De Veritas-spreuk gaf Mr. Wopke Tadema [] mee aan het derde deel van zijn "Indische brieven ... over koloniale hervorming", 's-Gravenhage 1866. De titel van dat deel luidt: Neërlands huwelijk met Indië: viget vigebit victa vincit veritas. Wopke Tadema liet zich in 1837 te Leeuwarden met de achternaam van zijn moeder te Leeuwarden inschrijven als Wopke Brouwer. Lager onderwijs volgde hij aan de in 1834 opgerichte stadsburgerschool voor jongens aan het Hofstraatje nabij het op de hoek van de Bagijnestraat en de Bollemanssteeg gelegen gymnasium. Wopke Tadema, Maccuma-Frisius, n[atus] d[ie] 27 Oct. 1830[!] volgens het Album discipulorum Gymnasii Leovardiensis (HCL toegang 903 inv.nr. 440: nr. 227) is "aest. 1847 in sup. ord. promotus cum praem. ordin.; post ferias aestivas ejusdem anni ad scholas Academicas in examine publico admissus est." Op 16 september 1843 was hij bij de praeceptor in VI. Class. Ordo 2. begonnen als leerling van de Latijnse school ofwel het gymnasium van Leeuwarden; vervolgens doorliep hij de klassen bij de conrector resp. de rector (10 febr. 1847 I. Class. Ord. Inf.); vgl. t 903 i 439. - De allitererende Latijnse Veritas-spreuk was en is voor leerlingen een must om van buiten te kennen? - Na zijn gymnasiumtijd (1843-1847) studeerde hij aan de universiteit van Groningen. In 1853 promoveerde hij daar cum laude in de rechten bij prof. dr. P. Hofstede de Groot. Hij vertrok naar Nederlands Indië, waar men Mr. W. Tadema in 1858 aantreft als griffier te Makassar. Hij maakte carrière: in 1899 werd hij president van de Raad van justitie te Semarang. In het "Nieuw adresboek" van 1901 (vgl. "Regeerings-almanak van Nederlandsch Indië") wordt Wopke nog genoemd. Het Genealogysk jierboekje 1984, 60-69, vermeldt dat hij in 1829 is geboren te Makkum en ten onrechte dat hij vóór 1884 is overleden. Hij was een halfbroer van Lourens Alma Tadema, de befaamde schilder die de Romeinse oudheid in beeld bracht.
Dankzij drs. Kees Thomassen, conservator na-Middeleeuwse Westerse handschriften van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, kan het volgende citaat (op blz. 417 van Tadema's boek) weergegeven worden: ik voel weer latijn opwellen, dank zij de herinnering uit mijn schooltijd aan den voorgevel van het Mennonieten-gasthuis te Leeuwarden, en wel het krachtigste, dat er ooit bestaan heeft, want [...] 'viget vigebit victa vincit veritas!' - Ik voel het, die woorden doen u goed al verstaat gij ze niet. Geen schepsel vatbaarder voor onuitwischbare Romeinsche indrukken van onveranderlijkheid en waarheid dan gij. - Het krachtigste dier woorden is niet even kort in het Hollandsch weer te geven. De vrije vertaling er van is: 'De waarheid is geldig en zal ten allen dagen blijven gelden, want zelfs na geleden nederlaag behaalt zij toch weer de overwinning'.
Marcelis Goverts gasthuis
Het zogenaamde "Menniste-Gasthuis" voor weduwen en alleenstaande dames werd in 1658 aan de Oostergrachtswal gesticht door het kinderloze echtpaar Marcelis Goverts en Maaike Marcus. Zij bepaalden dat het gasthuis bestuurd zou worden door diakenen van de doopsgezinde gemeente; onduidelijk is of de stichters zelf doopsgezind waren; de bewoonsters waren in elk geval van allerlei gezindte.
Volgens de Mennonite Encyclopedia III (1957) p. 309 was Marcelis Goverts "a Mennonite". In het Lidmatenboek der Gereformeerde kerk van Leeuwarden, 1581-1748, komt hij op 12 april 1605 voor als Marcellus Geverts: zijn naam is (later) echter doorgehaald. Dat hij op 22 juni 1606 in de gereformeerde kerk is getrouwd met Maeyke Marcusdr./Mercx van Hasselt uit Groningen zegt niets over zijn kerkelijke gezindte, aldus dr. W. Bergsma.
Mennisten waren veelal vermogend door de (geld)handel. In tegenstelling tot de strenge gereformeerde predikanten legden de stadsbestuurders hen weinig in de weg.
Uit onvrede over de vraag of de armenzorg een stedelijke of een particuliere aangelegenheid diende te zijn, is Marcelis Goverts in 1658 opgestapt als voogd van het Old Burger Weeshuis; die erebaan bekleedde hij sedert 1650. Hij kon het zich permitteren zelf een hofje te stichten, het (doopsgezinde) Marcelis Goverts gasthuis.
Daarvoor kochten Marcelis Goverts en zijn vrouw voor 1000 gulden - niet 1400 zoals in veel publicaties vermeld - van Lijntie Pieters een huis en hof aan de Oostergrachtswal; HCL Toegang 75 inv.nr. 870 [].
Lijntie Pieters was niet onbemiddeld gezien de "obligatien" die op 27 november 1663 beschreven worden in het Leeuwarder inventarisatieboek (HCL: y 43, blz. 335-364); zij is blijkbaar hertrouwd, met Pieter Jansen en was opnieuw weduwe bij haar overlijden.
Van belang is ook de met de letter C gemerkte "Acte tusschen Marcellus Goverts cum uxore ende Lijntie Pytters wedue van w. Ritscke Doitses"; t 75 i 871 []. Het toevoegsel achterop de akte bewijst dat de weduwe Marcelis Goverts lid was van de Doopsgezinde Waterlandse gemeente!
Uit de stichtingsbrief van 16 augustus 1659, nu 350 jaar geleden, en andere bronnen citeert de fraaie door MAS Communicatieprojecten verzorgde brochure 'Marcelis Goverts Gasthuis - Van veilig plekje voor vrouwspersonen tot behaaglijk huis voor eigentijdse zorg', Leeuwarden 2003. Voor de volledige transcriptie van genoemde brief zie .
Op de zwartwitfoto van het olieverfportret van Marcelis Goverts ontbreken delen van de rand: van de tekst bovenaan is alleen zichtbaar "en wooningen, voor Weeu en oude vrou", onder het wapen rechts alleen "AETATUS [i.pv. Aetatis] 77, A[nn]o 1[660]".De kleding van de man (kalotje, eenvoudige zwarte toga met knopen, ouderwets wit kraagje en waarschijnlijk geen manchetten) lijkt op die van Joost Hendricksz (1592-1644), predikant bij de Vlaamse Doopsgezinden te Amsterdam. Daarmee is niet gezegd dat Marcelis Goverts doopsgezind lekeprediker was. Een kalotje werd toen door oudere mannen vaak binnenshuis gedragen. Men ziet het ook bij andere beroepsgroepen zoals juristen. De sobere kleding als geheel en het korte haar past wel bij een doopsgezinde geloofsovertuiging. Voor de periode 1636 tot 1680 heeft J.J. Kalma geen namen van Doopsgezinde voorgangers gevonden; vgl. Naamlijst der Friese doopsgezinde leke- of liefdepredikers en predikanten, Leeuwarden 1962, blz. 57-59: Leeuwarden. Naar de kleding van doopsgezinden is nauwelijks onderzoek gedaan. Daar die sober diende te zijn, lijkt die bij iedere doopsgezinde hetzelfde.
Marcelis Goverts gasthuis 1723
Marcelis Goverts gasthuis 1766 aan de Oostergrachtswal
en
(hieronder) heden aan de Noordersingel
Wijkkaart 1876, detail Oostergrachtswal
In 1766 is het hofje gerestaureerd, waarbij o.a. een nieuwe voorgevel met zes schuiframen en een nieuwe ingang werden gerealiseerd. - De tekening van Stellingwerff geeft het aanzicht van 1723. De vernieuwde ingang verhuisde in 1877 mee naar de Noordersingel. De nieuwbouw was noodzakelijk geworden vanwege verval van het oude complex als gevolg van vochtproblemen. - De wijkkaart van 1876 laat een onderbreking zien in de gevelwand vóór de gasthuiswoninkjes. De nieuwe nummering is nog steeds geldig. Op 51 woonde in 1933 (LC 11 december) de president van het gasthuis, de handelsagent Jacobus Elias van Dijk, die op 12 juni 1947 overleed. De ijzeren arm waaraan de lantaarn hing bij de [nieuwe] poort [rechts van 51] was in 1933 nog aanwezig. Tegenwoordig is de doorgang met een hek afgesloten, maar er is nog wel een boog van een binnenpoort te zien. Nummer 51 is na de verhuizing van het gasthuis gebouwd. De verkoop van het oude gasthuis respectievelijk de aanliggende huizen bracht ruim 16 duizend resp. 19 duizend gulden op; LC 16 dec. 1908 n.a.v. het 250-jarig bestaan. Van 1896 tot 1904 woonde op nr. 51 de Duitse stucadoor Car(e)l Wilhelm Funcke (ook wel vernederlandst tot Vonk); 't Kleine Krantsje 16 november 1966 schrijft over het pand, waarin sedert 1955 het Wit-gele Kruis gevestigd was, n.a.v. een foto uit 1904. Toen de Leeuwarder Courant over de aankoop van het herenhuis met achter gelegen stuk van een hofje berichtte, waren de zeven onbewoonbaar verklaarde woninkjes inmiddels afgebroken; 9 dec. 1955. Tegenwoordig houdt er een makelaarsvereniging kantoor. De zeven woningen aan de zuidzijde zijn getrokken bij garagebedrijf Statema aan de Wybrand de Geeststraat; LC 27 oktober 1949. Van de oorspronkelijk twintig "kamers", die tegen het einde van de achttiende eeuw nog eens vernieuwd zijn, resteert niets meer.
In de loop der tijden breidde het gasthuis aan de Oostergrachtswal (wijk L nr. 37) uit door aankoop van buurpanden: in 1870 is het huis rechts (ten Zuiden, L 36, nu nr. 91) aangekocht; de twee rechts dáárvan (nu 93 en 95) waren al in 1852 ingelijfd. De wijkkaart van 1876 geeft een steeg aan bij 95 (voorheen L 35): bevond zich daar het Veritas-poortje, zoals Tadema zich dat herinnerde? Op de door J.H. Knoop omstreeks 1760 getekende plattegrond van Leeuwarden is ten Zuiden van het Menniste-gasthuis een opening in de gevelwand te zien. Wanneer is het poortje verhuisd naar Zuidergrachtswal 149, volgens de huidige telling (tussen) 22 of 23?
Oostergrachtswal volgens de handgetekende plattegrond van Johann Hermann Knoop, ca. 1760
Plattegrond Marcelis Goverts complex aan de Oostergrachtswal ca. 1873
Het poortje dateert volgens Peter Karstkarel van begin 17e eeuw, van vóór de stichting van het Marcelis Goverts gasthuis dus. Ook de Oostergrachtswal was dan gezien de vroegste bebouwing aldaar niet de eerste, oorspronkelijke standplaats van het poortje. Dat zou het gebied binnen de stadgracht tussen Blokhuis en Kanselarij geweest kunnen zijn, dat rond 1600 met tuinen en bebouwing werd verkaveld. Wellicht komt nog een andere locatie in aanmerking: de Waterlandse vermaning aan de Wirdumerdijk. Die doopsgezinde kerk is rond 1630 zonder toestemming van het stadsbestuur gebouwd. Voorganger Lambert Jacobsz. werd er op aangesproken. De kerk was behalve via de Vermaningssteeg aan de Nieuwstad ook bereikbaar via een steeg aan de Wirdumerdijk, waar in 1832 door de sloop van een huis het huidige voorplein ontstond; Eekhoff II, 114. Ondanks tegenwerking handhaafden de doopsgezinden zich: de Latijnse spreuk verwoordt dat toepasselijk.
