. 3004 55: 1708 c.mrt -c.1709. 3005 56: 1708 c.mrt-c.1708. 3006 57: 1708 c.jul-c.1709. 3007 58: 1708 c.jul-c.1709. 3008 59: 1709 c.jan-c.1710. 3009 60: 1709 c.jun-c.1710. 3010 61: 1709 c.jun-c.1711. 3011 62: 1709 c.aug-c.1712. 3012 63: 1709 c.sep-c.1711. 3013 64: 1709 c.nov-c.1712. 3014 65: 1709 c.nov-c.1711. 3015 66: 1710 c.mei-c.1713. 3016 67: 1710 c.mei-c.1712. 3017 68: 1711 c.feb-c.1714. 3018 69: 1711 c.mrt-c.1712. 3019 70: 1712 c.jan-c.1714. 3020 71: 1712 c.jan-c.1714. 3021 74: 1713 c.jan-c.1714. 3022 75: 1713 c.feb-c.1714. 3023 76: 1714 c.jun-c.1716. 3024 77: 1714 c.jun-c.1716. 3025 78: 1714 c.mei-c.1715. 3026 79: 1715 c.jan-c.1716. 3027 80: 1715 c.feb-c.1716!. 3028 81: 1716 c.jan-c.1716?. 3029 82: 1716 c.feb-c.1716. 3030 83: 1716 c.mrt-c.1717. 3031 84: 1716 c.nov-c.1717. 3032 85: 1716 c.dec-c.1717. 3033 86: 1716 c.dec-c.1718. 3034 87: 1717 c.dec-c.1719. 3035 88: 1717 c.dec-c.1720. 3036 89: 1717 c.dec-c.1720. 3037 90: 1718 c.mei-c.1719. 3038 91: 1719 c.sep-c.1720. 3039 92: 1719 c.okt-c.1720. 3040 93: 1720 c.mrt-c.1721. 3041 94: 1721 c.apr-c.1722. 3042 95: 1721 c.feb-c.1722. 3043 96: 1722 c.mrt-c.1723. 3044 97: 1722 c.nov-c.1725. 3045 98: 1723 c.apr-c.1724. 3046 99: 1724 c.mrt-c.1726. 3047 100: 1724 c.mrt-c.1727. 3048 1: 1726 c.jun-c.1733. 3049 2: 1726 c.nov-c.1731. 3050 3: 1728 c.jan-c.1731. 3051 4: 1728 c.feb-c.1733. 3052 5: 1730 c.sep-c.1734. 3053 6: 1731 c.okt-c.1739. 3054 7: 1735 c.jan-c.1737. 3055 8: 1737 c.jun-c.1741. 3056 9: 1738 c.jul-c.1740. 3057 10: 1740 c.nov-c.1742. 3058 11: 1742 c.jun-c.1745. 3059 12: 1744 c.dec-c.1747. 3060 13: 1746 c.dec-c.1748. 3061 15: 1750 c.mrt-c.1751. 3062 19: 1758 c.nov-c.1765. 3063 21: 1769 c.mei-c.1771. 3064 22: 1771 c.okt-c.1774. 3065 23: 1774 c.nov-c.1780. 3066 24: 1780 c.feb-c.1784. 3067 25: 1784 c.okt-c.1785. 3068 26: 1785 c.sep-c.1793. 3069 27: 1793 c.apr-c.1799. 3070 28: 1799 c.jan-c.1803. 3071 29: 1803 c.okt-1811 c.feb. 3072 'Wekelijks Rolboek': agenda's voor de rolzittingen betreffende aannemings- en verstek-zaken c.a., 1643-1648. 3073-3094 'Exhibitieboeken': registers van de akten van aanneming en de beschuldigingen van verstek en aanverwante akten van procedurele aard, behorende bij de ter rolzitting te behandelen zaken, 1603-1749. Met lacunes. 3073 1603 jul 22-1611. 3074 1614 nov 4-1617 sep 12. 3075 1622-1625 aug 17. 3076 1625 aug 19-1629 c.feb. 3077 1629 c.jan-1632. 3078 1636 mrt 30-1641 jan 22. 3079 1641 jan 27-1642 c.sep. 3080 1642 c.jul-1645 c.jun. 3081 1645 c.jan-1647 c.okt. 3082 1647 c.aug-1650 c.aug. 3083 1650 c.jun-1653 c.mrt. 3084 1653 c.feb-1656 c.okt. 3085 1656 c.aug-1663 jul. 3086 1663 aug-c.1668. 3087 1668 c.dec-1675 c.sep. 3088 1675 c.sep-1682 c.nov. 3089 1682 c.okt-1690 c.aug. 3090 1690 c.apr-c.1697. 3091 1697 c.dec-1704 jan. 3092 1704 feb-c.1711. 3093 1711 c.dec-c.1721. 3094 1721 c.dec-1749. 3095-3105 'Condemnatieboeken': protocollen van condemnaties in aannemings- en verstekzaken, 1733-1811. Met lacune. 3095 1733-1734. 3096 1735-1736. 3097 1737-1740. 3098 1744-1749 jan. 3099 1749 feb-1752. 3100 1753-1762. 3101 1763-1770. 3102 1771-1782. 3103 1783-1795. 3104 1796-1808. 3105 1809-1811 feb 19. 3.2.19.3.2. Het eigenlijke geding 3106 'Algemeen Procesboek': dossiers van rechtsgedingen gevoerd voor de magistraat, 1533-1534. Met retroacta vanaf c.1522. 3107 Diverse stukken verband houdende met het vorige inv.nr., c.1530-c.1533. 3108 Aantekeningen betreffende de taxatie der gerechtskosten in de zaak tussen Gerloff Everts zoon, c.q. Evert Gerloffs zoon, en Jan Kannemaeker(?), 1532-1534. 3109 (Fragment)lijst van partijen in gedingen, [c.1550]. 3110-3115 'Intenditboeken': protocollen van gerechtelijke tussen- en eindvonnissen ten principale bij verstek van de gedaagde, 1594-1639. 3110 1594 okt 31-1600 jan 11. 3111 1600-1612 mei 20. 3112 1612 mei 30-1616. 3113 1617-1623 mei. 3114 1623 jun-1632 jul. 3115 1632 aug-1639 jul 5. 3116-3140 'Interlocutoir sententieboeken': protocollen van gerechtelijke tussenvonnissen ten principale, houdende opdracht tot nadere bewijsvoering binnen zekere termijn dan wel nader onderzoek door een commissaris van het gerecht; 1562-1810. Met hiaten. Met bovendien: - 1562-1568 tevens taxaties der verschuldigde gerechtskosten - vanaf 1639 jul 12 tevens de intendit-uitspraken - tot c. tweede helft 17de eeuw tevens uitspraken in nevenprocedures. 3116 1562-1568 dec 4. 3117 1589 okt 31-1596 jul 10. 3118 1617 jun 7-1619 mei 15. 3119 1619 jul 12-1622 apr 13. 3120 1625 jun 4-1628 jul 12. 3121 1628 sep 20-1631 jul 12. 3122 1631 sep 20-1635 mrt 21. 3123 1635 mei 16-1640 aug 7. 3124 1640 sep 19-1643. 3125 1644-1646. 3126 1647-1650 jun 25. 3127 1653 okt 31-1657. 3128 1658-1662 jan 22. 3129 1662-1665 sep 1. 3130 1665 sep 20-1670 apr 15. 3131 1670 mei 21-1676 jul 12. 3132 1676 sep 20-1684 okt 31. 3133 1684 dec 24-1691 dec 2. 3134 1691 dec 24-1699 feb 18. 3135 1699 apr 1-1708 mei 26. 3136 1708 jul 14-1721. 3137 1722-1742. 3138 1743-1785. 3139 1786-1806. 3140 1807-1810. 3141 Diverse stukken inzake de voorbereiding van enkele definitieve sententies, 1618- c.1793. 3142-3157 'Dispositiefboeken': protocollen van de dicta der eindvonnissen, vanaf 1639 jul 12 inclusief de intendit-uitspraken, 1595-1811. Met hiaat. 3142 1595 nov 1-1601 feb 21. 3143 1601 apr 4-1606. 3144 1607-1613. 3145 1614-1619 feb 6. 3146 1628-1636 jul 12. 3147 1636 sep 20-1642. 3148 1643-1649 sep 20. 3149 1649 okt 1-1654. 3150 1655-1664 apr 20. 3151 1664 mei 28-1673 feb 8. 3152 1673 mrt 22-1680 mei 29. 3153 1680 jul 10-1689. 3154 1690-1700 mrt 23. 3155 1700 mei 18-1716 okt 31. 3156 1716 dec 24-1763. 3157 1764-1811 feb c.19. 3158-3252 'Definitief sententieboeken': protocollen der gerechtelijke eindvonnissen en der rangsregelingen van crediteuren in insolvente boedels; 1554-1808. Met hiaten. Met bovendien: - vanaf 1639 jul 12 tevens de intendit-uitspraken - soms inhoudstafels - soms latere voortzettingen der zittingen - eventuele aantekeningen betreffende het aanspannen van hoger beroep. 3158 1554 jul 7-1556 c.dec 5. 3159 1556 c.dec 5-1559 aug 23. 3160 1559 dec 20-1560 sep 12. 3161 1562 mrt 7-1564 jun. 3162 1564 jul-1566 c.feb 21. 3163 1566 c.feb 21-1569. 3164 1570-1573 jul. 3165 1573 aug-1575 sep 20. 3166 1588-1591 okt 16. 3167 1591 okt 30-1596 jan 28. 3168 1596 feb-1599. 3169 1600-1602. 3170 1603-1605 sep 14. 3171 1605 sep 20-1607 aug. 3172 1607 sep-1609 mrt 6. 3173 1609 mrt 17-1610 jun 14. 3174 1610 jul 12-1611 aug. 3175 1611 sep-1612 jul 11. 3176 1612 sep 19-1613 apr. 3177 1613 mei-1614 c.apr 16. 3178 1614 c.apr 16-1615 apr. 3179 1615 mei-1616 mrt 23. 3180 1616 mei 18-1617 jul 25. 3181 1617 sep 20-1618 sep 19. 3182 1618 okt 15-1619. 3183 1620-1621 c.jul 12. 3184 1621 c.jul 12-1622 okt 31. 3185 1622 dec 24-1624 aug 27. 3186 1624 sep 9-1626 okt 31. 3187 1626 apr-1627 mrt 17. 3188 1627 mei 12-1628 mrt 15. 3189 1628 vanaf apr 5. 3190 1629. 3191 1630. 3192 1631-c.dec 24. 3193 1631 c.dec 24-1632. 3194 1633-1634 mei 24. 3195 1634 jul 12-1635 sep 19. 3196 1635 okt 31-1637 mrt 28. 3197 1637 apr-1638 jul 12. 3198 1638 sep 20-1639. 3199 1640. 3200 1641. 3201 1642. 3202 1643. 3203 1644-dec 16. 3204 1644 dec 24-1645. 3205 1646. 3206 1647. 3207 1648. 3208 1649-1650 jan 7. 3209 1650 v.a. jan 31. 3210 1651-1652 feb 17. 3211 1652 feb 28-1653 c.dec 24. 3212 1652 c.dec 24-1653 nov 30. 3213 1653 dec 24-1655 mrt 16. 3214 1657 feb 7-1658 apr 27. 3215 1660 feb 8-1661 apr 6. 3216 1661 jun 1-1662 sep 20. 3217 1662 okt 22-1664 feb 20. 3218 1664 apr 2-1665 okt 18. 3219 1665 okt 31-1667 jul 12. 3220 1667 sep 20-1669 jul 10. 3221 1669 sep 20-1671 apr 15. 3222 1671 jun 10-1673 dec 18. 3223 1673 dec 23-1676 jul 12. 3224 1676 sep 20-1679 jan 13. 3225 1679 mrt 1-1681 sep 20. 3226 1681 okt 31-1684 jul 2. 3227 1684 jul 12-1686 nov 1. 3228 1686 nov 17-1688 okt 31. 3229 1688 dec 24-1690 sep 20. 3230 1690 okt 31-1693 jun 3. 3231 1693 jul 8-1695 mei 11. 