Vergelijkbare poortjes:
links: het binnenpoortje van het Boshuisen-gasthuis nabij de Grote Kerk; rechts: in de hoek van de Galileërkerkstraat het poortje afkomstig van het voormalige Minderbroedersklooster waarvan het kapittelhuis Land(schap)shuis werd; hieronder: de voormalige buitenpoort van het Boshuisen-gasthuis volgens Gardenier Visscher 1790
Het Boshuisen-poortje [] heeft een klassiek timpaan. Opvallend zijn de stenen bollen die de poortjes sieren. - Misschien hebben links en rechts van het timpaan boven het Veritas-poortje ook nog dergelijke bollen gehoord. - De gedachte dringt zich op dat "Veritas" uit dezelfde periode stamt en dus niet ouder is dan het Marcelis Goverts gasthuis. Wellicht heeft het gediend als toegang tot de achter het voorgebouw gelegen hofje. Het voorgebouw vertoont op de tekening van 1723 een klassieke ingangspartij met zuilen en timpaan. Een en ander past bij het sobere, klassieke, zo men wil ouderwetse van doopsgezinden.
De archieven van het Marcelis Goverts gasthuis geven niets over een poortje met Veritas-spreuk. Transporten van onroerend goed aan de Oostergrachtswal leverden wel iets op dat daarmee mogelijk verband houdt. Johannes Claessen/Clasen en Eva Missenaer echtelieden verkochten in 1661 "seeckere camer, Loodts, plaets cum annexis aen de Grachts cant" aan Jacob Wybrants, Syoert Sents en Henderick Romberts, diakenen van de Waterlandse gemeente; de verkopers ten Oosten, het gemene wandelpad ten Westen, de verkopers "ter seyden" [= "ten Suyden"?], notaris Campen ten Noorden; Klein Consentboek, 178. Later in hetzelfde jaar verkochten zij voor 43 goudgulden aan dezelfden "seeckere inganck voordesen gehoort hebbende aen het hoff mij ofte ons vercopers toebehorende, hebbende Berent Luyttiens ten Suyden, copers ten Noorden, ons vercopers ten Oosten, het gemene wandelpat nae het Vliet ten Westen". Gaat het hier om een verplaatst poortje ("inganck") dat eertijds stond bij een tuin ("hoff") elders? In de loop der tijd werden hofjes voorzien van een poortgebouw in plaats van of naast een poortje.
De Veritas-spreuk is zeer toepasselijk voor doopsgezinden. Hun geloof eiste van hen dat zij altijd de waarheid spraken; zij legden dan ook nooit een eed af. Een menistenleugentje staat voor de halve waarheid, een leugentje om bestwil, een uitlating die zo is geformuleerd dat de hoorder die anders kan opvatten dan zij in feite is bedoeld. Ook de titel van de "Geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden 1531-1675" (Hilversum 2000) door Samme Zijlstra is veelzeggend: "Om de ware gemeente en de oude gronden". In het bijschrift bij het portret op blz. 456 wordt Marcelis Goverts als "de doopsgezinde stichter van het naar hem genoemde gasthuis te Leeuwarden" opgevoerd. Wellicht is het bijbelse "Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof" (Spreuken XI 28) gebruikt bij de constructie van de Veritas-spreuk; samen met de klassieke uitingen "victi vincimus" en "veritas vincit".
In Babenhausen, aan de Duitse "Fachwerkstrasse", staat aan het huis Runge de spreuk "viget, vigebit, vincit, veritas 1691", zonder "victa"; in het Duits vertaald "es grünt und wird grünen, es siegt die Wahrheit". Die zou het antwoord zijn op "nusquam tuta fides" (d.i. nooit is het geloof veilig) aan het vakwerkhuis dat in 1544 is gebouwd door de patriciër Fleischbein. Beide spreuken getuigen van de godsdiensttwisten.
Als het Leeuwarder Veritas-poortje (als hoofdingang niet tot het voorgebouw, maar als zij-ingang tot het hofje daarachter) deel heeft uitgemaakt van het gasthuiscomplex, dan kan het zijn dat het bij een verbouwing moest wijken. Is het poortje kort voor 1843 naar de Zuidergrachtswal verhuisd?
De geschiedenis van het Veritas-poortje is ook nu nog niet helemaal opgehelderd. Dat het poortje vaak is verplaatst, is wel duidelijk: 1843 [wijkboek] - 1918 [Leeuwarder Courant]bij Zuidergrachtswal 22, daarna Princessehof resp. Fries Museum, sedert 1994 tot heden nabij Zuidergrachtswal 14. Wopke Tadema zag het opschrift in zijn jeugd, rond 1840, bij het Marcelis Goverts gasthuis aan de Zuidergrachtswal. Vóór de stichting van dat gasthuis (1658/1659) heeft het poortje binnen de stadswal gestaan: tenminste als het dateert van omstreeks 1600. Misschien dragen bovenstaande vondsten en overwegingen bij tot het achterhalen van de hele waarheid.
>>
Aantekening 1: "Poortie" Zuidergrachtswal
Wopkes ouders, lakenkoopman Claas Wopkes en zijn vrouw kochten in 1737 van Maria Gaffee-Ring een "huisinge ... 't Poortie genaamt ... met ... een royale ledige plaats tegenwoordig tot een kolfbaan gebruikt wordende ... Jan Freerks cum uxore huirders" aan de Grachtswal [Zuid]; Groot Consentboek ee 37, f. 90. Wopke Wopkes kocht het pand ten Westen erbij: dat was van Beitske Visser, de weduwe van Horatius Visser; Gr. Cons. 1772, fol. 26v. Over Wopke verhaalt Arjen Dijkstra in de Leeuwarder historische reeks, VIII (2005), 135-151: Het stokske van Wopkens - Een portret van de Leeuwarder patriot Wopke Wopkens (1730-1807). Wopke had als kapitein waarschijnlijk zitting in het Malefai(c)tsgericht. Dat was gevestigd aan de zuidzijde van de Galileërkerk. Wopkes weduwe, Catharina Accama, dochter van de kunstschilder Matthijs, woonde blijkens het Quotisatiekohier van de huisflorenen in 1808 nog op nr. L 11, waar thans Zuidergrachtswal 22 gelokaliseerd is. L 11 werd op 12 november 1821 door Jan Brouwer, predikant van de doopsgezinde gemeente, verkocht aan koopman Johannes Franciscus Kesler en diens zuster Aleida. In de akte (t 26 i 78007 nr. 38) staat: door wijlen mej. Ida Accama laatst bewoond geweest. Zij had op 29 december 1818 in de Leeuwarder Courant bericht van het overlijden van haar zuster Catharina twee dagen eerder. Ida is op 2 augustus 1821 overleden; LC 3 augustus.
Genoemde Jan Brouwer is onder meer bekend van het lijkdicht dat hij in 1811 schreef ter nagedachtenis van Klaas Tigler, "in leven leeraar der Doopsgezinden te Leeuwarden, overleden aldaar, op den 30sten van Hooimaand 1811, in den ouderdom van ruim zeven-en-tachtig jaren", die een naar hem genoemd "leen" naliet. Tigler heeft een gedicht geschreven "Ter gedagtenis der milde gifte aan het Mennonite gasthuis op de Gragtswal buiten Leeuwarden, van den heere Dirk Zeeper, overleden de 2 Septemb. des jaars 1765; vgl. Abraham Ferwerda, Honig-Bije in poezij, III, Leeuwarden 1771, blz. 24 no. 11.
Aantekening 2: Wopke Tadema
LC 14 november 1900: Omtrent het overlijden van den heer mr. W. Tadema te Semarang wordt aan de Java-Bode gemeld: Met mr. W. Tadema is de oudste rechterlijke ambtenaar van Nederlandsch-Indië heengegaan. Den 27n October 1829 te Makkum geboren, werd hij in Maart 1857 benoemd tot rechterlijk ambtenaar en als griffier geplaatst bij den raad van justitie te Makassar; na opgeklommen te zijn tot den rang van omgaand rechter in de 5e afdeeling op Java en Madoera, vertrok de heer Tadema den 15 Maart 1865 wegens ziekte met een tweejarig verlof naar Europa; van daar teruggekeerd, werd hij benoemd tot omgaand rechter in de 3e afdeeling op Java en Madoera; na achtereenvolgens zitting te hebben gehad in den raad van justitie alhier, het openbaar ministerie te hebben waargenomen bij den raad te Soerabaja en vice-president te zijn geweest van den raad te Batavia, werd mr. W. Tadema in 1871 benoemd tot voorzitter van den raad van justitie te Semarang. In 1879 benoemde de regeering hem tot raadsheer in het hooggerechtshof, maar de heer Tadema nam den 1en April 1881 ontslag uit 's lands dienst. Hij vestigde zich toen als advocaat te Semarang om 8 jaren later door de Regeering herbenoemd te worden tot president van den Raad van Justitie te Semarang en eenigen tijd daarna ook tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. Eerst verleden jaar keerde de heer Tadema onder den last des ouderdoms terug tot het ambtelooze leven. Hij was een ouderen broer van den bekenden, te Londen gevestigden schilder.
LC 1 mei 1857: Door den Gouverneur-Gen. Van Nederl. Indië is o.a. benoemd tot griffier bij den raad van justitie te Macassar, de ambtenaar der 1ste kl. Voor de dienst in Nederl. Indië de heer mr. W. Tadema, onlangs uit Nederland alhier aangekomen.
LC 26 maart 1889: Batavia, 23 februari. Tot president van den raad van justitie te Semarang is benoemd de gepensioneerde rechterlijke hoofdambtenaar mr. W. Tadema laatstelijk raadsheer in het hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië, thans advocaat en procureur bij den raad van justitie te Semarang.
Aantekening 3: aankoop 1658
Lijntie Pytters weduwe van wijlen Ritscke Doytses in leven mr. timmerman binnen Leeuwaerden, doe kondt ende bekenne mitsdesen voor mij ende mijne erffgenaemen uyt de handt vercoft ende in eygendom overgedragen te hebben ... aen de eersame Marcellus Goverts vroedtsman binnen voorschrevene stede ende Maycke Marcus echteluyden sekere huysinge ende halve hovinge staende ende gelegen op de grachts kant buyten voors. stadt bij Jan Binnerts cum uxore laest bewoont, sijnde de hovinge lanck eenhondert ende ses voet, ende aen de zuydcant sal affgaen een voetpadt lopende nae 't achterste ende onvercofte gedeelte van de hovinge breed sijnde vijftien voeten, met het zomerhuys aen deselve cant ten Suyden gelegen, hebbende Pouwels Jaspers ten Noorden, die olde boumeester Dirck Jansen ende Claes Aryens ten Zuyden naestlegers, doende jaerlijcx te grondtpacht thien car.glns. die betaelt sullen worden aen Maria Basuyns weduwe van wijlen Jacobus Camp[egius] als moeder ende wettige voorstanderse over haer kinderen bij de voors. Camp[egius] in echte getoghen, ende dat voor de somma van eenduysent goude glns. yder xxviij stuyvers doende ... mede geconditioneert dat de copers het achterste gedeelte van de voors. hovinge, gelijck mede de deurgangh nae achteren geholden sullen sijn met een blinde muyr op haer costen te moeten affscheyden ... Nicolao Coumans Notarius publicus als getuyhghe.
Actum in Leeuwarden 5en Mayus 1658.
De hovinge van Ritske Doytses heette ook wel Fayers/Vayers hoff; vgl. Decreetboek 1654 f. 70r en Hypotheekboek f. 148. In het Definitief Sententieboek (O 31) wordt een geding op 12 juli 1630 tussen Dirck Classz. en Henrick Geerts beschreven, die ruzie hadden gekregen toen zij op 28 april 1629 "met melcanderen in Fayers hoff hadden geclost"; clossen = beugelen.
Aantekening 4: aankoop 1658, nadere bepalingen
C.
Marcellus Goverts vroetsman der stede Leeuwaerden ende Maycke Marcus echteluyden ter eenre, ende Lijntie Pytters weduwe van wijlen Ritscke Doeitsis ter andere zijden: verclaren met elcxanderen veraccordeert te zijn in naevolgende manieren, namelijcken dat wij Marcellus Goverts cum uxore van de inganck van Lijntie Pytters hovinge gelegen op de grachts kant der voorschreven stede achter onse camers tot een gasthuys wordende gebout, sullen hebben ende mogen bebouwen als wij eyghen (te weten) twee voet plaets boven t'geene int coopbrieff van de gedachte camers is bedonghen, ende dat Lijntie Pytters voornoemt daertegens t'dack ende muyre dies van't gasthuys ofte camers sall moghen gebruycken ende aen de selvighe muyre moghen planten ende poten ende dat nae gelieven ende welgevallen van haer Lijntie gedacht, gelijck mede sal zij vermoghen een wijnstock op het dack van de voorges. camers aen de selve zijde leggende, te mogen leggen, [in de marge:] Notandum doch indien eenige schade aen t'voors. dack daerdoor mochte worden veroirsaeckt, sal sulck bij opgedachte Lijntie ofte haere erffgenaemen naer overlijden, altoos moeten werden gehoedet
[vgl. ]. Waeraen dan soo ons wedersijts seer wel genoecht, beloven ende aennemen wij daeromme t'selve altoos te sullen naecomen ende praesteren, onder verbant onser geen uytgesondere goederen, met submissie s'Hoffs van Frieslandt ende alle andere gerechten. In kennisse der waerheyt onse handen beneffens de subscriptie van Nicolaus Coumans notarius publicus als getuyge, ende sijn hieraff twee gelijckluydende gemaeckt ende bij ons contrahenten yder een ontfangen.
Actum in Leeuwaerden 20en Septembris 1658.
[Achterzijde:] De opsienders van de waterlantsche gemiente moeten de 10 Car. gul. grontpacht (gaende uit het gasthuys buyten op de grachtswal staende) baerlijcx betaele[n] dewijle Maeyke moey haer voor haer gemiente daerin heeft gecontenteert ende daerenboven 200 Car. guld. om tselve daervan te betalen.
Aantekening 5: stichtingsbrief 1659
Alsoo wij Marcellus Goverts althans vroedschap binnen Leeuwarden ende Mayke Marcus echteluyden all over enige jaren van voornemen sijn geweest ter eeren Godts ende gedachtenisse van ons, te doen bouwen een gasthuys ofte gemeenhuys van een seker getall camers, om voor niet ende sonder betalinge van huyr te laten bewonen van enige weduwen en andere vrouspersonen, welcke boven haer kost de huyshuyr niet ofte beswaerlijck conen winnen, ten einde sij bij dese wege van de huyshuyr verlicht, onder malcanderen een gerust en vreedsaem leven mochten leyden; welck voornemen in den jare 1658 bij ons int werck gestelt ende in dit jaer 1659 voltrocken sijnde buyten Leeuwarden op de grachts kant, alwaer wij twintich woningen off aparte camers, buyten het gemeen wasckhuys ende de camer voor de voogden sampt andere geryff hebben doen bouwen, soo ist dat wij bij desen verclaren onwederroepelijk gedonateert en geschoncken te hebben sulx doende hiermede alsnoch de vs. huysinge en woningen met het bleeckvelt off gemene plaets int midden sampt put, regenwatersback, gemack ende alle vordere annexen en dependentien vandien, omme tot een gasthuis en gemeenhuis bij soodanige weduwen en andere vrouspersonen als hierboven is verhaelt, voor niet ende sonder enige betalinge van huyr bewoont ende gebruykt te werden op de ordre en maniere hiernae poinctuelijck beschreven. Ende opdat dese onse goede meninge, wille ende ordonnantie wel mach werden achtervolgt en volbracht, oock alle moeiten en verschillen die in toecomende tijden mochten comen te ontstaen, soovele mogelijck verhoedet, soo hebben wij op den 6en July deses jaers versocht om bij ons t'onsen huyse [vgl.
] te comen, gelijck oock aldaer gecompareert sijn, namentlijk Hendrick Everts wonende op de grachtskant aen t'wandelpad buyten vs. stede, mitsgaders volgende vier diaconie-dienaers van de doopsgesinde Waterlandsche gemeinte binnen Leeuwarden voornoemt, te weten Jacob Wybrants mr. horologiemaker, Siewert Cents coopman en mr. backer, ende Hendrick Lamberts coopman en mr. koeckebacker, alle drie burgers ter selver plaetse, sampt Taecke Meintes besemmaker en coopman op het Fliet buyten gemelten stede - van welcke gemeinte tegenwoordich praedikers sijn Claes Tomas ende Wybe Jenties - ende aen de gemelte vijff personen eernstelijck versocht en begeert dat sij de administratie en regeringe van vs. gasthuis in manieren hiernae beschreven, nae de doot van mij Mayke Marcus wilden gelieven aen te nemen, gelijck oock bij de gemelte eersame mannen nae enige redenen van excusatie eintelijck aengenomen is op conditien ende articulen hiernae volgende.
[1.] Eerstelijck dat de administratie en regeringe van het gemelte gasthuis off gemeenhuis voorts nae het overlijden van mij Maycke Marcus, schoon ick Marcellus Goverts alsdan noch int leven mochte wesen, om moverende en bewegende redenen sall comen ende van tijt tot tijt altoos verblieven aen de diaconie-dienaren van de doopsgesinde Waterlandsche gemeinte binnen Leeuwarden meergenoemd; alsoo dat den eenen diaken verstervende, wederom sall succederen dengenen welcke in sijn plaets als diacon bij deselve gemeinte sall werden beroepen en gestelt, met dien bescheyde nochtans dat Hendrick Everts vs. de administratie en voogdije off regeringe gelijck voren is verhaelt, geduyrende sijn leven mede sall hebben gelijk een der andere administrateurs.
2. Ten tweden is ons wille ende begeren dat de gemelte sampt toecomende voogden off administrateurs sorge sullen dragen dat het vs. huys in vrede ende minnelickheit onder de bewoonders werde gebruyckt, diesvolgens de vreedsame niet te laten verdrucken, maer in tegendeel voor sooveel sij recht hebben, haer allesins de de behulplijcke handt te bieden; ende wederom de onvreedsame ofte die haer qualick comporteren en aenstellen, behoorlijck met goede christelijcke redenen te bestraffen en tot beterschap te vermanen; doch soo sij haer door eens off twemalen te vermanen ende bestraffen niet en beteren, geven wij donatoren den vs. voogden die macht omme deselffde eygener authoriteit uyt het gasthuis ende profiten vandien te mogen setten, sonder daervan reden te geven ende de oorsake waerom schuldich te sijn met emant te disputeren, sulx geen qaude bewoonder sall vermogen diesaengaende rechtsmiddel te gebruycken, alsoo wij vertrouwen dat sij administrateurs daerinne haer conscientie wel sullen quiten.
3. Ten darden en sullen geen weduwen off andere vrouspersonen in het vs. gasthuis mogen wonen die enige aelmoesen genieten, ten ware met kennisse en believen van de voogden off administrateurs, ende sullen oock niet vermogen emant bij haer te nemen wonen in enige camer, maer deselve voor haer alleen beholden.
4. Ende opdat dese ons geboude gasthuis niet t'enemael ledich ende sonder opcomsten sall wesen, soo donateren en schencken wij Marcellus Govert ende Mayke Marcus voornoemt, daerbij mede onwederroepelijk sekere gemeenschar lands leggende op de Ley aen t'noord van Beetgum, nu tegenwoordich int geheel te huyr doende drie hondert Caroli glns., bij verscheydene personen gebruykt.
5. Waeraff wij willen dat yder bewoonder van een camer in ons gasthuis jaerlijx sall genieten vijftien Caroli glns., des die selffs tot nooddruft gebruykende, sonder elders te mogen vereren, ende sullen van deselve penningen mede onderholden en dragen de kleyne reparatien van steenties, glasen en diergelijk, bij gebreke dies dat de voogden sulx sullen doen maken en van het jaergeld t'selvige afftrecken.
6. Item off emant off enige onder de bewoonders mochten wesen die vs. jaerlijxe vijftien car. glns. verstonden niet van noden te hebben, sullen soodanige penningen verblijven onder de voogden om te imploieren tot reparatie ende onderholdinge van hetselve gasthuis.
7. Dat de administrateurs en voogden niet sullen vermogen de huyrders van het voornoemde meenschaer noch enige vandien in de huyr op te halen, dan haer laten genoegen met de vs. tegenwoordige huyrpenningen volgens huyr-contract bij ons daeraff met de huyrders gemaeckt.
8. Vorders is ons wille ende begeerte dat de geschenken int gemelte huyr-contract geroert diewelke wegens verhandlinge off overdrachte van yder koegangh mogen procederen, sullen werden geimploieert de eene helfte tot onderholdinge van het vs. gasthuys, en de andere gerechte helfte tot profite der armen op de Ley.
9. Van alle welcke administratie sullen de voogden van meergemelte gasthuis ofte gemeenhuys alle acht jaren aen de E. magistraet der stad Leeuwarden vs. ofte gecommitteerden vandien tot costen van het gasthuys op de beste menagie doen rekeninge, bewijs ende reliqua haerder bedieninge.
Dit dan alsoo onse enige begeerte desen aengaende sijnde, hebben wij desen tot teken van waerheit bij goeden verstande als een donatie ad pias causas ofte hoe het anders in recht genoemd mach werden, nae duydlijcke voorlesinge ondertekent ende tot volcomen bevestinge als getuygen versocht ende specialijck tot mede vertekeninge gebeden namentlijck Keimpe Sickes tonghcoper, Jacob Dirx mr. schoenmaker, Jan Jarichs grootschipper, Tonis Aerns Harlinger treckschipper ende Renicum Ens Not. Publ. alle burgers binnen Leeuwarden, twelck wij getuygen gedaen hebben naedat de donatoren verclaert hadden dit haer ten vollen voorgelesen en bekent sampt haer wille te wesen ende wij haer bij goede wetenschap hadden bevonden. Actum tot haren huyse den sestienden Augusti a[nn]o sestien hondert negen en vijftich.
[handtekeningen:]
M. Goverts, Mayke Marcelys
Keympe Syckes
Jacob Diercks 1659
Jan Jaerychs
Thonis Aernts
Renicus Ens 1659 Not. Publ.
[achterop:] No. 2. A. Dispositie bij forme van donatie ad pias causas van de gemeensman Marcellus Goverts cum uxore
[bij het begin:] Registrata int register der testamenten, donatien en andere instrumenten berustende in de secretarie der stadt Leeuwarden 26 Augusti 1659.
In kennisse van mij secretaris J. [= Jacob] Adius 1659; HCL Toegang 75 inv.nr. 760.