3232 1695 jul 13-1696. 3233 1697-1698 sep 17. 3234 1698 okt 31-1700 jul 13. 3235 1700 sep 21-1702 okt 31. 3236 1702 dec 23-1704 jul 12. 3237 1704 sep 20-1706 mrt 27. 3238 1706 mei 22-1708 feb 18. 3239 1708 mrt 31-1709. 3240 1710-1711 jul 11. 3241 1711 sep 19-1714 feb 10. 3242 1714 mrt 24-1716 sep 19. 3243 1716 okt 31-1719. 3244 1720-1724 jul 15. 3245 1724 okt 31-1728 jul 17. 3246 1728 okt 30-1732 feb 23. 3247 1732 apr 5-1739 mei 16. 3248 1739 jul 18-1750. 3249 1751-1758 jul 15. 3250 1758 okt 28-1779. 3251 1780-1799. 3252 1800-1808 apr 5. 3253-3254 Klappers op de protocollen van de eindvonnissen, 1639 en 1696. Met hiaten. 3253 over 1617-1639 apr 6. 3254 over 1673 okt 31-1696. 3255 Aantekening van appel door Jan Barents zoon, eiser namens zijn vrouw Ghijssell en Katherina Wijbrants weduwe, tegen de sententie in zijn geding tegen [de timmerman] Evert Gerleff zoon; met extract van die sententie, 1537. 3256 Aantekening betreffende lichting van stukken in appèlzaak tussen juffr. Catharina van Mensenburgh tegen Feike Clasen, meester brouwer, [c.begin 18de eeuw]. 3.2.19.3.3. Afwikkelingsprocedures 3257-3282 'Taxatieboeken': protocollen van de taxaties der tussen partijen te verrekenen gerechts- en andere samenhangende kosten, 1610-1811. Met hiaten. 3257 1610 feb 17-1613 okt 30. 3258 1620 jul 16-1623 okt 31. 3259 1623 dec 24-1627 mei 12. 3260 1627 jul 12-1630 sep 20. 3261 1630 okt 30-1634 okt 31. 3262 1634 dec 24-1637 okt 31. 3263 1637 dec 1-1641 jan 8. 3264 1644-1646. 3265 1647-1649. 3266 1650-1652. 3267 1653-1654. 3268 1655-1658 feb 5. 3269 1658 feb 20-1662 jan 15. 3270 1662-1665 feb 17. 3271 1665 mrt 18-1670 mrt 26. 3272 1670 apr 29-1674 nov 27. 3273 1674 dec 24-1681 feb 12. 3274 1681 mrt 26-1689 mrt 15. 3275 1689 mrt 23-1695. 3276 1696-1700 mei 18. 3277 1700 jul 13-1707 jun 3. 3278 1707 jun 11-1718. 3279 1719-1727 mei 23. 3280 1727 mei 31-1747. 3281 1748-1799. 3282 1800-1811 feb 19. 3283-3286 'Executieboeken': protocollen van processen-verbaal van gerechtelijke beslagleggingen op goederen van in gebreke blijvende verliezers van rechtsgedingen, 1580-1651. Met hiaten. Met bovendien: - soms aantekening betreffende verkoop, afrekening, restitutie of andere verbandhoudende handeling - inhoudstafel op inv.nr. 3283 en namenklapper op inv.nr. 3286. 3283 1580 nov-1592 aug 22. 3284 1607 jun 6-1615 mei 11. 3285 1627 c.jun 6-1635 apr 25. 3286 1648 apr 18-1651 mei 17. 3287-3291 'Consignatieboeken': protocollen van verklaringen van ontvangst, door de presiderende burgemeester van in consignatie gegeven en door rechthebbende crediteuren van vervolgens gelichte gelden; aanvangende 1633-1809. Met klappers op de namen der consignanten, 1640 mrt-1713. 3287 1633 nov 9-c.1640. 3288 1640 mrt-c.1655. 3289 1655 feb-c.1668. 3290 1669-1696 [c.okt]. 3291 1696 c.feb-1809 c.apr. 3292 Diverse stukken betreffende consignatiegelden, c.1778-1808. 3293-3294 'Recepisboeken': akten waarbij procureurs verklaren zekere processtukken te hebben gelicht, met soms aantekening betreffende restitutie, 1603-1606, 1707-1717. Met bovendien: - aantekeningen betreffende restitutie 1607-mei 8 - staat van namen met adresaanduidingen van personen [wier boedels door klerken of secretaris moesten worden beschreven?], c.1603-c.1606 (achterin inv.nr. 3293). 3293 1603 mrt 31-1606. 3294 1707 nov 3-1717 feb 6. 3.2.19.4. Vrijwillige rechtspraak Eén van de hoofdtaken van de overheid was gelegen in de formele bevestiging van bepaalde rechtshandelingen of van bepaalde statusaspecten van haar individuele onderdanen. Deze hadden daardoor bij gerezen onduidelijkheden of geschillen over hun rechten de beschikking over méér en zwaarder bewijsmateriaal dan alleen een onderhandse akte of een vage herinnering. Een vrijwillige (voluntaire), of oneigenlijke, gerechtelijke procedure nam een aanvang met de indiening bij het bevoegde gezag, in casu dus het stedelijke gerecht, van een verzoek of rekest tot officiële vastlegging van iemands aanspraken. Na enige vorm van onderzoek konden die aanspraken dan in een proces-verbaal worden bekrachtigd. Van een gerechtelijke beslissing in een dergelijke rekestprocedure kon men in principe niet in beroep. Typisch vrijwillige zaken zijn we al tegengekomen in de 'Stads Aktenboeken' (hoofdstuk 2.4): sommige borgstellingen bijvoorbeeld, procuraties, verzegelingen, minnelijke schikkingen. Men treft ze ook aan in de 'Certificatieboeken' (inv.nrs. 3338-3339), waar bijvoorbeeld een eerste overeenkomst tot aankoop van een huis, of een verklaring omtrent goed gedrag of doorlopen leerjaren kon worden aangetekend (soms is de grens tussen 'justitiële' en 'poli-ciële', tussen rechterlijke en bestuurlijke zaken vaag). Ook het in geschrifte vastleggen en eventueel taxeren van boedels kan in een aantal gevallen een letterlijk 'vrijwillig' karakter hebben gehad; soms betrof het hier echter een verplichte procedure, met name waar de belangen van minderjarigen (of schuldeisers) in het geding waren, zoals bij de nagelaten boedels in de 'Inventarisatieboeken' en bij de boedels van hertrouwenden in de 'Aestimatie-boeken'. Het behartigen van de belangen van minderjarige wezen is door de overheid vanouds als een verplichting van de eerste orde gezien; op dit terrein kan de term 'vrijwillig rechtspraak' dus zeker niet meer naar de letter worden geïnterpreteerd. De met deze zorg belaste commissarissen uit de magistraat worden in de tweede helft van de zestiende eeuw nog wel als Weeskamer aangeduid, maar later komt die naam niet meer voor. Behalve in de genoemde 'Inventarisatie-' en 'Aestimatieboeken' komt deze bemoeienis met name tot uiting in het regelen van voogdijschappen (tussen andere curatorschappen in de 'Autorisatieboeken') en bij de boedelscheidingen waarbij wezen belanghebbende partij waren ('Weesboeken'). Wanneer verkoop van onroerend goed van wezen onvermijdelijk was, moest deze door het gerecht worden bekrachtigd in de 'Decreetboeken', waar op soortgelijke wijze ook over andere eigendomsrechten - en met name de belangen van crediteuren - werd gewaakt. Structurele bescherming van eigendomsrechten door de stedelijke overheid vond sedert 1588 met name plaats door middel van een officiële hypotheekregistratie in de 'Hypotheek-boeken', waarbij overigens ook weer de zorg voor de belangen van minderjarigen aanleiding heette te zijn. Ook door een intensieve procedurele bewaking van alle overdrachten van onroerend goed werden de bestaande eigendomsrechten (en de openbare orde) voor inbreuken behoed. Deze overdrachten waren aan bepaalde voorwaarden onderhevig, waarvan de markantste het recht van niaer was, dat inhield dat bij elk transport bloedverwanten en belendende eigenaren een voorkeursrecht bezaten. Daarom waren van elke overdracht drie algemene bekendmakingen verplicht gesteld binnen een jaar, die in de 'Proclamatieboeken' (ook wel 'Puiboeken') werden aangetekend. Bleek dan van het niaerrecht geen gebruik te zijn gemaakt, dan kreeg de overdracht de instemming (het consent) van het gerecht en kon de betreffende akte definitief worden geprotocolleerd, in de 'Consentboeken' (waarbij een financiële tegemoetkoming, de 'consentbelasting', behoorde, zie de toelichting bij rubriek 2.19.5). Inkomsten uit (gewestelijke) belastingen vormden ook een belangrijk motief bij de overheidscontrole op verervingen in de zijlinie. Wie zich erfgerechtigd achtte deed daarvan aangifte en kon in het betreffende 'Annotatieboek (der collaterale erfenissen)' worden ingeschreven. Zonodig werden de betreffende boedels beschreven en getaxeerd, in de 'Inventa-risboeken (der collaterale nalatenschappen)'. Een bijzondere vorm van controle op eigendomsoverdrachten manifesteerde zich in de bemoeienis met de boelgoeden, die onder toezicht van commissarissen uit de magistraat door de boelgoedsontvanger werden georganiseerd, die