Aantekening 6: Waar Marcelis Goverts en echtgenote woonden
Het echtpaar Goverts woonde sedert najaar 1651 aan de noordzijde van de Nieuwstad in "de Witte Leu". Met ingang van dat jaar tot en met 1653 was Marcelis Goverts als bouwmeester vertegenwoordigd in het stadsbestuur; op 3/13 januari is hij de stadhouder voor die benoeming gaan bedanken (vgl. Gloria parendi). Op de wijkkaart van 1843 gaat het om nummer 24 aan de Deinumer Zuupmarkt zoals de Nieuwestad tussen Kleine Kerkstraat en Nieuwesteeg toen heette; tegenwoordig nr. 61 (uitbreiding 2008 boekhandel van der Velde) en 61a (antiekzaak Beuneker). Die "heerlicke niuwe huysinge sampt een niu achterhuis ... mitsgaders een uitgang in de Bagijnestraet", kochten de echtelieden op 15 november 1651 van bouwheer Gysbert Heymans en diens echtgenote Gerlantie Sickes Duurema "wonende op 't niuwe Bildt" voor "acht duisent goltgulden"; Groot Consentboek ee 19 - 185. Huisnamenspecialist Henk Oly vond in de consentboeken van 1624 tot 1643 voor dezelfde locatie vermeldingen van "de witte windhond". De windhond zal plaats hebben moeten maken voor de leeuw. In 1661 kocht de weduwe samen met Dr. Jacobus Recalf en diens echtgenote van Riemer Tonis het ten Noorden, aan de Bagijnestraat gelegen pand - "Jan Michels ten Oosten, Siouck Fogelsangs huysinge ten Westen" - waaraan het gebruiksrecht van de steeg ten Westen van haar huis aan de Nieuwstad verbonden was (GC 1661 - 218); nr. 365 op de wijkkaart van 1843. In 1645 hadden "Marcelus" Goverts en Mayke Marcus van Harmanus, Gerryt en Antie Radijs, erfgenamen van wijlen de deurwaarder Willem Radijs, voor 325 gg. twee verhuurde kamers gekocht in Droevendal (ook wel Nieuwe Hofstraat) "met een lootse ende put, mitsgaders het mede gebruick van de steige"; GC 1645 - 235. De Witte Leeuw heeft op zijn beurt plaats moeten maken voor het door Claes Bockes Balck (1683-1748) ontworpen huis dat Jan Klemrink en zijn vrouw Agate Wesselius in 1747 lieten bouwen. Het alliantiewapen staat nog steeds in de gevel. Het echtpaar Klemrink-Wesselius stichtte ook het buitenhuis aan de Zuidergrachtswal nr. 14.
Aantekening 7: buren Oostergrachtswal
Als naastligger had men rechten en plichten. Dat gold ook voor de familie van Viers(s)en, die in de omgeving van het gasthuis veel bezit had.
Gisbertus van Vierssen Raad Ordinaris in den Hove van Vrieslant bekenne bi desen, dat de heren Voogden van Marcelis Goverts gasthuis staande op de Graftswal buiten Leeuwarden, mij niet anders hebben toegestaan de balken van seker afdak, bi mij in mijn tuin aan het voorschr. gasthuis staande gemaakt te werden, in des voors. gasthuis muir te leggen ende tselve afdak vant secreet af, dat reeds in mijn tuin is gemaakt van 't vorige daar geweest sijnde, to sover 't selve gasthuis langs mijn tuin aant voors. gasthuis vast te leggen, als op voorwaarde, dat so wanneer namaals mochte bevonden werden 't voors. gasthuis door de voors. timmeragie enich nadeel geleden te hebben, ik sodanich interest op 't seggen van goeluiden sal hebben te boeten, indien ik niet mogte genegen wesen de voors. timmeragie voor soveel het de geregticheit van 't voors. gasthuis beslaat, weder af te breken; ook neem ik aan geduirende de stant van 't voors. gebou 't water van 't voors. gasthuis na mijn tuin aflopende op mijn afdack te ontfangen ende de gote niuwelijx bi welgemelde heren voogden gekocht van deselve over te nemen voor sodanigen prijs als sij deselve hebben betaald. t'Oirconde mijn hand den 20en May 1681.
G. v. Vierssen
Bovenstaande timmeragie is bij mij onderges. nog vergroot met een keukentie waaraf de balken mede sijn geleid in gemelte gasthuismuir in het najaar van desen jare 1713, welke balken ook niet anders bij mij sijn gelegd als op deselve conditie als hiervoren bij mijn w. vader in den jare 1681 sijn balken in deselve gasthuis-muyr sijn gelegd; ook daar mijn schoorsteen geen hinder aan het gasthuis te sullen brengen. t'Oirconde mijn hand desen 28. 9ber 1713.
P. v. Viersen
[Hist. Centr. Lwd., Toegang 75 inv.nr. 873].
Een geval van schade aan de dakpannen van het gasthuis is onder hetzelfde inventarisnummer gearchiveerd.
Request voor de voochden van Marcelus Goverts gasthuys
Aen de E. Achtb. Magistrât der stadt Leeuwarden.
Verthoonen met behoorlijcke eerbiedicheit de voochden van Marcelus Goverts gasthuys, annexen uitspraeck van de E. Policye van strâten en wallen sub A [volgt hieronder] waeruyt geblijckt, dat Trijntie Jans huisvrouwe van Claes van Weerden is g'ordonneert om de oyspannen van vs. gasthuys aen de suydtcant wederom tot haer eigen costen te laeten maecken binnen veerthien daegen destijts aencomende, off de supplianten bij gebreecke dies g'accordeert 'tselve tot costen van haer te laeten maecken, welcke uitspraecke volgene relâs sub B [niet bewaard gebleven] deselve g'insinueert sijnde, heeft hij in plaets van 't selve te optemporeren daeraff g'appelleert, hoewel ontijdigh, waerinne dan oock heeft gesuccumbeert, te sien bij rescriptie sub C [] off nu well billick was, dat deselve uitspraeck ende daerop verleende, appelant beide in rem judicatam gegaen, bij haer wierde achtervolcht, soo blieft nochtans tot noch toe in gebreecke, en naedemael de supplianten geen gelegentheit omme in de hovinge van partije te comen ten einde om 't selve tot costen van haer te laeten maecken.
Soo versoecken de supplianten seer gedienstel., 't E. Gerechte gelieven de Ex[ecuteur] Scheverstein te committeren nae gedachte Trijntie Jans in gevolge van vs. uitspraeck tot herstellinge der oyspannen remediis praetoriis tot haer costen te constringeren. Quô facto.
G. Radijs Not. Pub. 1691
A.
Geextraheert uyt het Acteboeck van de achtergronden, huyssteeden & binnen Leeuwarden.
Wij onderges. Policyemeesteren ter requisitie van de voogden van Marcelus Goverts gasthuys, in gemelte huys, en voorts ter plaetse contentieus gecompareert zijnde, hebben nae oculaire inspectie en examinatie van 't contract tusschen gedachte Marcelus Goverts in leven vroedtsman deser steede, ende Maycke Marcus echteluyden ter eenre, en Lijntie Pyters weduwe van Ritske Doytses ter andere zijden, den 20en Septemb. 1658 opgerecht, geordonneert dat Claes van Weerden hospes alhier cum uxore als tegenwoordige possessores van voornoemde Lijntie Pyters hovinge, verplicht zijn 't selve nae te comen, en derhalven deselve (vermits hunlieder non comparitie) door de bode Croy doen insinueren om de oyspannen van vs. gasthuys aen de zuydkant, alwaer hun requireerden wijnstocken op het dack sijn leggende, wederom tot haer eigen costen te laten maecken, binnen 14 dagen eerstkomende, off dat men bij gebreecke dies den requiranten toestont, om 't selve tot costen van de requireerden te mogen laeten doen. In kennisse onse handen.
Actum den 17en Xbris 1690; ende was geteeckent W. Crans, Jan van Emmenes ende W. Scheverstein met hun resp. haelen.
Accordeert met voors. boeck in kennisse van mij secretaris J. Dotingh 1691.
Aantekening 8: Boshuisen-poortje
Het Boshuisen-poortje draagt het jaartal 1652 en de initialen AVE van de stichteres Anna Van Eysinga, die als voogdes (1637-1655) van het Old Burgerweeshuis vijf jaar collega is geweest van weeshuisvoogd (1650-1658) Marcelis Goverts. Anna's (tweede) man Philip van Boshuizen (overleden 1652) en zij hadden in 1651 voor de stichting van een gasthuis aangekocht: eerst voor 800 gulden van wijnheer Jacob Jacobs Fasla, geboortig van Doetinchem en burger van Leeuwarden sedert 1628, en schepen Claes Can, weduwnaar van Anie Jacobs Fasla, "sekere bomen ende plantagie, met twee bloemtuinen daarin, sampt somer en douwe huiske ... omtrent Jacobiner kerckhoff", vervolgens nog "seeckere camer ... op Jacobijner kerkhoff" van Agge Rinties en echtgenote Griete Albertsdr. voor 250 gulden; Groot resp. Klein Consentboek 1651 - 65v resp. 27.
M.H.H. Engels, maart 2009
In honorem Petri Christinocaroli (vulgo Karstkarel)
Van afgebroken hofjes, die in Friesland gasthuizen genoemd worden, zijn soms de poortjes bewaard gebleven. Een voorbeeld in Leeuwarden is het Popta- of Struivingspoortje aan de Nieuwestad zuidzijde.
Mysterieus noemde Peter Karstkarel de geschiedenis van het poortje aan de Zuidergrachtswal met de Latijnse spreuk over de waarheid (Latijn: veritas); vgl. Huis aan huis 27-7-1994. Het poortje gaf in het begin van de twintigste eeuw toegang tot de tuin bij Grachtswal 149 later/tegenwoordig [genaamd resp. genummerd] Zuidergrachtswal 22. W. Dolk schrijft er over in De Vrije Fries jrg. 45 (1962), 130-149, onder de titel 'Wat hing er uit in Leeuwarden?' in bijlage A. (Opschriften in Leeuwarden) naar een afschrift van een 18e-eeuwse lijst in handschrift (vóór 1774 opgemaakt) afkomstig uit de verzamelingen van notaris Nanne Ottema. Hij citeert Nicolaas Jan Waringa (Leeuw. Crt. 3 juli 1937) bij nr. 16 (op de Gragtswal: Viget, vigebit, victa, vincit, veritas): "waarschijnlijk aangebracht door toedoen van den advocaat mr. Wopke Wopkes, die het erbij behorende huis eertijds bewoonde." Waringa's suggestie dat de tekst op het poortje van Wopke stamde, kan gezien de ouderdom van het bouwsel - (vroeg?) zeventiende-eeuws - niet kloppen.
Dat "Poortie" [] sloeg op het Veritas-poortje is onzeker. Er waren wel meer poortjes, ook aan de Grachtswal. C.H.F.A. Corbelijn Battaerd deed in 1895 afstand van de steeg en het poortje ten zuiden van Grachtswal [Oost] 143 (wijk L nr. 17) ten behoeve van de aanleg van het nieuwe kanaal; LC 12-1-1895. In de krant van 28 november 1764 wordt "een huizinge staande in de Groote Hoogstraat 't Poortie genaamd" te koop aangeboden. C. van Thiel [ook wel Thiele], castelein in het Poortien te Leeuwarden meldt op 27 juni 1767 dat hij "heeft laten aanleggen een kolfbaan en verzoekt den liefhebberen haar gunst om in een wijngelag te kolven"; C. van Thiele, castelein in 't Poortie bij de Waag (21 sept. 1765), 't Poortie over de Waag (27 jan. 1770), in het Poortie bij de Lange pijp (24 dec. 1777). Zekerheid over de ligging van het Veritas-poortje aan de Zuidergrachtswal geeft het wijkboek van 1843 [L 12], en vervolgens dat van 1876 [U 149, oud L 11a].
Sedert de afbraak van 147/149 was het poortje dankzij Nanne Ottema opgesteld in museum het Princessehof ; later werd het teruggevonden in het Fries Museum, door medewerker M. Nauta, in kisten ten onrechte Mariëngaarde (Hallum) gemerkt; Leeuwarder Courant 14/4/1984. In 1994 keerde het terug naar de Zuidergrachtswal tussen nr. 11 en 13, waardoor men komt op het uitgebreide tuinengebied van buitenhuis nr. 14; vgl. LC 29-6-1994: Oude poort terug op Zuidergrachtswal; Huis aan huis 27/7/1994: Lieuwe Valk, Piepklein monumentje trekt heel veel bekijks. Peter Karstkarel, alias Lieuwe Valk, dateert de poort omstreeks 1600-1610 en oppert als maker de Leeuwarder beeldhouwer Jacob Dionysius, die in 1619 de nieuwe poort van het Landschapshuis vervaardigde.
De spreuk
De American Star Oil Company, die te Leeuwarden kantoor hield in de kelder van Willemskade 26, gebruikte de spreuk, weliswaar met twee spelfouten, in advertenties; LC 28 nov., 3 en 5 dec. 1904. De Leeuwarder Courant van 29 augustus 1918 meldt dat het poortje [aan de Zuidergrachtswal] is "afgebroken omdat de luifel van een aansluitend huis verbreed moest worden"; het poortje is "opgeborgen in het Princessehof". De LC van 29 juni 1929 preciseert de plaats: "op den Grachtswal, bij het huis waar vroeger de heer D. Swarts, meubelmaker, woonde. - In de Leeuwarder Courant van 29 april 1901 wordt de boedelverkoop van nr. 151 aangekondigd: veel meubels uiteraard. - Van dat poortje werd jaren geleden verteld, dat een gevangene, die na zijn ontslag een buitentuin Achter de Hoven kocht, het er had laten zetten." LC 3 juli 1937: "aan de Zuider Grachtswal, no. 151."
Het boek der opschriften, van J. van Lennep en J. ter Gouw, Amsterdam 1869, 21889, vermeldt op blz. 324: "Te Leeuwarden staat voor een poortje aan den Grachtswal: Vicet[!] Vigebit Victa Vincit Veritas (ook overwonnen zal de waarheid verwinnen en bloeien); medegedeeld door den Heer J. Winkler te Leeuwarden". Johan Winkler (Leeuwarden 1840 - Haarlem 1916) was in de jaren 1865-1875 arts in de Friese hoofdstad, daarna taalkundige te Haarlem. Dat hier de Zuidergrachtswal bedoeld is, blijkt uit het tijdstip, na de verschijning van het wijkboek 1843.
De Latijnse spreuk komt ook voor onder een afbeelding van een panter of luipaard in een landschap, op het titelblad van het eerste deel van Alle de philosophische, medicinale en chymische werken van Cornelis Bontekoe (1647-1685), in sijn leven Med. Doct. Raad, en Oppergenees-Heer van de Keurvorst van Brandenburg &c. &c. &c. Professor tot Frankfort aan den Oder &c. &c. &c., Amsterdam, Jan ten Hoorn, 1689; vgl. titelblad exemplaar UB Nijmegen. De uitleg die in het 'Tweede deel' aan de afbeelding gegeven wordt, bevredigt niet: zie de reproductie rechts, dankzij Dr. Robert Arpots, conservator UB Nijmegen.
Boven genoemde afbeelding staat: Rare sans tache. Dit is: ongevlekt zeldzaam; vgl. het emblematum Haud mutabitur unquam: Callida si varios Pardalis exuit orbes, Exuet et mores mens scelerata malos, in het Duits vertaald Er wird sich niemals ändern: Wenn der listige Panther sich seiner bunten Flecken entledigen kann, dann wird der Verbrechersinn seine Bosheit ablegen (Emblemata, Handbuch zur Sinnbildkunst des XVI. und VXII. Jahrhunderts, Stuttgart 1967, kol. 405: Panther auf dessen Fell Winde blasen; kol. 2171: Panthera symbolum judicis corrupti)
Aan de prent met de panter (rare sans tache) als symbool van de corrupte rechter is de spreuk "Viget, vigebit, victa vincit veritas" toegevoegd, die symbolisch is voor het tegendeel: De waarheid (= het recht) is en blijft geldig, want zelfs als ze in de verdrukking is gekomen, zegeviert ze.
De ongesigneerde prent is van de hand van Jan Luyken; vgl. Jan en Casper Luyken te boek gesteld. Catalogus ... door Nel Klaversma ... Hilversum 1999, p. 105 nr. 269. Jan Luyken was doopsgezind: heeft hij de veritas-spreuk in Leeuwarden opgedaan? Zijn belangrijkste werkgever was Jan ten Hoorn met wie de Leeuwarder doopsgezinde drukker Hendrik Rintjes heeft samengewerkt. Literatuur over laatstgenoemde: Piet Visser, 'In de Zaadzaaijer de uitgeverij van de Leeuwarder drukker, boekverkoper en doopsgezinde leraar Hendrik Rintjes (1630-1698), in De Boekenwereld 12de jrg. nr. 5 juni 1996, 251-272.
De spreuk is wellicht ook als volgt te interpreteren: De natuur bloeit en zal bloeien, want na het afsterven (door de winter overwonnen) herbloeit ze (in de lente). Het Latijn kent immers zowel de spreuk "Vincit omnia veritas" als "Omnia vincit natura"; bovendien "Veritas est iustitiae mater". Viget, vigebit, victa vincit veritas: een toepasselijke spreuk boven de poort van een tuin van een jurist?
Wopke Tadema
De Veritas-spreuk gaf Mr. Wopke Tadema [] mee aan het derde deel van zijn "Indische brieven ... over koloniale hervorming", 's-Gravenhage 1866. De titel van dat deel luidt: Neërlands huwelijk met Indië: viget vigebit victa vincit veritas. Wopke Tadema liet zich in 1837 te Leeuwarden met de achternaam van zijn moeder te Leeuwarden inschrijven als Wopke Brouwer. Lager onderwijs volgde hij aan de in 1834 opgerichte stadsburgerschool voor jongens aan het Hofstraatje nabij het op de hoek van de Bagijnestraat en de Bollemanssteeg gelegen gymnasium. Wopke Tadema, Maccuma-Frisius, n[atus] d[ie] 27 Oct. 1830[!] volgens het Album discipulorum Gymnasii Leovardiensis (HCL toegang 903 inv.nr. 440: nr. 227) is "aest. 1847 in sup. ord. promotus cum praem. ordin.; post ferias aestivas ejusdem anni ad scholas Academicas in examine publico admissus est." Op 16 september 1843 was hij bij de praeceptor in VI. Class. Ordo 2. begonnen als leerling van de Latijnse school ofwel het gymnasium van Leeuwarden; vervolgens doorliep hij de klassen bij de conrector resp. de rector (10 febr. 1847 I. Class. Ord. Inf.); vgl. t 903 i 439. - De allitererende Latijnse Veritas-spreuk was en is voor leerlingen een must om van buiten te kennen? - Na zijn gymnasiumtijd (1843-1847) studeerde hij aan de universiteit van Groningen. In 1853 promoveerde hij daar cum laude in de rechten bij prof. dr. P. Hofstede de Groot. Hij vertrok naar Nederlands Indië, waar men Mr. W. Tadema in 1858 aantreft als griffier te Makassar. Hij maakte carrière: in 1899 werd hij president van de Raad van justitie te Semarang. In het "Nieuw adresboek" van 1901 (vgl. "Regeerings-almanak van Nederlandsch Indië") wordt Wopke nog genoemd. Het Genealogysk jierboekje 1984, 60-69, vermeldt dat hij in 1829 is geboren te Makkum en ten onrechte dat hij vóór 1884 is overleden. Hij was een halfbroer van Lourens Alma Tadema, de befaamde schilder die de Romeinse oudheid in beeld bracht.
Dankzij drs. Kees Thomassen, conservator na-Middeleeuwse Westerse handschriften van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, kan het volgende citaat (op blz. 417 van Tadema's boek) weergegeven worden: ik voel weer latijn opwellen, dank zij de herinnering uit mijn schooltijd aan den voorgevel van het Mennonieten-gasthuis te Leeuwarden, en wel het krachtigste, dat er ooit bestaan heeft, want [...] 'viget vigebit victa vincit veritas!' - Ik voel het, die woorden doen u goed al verstaat gij ze niet. Geen schepsel vatbaarder voor onuitwischbare Romeinsche indrukken van onveranderlijkheid en waarheid dan gij. - Het krachtigste dier woorden is niet even kort in het Hollandsch weer te geven. De vrije vertaling er van is: 'De waarheid is geldig en zal ten allen dagen blijven gelden, want zelfs na geleden nederlaag behaalt zij toch weer de overwinning'.
Marcelis Goverts gasthuis
Het zogenaamde "Menniste-Gasthuis" voor weduwen en alleenstaande dames werd in 1658 aan de Oostergrachtswal gesticht door het kinderloze echtpaar Marcelis Goverts en Maaike Marcus. Zij bepaalden dat het gasthuis bestuurd zou worden door diakenen van de doopsgezinde gemeente; onduidelijk is of de stichters zelf doopsgezind waren; de bewoonsters waren in elk geval van allerlei gezindte.
Volgens de Mennonite Encyclopedia III (1957) p. 309 was Marcelis Goverts "a Mennonite". In het Lidmatenboek der Gereformeerde kerk van Leeuwarden, 1581-1748, komt hij op 12 april 1605 voor als Marcellus Geverts: zijn naam is (later) echter doorgehaald. Dat hij op 22 juni 1606 in de gereformeerde kerk is getrouwd met Maeyke Marcusdr./Mercx van Hasselt uit Groningen zegt niets over zijn kerkelijke gezindte, aldus dr. W. Bergsma.
Mennisten waren veelal vermogend door de (geld)handel. In tegenstelling tot de strenge gereformeerde predikanten legden de stadsbestuurders hen weinig in de weg.
Uit onvrede over de vraag of de armenzorg een stedelijke of een particuliere aangelegenheid diende te zijn, is Marcelis Goverts in 1658 opgestapt als voogd van het Old Burger Weeshuis; die erebaan bekleedde hij sedert 1650. Hij kon het zich permitteren zelf een hofje te stichten, het (doopsgezinde) Marcelis Goverts gasthuis.
Daarvoor kochten Marcelis Goverts en zijn vrouw voor 1000 gulden - niet 1400 zoals in veel publicaties vermeld - van Lijntie Pieters een huis en hof aan de Oostergrachtswal; HCL Toegang 75 inv.nr. 870 [].
Lijntie Pieters was niet onbemiddeld gezien de "obligatien" die op 27 november 1663 beschreven worden in het Leeuwarder inventarisatieboek (HCL: y 43, blz. 335-364); zij is blijkbaar hertrouwd, met Pieter Jansen en was opnieuw weduwe bij haar overlijden.
Van belang is ook de met de letter C gemerkte "Acte tusschen Marcellus Goverts cum uxore ende Lijntie Pytters wedue van w. Ritscke Doitses"; t 75 i 871 []. Het toevoegsel achterop de akte bewijst dat de weduwe Marcelis Goverts lid was van de Doopsgezinde Waterlandse gemeente!
Uit de stichtingsbrief van 16 augustus 1659, nu 350 jaar geleden, en andere bronnen citeert de fraaie door MAS Communicatieprojecten verzorgde brochure 'Marcelis Goverts Gasthuis - Van veilig plekje voor vrouwspersonen tot behaaglijk huis voor eigentijdse zorg', Leeuwarden 2003. Voor de volledige transcriptie van genoemde brief zie .
Op de zwartwitfoto van het olieverfportret van Marcelis Goverts ontbreken delen van de rand: van de tekst bovenaan is alleen zichtbaar "en wooningen, voor Weeu en oude vrou", onder het wapen rechts alleen "AETATUS [i.pv. Aetatis] 77, A[nn]o 1[660]".De kleding van de man (kalotje, eenvoudige zwarte toga met knopen, ouderwets wit kraagje en waarschijnlijk geen manchetten) lijkt op die van Joost Hendricksz (1592-1644), predikant bij de Vlaamse Doopsgezinden te Amsterdam. Daarmee is niet gezegd dat Marcelis Goverts doopsgezind lekeprediker was. Een kalotje werd toen door oudere mannen vaak binnenshuis gedragen. Men ziet het ook bij andere beroepsgroepen zoals juristen. De sobere kleding als geheel en het korte haar past wel bij een doopsgezinde geloofsovertuiging. Voor de periode 1636 tot 1680 heeft J.J. Kalma geen namen van Doopsgezinde voorgangers gevonden; vgl. Naamlijst der Friese doopsgezinde leke- of liefdepredikers en predikanten, Leeuwarden 1962, blz. 57-59: Leeuwarden. Naar de kleding van doopsgezinden is nauwelijks onderzoek gedaan. Daar die sober diende te zijn, lijkt die bij iedere doopsgezinde hetzelfde.