daarin door onder andere de boel-goedsschrijver werd geassisteerd. Van de laatste rest nog een klein administratief fragment (inv.nrs. 3950-3952), van de omvangrijke administratie van de ontvanger zelf (in 1787 nog meer dan 100 delen, vgl. ook zijn instructie in inv.nr. 698, p.105-107) is slechts het stads 'Verkoopboek' van 1581 (inv.nr. 3454) behouden gebleven. De openbare orde in het algemeen werd gediend door de officiële registratie der huwelijken (ten dele in de gerechtelijke 'Huwelijksboeken'; de overige huwelijken werden door de kerk in haar eigen boeken geregistreerd) en door een procedurele bewaking van de totstandkoming ervan, eveneens in de 'Huwelijksboeken' (niet in de kerkelijke!) en in de al eerder genoemde 'Proclamatieboeken'. Functioneel gezien was de registratie der overleden Leeuwarders sedert 1687 in de 'Begraafboeken' van vergelijkbare orde, ook al werd die misschien zonder formele tussenkomst van het gerecht gewoon 'administratief' door een klerk verricht. Bij deze vrijwillige procedures liet de rechtbank zich steeds door een of meer commissarissen vertegenwoordigen, meestal door de presiderende burgemeester en de secretaris. Vergelijk ook de 'Appointement-rolboekjes' inv.nrs. 3936-3940 hierna. Een bijzondere vorm van vrijwillige rechtspraak is het publiek depot, de formele en veilige bewaring in de stadskist van testamenten en andere kennelijk als kostbaar beschouwde akten van particuliere personen; deze (middeleeuwse, zie hoofdstuk 1.6) praktijk deed zich op enige schaal nog voor in de zestiende eeuw. 3.2.19.4.1. Status van personen 3295 Rekest van Godschalck Hiddema betreffende bewaring en onderhoud van [mise- rabele] stiefzoon Schelto Hoppers, met authentiek afschrift van overeenkomsten uit 1563 met St.Anna convent, [1580]. 3296-3316 'Huwelijksboeken': protocollen der huwelijksproclamatiën, met enkele akten van huwelijkssluiting voor het gerecht; 1594-1811(1812). Met hiaat. Met bovendien: - uittreksel uit het weeskamerreglement [c.1590?] (inv.nr. 3296, p2-13) - processen-verbaal of aantekeningen betreffende onderzoek of aangifte van sterfhuizen of overlijdens, 1587-1589, 1592-1593 (inv.nr. 3296, p16-31) - lijsten van geautoriseerde voogdijschappen sedert 1541; opgemaakt [c.1579]-1590 (inv.nr. 3296, p250-338) - aantekeningen betreffende de publieke verkoop van onroerend goed, 1592 (inv.nr. 3296, p130-131, 375). 21 delen. 3296 1594 feb 9-1603. 3297 1604-1611 apr 13. 3298 1615 feb 11-1618 c.jul. 3299 1618 c.aug-1623 c.mrt. 3300 1623 c.mrt-1630. 3301 1631-1638 c.jan.. 3302 1638 c.jan-1644 c.jun. 3303 1644 c.jun-1649 c.jun. 3304 1649 c.jul-1658 c.sep. 3305 1658 c.okt-1670. 3306 1671-1682 c.aug. 3307 1682 c.aug-1692. 3308 1693-1703. 3309 1704-1722. 3310 1723-1739. 3311 1740-1755. 3312 1756-1781 c.okt. 3313 1781 c.nov-1794. 3314 1795-1809. Sedert 1809 mei alleen proclamaties. 3315 1810-1812. Alleen proclamaties; sedert 1811 c.mrt niet meer voor gerecht maar voor Maire, met aant. van de huwelijkssluiting. 3316 1809 mei-1811 mrt 10. Alleen akten. 3317 Extracten, akten en andere stukken betreffende huwelijken van Leeuwarder in- gezetenen, met enkele stukken betreffende dopen, 1641-1810. 3318-3337 'Autorisatieboeken': protocollen van processen-verbaal van autorisatie en eedaflegging betreffende curatorschappen van allerlei aard; soms met klapper op namen der curatoren, 1611-1810. Met lacunes. 3318 1611 jan 11-1624 aug 3 (deels klapper). 3319 1637 mei-1648 c.nov. 3320 1648 c.nov-1657. 3321 1658-1668 c.mrt. 3322 1668 c.mrt-1674 c.okt. 3323 1674 c.okt-1679 c.mrt. 3324 1679 c.mrt-1684 c.aug. 3325 1684 c.aug-1688 c.jul. 3326 1688 c.jul-1693 c.mei (klapper). 3327 1693 c.mei-1697 c.apr (klapper). 3328 1697 c.mei-1702 dec 21 (klapper). 3329 1709 jan 25-1716 c.dec (deels klapper). 3330 1716 c.dec-1728 c.jul (deels klapper). 3331 1728 c.jul-1747 c.feb (1848 nov 8). 3332 1747 c.mrt-1758. 3333 1759-1776 c.mrt. 3334 1776 c.mrt-1788. 3335 1789-1796 c.okt. 3336 1796 c.nov-1804 c.jul. 3337 1804 c.sep-1810 mei 24. 3338-3339 'Certificatieboeken': protocollen van processen-verbaal van overeenkomsten van verkoop van met name onroerend goed vóór de proclamatiefase, met regeling van betaling en eigendomsoverdracht. Tevens van diverse attestaties: procuraties, leerbrieven, getuigenissen betreffende bloed- of aanverwantschap, goed gedrag en enkele andere gegevens van uiteenlopende aard, 1615-1646. 3338 1615 nov 7-1621 c.apr (1622 mei 10). 3339 1621 c.apr-1646 mei 11. 3340 Stukken betreffende verklaringen over diverse personen, 1625-1645, [2de helft 18de eeuw]. 3341-3347 'Begraafboeken': registers van in of buiten de stad begraven inwoners, 1687-1805; met hiaat. 3341 1687-1690. 3342 1691-1692. 3343 1723-1748. 3344 1749-1772. 3345 1773-1789. 3346 1790-1795. 3347 1796-1805. 3348 Register van overleden inwoners, 1806-1811; met namenklapper, [c.1900]. 3.2.19.4.2. Beheer van boedels; boelgoeden 3349-3444 'Inventarisatieboeken': protocollen van processen-verbaal van de beschrijvingen c.a. van nagelaten of verlaten (roerende) boedels, met afschriften van andere bijbehorende stukken; [c.1543]-1790. Met hiaten. Met bovendien: - soms waardetaxaties - dikwijls aantekening van verkoop of afrekening - soms inhoudstafels. 3349 [c.1543], 1550 c.apr -1554. 3350 1559 jan 27-1560 feb 7. 3351 1564 jan 18-1566 feb 25. 3352 1582 jan 29-c.jul. 3353 1582 c.jul-1583 jan 22. 3354 1584 feb 13-1585 c.mrt. 3355 1585 c.mrt-1587 mrt 15. 3356 1588 dec 17-1590 dec 14. 3357 1592 aug 28-1594 jul 22. 3358 1597 jan 11-1599 c.mei. 3359 1599 c.apr-1600. 3360 1601-1602 aug. 3361 1602 sep-1603 c.aug. 3362 1603 c.mrt-1604 c.apr. 3363 1604 c.jun-1605 dec 7. 3364 1607 nov 7-1610 c.jan. 3365 1610 c.jan-1611 apr 11. 3366 1613 sep 28-1614. 3367 1615-1616 c.mrt. 3368 1616 c.mrt-1617 c.okt. 3369 1617 c.okt-1618 jul. 3370 1618 aug-1620 feb. 3371 1620 mrt-1622 c.mrt. 3372 1622 c.mrt-1623 mrt. 3373 1623 apr-1624 jul. 3374 1624 aug-1625 okt. 3375 1625 nov-1627 c.jul. 3376 1627 c.nov-1631 c.jan. 3377 1631 c.mrt-1633 c.jul. 3378 1633 c.sep-1635 c.feb. 3379 1635 c.feb-1636 c.dec. 3380 1636 c.dec-1638 c.feb. 3381 1637 c.okt-1640 sep. 3382 1640 okt-1644 mei. 3383 1644 jun-1648 apr. 3384 1648 mei-1650. 3385 1651-1652 sep. 3386 1652 okt-1654 c.apr. 3387 1654 c.apr-1656 c.okt. 3388 1656 c.okt-dec. 3389 1657-1659. 3390 1660-1661. 3391 1662-1664 c.mrt. 3392 1664 c.mei-1665 c.nov. 3393 1665 c.nov-1666 okt. 3394 1666 nov-1667 c.dec. 3395 1667 c.dec-1668 c.apr. 3396 1668 c.apr-1669 c.jun. 3397 1669 c.jun-1671 c.mei. 3398 1671 c.mei-1672 c.nov. 3399 1672 c.nov-1673 c.mei. 3400 1673 c.mei-1674 c.mrt. 3401 1674 c.mrt-1675. 3402 1676 jan-okt. 3403 1676 nov-1677 okt. 3404 1677 nov-1678 nov. 3405 1678 dec-1679 jan. 3406 1679 feb-c.jul. 3407 1679 c.jul-1680 c.jan. 3408 1680 c.jan-1681 jan. 3409 1681 feb-1682 c.mei. 3410 1682 c.mei-1684 c.mei. 3411 1684 c.mei-1685 jun. 3412 1685 jul-1686 jun. 3413 1686 jul-1688 aug. 3414 1688 sep-1689 c.jun. 3415 1689 c.aug-1691 c.jul. 3416 1691 c.jul-1692 mrt. 3417 1692 apr-1693 mei. 3418 1693 jun-1694 c.mrt. 3419 1694 c.feb-1695 jun 20. 3420 1698 mrt 17-1699 c.mrt. 3421 1699 c.mrt-1701 okt. 3422 1701 nov-1703 c.okt. 3423 1703 c.okt-1707 c.jul. 3424 1707 c.mei-1710 c.mei. 3425 1710 c.mei-1712. 3426 1713-1715 jan. 3427 1715 feb-1720 c.sep. 3428 1720 c.aug-1721 c.dec. 3429 1721 c.dec-1724 c.dec. 3430 1724 c.dec-1727 c.okt. 3431 1727 c.okt-1728 aug. 3432 1728 sep-1731 aug. 3433 1731 sep-1733 c.mrt. 3434 1733 c.jun-1736 sep. 3435 1736 okt-1741 c.mrt. 3436 1741 c.mrt-1744 c.mei. 3437 1744 c.mei-1748 c.mrt. 3438 1748 c.mrt-1749. 3439 1750-1751 mrt. 3440 1751 apr-1754 mei. 3441 1754 jun-1759. 3442 1760-1773 c.nov. 3443 1773 c.nov-1781 okt. 3444 1781 nov-1790 jul 19. 3445 Aantekeningen en andere stukken betreffende nagelaten roerend goed van uiteenlopende herkomst, [c.medio 16de eeuw-c.17de eeuw]. 