Marcelis Goverts gasthuis 1723
Marcelis Goverts gasthuis 1766 aan de Oostergrachtswal
en
(hieronder) heden aan de Noordersingel
Wijkkaart 1876, detail Oostergrachtswal
In 1766 is het hofje gerestaureerd, waarbij o.a. een nieuwe voorgevel met zes schuiframen en een nieuwe ingang werden gerealiseerd. - De tekening van Stellingwerff geeft het aanzicht van 1723. De vernieuwde ingang verhuisde in 1877 mee naar de Noordersingel. De nieuwbouw was noodzakelijk geworden vanwege verval van het oude complex als gevolg van vochtproblemen. - De wijkkaart van 1876 laat een onderbreking zien in de gevelwand vóór de gasthuiswoninkjes. De nieuwe nummering is nog steeds geldig. Op 51 woonde in 1933 (LC 11 december) de president van het gasthuis, de handelsagent Jacobus Elias van Dijk, die op 12 juni 1947 overleed. De ijzeren arm waaraan de lantaarn hing bij de [nieuwe] poort [rechts van 51] was in 1933 nog aanwezig. Tegenwoordig is de doorgang met een hek afgesloten, maar er is nog wel een boog van een binnenpoort te zien. Nummer 51 is na de verhuizing van het gasthuis gebouwd. De verkoop van het oude gasthuis respectievelijk de aanliggende huizen bracht ruim 16 duizend resp. 19 duizend gulden op; LC 16 dec. 1908 n.a.v. het 250-jarig bestaan. Van 1896 tot 1904 woonde op nr. 51 de Duitse stucadoor Car(e)l Wilhelm Funcke (ook wel vernederlandst tot Vonk); 't Kleine Krantsje 16 november 1966 schrijft over het pand, waarin sedert 1955 het Wit-gele Kruis gevestigd was, n.a.v. een foto uit 1904. Toen de Leeuwarder Courant over de aankoop van het herenhuis met achter gelegen stuk van een hofje berichtte, waren de zeven onbewoonbaar verklaarde woninkjes inmiddels afgebroken; 9 dec. 1955. Tegenwoordig houdt er een makelaarsvereniging kantoor. De zeven woningen aan de zuidzijde zijn getrokken bij garagebedrijf Statema aan de Wybrand de Geeststraat; LC 27 oktober 1949. Van de oorspronkelijk twintig "kamers", die tegen het einde van de achttiende eeuw nog eens vernieuwd zijn, resteert niets meer.
In de loop der tijden breidde het gasthuis aan de Oostergrachtswal (wijk L nr. 37) uit door aankoop van buurpanden: in 1870 is het huis rechts (ten Zuiden, L 36, nu nr. 91) aangekocht; de twee rechts dáárvan (nu 93 en 95) waren al in 1852 ingelijfd. De wijkkaart van 1876 geeft een steeg aan bij 95 (voorheen L 35): bevond zich daar het Veritas-poortje, zoals Tadema zich dat herinnerde? Op de door J.H. Knoop omstreeks 1760 getekende plattegrond van Leeuwarden is ten Zuiden van het Menniste-gasthuis een opening in de gevelwand te zien. Wanneer is het poortje verhuisd naar Zuidergrachtswal 149, volgens de huidige telling (tussen) 22 of 23?
Oostergrachtswal volgens de handgetekende plattegrond van Johann Hermann Knoop, ca. 1760
Plattegrond Marcelis Goverts complex aan de Oostergrachtswal ca. 1873
Het poortje dateert volgens Peter Karstkarel van begin 17e eeuw, van vóór de stichting van het Marcelis Goverts gasthuis dus. Ook de Oostergrachtswal was dan gezien de vroegste bebouwing aldaar niet de eerste, oorspronkelijke standplaats van het poortje. Dat zou het gebied binnen de stadgracht tussen Blokhuis en Kanselarij geweest kunnen zijn, dat rond 1600 met tuinen en bebouwing werd verkaveld. Wellicht komt nog een andere locatie in aanmerking: de Waterlandse vermaning aan de Wirdumerdijk. Die doopsgezinde kerk is rond 1630 zonder toestemming van het stadsbestuur gebouwd. Voorganger Lambert Jacobsz. werd er op aangesproken. De kerk was behalve via de Vermaningssteeg aan de Nieuwstad ook bereikbaar via een steeg aan de Wirdumerdijk, waar in 1832 door de sloop van een huis het huidige voorplein ontstond; Eekhoff II, 114. Ondanks tegenwerking handhaafden de doopsgezinden zich: de Latijnse spreuk verwoordt dat toepasselijk.
Vergelijkbare poortjes:
links: het binnenpoortje van het Boshuisen-gasthuis nabij de Grote Kerk; rechts: in de hoek van de Galileërkerkstraat het poortje afkomstig van het voormalige Minderbroedersklooster waarvan het kapittelhuis Land(schap)shuis werd; hieronder: de voormalige buitenpoort van het Boshuisen-gasthuis volgens Gardenier Visscher 1790
Het Boshuisen-poortje [] heeft een klassiek timpaan. Opvallend zijn de stenen bollen die de poortjes sieren. - Misschien hebben links en rechts van het timpaan boven het Veritas-poortje ook nog dergelijke bollen gehoord. - De gedachte dringt zich op dat "Veritas" uit dezelfde periode stamt en dus niet ouder is dan het Marcelis Goverts gasthuis. Wellicht heeft het gediend als toegang tot de achter het voorgebouw gelegen hofje. Het voorgebouw vertoont op de tekening van 1723 een klassieke ingangspartij met zuilen en timpaan. Een en ander past bij het sobere, klassieke, zo men wil ouderwetse van doopsgezinden.
De archieven van het Marcelis Goverts gasthuis geven niets over een poortje met Veritas-spreuk. Transporten van onroerend goed aan de Oostergrachtswal leverden wel iets op dat daarmee mogelijk verband houdt. Johannes Claessen/Clasen en Eva Missenaer echtelieden verkochten in 1661 "seeckere camer, Loodts, plaets cum annexis aen de Grachts cant" aan Jacob Wybrants, Syoert Sents en Henderick Romberts, diakenen van de Waterlandse gemeente; de verkopers ten Oosten, het gemene wandelpad ten Westen, de verkopers "ter seyden" [= "ten Suyden"?], notaris Campen ten Noorden; Klein Consentboek, 178. Later in hetzelfde jaar verkochten zij voor 43 goudgulden aan dezelfden "seeckere inganck voordesen gehoort hebbende aen het hoff mij ofte ons vercopers toebehorende, hebbende Berent Luyttiens ten Suyden, copers ten Noorden, ons vercopers ten Oosten, het gemene wandelpat nae het Vliet ten Westen". Gaat het hier om een verplaatst poortje ("inganck") dat eertijds stond bij een tuin ("hoff") elders? In de loop der tijd werden hofjes voorzien van een poortgebouw in plaats van of naast een poortje.
De Veritas-spreuk is zeer toepasselijk voor doopsgezinden. Hun geloof eiste van hen dat zij altijd de waarheid spraken; zij legden dan ook nooit een eed af. Een menistenleugentje staat voor de halve waarheid, een leugentje om bestwil, een uitlating die zo is geformuleerd dat de hoorder die anders kan opvatten dan zij in feite is bedoeld. Ook de titel van de "Geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden 1531-1675" (Hilversum 2000) door Samme Zijlstra is veelzeggend: "Om de ware gemeente en de oude gronden". In het bijschrift bij het portret op blz. 456 wordt Marcelis Goverts als "de doopsgezinde stichter van het naar hem genoemde gasthuis te Leeuwarden" opgevoerd. Wellicht is het bijbelse "Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof" (Spreuken XI 28) gebruikt bij de constructie van de Veritas-spreuk; samen met de klassieke uitingen "victi vincimus" en "veritas vincit".
In Babenhausen, aan de Duitse "Fachwerkstrasse", staat aan het huis Runge de spreuk "viget, vigebit, vincit, veritas 1691", zonder "victa"; in het Duits vertaald "es grünt und wird grünen, es siegt die Wahrheit". Die zou het antwoord zijn op "nusquam tuta fides" (d.i. nooit is het geloof veilig) aan het vakwerkhuis dat in 1544 is gebouwd door de patriciër Fleischbein. Beide spreuken getuigen van de godsdiensttwisten.
Als het Leeuwarder Veritas-poortje (als hoofdingang niet tot het voorgebouw, maar als zij-ingang tot het hofje daarachter) deel heeft uitgemaakt van het gasthuiscomplex, dan kan het zijn dat het bij een verbouwing moest wijken. Is het poortje kort voor 1843 naar de Zuidergrachtswal verhuisd?
De geschiedenis van het Veritas-poortje is ook nu nog niet helemaal opgehelderd. Dat het poortje vaak is verplaatst, is wel duidelijk: 1843 [wijkboek] - 1918 [Leeuwarder Courant]bij Zuidergrachtswal 22, daarna Princessehof resp. Fries Museum, sedert 1994 tot heden nabij Zuidergrachtswal 14. Wopke Tadema zag het opschrift in zijn jeugd, rond 1840, bij het Marcelis Goverts gasthuis aan de Zuidergrachtswal. Vóór de stichting van dat gasthuis (1658/1659) heeft het poortje binnen de stadswal gestaan: tenminste als het dateert van omstreeks 1600. Misschien dragen bovenstaande vondsten en overwegingen bij tot het achterhalen van de hele waarheid.
>>
Aantekening 1: "Poortie" Zuidergrachtswal
Wopkes ouders, lakenkoopman Claas Wopkes en zijn vrouw kochten in 1737 van Maria Gaffee-Ring een "huisinge ... 't Poortie genaamt ... met ... een royale ledige plaats tegenwoordig tot een kolfbaan gebruikt wordende ... Jan Freerks cum uxore huirders" aan de Grachtswal [Zuid]; Groot Consentboek ee 37, f. 90. Wopke Wopkes kocht het pand ten Westen erbij: dat was van Beitske Visser, de weduwe van Horatius Visser; Gr. Cons. 1772, fol. 26v. Over Wopke verhaalt Arjen Dijkstra in de Leeuwarder historische reeks, VIII (2005), 135-151: Het stokske van Wopkens - Een portret van de Leeuwarder patriot Wopke Wopkens (1730-1807). Wopke had als kapitein waarschijnlijk zitting in het Malefai(c)tsgericht. Dat was gevestigd aan de zuidzijde van de Galileërkerk. Wopkes weduwe, Catharina Accama, dochter van de kunstschilder Matthijs, woonde blijkens het Quotisatiekohier van de huisflorenen in 1808 nog op nr. L 11, waar thans Zuidergrachtswal 22 gelokaliseerd is. L 11 werd op 12 november 1821 door Jan Brouwer, predikant van de doopsgezinde gemeente, verkocht aan koopman Johannes Franciscus Kesler en diens zuster Aleida. In de akte (t 26 i 78007 nr. 38) staat: door wijlen mej. Ida Accama laatst bewoond geweest. Zij had op 29 december 1818 in de Leeuwarder Courant bericht van het overlijden van haar zuster Catharina twee dagen eerder. Ida is op 2 augustus 1821 overleden; LC 3 augustus.
Genoemde Jan Brouwer is onder meer bekend van het lijkdicht dat hij in 1811 schreef ter nagedachtenis van Klaas Tigler, "in leven leeraar der Doopsgezinden te Leeuwarden, overleden aldaar, op den 30sten van Hooimaand 1811, in den ouderdom van ruim zeven-en-tachtig jaren", die een naar hem genoemd "leen" naliet. Tigler heeft een gedicht geschreven "Ter gedagtenis der milde gifte aan het Mennonite gasthuis op de Gragtswal buiten Leeuwarden, van den heere Dirk Zeeper, overleden de 2 Septemb. des jaars 1765; vgl. Abraham Ferwerda, Honig-Bije in poezij, III, Leeuwarden 1771, blz. 24 no. 11.