3446 Lijst van uitgaven vanwege het sterfhuis van Hans van Loeven, [1586]. 3447 Proces-verbaal van een getuigenverklaring dat wijlen Abraham Gerloffs de zoon was van Gerloff Boelis en van de machtiging door de laatste van zijn andere zoon Goucke te Harlingen om de nalatenschap te vorderen; 1625. Met verklaring van Claes Gerbrants betreffende de gage van de overledene. 3448 Kwitantie van Allardus Kann, huisbaas van wijlen Jan Willems Spier, voor de ontvangst van 50 carg. en acht stuiver achterstallige huishuur uit handen van mr. Franciscus Bruijnsvelt, 1655; met aantekening [door secretaris Jacob Adius] van enkele andere uitgaven door Bruijnsvelt in de afwikkeling van de nalatenschap gedaan, [c.1655]. 3449 Akte verleden voor notaris Jacob Pels te Nijmegen, waarbij Michel Cock, procurator in de heerlijkheid Batenburg, zich accoord verklaart met zijn aanstelling door de magistraat van Leeuwarden tot curator en administrator van de nagelaten boedel van wijlen vrouwe Agnes van Losecaet, 'voor soveel die in Gelderlant en elders sijn', 1680. 3450 Extract uit het 'inventarisatieboek' [onder inv.nr. 3408, blz.162-164], betreffende de nagelaten goederen van wijlen Antje Reins Hillama, echtgenote van chirurgijn Gossuinus Aesgama, 1680. 3451 Stukken betreffende de verdeling der nalatenschap van Onias Gravius, oud ordinaris statenbode, c.1756. Met retroactum, 1754. 3452 Stukken betreffende de afwikkeling van de nagelaten eigendommen van Dirk Alberts Dekker uit Westzaan, verdronken in de stadsgracht, 1754. 3453 Scheidsrechterlijke uitspraak door Pieter Cats als gecommitteerde van Drost en Gerecht betreffende preferentie van de crediteuren van de verlaten boedel van wijlen Arnoldus van Hobbema en zijn weduwe Anna Zijlstra, 1803. Met bijbehorende stukken, 1802-[1803?]. 3454 'Verkoopboek': protocol van processen-verbaal van meest door de stad verrichte verkopingen op verzoek van gerechtigden van nagelaten en andere boedels, 1581; met afschriften van akten betreffende de afrekening, tot 1582 mrt 16. 3455 Procuratie van N. Bavius, grietenijsecretaris van Dantumadeel, op Riemer Lieu-wes, herbergier te Leeuwarden, voor de inning van een schuld van Albert Alberts ingevolge een aankoop bij het boelgoed in 1682 van wijlen Tietske Clases, 1684. 3456 Stukken betreffende de verkoop en verdere afwikkeling van de nagelaten boedel van Anna Rheen, 1703-1706. 3457 Proces-verbaal van de openbare verkoop van goederen van Geiske van der Steege, met aantekening betreffende uitkering van het bedrag, 1756. 3458-3490 'Aestimatieboeken': protocollen der processen-verbaal van de beschrijvingen annex waardetaxaties van (roerende) boedels met name van hertrouwenden, soms met inhoudstafels, 1561-1707. 3458-3490 'Aestimatieboeken': protocollen der processen-verbaal van de beschrijvingen annex waardetaxaties van (roerende) boedels met name van hertrouwenden, soms met inhoudstafels, 1561-1707. 3458 (1561-)1582-1588. 3459 1589-1595. 3460 1596-1600. 3461 1601-1602. 3462 1603-1604. 3463 1605. 3464 1606-1608 c.feb. 3465 1608 c.mei-1611 aug. 3466 1611 sep-1613 c.jun. 3467 1613 c.jun-1615 c.feb (1616 mrt 25). 3468 1615 c.feb-1616 nov. 3469 1616 dec-1619 c.mei. 3470 1619 c.mei-1620 c.okt. 3471 1620 c.okt-1623 c.feb. 3472 1623 c.feb-1624 c.nov. 3473 1624 c.nov-1626 c.apr. 3474 1626 c.jun-1628. 3475 1629-1632 aug. 3476 1632 sep-1636 c.okt. 3477 1636 c.okt-1641 c.aug. 3478 1641 c.mei-1644 mrt (1646 dec 17). 3479 1644 apr-1646. 3480 1647-1651 c.mei. 3481 1651 c.jul-1654 nov. 3482 1654 dec-1659. 3483 1660-1667 feb. 3484 1667 mrt-1669 c.feb. 3485 1669 c.jun-1675 c.mrt. 3486 1675 c.aug-1678. 3487 1679-1682 c.jan. 3488 1682 c.jun-1685 c.apr. 3489 1685 c.jun-1693. 3490 1694-1707 apr 28. 3491 Concept van de aestimatie in inv.nr. 3460, fol.58, betreffende goederen ten huize van Hans Beernts, toebehorend aan Jouck Sjoerdsdr., 1596. 3492-3506 'Decreetboeken': registers van processen-verbaal der gerechtelijke bekrachtigingen van de verkoop van onroerende goederen van wezen en van niet betalende debiteuren, onder vermelding of registratie van voorafgaande procedure, 1560-1807; soms met nadien toegevoegde akten c.a. 3492-3506 'Decreetboeken': registers van processen-verbaal der gerechtelijke bekrachtigingen van de verkoop van onroerende goederen van wezen en van niet betalende debiteuren, onder vermelding of registratie van voorafgaande procedure, 1560-1807; soms met nadien toegevoegde akten c.a. 3492 1560 jun 17-1584 c.aug. 3493 1584 c.nov-1595 feb. 3494 1595 mrt-1599. 3495 1600-1608. 3496 1609-1616. 3497 1617-1623 c.jun. 3498 1623 c.jun-1628. 3499 1629-1638 c.jun. 3500 1638 c.okt-1652 c.feb. 3501 1652 c.apr-1668. 3502 1669-1684. 3503 1685-1702. 3504 1703-1726. 3505 1727-1760. 3506 1761-1807 sep 18. 3507 Fragment-inventaris door Allert betreffende onroerend goed in de nalatenschap van zijn echtgenote Anna, [c.medio 16de eeuw]. 3508 Decreet van het Hof houdende goedkeuring van de verkoop van enige percelen land onder de klokslag van Leeuwarden van de weeskinderen van respectievelijk Jellert en Pieter Beyma, tevens erven van wijlen Syurdt Beyma(onder registratie van de voorafgaande procedures), 1581. 3509 Decreetbrief betreffende de verkoop door Tzietske Andries dochter, weduwe van Daniel Bennoy, van een kamer aan de Schoolstraat, voor de helft eigendom van haar kinderen, aan mr. Julius Tijdloos vanwege Wibe Cornelis en echtgenote; met aantekeningen o.a. betreffende betaling van decreet- en consentgelden, 1650, 1653. 3510 Processen-verbaal van taxatie betreffende de verdeling van het nagelaten onroerend goed van Doeke Ritskes, grofsmid, 1684. 3511-3525 'Weesboeken': protocollen, vanaf c.1752 registers, van akten betreffende boedelscheidingen c.a. waarbij wezen belanghebbend zijn; met afschriften van afrekeningen en andere desbetreffende stukken. Aanvangende 1585-1807. Met hiaten. Met bovendien: - afschriften van boedelscheidingsakten uit 1574-1585 - enkele inhoudstafels en namenklappers - vidimussen en afschriften van akten van donatie, verleden voor notarissen, 1716-1807. 3511-3525 'Weesboeken': protocollen, vanaf c.1752 registers, van akten betreffende boedelscheidingen c.a. waarbij wezen belanghebbend zijn; met afschriften van afrekeningen en andere desbetreffende stukken. Aanvangende 1585-1807. Met hiaten. Met bovendien: - afschriften van boedelscheidingsakten uit 1574-1585 - enkele inhoudstafels en namenklappers - vidimussen en afschriften van akten van donatie, verleden voor notarissen, 1716-1807. 3511 1585 c.dec-1595 c.jul (afschr. 1574-1585, deels inhoudstafel). 3512 1600 feb 6-1606 c.jan. 3513 1606 c.jan-1614 c.aug. 3514 1614 c.okt-1620 c.apr. 3515 1620 c.apr-1626 apr. 3516 1626 mei-1633 c.apr. 3517 1633 c.mrt-1638 c.jun. 3518 1638 c.jun-1643 jan. 3519 1643 feb-1650 apr (namenklapper). 3520 1650 mei-1655 mei 26 (deels namenklapper). 3521 1660 feb 21-1664 c.sep. 3522 1664 c.sep-c.1667. 3523 1691 jun 19-1696 c.sep (namenklapper). 3524 1706 mrt 8-1782 (donatieakten). 3525 1783-1807 apr 6 (donatieakten). 3526 Fragment (fol.3) van het [ontbrekende 'Weesboek' over de periode 1655 c.jun -1660 c.feb], 1655. 3527 Stukken betreffende het proces voor het gerecht van Bolsward tussen juffr. Lamcke Gabbema te Leeuwarden, grootmoeder van de wees Wibrandus Cock, en de kinderen van wijlen Haring Fongers te Bolsward, betreffende de nalatenschap van Wibrandus' ouders, Jacob Cock en Antje Fongers, 1671. 3528 Authentiek afschrift van de rekening van inkomsten en uitgaven door wijlen Dirck de Horn bij zijn beheer als curator van de nagelaten goederen van Joan-nes Heemstra over c.1675-c.1683(1685); ten overstaan van hofscommissaris dr. François van Burum in 1688 gepresenteerd namens De Horns erfgenamen aan Lucas van Greven, eerste klerk van de stad Leeuwarden, als geautoriseerd curator van Heemstra's boedel. 1689. Met kwitantie vanwege de hofscommissaris ten behoeve van de curator voor de betaling van de kopieer- en authentiseerkosten, 1689. 3529 Proces-verbaal van een accoordverklaring namens de minderjarige erven van Dr. Petrus Mellama met een voorstel van de meerderjarige erven om te procederen over scheiding en deling van het nagelaten onroerend goed, 1696. 3530 Akte van scheiding en deling door de kinderen van wijlen Houckje van Haersma en Cornelius van Scheltinga van de hen nagelaten onroerende goederen c.a., 1737. 3531 Akten van vidimus door de stad van stukken betreffende boedelscheidingen en enkele andere voluntaire zaken, ter publicatie ingekomen van het Hof, 1674-1711. Tevens: 'Register der testamenten, donatiën, obligatiën ende andere instrumenten': akten van vidimus van akten van donatie c.a., 1738-1775, en van enige andere akten van voluntair justitiële aard (deels in afschrift), 1670-1709. 3532 Missive van Stadhouder en Hof met akte van interdictie vanwege prodigaliteit van Carst Renneman, met proces-verbaal van de publicatie, 1607. 3533-3534 'Hofsmissives cum annexis': stukken betreffende boedelscheidingen, curatelestellingen en ontheffingen uit de ouderlijke macht, ter publicatie ingekomen van het Hof bij de achtereenvolgende rechtbanken; 1716-1788, 1800-1810. Met bovendien: - enkele andere stukken van het Hof betreffende voluntaire zaken - enkele stukken van andere afzenders. 3533-3534 'Hofsmissives cum annexis': stukken betreffende boedelscheidingen, curatelestellingen en ontheffingen uit de ouderlijke macht, ter publicatie ingekomen van het Hof bij de achtereenvolgende rechtbanken; 1716-1788, 1800-1810. Met bovendien: - enkele andere stukken van het Hof betreffende voluntaire zaken - enkele stukken van andere afzenders. 3533 1716 okt 16-1788 dec 9. 3534 1800 jun 17-1810 jun 26. 3535-3537 'Annotatieboeken der collaterale erfenissen': protocollen van processen-verbaal van de aangiften van erfenissen onderworpen aan de belasting op het collateraal, 1716-1806. 3535 1716-1768. 3536 1769-1784. 3537 1785-1806 sep 11. 3538-3554 'Inventarisatieboeken der collaterale nalatenschappen': stukken betreffende, respectievelijk registers van, beschrijvingen en waardetaxaties der niet in de personele kohieren gewaardeerde nalatenschappen, onderworpen aan de belasting op het collateraal; met aantekeningen en processen-verbaal desbetreffend, 1716-1811. Met lacunes. 3538 1716 sep 4-1731 aug 10. 3539 1733 mei 23-1745. 3540 1746-1762 sep. 3541 1762 okt-1771 c.aug. 3542 1771 c.aug-1776 c.jan. 3543 1776 c.apr-1778. 3544 1779-1781 feb. 3545 1781 mrt-1783 c.feb. 3546 1783 c.feb-1785 c.aug. 3547 1785 c.aug-1787. 3548 1788-1790 c.dec. 3549 1790 c.jul-1794. 3550 1795-1798 sep. 3551 1798 okt-1801 c.okt. 3552 1801 c.sep-1804 c.apr. 3553 1804 c.apr-1806. 3554 1807-1811 apr 20. 3535-3537 'Annotatieboeken der collaterale erfenissen': protocollen van processen-verbaal van de aangiften van erfenissen onderworpen aan de belasting op het collateraal, 1716-1806. 3538-3554 'Inventarisatieboeken der collaterale nalatenschappen': stukken betreffende, respectievelijk registers van, beschrijvingen en waardetaxaties der niet in de personele kohieren gewaardeerde nalatenschappen, onderworpen aan de belasting op het collateraal; met aantekeningen en processen-verbaal desbetreffend, 1716-1811. Met lacunes. 3555 Extracten en andere stukken betreffende de belasting op de Collaterale nalaten- schappen, 1721-1725. 3556 Aantekeningen bij 'Inventarisatieboek der collaterale nalatenschappen' [inv.nr. 3541], [c.1766]. 3557 Akte van procuratie, verleden voor notaris Nicolaas Overklift te 's Gravenhage, op burger hopman Roeloff Storm om ten behoeve van mr. Theodorus Schrevelius te Leiden aangifte te doen ter secretarie van de stad Leeuwarden van een deel der obligaties ten laste van de provincie Friesland van wijlen diens echtgenote Elisa-beth Glaudina van Teylingen; met latere aantekening, 1774, 1778. 3558 Kwitantie voor Sybe Annes voor betaling van de 40ste penning van het Collateraal van de boedel van Ytje Johannes te Vrouwenparochie, 1781. 3559 Lijst van zes percelen onroerend goed van de weduwe van dominee Sakens waarvoor Collateraal c.q. Reëel moet worden betaald, 1785. 3560 Afschrift van de inventaris van 1786 van de nagelaten boedel van juffrouw Alegonda van der Lely door haar erven, tevens van de procuratie op procureur-fiskaal D. Feenstra betreffende aangifte voor het collateraal, [c.1786]. 3561 Stukken betreffende nagelaten goederen van Edo Johannes Frieswijk en Alegonda Johanna Berghuys, echtelieden te Groningen, gelegen in het drostambt Leeuwarderadeel, aan te geven in Leeuwarden, 1805. 3.2.19.4.3. Overdrachten van onroerend goed 3562-3613 'Proclamatieboeken': protocollen van processen-verbaal van de proclamaties betreffende aangekocht onroerend goed en van de eventuele verzoeken om niaer of andere verklaringen van bezwaar; met eventuele andere verbandhoudende aantekeningen, akten e.d.; 1571-1811. Met in dorso processen-verbaal van de proclamaties van voor het gerecht te voltrekken huwelijken, met aantekeningen desbetreffend; 1594-1745. Met lacunes. 3562 1571 jun 22-1583 c.dec. 3563 1583 c.dec-c.1594. 3564 c.1595-1607 apr 26. 3565 1615 c.jan-1620. 3566 1621-1631 c.jul. 3567 1631 c.jul-1640. 3568 1641-1646. 3569 1647-1652. 3570 1661-1666. 3571 1667-1670 c.dec. 3572 1670 c.dec-1680 c.mrt. 3573 1680 c.mrt-1686. 3574 1687-1691 feb. 3575 1691 mrt-1695 mrt. 3576 1695 apr-1699 c.mrt. 3577 1699 c.mrt-1706 c.jan. 3578 1706 c.jan-1711 nov. 3579 1711 dec-1715 c.dec. 3580 1715 c.dec-1718 c.jan. 3581 1718 c.jan-1720 mrt. 3582 1720 apr-1721. 3583 1722-1724 jan. 3584 1724 feb-1727 jan. 3585 1727 feb-1730 mei. 3586 1730 jun-1734 apr. 3587 1734 mei-1738 apr. 3588 1738 mei-1741 mei. 3589 1741 jun-1744. 3590 1745-1748 c.nov. 3591 1748 c.nov-1751. 3592 1752-1754 c.sep. 3593 1754 c.sep-1757 c.okt. 3594 1757 c.okt-1760 c.jul. 3595 1760 c.sep-1764 c.jul. 3596 1764 c.jul-1768 c.nov. 3597 1768 c.nov-1772 jan. 3598 1772 feb-1775 mrt. 3599 1775 apr-1778. 3600 1779-1781 c.dec. 3601 1781 c.dec-1784 c.sep. 3602 1784 c.sep-1788 c.okt. 3603 1788 c.okt-1791 c.sep. 3604 1791 c.sep-1794 c.okt. 3605 1794 c.okt-1797 c.jan. 3606 1797 c.jan-1798 nov. 3607 1798 dec-1801 c.mrt. 3608 1801 c.mrt-1803 jun. 3609 1803 jul-1805 c.mei. 3610 1805 c.mei-1807 c.apr. 3611 1807 c.apr-1809 mei. 3612 1809 jun-1810. 3613 1811 tot feb 19. 3614 'Consentboek': protocol van processen-verbaal van consentverlening voor aankoop van onroerend goed, met afschriften of uittreksels van de betreffende koopakten c.a., 1545 sep-1556 sep 4. 3615-3679 'Groot-Consentboeken': protocollen van processen-verbaal van consentverlening voor aankoop van onroerend goed boven 200, sedert 1619 dec 11: 400, goudgulden; met afschriften of uittreksels van de betreffende koopakten c.a.; 1580-1811. Soms met namenklapper. Met hiaat. 3615 1580 okt 10-1583 c.jun. 3616 1583 c.okt-1592 nov. 3617 1592 dec-1599. 3618 1600-1606. 3619 1607-1609. 3620 1610-1612 sep. 3621 1612 okt-1615 mrt. 3622 1615 apr-1618 c.jun. 3623 1618 c.jun-1620 jun. 3624 1620 jul-1626 c.mrt. 3625 1626 c.mei-1630 mrt. 3626 1630 apr-1633 c.jan. 3627 1633 c.jan-1637 c.nov. 3628 1637 c.nov-1641 c.apr. 3629 1641 c.apr-1642 c.jan. 3630 1643 c.mrt -1645 apr. 3631 1645 mei-1647 c.jul. 3632 1647 c.nov-1650. 3633 1651-1654 sep. 3634 1654 okt-1658 sep. 3635 1658 okt-1661 c.jul. 3636 1661 c.jul-1664 c.mrt. 3637 1664 c.mrt-1666 c.okt. 3638 1666 c.jun -1669 c.jun. 3639 1669 c.sep-1676 jan. 3640 1676 feb-1681 c.mei. 3641 1681 c.mei-1687 c.jul. 3642 1687 c.okt-1695 feb. 3643 1695 mrt-1699 c.feb. 3644 1699 c.feb-1701. 3645 1702-1708 c.jun. 3646 1708 c.jun-1714. 3647 1715-1723. 3648 1724-1727 c.jul. 3649 1727 c.sep-1732 feb. 3650 1732 mrt-1735. 3651 1736-1739. 3652 1740-1743 jun. 3653 1743 jul -1749 c.okt. 3654 1749 c.okt-1752 c.dec. 3655 1752 c.dec-1755. 