Aantekening 2: Wopke Tadema
LC 14 november 1900: Omtrent het overlijden van den heer mr. W. Tadema te Semarang wordt aan de Java-Bode gemeld: Met mr. W. Tadema is de oudste rechterlijke ambtenaar van Nederlandsch-Indië heengegaan. Den 27n October 1829 te Makkum geboren, werd hij in Maart 1857 benoemd tot rechterlijk ambtenaar en als griffier geplaatst bij den raad van justitie te Makassar; na opgeklommen te zijn tot den rang van omgaand rechter in de 5e afdeeling op Java en Madoera, vertrok de heer Tadema den 15 Maart 1865 wegens ziekte met een tweejarig verlof naar Europa; van daar teruggekeerd, werd hij benoemd tot omgaand rechter in de 3e afdeeling op Java en Madoera; na achtereenvolgens zitting te hebben gehad in den raad van justitie alhier, het openbaar ministerie te hebben waargenomen bij den raad te Soerabaja en vice-president te zijn geweest van den raad te Batavia, werd mr. W. Tadema in 1871 benoemd tot voorzitter van den raad van justitie te Semarang. In 1879 benoemde de regeering hem tot raadsheer in het hooggerechtshof, maar de heer Tadema nam den 1en April 1881 ontslag uit 's lands dienst. Hij vestigde zich toen als advocaat te Semarang om 8 jaren later door de Regeering herbenoemd te worden tot president van den Raad van Justitie te Semarang en eenigen tijd daarna ook tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. Eerst verleden jaar keerde de heer Tadema onder den last des ouderdoms terug tot het ambtelooze leven. Hij was een ouderen broer van den bekenden, te Londen gevestigden schilder.
LC 1 mei 1857: Door den Gouverneur-Gen. Van Nederl. Indië is o.a. benoemd tot griffier bij den raad van justitie te Macassar, de ambtenaar der 1ste kl. Voor de dienst in Nederl. Indië de heer mr. W. Tadema, onlangs uit Nederland alhier aangekomen.
LC 26 maart 1889: Batavia, 23 februari. Tot president van den raad van justitie te Semarang is benoemd de gepensioneerde rechterlijke hoofdambtenaar mr. W. Tadema laatstelijk raadsheer in het hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië, thans advocaat en procureur bij den raad van justitie te Semarang.
Aantekening 3: aankoop 1658
Lijntie Pytters weduwe van wijlen Ritscke Doytses in leven mr. timmerman binnen Leeuwaerden, doe kondt ende bekenne mitsdesen voor mij ende mijne erffgenaemen uyt de handt vercoft ende in eygendom overgedragen te hebben ... aen de eersame Marcellus Goverts vroedtsman binnen voorschrevene stede ende Maycke Marcus echteluyden sekere huysinge ende halve hovinge staende ende gelegen op de grachts kant buyten voors. stadt bij Jan Binnerts cum uxore laest bewoont, sijnde de hovinge lanck eenhondert ende ses voet, ende aen de zuydcant sal affgaen een voetpadt lopende nae 't achterste ende onvercofte gedeelte van de hovinge breed sijnde vijftien voeten, met het zomerhuys aen deselve cant ten Suyden gelegen, hebbende Pouwels Jaspers ten Noorden, die olde boumeester Dirck Jansen ende Claes Aryens ten Zuyden naestlegers, doende jaerlijcx te grondtpacht thien car.glns. die betaelt sullen worden aen Maria Basuyns weduwe van wijlen Jacobus Camp[egius] als moeder ende wettige voorstanderse over haer kinderen bij de voors. Camp[egius] in echte getoghen, ende dat voor de somma van eenduysent goude glns. yder xxviij stuyvers doende ... mede geconditioneert dat de copers het achterste gedeelte van de voors. hovinge, gelijck mede de deurgangh nae achteren geholden sullen sijn met een blinde muyr op haer costen te moeten affscheyden ... Nicolao Coumans Notarius publicus als getuyhghe.
Actum in Leeuwarden 5en Mayus 1658.
De hovinge van Ritske Doytses heette ook wel Fayers/Vayers hoff; vgl. Decreetboek 1654 f. 70r en Hypotheekboek f. 148. In het Definitief Sententieboek (O 31) wordt een geding op 12 juli 1630 tussen Dirck Classz. en Henrick Geerts beschreven, die ruzie hadden gekregen toen zij op 28 april 1629 "met melcanderen in Fayers hoff hadden geclost"; clossen = beugelen.
Aantekening 4: aankoop 1658, nadere bepalingen
C.
Marcellus Goverts vroetsman der stede Leeuwaerden ende Maycke Marcus echteluyden ter eenre, ende Lijntie Pytters weduwe van wijlen Ritscke Doeitsis ter andere zijden: verclaren met elcxanderen veraccordeert te zijn in naevolgende manieren, namelijcken dat wij Marcellus Goverts cum uxore van de inganck van Lijntie Pytters hovinge gelegen op de grachts kant der voorschreven stede achter onse camers tot een gasthuys wordende gebout, sullen hebben ende mogen bebouwen als wij eyghen (te weten) twee voet plaets boven t'geene int coopbrieff van de gedachte camers is bedonghen, ende dat Lijntie Pytters voornoemt daertegens t'dack ende muyre dies van't gasthuys ofte camers sall moghen gebruycken ende aen de selvighe muyre moghen planten ende poten ende dat nae gelieven ende welgevallen van haer Lijntie gedacht, gelijck mede sal zij vermoghen een wijnstock op het dack van de voorges. camers aen de selve zijde leggende, te mogen leggen, [in de marge:] Notandum doch indien eenige schade aen t'voors. dack daerdoor mochte worden veroirsaeckt, sal sulck bij opgedachte Lijntie ofte haere erffgenaemen naer overlijden, altoos moeten werden gehoedet
[vgl. ]. Waeraen dan soo ons wedersijts seer wel genoecht, beloven ende aennemen wij daeromme t'selve altoos te sullen naecomen ende praesteren, onder verbant onser geen uytgesondere goederen, met submissie s'Hoffs van Frieslandt ende alle andere gerechten. In kennisse der waerheyt onse handen beneffens de subscriptie van Nicolaus Coumans notarius publicus als getuyge, ende sijn hieraff twee gelijckluydende gemaeckt ende bij ons contrahenten yder een ontfangen.
Actum in Leeuwaerden 20en Septembris 1658.
[Achterzijde:] De opsienders van de waterlantsche gemiente moeten de 10 Car. gul. grontpacht (gaende uit het gasthuys buyten op de grachtswal staende) baerlijcx betaele[n] dewijle Maeyke moey haer voor haer gemiente daerin heeft gecontenteert ende daerenboven 200 Car. guld. om tselve daervan te betalen.
Aantekening 5: stichtingsbrief 1659
Alsoo wij Marcellus Goverts althans vroedschap binnen Leeuwarden ende Mayke Marcus echteluyden all over enige jaren van voornemen sijn geweest ter eeren Godts ende gedachtenisse van ons, te doen bouwen een gasthuys ofte gemeenhuys van een seker getall camers, om voor niet ende sonder betalinge van huyr te laten bewonen van enige weduwen en andere vrouspersonen, welcke boven haer kost de huyshuyr niet ofte beswaerlijck conen winnen, ten einde sij bij dese wege van de huyshuyr verlicht, onder malcanderen een gerust en vreedsaem leven mochten leyden; welck voornemen in den jare 1658 bij ons int werck gestelt ende in dit jaer 1659 voltrocken sijnde buyten Leeuwarden op de grachts kant, alwaer wij twintich woningen off aparte camers, buyten het gemeen wasckhuys ende de camer voor de voogden sampt andere geryff hebben doen bouwen, soo ist dat wij bij desen verclaren onwederroepelijk gedonateert en geschoncken te hebben sulx doende hiermede alsnoch de vs. huysinge en woningen met het bleeckvelt off gemene plaets int midden sampt put, regenwatersback, gemack ende alle vordere annexen en dependentien vandien, omme tot een gasthuis en gemeenhuis bij soodanige weduwen en andere vrouspersonen als hierboven is verhaelt, voor niet ende sonder enige betalinge van huyr bewoont ende gebruykt te werden op de ordre en maniere hiernae poinctuelijck beschreven. Ende opdat dese onse goede meninge, wille ende ordonnantie wel mach werden achtervolgt en volbracht, oock alle moeiten en verschillen die in toecomende tijden mochten comen te ontstaen, soovele mogelijck verhoedet, soo hebben wij op den 6en July deses jaers versocht om bij ons t'onsen huyse [vgl.
] te comen, gelijck oock aldaer gecompareert sijn, namentlijk Hendrick Everts wonende op de grachtskant aen t'wandelpad buyten vs. stede, mitsgaders volgende vier diaconie-dienaers van de doopsgesinde Waterlandsche gemeinte binnen Leeuwarden voornoemt, te weten Jacob Wybrants mr. horologiemaker, Siewert Cents coopman en mr. backer, ende Hendrick Lamberts coopman en mr. koeckebacker, alle drie burgers ter selver plaetse, sampt Taecke Meintes besemmaker en coopman op het Fliet buyten gemelten stede - van welcke gemeinte tegenwoordich praedikers sijn Claes Tomas ende Wybe Jenties - ende aen de gemelte vijff personen eernstelijck versocht en begeert dat sij de administratie en regeringe van vs. gasthuis in manieren hiernae beschreven, nae de doot van mij Mayke Marcus wilden gelieven aen te nemen, gelijck oock bij de gemelte eersame mannen nae enige redenen van excusatie eintelijck aengenomen is op conditien ende articulen hiernae volgende.
[1.] Eerstelijck dat de administratie en regeringe van het gemelte gasthuis off gemeenhuis voorts nae het overlijden van mij Maycke Marcus, schoon ick Marcellus Goverts alsdan noch int leven mochte wesen, om moverende en bewegende redenen sall comen ende van tijt tot tijt altoos verblieven aen de diaconie-dienaren van de doopsgesinde Waterlandsche gemeinte binnen Leeuwarden meergenoemd; alsoo dat den eenen diaken verstervende, wederom sall succederen dengenen welcke in sijn plaets als diacon bij deselve gemeinte sall werden beroepen en gestelt, met dien bescheyde nochtans dat Hendrick Everts vs. de administratie en voogdije off regeringe gelijck voren is verhaelt, geduyrende sijn leven mede sall hebben gelijk een der andere administrateurs.
2. Ten tweden is ons wille ende begeren dat de gemelte sampt toecomende voogden off administrateurs sorge sullen dragen dat het vs. huys in vrede ende minnelickheit onder de bewoonders werde gebruyckt, diesvolgens de vreedsame niet te laten verdrucken, maer in tegendeel voor sooveel sij recht hebben, haer allesins de de behulplijcke handt te bieden; ende wederom de onvreedsame ofte die haer qualick comporteren en aenstellen, behoorlijck met goede christelijcke redenen te bestraffen en tot beterschap te vermanen; doch soo sij haer door eens off twemalen te vermanen ende bestraffen niet en beteren, geven wij donatoren den vs. voogden die macht omme deselffde eygener authoriteit uyt het gasthuis ende profiten vandien te mogen setten, sonder daervan reden te geven ende de oorsake waerom schuldich te sijn met emant te disputeren, sulx geen qaude bewoonder sall vermogen diesaengaende rechtsmiddel te gebruycken, alsoo wij vertrouwen dat sij administrateurs daerinne haer conscientie wel sullen quiten.
3. Ten darden en sullen geen weduwen off andere vrouspersonen in het vs. gasthuis mogen wonen die enige aelmoesen genieten, ten ware met kennisse en believen van de voogden off administrateurs, ende sullen oock niet vermogen emant bij haer te nemen wonen in enige camer, maer deselve voor haer alleen beholden.
4. Ende opdat dese ons geboude gasthuis niet t'enemael ledich ende sonder opcomsten sall wesen, soo donateren en schencken wij Marcellus Govert ende Mayke Marcus voornoemt, daerbij mede onwederroepelijk sekere gemeenschar lands leggende op de Ley aen t'noord van Beetgum, nu tegenwoordich int geheel te huyr doende drie hondert Caroli glns., bij verscheydene personen gebruykt.
5. Waeraff wij willen dat yder bewoonder van een camer in ons gasthuis jaerlijx sall genieten vijftien Caroli glns., des die selffs tot nooddruft gebruykende, sonder elders te mogen vereren, ende sullen van deselve penningen mede onderholden en dragen de kleyne reparatien van steenties, glasen en diergelijk, bij gebreke dies dat de voogden sulx sullen doen maken en van het jaergeld t'selvige afftrecken.