3656 1756-1759 c.feb. 3657 1759 c.feb-1763 okt. 3658 1763 nov-1766 c.okt. 3659 1766 c.okt-1769 c.okt. 3660 1769 c.okt-1771 c.dec. 3661 1771 c.dec-1774 apr. 3662 1774 mei-1776 feb. 3663 1776 mrt-1779 c.feb. 3664 1779 c.feb-1781 c.mei. 3665 1781 c.mei-1783 mrt. 3666 1783 apr-1785 c.feb. 3667 1785 c.feb-1788 c.dec. 3668 1788 c.dec-1791 c.dec. 3669 1791 c.dec-1794 c.jul. 3670 1794 c.jul-1797 c.feb. 3671 1797 c.jan-1800 jun. 3672 1800 jul-1802 c.okt. 3673 1802 c.okt-1804 c.dec. 3674 1804 c.dec-1806 c.mei. 3675 1806 c.mei-1808 c.mrt. 3676 1808 c.mrt-c.dec. 3677 1808 c.dec?-1810 c.jan. 3678 1810 vanaf c.jan. 3679 1811 tot apr 22. 3680-3724 'Klein-Consentboeken': protocollen van processen-verbaal van consentverlening voor aankopen van onroerend goed tot 200, sedert 1619 dec 11: 400, goudgulden; met afschriften of uittreksels van de betreffende koopakten c.a.; 1591-1811. Soms met namenklapper. 3680 1591 apr 16-1603. 3681 1604-1609. 3682 1610-1613 sep. 3683 1613 okt-1619 c.dec. 3684 1619 c.dec-1624 jun. 3685 1624 jul-1630 c.jan. 3686 1630 c.mei -1635 c.okt. 3687 1635 c.okt-c.1641. 3688 c.1642-1645. 3689 1646-1650. 3690 1651-1657 c.aug. 3691 1657 c.nov-1662 apr. 3692 1662 mei-1667 mei. 3693 1667 jun-1673 jan. 3694 1673 feb-1681 jun. 3695 1681 jul-1686 c.nov. 3696 1686 c.nov-1692 c.apr. 3697 1692 c.mrt-1695 c.jun. 3698 1695 c.aug-1699 c.mei. 3699 1699 c.aug-1703 c.jun. 3700 1703 c.jun-1710 c.mrt. 3701 1710 c.mrt-1714 jun. 3702 1714 jul-1718 sep. 3703 1718 okt-1722 mei. 3704 1722 jun-1725 c.apr. 3705 1725 c.apr-1729 c.jul. 3706 1729 c.sep-1736 sep. 3707 1736 okt-1740 c.okt. 3708 1740 c.okt-1744. 3709 1745-1748 c.dec. 3710 1748 c.dec-1753 mei. 3711 1753 jun-1757 c.jun. 3712 1757 c.jun-1760 c.okt. 3713 1760 c.okt-1765 jun. 3714 1765 jul-1771 feb. 3715 1771 mrt-1775 c.jul. 3716 1775 c.sep-1780 c.apr. 3717 1780 c.jun-1783 c.mei. 3718 1783 c.jul-1787 c.jan. 3719 1787 c.jan-1791 c.dec. 3720 1791 c.dec-1795. 3721 1796-1800 jun. 3722 1800 jul-1804 c.feb. 3723 1804 c.feb-1807 sep. 3724 1807 okt-1811 apr 14. 3725 Akte van taxatie betreffende de splitsing van het Blauwhuis buiten de Hoekster-poort, in opdracht van de magistraat door metselaar IJske Jansen en timmerman Tjepke Rompkes, 1681. 3726 Afschrift van een akte van overdracht [in 1701] door jhr. Sjuck van Burmania aan Trijntje Horatii, weduwe Keimpo Bruinsma, van een huis aan de Weerd, [c.1701?]. 3727 Akte waarbij Johannes Raadkamp en Rixtje Schuiringa hun verplichtingen bevestigen inzake hun koop van een zeker huis aan de Groentemarkt van Johannes Hylkes Ydema en Sytske Postma, 1716. Met kwitanties voor de betaling van de koopsom, 1716-1718. 3728 Akte van verkoop door Safius Pytters Eyloff en Ruertje Ruerds, echtgenoten, van een huis c.a. aan de Poststraat voor 1200 gulden aan de koopman Frans van der Meer; met renversaal door de laatste. 1750. Met aantekeningen en akte n betreffende betalingen, overdrachten op rechtsopvolgers en formele (procedure en) registraties, 1750-1776. 3729 Memorie van Berbera Dikkenberg betreffende schikking met E. Miedema ingevolge hofssententie betreffende massaalverklaring van hun huis op de Nieuwebu-ren, [c.1800]. 3.2.19.4.4. Zekerheidstellingen 3730 Concepttestament van Yettie, weduwe Jan Rypperts zoon, 1510. 3731 Minuut van het testament, verleden voor de magistraat, van Gregoris Bertolff van Aken, president van de keizerlijke hoge Raad in Friesland, 1527. 3732 Stukken betreffende lichting en kopiëring van het testament van Gregoris Bertolff van Aken (inv.nr. 3731), 1763 en [1766]. 3733 Conceptakte van schuldbekentenis, verleden voor stadssecretaris Jan Rommarts, vanwege Tyepke Maertens zoon c.u. ten behoeve van zijn broer Maerten Maertens zoon voor de som van 85 goudgulden, 1538. 3734 Akte, verleden voor notaris Anthonis Joost zoon, betreffende boedelscheiding tussen de erven van Syoerdt Binnerts zoon voor twee huizen, 1569; met bijbehorende kwitantie, 1570. 3735 Akte waarbij Poppe Hendricks verklaart de nagelaten wees van wijlen Gauck Widmers vrouw te hebben aangenomen samen met diens goederen, achtergelaten ten huize van Binnert Sjoerds, waarbij hij de laatste vrijwaart van verdere aanspraken, 1573. 3736-3904 'Hypotheekboeken': protocollen der processen-verbaal van de exhibitie van akten van schuldbekentenis met hypotheek- en/of borgstelling, met afschriften c.q. uittreksels der betreffende akten; 1588-1811. Met hiaten. Met bovendien: - afschrift Statenbesluit 1588 tot verplichte hypotheekregistratie (voorin eerste deel) - in margine soms (latere) akten van kwijting - soms inhoudstafels of namenklappers. 3736 1: 1588 sep-1603. 3737 2: 1604-1605 jun. 3738 3: 1605 jul-1606. 3739 4: 1607-1609 c.apr. 3740 5: 1609 c.apr-1610 c.feb. 3741 6: 1610 c.feb-1611 c.jan. 3742 7: 1611 vanaf c.jan. 3743 8: 1612-1613 jan. 3744 9: 1613 feb-1614 c.jan. 3745 10: 1614 c.jan-1615 jan. 3746 11: 1615 feb-1616 apr. 3747 12: 1616 mei-1617 c.jun. 3748 13: 1617 c.jun-1618 sep. 3749 14: 1618 okt-1619 okt. 3750 15: 1619 nov-1620 c.dec. 3751 16: 1620 c.dec-1621 c.dec. 3752 17: 1621 c.dec-1622 okt. 3753 18: 1622 nov-1623 c.jul. 3754 19: 1623 c.jul-1624 sep. 3755 20: 1624 okt-1625 jul. 3756 21: 1625 aug-1626 c.jun. 3757 22: 1626 c.jun-1627 c.jul. 3758 23: 1627 c.jul-1628. 3759 24: 1629-1630 jun. 3760 25: 1630 jul-1632 c.mrt. 3761 26: 1632 c.mrt-1633 c.sep. 3762 27: 1633 c.sep-1634 c.okt. 3763 28: 1634 c.okt-1635 c.okt. 3764 29: 1635 c.okt-1636 c.sep. 3765 30: 1636 c.sep-1637. 3766 31: 1638. 3767 32: 1639. 3768 33: 1640. 3769 34: 1641. 3770 35: 1642. 3771 36: 1643. 3772 37: 1644. 3773 38: 1645. 3774 39: 1646. 3775 40: 1647 tot c.okt. 3776 41: 1647 c.okt-1648. 3777 42: 1649 tot c.dec. 3778 43: 1649 c.dec-1650. 3779 44: 1651. 3780 45: 1652 tot c.nov. 3781 46: 1652 c.nov-1653. 3782 47: 1654. 3783 48: 1655. 3784 49: 1656. 3785 50: 1657. 3786 51: 1658. 3787 52: 1659. 3788 53: 1660. 3789 54: 1661. 3790 55: 1662. 3791 56: 1663. 3792 57: 1664. 3793 58: 1665. 3794 59: 1666. 3795 60: 1667. 3796 61: 1668. 3797 62: 1669. 3798 63: 1670. 3799 64: 1671. 3800 65: 1672. 3801 66: 1673. 3802 67: 1674. 3803 68: 1675. 3804 69: 1676. 3805 70: 1677. 3806 71: 1678. 3807 72: 1679. 3808 73: 1680. 3809 74: 1681. 3810 75: 1682-1683. 3811 76: 1684. 3812 77: 1685. 3813 78: 1686. 3814 79: 1687. 3815 80: 1688. 3816 81: 1689. 3817 82: 1690. 3818 83: 1691. 3819 84: 1692. 3820 85: 1693. 3821 86: 1694. 3822 87: 1695. 3823 88: 1696. 3824 89: 1697. 3825 90: 1698. 3826 91: 1699. 3827 92: 1700. 3828 93: 1701. 3829 94: 1702. 3830 95: 1703. 3831 96: 1704. 3832 97: 1705. 3833 98: 1706. 3834 99: 1707. 3835 100: 1708. 3836 101: 1709-1710. 3837 102: 1711. 3838 103: 1712. 3839 104: 1713. 3840 105: 1714. 3841 108: 1717. 3842 109: 1718. 3843 110: 1719. 3844 112: 1721. 3845 113: 1722. 3846 114: 1723. 3847 115: 1724. 3848 116: 1725. 3849 117: 1726. 3850 118: 1727. 3851 119: 1728. 3852 120: 1729. 3853 121: 1730. 3854 122: 1731. 3855 123: 1732. 3856 124: 1733. 3857 125: 1734. 3858 126: 1735. 3859 127: 1736-1737. 3860 128: 1738-1739. 3861 129: 1740-1741. 3862 130: 1742. 3863 131: 1743. 3864 132: 1744-1745 jun. 3865 133: 1745 jul-1746. 3866 134: 1747-1749 mei. 3867 135: 1749 jun-1751 apr. 3868 136: 1751 mei-1753 mrt. 3869 137: 1753 apr-1756 jun. 3870 138: 1756 jul-1760 jan. 3871 139: 1760 feb-1762 c.apr. 3872 140: 1762 c.apr-1764 okt. 3873 141: 1764 nov-1766. 3874 142: 1767-1768 c.sep. 3875 143: 1768 c.sep-1769 c.dec. 3876 144: 1769 c.dec-1771 c.apr. 3877 145: 1771 c.apr-1772 sep. 3878 146: 1772 okt-1774 jan. 3879 147: 1774 feb-1775 sep. 3880 148: 1775 okt-1776 okt. 3881 149: 1776 nov-1778 aug. 3882 150: 1778 sep-1779 c.nov. 3883 151: 1779 c.nov-1780 jul. 3884 152: 1780 aug-1781 c.nov. 3885 153: 1781 c.nov-1783 c.feb. 3886 154: 1783 c.feb-1784 mei. 3887 155: 1784 jun-1785 jun. 3888 156: 1785 jul-1786. 3889 157: 1787. 3890 158: 1788-1789 sep. 3891 159: 1789 okt-1790 c.nov. 3892 160: 1790 c.nov-1792 c.aug. 3893 161: 1792 c.aug-1793. 3894 162: 1794-1795 aug. 3895 163: 1795 sep-1797 c.mei. 3896 164: 1797 c.mei-1798 c.dec. 3897 165: 1798 c.dec-1800 apr. 3898 166: 1800 mei-1801 sep. 3899 167: 1801 okt-1802. 3900 168: 1803-1804 mrt 14. 3901 170: 1805 nov 25-1807 c.apr. 3902 171: 1807 c.apr-1808 jun 2. 3903 173: 1809 dec 1-1810 c.sep. 3904 174: 1810 c.sep-1811 feb. 3905 Fragment-extract uit het hypotheekboek van 1624 [inv.nr. 3754] betreffende akte van schuldbekentenis van Carst Thiets zoon en echtgenote, herbergiers, voor een bedrag van 300 car.gulden ten behoeve van de biersteker Gabbe Gerloffs en echtgenote, [17de eeuw]. 3906 Afschrift van een akte van schuldbekentenis van 1620 van Jan Martens zoon c.u. voor een bedrag van 2000 carg. ten behoeve van Jan Jans Schellingwou, burger en koopman in Franeker; tevens van de aantekening van registratie in 1630 in het hypotheekboek [inv.nr. 3759], [c.1630?]. 3907 Akte van schuldbekentenis van Benne Geerts, koemelker en voerman op Groningen, voor een bedrag van 76 daalders ten behoeve van Focke Gerbens en echtgenote, met een akte van cessie van deze vordering door de laatsten op Joannes van Velsen, secretaris van Leeuwarderadeel; 1630. Met aantekening van registratie der obligatie in het hypotheekboek [onder inv.nr. 3764], 1636. 3908 Akte van schuldbekentenis van Jacob Jacobs zoon en echtgenote voor een bedrag van 58 goudguldens ten behoeve van Sjoerd Everts, brouwer, 1633; met aantekening van registratie in het hypotheekboek [inv.nr.3764], 1636. 3909 Stukken betreffende schuldvorderingen op en door Dirck Brongersma, 1676-c.1678. 3910 Brief van de grietenij Hennaarderadeel betreffende schuldvordering op Tjaard van der Lely, 1686. Met bijlage. 3911 Stukken betreffende de afwikkeling van de schuldvorderingen op de weduwe van Hoyte Joannis, 1690. 3912 Akte van kwijting en garantstelling door Lijsbeth Tjallings Braaxma voor de ontvangst voor haarzelf en haar kinderen van een bedrag van 402 carg. van de trekschipper Willem Ulbes; met aantekening van registratie in [ontbrekend] hypotheekboek 111, 1720. 3.2.19.4.5. Bewaring van testamenten en andere stukken van particuliere personen 3913 Akte van schenking ingeval van overlijden door Bauck [Unia] aan haar man Pier [Epo zoen a Bosum] van een sieraad (myn golden tried mey dat ghestient) e.a., 1525. 3914 Testament, verleden voor notaris Wilhelmus Cyriaci de Buwalden, van Peer Epo zoen a Bosum, 1538. 3915 Eerste codicil, verleden voor notaris Wilhelmus Cyriacy de Buwalden, bij het testament van Peer Epo van Bosum, 1538. 3916 Akte waarbij Pier Bosum van Walta de stad Leeuwarden de bewaring verzoekt 'alsoe lang als Leverden Leverden is' van de testamenten van zijn vrouw Bauck en van hemzelf, met het codicil, in ruil voor een jaarrente van 2 carg., 1538. 3917 Tweede codicil, verleden voor notaris Wilhelmus Cyriaci Buwalden, bij het testament en het eerste codicil van Peer Epo zoon a Bosum, 1539. 3918 Akte van boedelscheiding tussen Peer Epe zoon Bosum en de kinderen van zaliger Agge Walte betreffende de landen bij Meckama goet te Bosum, 1533. 3919 Gunstig appointement van het Hof op het rekest van Tjaardt Jongema, olderman van Bolsward, tot bewaring in de stadskist van Leeuwarden van dubbelen van stukken inzake het proces tussen inwoners van Westergo en heer Godtschalk Jongema over bij de komst van de Hertog van Saksen geleden schade; 1553. Met het in bewaring gegeven stuk, 1539. 3920 Testament van Wilcko van Holdinga, met in dorso notariële akte betreffende de ondertekening door de getuigen; 1591. Met afschrift van een afschrift van een testament van dezelfde uit 1594, [c. eind 16de eeuw]. 3921 Machtiging door zijn mede-erfgenamen voor Pieter Rienks tot het lichten uit de stadskast van het in bewaring gegeven testament van wijlen Marij Gerloffsdochter, 1611; met bijbehorende processen-verbaal, 1600 en 1611. 3922 Testament van Pieter Hendricx zoon Hesop, burger van Leeuwarden, 1609; met stukken betreffende de opening en de formele bewaring in de 'stadtskiste', 1609 en 1613. 3923 Akte waarbij het Hof aan Lolcke Jorrits, gardenier op Camstraburen, de aanvaarding toestaat van de nalatenschap van Lolckje Jans, weduwe van Hendrik Monclai, onder beding van boedelbeschrijving; met akte waarbij het Hof deurwaarder Regnerus Butenpost hiermee belast, 1672. 3924 Akte van verhuur door Johanna Greving, weduwe Johannes Tobias Heerbels, van een huis in de Poststraat aan Nathan Salomons en echtgenote; met kwitantie, 1807. 3.2.19.5. Financiën De in de gerechtelijke sfeer gegenereerde stedelijke inkomsten bestonden hoofdzakelijk uit leges voor geleverde administratieve diensten en geïnde boetes. Ten aanzien van de Consent-gelden (oorspronkelijk een halve stuiver per goudgulden van 28 stuivers, oftewel de 56ste penning, later afgerond tot 1,8%; vanaf 1713 de 40ste penning = 2,5%) gold tot 11 december 1619 dat Grote Consenten geheven werden op verkoopsommen van 200 goudgulden (280 carg.) en hoger; erna werd de grens tussen Grote en Kleine Consenten op 400 goudgulden gesteld. De Grote Consenten kwamen vanaf 1580 ten goede aan de stad, de Kleine aan de leden van de magistraat (later via de Bouwmeestersbeurs) maar vanaf september 1797 eveneens aan de stad. Met ingang van 1807 werden de Consenten in een rijksbelasting omgezet, waarop de stad nog een kwart verhoging ontving. Vergelijk ook inv.nrs. 1072 en 2181. 3925 Register van ontvangsten en afdrachten met betrekking tot de [groot]consentgel-den, 1609-1614. Met vanaf 1610 jul 2 de kwitanties van de stadsrentmeester. 3926-3931 Registers van ontvangsten en afdrachten met betrekking tot de Grootconsentgelden over 1653 jul-1807 jan; met de processen-verbaal van de afdrachten door policymeesters aan de stadsrentmeester, 1653-1795, en de kwitanties van de stadsrentmeester, 1798-1807. 3926 1653 jul-1678, afdrachten 1653 dec 19-1679 apr 15. 3927 1679-1711, afdrachten 1679 mei 5-1712 mei 3. 3928 1712-1742, afdrachten 1712 dec 15-1743 mrt 8. 3929 1743-1779, afdrachten 1743 okt 11-1780 feb 11. 3930 1780-1797, afdrachten 1780 okt 20-1798 mrt 19. 3931 1798-1807 jan, afdrachten 1798 jun 1-1807 apr 9. 3932-3934 Registers van ontvangsten en afdrachten met betrekking tot de Kleinconsentgelden over 1691-1798; met kwitanties van respectievelijk de beherende bouwmeester 1691-1795 en de stadsrentmeester, 1798-1799. Met hiaat. 3932 1691-1701, kwitanties 1691 apr 3-1702 feb 24. 3933 1702-1721, kwitanties 1702 jul 7-1722 feb 13. 3934 1778-1798, kwitanties 1778 sep 8-1799 jan 22. 3935 Staten van de verrekening met de burgemeesters vanwege door hen ontvangen vergoedingen voor afgegeven consenten en door hen voorgeschoten betalingen voor administratieve ondersteuning bij andere rechtshandelingen, 1778 en 1780-1794. 3936-3940 'Appointement-rolboekjes': dagboeken van door de gerechtsbodes geïnde gelden vanwege geleverde diensten in rekestprocedures, met aantekening betreffende afrekening; vanaf 1764 sep 7 tevens fungerend als staat van verleende appointe-menten en register van verbandhoudende stukken, 1740-1810. Met hiaten. 3936 1740 feb 16-1753 okt 1. 3937 1764 sep 7-1771 (1772apr 21). 3938 1772-1780 (1781 jan 2). 3939 1781-1787 (1788 jan 28). 3940 1802 dec 15-1810. 3941-3942 'Annotatieboeken': manualen der zittingsgelden voor de commissarissen van de rol en de secretaris vanwege verrichte proceshandelingen, 1764-met afrekeningen met de secretaris, vanaf over 1767 tevens met de commissarissen, tot 1795 jan 27; en aantekening betreffende financiële verantwoording 1799-1810. Met bovendien: - aantekening van afrekening vanwege autorisaties, 1769-1795 - idem vanwege certificaties, procuraties, eedafleggingen op inventarisaties e.a.; 1773-1795 - overzicht van vaste formuleringen en lijst van presidenten en commissarissen, 1764 okt-1766. 