6. Item off emant off enige onder de bewoonders mochten wesen die vs. jaerlijxe vijftien car. glns. verstonden niet van noden te hebben, sullen soodanige penningen verblijven onder de voogden om te imploieren tot reparatie ende onderholdinge van hetselve gasthuis.
7. Dat de administrateurs en voogden niet sullen vermogen de huyrders van het voornoemde meenschaer noch enige vandien in de huyr op te halen, dan haer laten genoegen met de vs. tegenwoordige huyrpenningen volgens huyr-contract bij ons daeraff met de huyrders gemaeckt.
8. Vorders is ons wille ende begeerte dat de geschenken int gemelte huyr-contract geroert diewelke wegens verhandlinge off overdrachte van yder koegangh mogen procederen, sullen werden geimploieert de eene helfte tot onderholdinge van het vs. gasthuys, en de andere gerechte helfte tot profite der armen op de Ley.
9. Van alle welcke administratie sullen de voogden van meergemelte gasthuis ofte gemeenhuys alle acht jaren aen de E. magistraet der stad Leeuwarden vs. ofte gecommitteerden vandien tot costen van het gasthuys op de beste menagie doen rekeninge, bewijs ende reliqua haerder bedieninge.
Dit dan alsoo onse enige begeerte desen aengaende sijnde, hebben wij desen tot teken van waerheit bij goeden verstande als een donatie ad pias causas ofte hoe het anders in recht genoemd mach werden, nae duydlijcke voorlesinge ondertekent ende tot volcomen bevestinge als getuygen versocht ende specialijck tot mede vertekeninge gebeden namentlijck Keimpe Sickes tonghcoper, Jacob Dirx mr. schoenmaker, Jan Jarichs grootschipper, Tonis Aerns Harlinger treckschipper ende Renicum Ens Not. Publ. alle burgers binnen Leeuwarden, twelck wij getuygen gedaen hebben naedat de donatoren verclaert hadden dit haer ten vollen voorgelesen en bekent sampt haer wille te wesen ende wij haer bij goede wetenschap hadden bevonden. Actum tot haren huyse den sestienden Augusti a[nn]o sestien hondert negen en vijftich.
[handtekeningen:]
M. Goverts, Mayke Marcelys
Keympe Syckes
Jacob Diercks 1659
Jan Jaerychs
Thonis Aernts
Renicus Ens 1659 Not. Publ.
[achterop:] No. 2. A. Dispositie bij forme van donatie ad pias causas van de gemeensman Marcellus Goverts cum uxore
[bij het begin:] Registrata int register der testamenten, donatien en andere instrumenten berustende in de secretarie der stadt Leeuwarden 26 Augusti 1659.
In kennisse van mij secretaris J. [= Jacob] Adius 1659; HCL Toegang 75 inv.nr. 760.
Aantekening 6: Waar Marcelis Goverts en echtgenote woonden
Het echtpaar Goverts woonde sedert najaar 1651 aan de noordzijde van de Nieuwstad in "de Witte Leu". Met ingang van dat jaar tot en met 1653 was Marcelis Goverts als bouwmeester vertegenwoordigd in het stadsbestuur; op 3/13 januari is hij de stadhouder voor die benoeming gaan bedanken (vgl. Gloria parendi). Op de wijkkaart van 1843 gaat het om nummer 24 aan de Deinumer Zuupmarkt zoals de Nieuwestad tussen Kleine Kerkstraat en Nieuwesteeg toen heette; tegenwoordig nr. 61 (uitbreiding 2008 boekhandel van der Velde) en 61a (antiekzaak Beuneker). Die "heerlicke niuwe huysinge sampt een niu achterhuis ... mitsgaders een uitgang in de Bagijnestraet", kochten de echtelieden op 15 november 1651 van bouwheer Gysbert Heymans en diens echtgenote Gerlantie Sickes Duurema "wonende op 't niuwe Bildt" voor "acht duisent goltgulden"; Groot Consentboek ee 19 - 185. Huisnamenspecialist Henk Oly vond in de consentboeken van 1624 tot 1643 voor dezelfde locatie vermeldingen van "de witte windhond". De windhond zal plaats hebben moeten maken voor de leeuw. In 1661 kocht de weduwe samen met Dr. Jacobus Recalf en diens echtgenote van Riemer Tonis het ten Noorden, aan de Bagijnestraat gelegen pand - "Jan Michels ten Oosten, Siouck Fogelsangs huysinge ten Westen" - waaraan het gebruiksrecht van de steeg ten Westen van haar huis aan de Nieuwstad verbonden was (GC 1661 - 218); nr. 365 op de wijkkaart van 1843. In 1645 hadden "Marcelus" Goverts en Mayke Marcus van Harmanus, Gerryt en Antie Radijs, erfgenamen van wijlen de deurwaarder Willem Radijs, voor 325 gg. twee verhuurde kamers gekocht in Droevendal (ook wel Nieuwe Hofstraat) "met een lootse ende put, mitsgaders het mede gebruick van de steige"; GC 1645 - 235. De Witte Leeuw heeft op zijn beurt plaats moeten maken voor het door Claes Bockes Balck (1683-1748) ontworpen huis dat Jan Klemrink en zijn vrouw Agate Wesselius in 1747 lieten bouwen. Het alliantiewapen staat nog steeds in de gevel. Het echtpaar Klemrink-Wesselius stichtte ook het buitenhuis aan de Zuidergrachtswal nr. 14.
Aantekening 7: buren Oostergrachtswal
Als naastligger had men rechten en plichten. Dat gold ook voor de familie van Viers(s)en, die in de omgeving van het gasthuis veel bezit had.
Gisbertus van Vierssen Raad Ordinaris in den Hove van Vrieslant bekenne bi desen, dat de heren Voogden van Marcelis Goverts gasthuis staande op de Graftswal buiten Leeuwarden, mij niet anders hebben toegestaan de balken van seker afdak, bi mij in mijn tuin aan het voorschr. gasthuis staande gemaakt te werden, in des voors. gasthuis muir te leggen ende tselve afdak vant secreet af, dat reeds in mijn tuin is gemaakt van 't vorige daar geweest sijnde, to sover 't selve gasthuis langs mijn tuin aant voors. gasthuis vast te leggen, als op voorwaarde, dat so wanneer namaals mochte bevonden werden 't voors. gasthuis door de voors. timmeragie enich nadeel geleden te hebben, ik sodanich interest op 't seggen van goeluiden sal hebben te boeten, indien ik niet mogte genegen wesen de voors. timmeragie voor soveel het de geregticheit van 't voors. gasthuis beslaat, weder af te breken; ook neem ik aan geduirende de stant van 't voors. gebou 't water van 't voors. gasthuis na mijn tuin aflopende op mijn afdack te ontfangen ende de gote niuwelijx bi welgemelde heren voogden gekocht van deselve over te nemen voor sodanigen prijs als sij deselve hebben betaald. t'Oirconde mijn hand den 20en May 1681.
G. v. Vierssen
Bovenstaande timmeragie is bij mij onderges. nog vergroot met een keukentie waaraf de balken mede sijn geleid in gemelte gasthuismuir in het najaar van desen jare 1713, welke balken ook niet anders bij mij sijn gelegd als op deselve conditie als hiervoren bij mijn w. vader in den jare 1681 sijn balken in deselve gasthuis-muyr sijn gelegd; ook daar mijn schoorsteen geen hinder aan het gasthuis te sullen brengen. t'Oirconde mijn hand desen 28. 9ber 1713.
P. v. Viersen
[Hist. Centr. Lwd., Toegang 75 inv.nr. 873].
Een geval van schade aan de dakpannen van het gasthuis is onder hetzelfde inventarisnummer gearchiveerd.
Request voor de voochden van Marcelus Goverts gasthuys
Aen de E. Achtb. Magistrât der stadt Leeuwarden.
Verthoonen met behoorlijcke eerbiedicheit de voochden van Marcelus Goverts gasthuys, annexen uitspraeck van de E. Policye van strâten en wallen sub A [volgt hieronder] waeruyt geblijckt, dat Trijntie Jans huisvrouwe van Claes van Weerden is g'ordonneert om de oyspannen van vs. gasthuys aen de suydtcant wederom tot haer eigen costen te laeten maecken binnen veerthien daegen destijts aencomende, off de supplianten bij gebreecke dies g'accordeert 'tselve tot costen van haer te laeten maecken, welcke uitspraecke volgene relâs sub B [niet bewaard gebleven] deselve g'insinueert sijnde, heeft hij in plaets van 't selve te optemporeren daeraff g'appelleert, hoewel ontijdigh, waerinne dan oock heeft gesuccumbeert, te sien bij rescriptie sub C [] off nu well billick was, dat deselve uitspraeck ende daerop verleende, appelant beide in rem judicatam gegaen, bij haer wierde achtervolcht, soo blieft nochtans tot noch toe in gebreecke, en naedemael de supplianten geen gelegentheit omme in de hovinge van partije te comen ten einde om 't selve tot costen van haer te laeten maecken.
Soo versoecken de supplianten seer gedienstel., 't E. Gerechte gelieven de Ex[ecuteur] Scheverstein te committeren nae gedachte Trijntie Jans in gevolge van vs. uitspraeck tot herstellinge der oyspannen remediis praetoriis tot haer costen te constringeren. Quô facto.
G. Radijs Not. Pub. 1691
A.
Geextraheert uyt het Acteboeck van de achtergronden, huyssteeden & binnen Leeuwarden.
Wij onderges. Policyemeesteren ter requisitie van de voogden van Marcelus Goverts gasthuys, in gemelte huys, en voorts ter plaetse contentieus gecompareert zijnde, hebben nae oculaire inspectie en examinatie van 't contract tusschen gedachte Marcelus Goverts in leven vroedtsman deser steede, ende Maycke Marcus echteluyden ter eenre, en Lijntie Pyters weduwe van Ritske Doytses ter andere zijden, den 20en Septemb. 1658 opgerecht, geordonneert dat Claes van Weerden hospes alhier cum uxore als tegenwoordige possessores van voornoemde Lijntie Pyters hovinge, verplicht zijn 't selve nae te comen, en derhalven deselve (vermits hunlieder non comparitie) door de bode Croy doen insinueren om de oyspannen van vs. gasthuys aen de zuydkant, alwaer hun requireerden wijnstocken op het dack sijn leggende, wederom tot haer eigen costen te laten maecken, binnen 14 dagen eerstkomende, off dat men bij gebreecke dies den requiranten toestont, om 't selve tot costen van de requireerden te mogen laeten doen. In kennisse onse handen.
Actum den 17en Xbris 1690; ende was geteeckent W. Crans, Jan van Emmenes ende W. Scheverstein met hun resp. haelen.
Accordeert met voors. boeck in kennisse van mij secretaris J. Dotingh 1691.
Aantekening 8: Boshuisen-poortje
Het Boshuisen-poortje draagt het jaartal 1652 en de initialen AVE van de stichteres Anna Van Eysinga, die als voogdes (1637-1655) van het Old Burgerweeshuis vijf jaar collega is geweest van weeshuisvoogd (1650-1658) Marcelis Goverts. Anna's (tweede) man Philip van Boshuizen (overleden 1652) en zij hadden in 1651 voor de stichting van een gasthuis aangekocht: eerst voor 800 gulden van wijnheer Jacob Jacobs Fasla, geboortig van Doetinchem en burger van Leeuwarden sedert 1628, en schepen Claes Can, weduwnaar van Anie Jacobs Fasla, "sekere bomen ende plantagie, met twee bloemtuinen daarin, sampt somer en douwe huiske ... omtrent Jacobiner kerckhoff", vervolgens nog "seeckere camer ... op Jacobijner kerkhoff" van Agge Rinties en echtgenote Griete Albertsdr. voor 250 gulden; Groot resp. Klein Consentboek 1651 - 65v resp. 27.
>>