3941 1764 okt 19-1794 (1795 jan 27). 3942 1795 mrt 6-1810 okt 20. 3943-3944 'Boeteboeken': registers van ontvangen boetes wegens belastingontduiking en andere misdrijven en overtredingen van de stedelijke en landspublicaties, 1751-1802; met kwitanties voor de afdracht, resp. (concept)processen-verbaal van de verantwoording, van het aan de stad toekomende gedeelte, 1751-1802. 3943 1751 nov 27-1785 jan; kwitt.1751 dec 31-1785 feb 4. 3944 1785 jun 3-1802; (concept-) pr.-verb. 1785 jul 8-1802. 3945 Stukken behorend bij inv.nrs. 3943-3944, betreffende inning, 1778-1805. 3946 Extractbesluit van het Departementaal Bestuur betreffende procedure rond geïnde boeten inzake ontduiking gewestelijke belastingen, 1805. 3947 Kwitanties voor stedelijke boelgoedscommissarissen voor hun afdracht van de opbrengsten der verkopingen aan gerechtigde burgers, met enkele bijbehorende akten, 1795 aug 6-1802. 3948 Bijlagen bij inv.nr. 3947: procuraties op diverse personen tot ontvangst van de opbrengsten van diverse boelgoeden, 1797-1802. 3949 'Het groote Hemellicht': lofdicht op de zon, [c.1782]. 3950 Register van ontvangen daglonen, met aantekeningen betreffende verrekening, 1796 okt 6-1808 jun 14. 3951-3952 Kwitanties voor de afdracht van boelgoedspenningen en andere inkomsten aan boelgoeds commissarissen c.q. -ontvanger, 1797-1809. 3951 1797 sep 9-1802. 3952 1803-1809 jul 5. 3953 Rekening van de procureur-fiskaal Tiede Bavius als curator van de verlaten boedels van Jan Jans Wagenaar en Geertruyda Harings, echtelieden; afgehoord door crediteuren ten overstaan van Roelof Storm als commissaris uit de magistraat, 1795. Met akte van verdeling van het resterende saldo, 1797. 3954 Lijst van gerechtelijke kosten c.a. in diverse [straf?]zaken, met enkele kwitanties ten behoeve van de fiskaal Tiede Bavius, 1806. 3955 Register van de geïnde zegelrechten voor door burgers afgesloten contracten, met klapper op de namen der contractanten, 1806 feb-1811. 3956 Register van door de stadssecretaris en (de leden van) de respectievelijke bestuurs- c.q. rechterlijke colleges geïnde rechten, met jaarlijkse aantekening van verantwoording, 1797-1807. 3957 Stukken betreffende aangifte van vererfd onroerend goed, onder meer ter voldoening aan de ordonnantie op het Klein Zegel, 1806-1809. 3958 Rekening van inkomsten en uitgaven door de secretaris van de Schepenbank vanwege de anticipatiepenningen over 1810-1811 feb; afgehoord door de Maire en gecommitteerden van de voormalige Schepenbank, 1811 dec 29. Met de bijlagen. 3.3. Aanhangsel: Archiefbeschrijvingen na 1811 3.3.1. Beschrijving der gecanoniseerde 'losse stukken' -- PM 'Inventaris-Voorda': gedrukte en uitgegeven (deel)inventaris van de belangrijkst geachte losse stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden; met een inleiding ook over enkele historische stedelijke rechten, 1803. Met aanvullingen tot 1839. 3959 'Tijdrekenkundige lijst der opvolging van de stads-archiven volgens het register van Voorda': klad van de plaatsingslijst van de in de 'inventaris-Voorda' beschreven stukken, [tussen 1833 en 1845]. 3960 'Het eerste tijdvak van den nieuwen inventaris der groote archivekast': afschrift van een concept van een plaatsingslijst uit 1845 van de belangrijkst geachte losse stukken tot 1435, 1876. 3961 'Charters uit het tweede tijdvak': afschrift(?) van een conceptplaatsingslijst [uit 1847?] van de belangrijkst geachte stukken van 1435-1498, [1847 of c.1875]. 3962 Concept voor een inleiding bij een plaatsingslijst van de belangrijkst geachte losse stukken uit het stadsarchief, [tussen 1845 en 1878]. 3963 'Inventaris of nieuwe beredeneerde naamlijst': concept van de plaatsingslijst van de belangrijkst geachte losse stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden tot c.1860, tevens van nieuw vervaardigde afschriften van elders berustende stukken betreffende Leeuwarden, 1878. -- PM 'Inventaris-Eekhoff ': gedrukte plaatsingslijst van de belangrijkst geachte losse stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden tot c.1810, tevens van nieuw vervaardigde afschriften van elders berustende stukken betreffende Leeuwarden, [c.1880]. 3964-3969 'Afschriften-Eekhoff': afschriften van de niet in het Groot placaat en charterboek van Vriesland uitgegeven in de 'Inventaris-Eekhoff' beschreven stukken; met nog andere afschriften en stukken ter documentatie, [c.1782-c.medio 20ste eeuw]. 3964 nrs. 2-73. 3965 nrs. 74-147. 3966 nrs. 148-212. 3967 nrs. 213-352. 3968 nrs. 353-470. 3969 andere. 3970 Concept van een index op de geografische en persoonsnamen in de gedrukte 'Inventaris-Eekhoff' tot en met blz. 150, 1886. 3971 'Inventaris-Singels': gedrukte en uitgegeven plaatsingslijst van de belangrijkst geachte losse stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden tot c.1813, 1893; met latere aanvullingen tot c.1970. 3972 Regesten van de stukken onder de nrs. 3-83 van de vorige 'Inventaris', [c.1950]. 3973 Concepten en andere stukken betreffende de herbeschrijving en -inventarisatie van de belangrijkst geachte losse stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden tot c.1811, 1976-2010. 3.3.2. Beschrijving der overige 'losse stukken' 3974 'Inhoud van de oud-archieven-kast in de kamer van den archivaris in het stadhuis te Leeuwarden': plaatsingslijst van de minder belangrijk geachte losse stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden tot en met c.19de eeuw, tevens van stukken uit particuliere archieven; 1933. Met latere aantekeningen tot eind 20ste eeuw. 3975 Afschrift van een concept-(deel)inventaris uit c.1965 van de minder belangrijk geachte losse stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden tot c.1811, [c.1980]. 3976 Overige lijsten van verspreid geraakte stukken, [c.1990]. 3977 Concepten en andere stukken betreffende de herbeschrijving en -inventarisatie van de minder belangrijk geachte losse stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden tot c.1811, 2001-2002. 3.3.3. Beschrijving van het 'oud rechterlijk archief' 3978 Stukken betreffende de samenstelling van een (deel)inventaris der 'Leeuwarder schepen-archieven': de gerechtelijke archivalia van de stad Leeuwarden, 1885. -- PM 'Inventaris van het Rechterlijk Archief der stad Leeuwarden': gedrukte uitgave van de (deel)inventaris uit 1886 van de gerechtelijke archivalia van de stad Leeuwarden, 1888. 3979 Plaatsingslijst van de gerechtelijke archivalia van de stad Leeuwarden, [tussen 1900 en 1910?]; met plaatsingslijsten van andere archiefbestanden, [c.1900-c.1933]. Met latere aantekeningen tot [c.1945]. 3980 Klad-(deel)inventaris van de gerechtelijke archivalia van de stad Leeuwarden, [c.1950]. 3981 Concepten en andere stukken betreffende de herbeschrijving en -inventarisatie van de gerechtelijke stukken uit het stadsarchief van Leeuwarden, [c.1993-c.1995]. 3.3.4. Beschrijving van het seriële gedeelte van het 'oud administratief archief' 3982 Afschrift van inv.nr. 930: de rekening van inkomsten en uitgaven vanwege de geestelijke goederen over 1738, met de concordans-aantekeningen 1740 en 1780, 1928. 3983 Concept(deel)inventaris van de seriële bestuurlijke archivalia van de stad Leeuwarden over de periode 1522-1815, [c.1950]; met aanvullingen en wijzigingen, [1976]. 3984 Concepten en andere stukken betreffende herbeschrijving en -inventarisatie van de seriële bestuurlijke en gerechtelijke archivalia uit het stadsarchief van Leeuwarden tot c.1811, [1992-2001]. 3.3.5. Beschrijving van verspreide onderdelen van het archief, c.q. het archief als geheel 3985 Stukken betreffende analyse van diverse archivalia uit het stadsarchief van Leeuwarden, [c.1850-c.1945]. 3986 Aantekeningen en documentatie betreffende structuuraspecten van het archief van de stad Leeuwarden tot c.1811, 1976-2010. >> begin |