|
>> HOMEpage
II: PEREGRINATIO ACADEMICA
IN GERMANIAM |
Friese rechtenstudenten in Duitsland: Johannes Saeckma en zijn drie neven
Internetbewerking (juni 2003) van de publicatie 'Peregrinatio academica in Germaniam. Friesische Jurastudenten in den
deutschen Landen: Johann Saeckma und seine drei Vettern.' In: Grenzgänge. Literatur und
Kultur im Kontext. Hrsg. von Guillaume van Gemert und Hans Ester. Amsterdam 1990, blz.
379-397.
Berichten uit Marburg -
Saeckma baccalaureus -
Brief van Saeckma -
Saeckma's peregrinatio -
Saeckma in Heidelberg -
Opdracht promotiestellingen -
De Franse taal -
Via Bazel naar Genève -
Carrière -
Samenvatting -
Overzicht correspondentie 1588-1595
Inleiding
De klassieke peregrinatio academica van gereformeerde Noord-Nederlandse studenten ging via
Heidelberg, Bazel en Genève, de centra van de calvinistische theologie.(1) Een
schoolvoorbeeld daarvan is Johannes Saeckma (Kollum 1572 - Leeuwarden 1636), een van de
eerste studenten van de in 1585 opgerichte universiteit van Franeker: hij is op 8.8.1588 (de
bewust gekozen geluksdatum?) ingeschreven door zijn oom Elardus Reinalda, hoogleraar
Latijn en Romeinse geschiedenis (1588-1591), toen (1588/1589) rector magnificus. Reinalda
was als lid van Gedeputeerde Staten van Friesland (1584-1588) een van de hoofdpersonen
geweest die zich voor de stichting van de universiteit(2) hadden ingezet.
|
|
1. H.R. Guggisberg, Die niederländischen Studenten an der Universität Basel von 1532 bis
zum Ende des 17. Jahrhunderts. In: Basler Zeitschrift für Geschichte und Altertumskunde
58/59 (1959), blz. 231-288.
2. Universiteit te Franeker 1585-1811. Bijdragen tot de geschiedenis van de Friese hogeschool.
Leeuwarden 1985.
|
Een vijfentwintigtal Latijnse brieven uit de jaren 1590-1595(3) geven een indruk van de sfeer
rond de toenmalige buitenlandse studiereis. Veel hieruit geven we weer in letterlijke vertaling
of in parafrase. Twee brieven stammen van Saeckma zelf, de meeste andere zijn aan hem
gericht door zijn drie neven van moederszijde (Rinia (4)): Sabinus Odulphi Baerdt
(1590-1591), Severinus Hanja (1591-1595), Georgius Wiarda (1595).
|
|
3. Een overzicht van de brieven volgt op de noten.
4. H. Rynja, De Friese geslachten Rynghe-Rinia-Rynja. Tilburg 1982.
|
Hanja keert in 1590 van zijn studiereis terug; hij heeft in Leiden gestudeerd (1581), daarna
Marburg bezocht (1587), en is in Bazel gepromoveerd (1590). Baerdt, die een jaar ouder dan
Saeckma was, is in 1587 als rechtenstudent te Franeker ingeschreven, in 1590 te Marburg en in
1592 te Heidelberg; in 1593 of 1594 schijnt hij te Rome overleden te zijn. Wiarda studeerde
sedert 1592 rechten te Franeker; in 1594 ging hij samen met Saeckma op studiereis: beiden
werden op 3 april 1594 aan de universiteit van Heidelberg ingeschreven. (5)
|
|
5. J. de Wal, Nederlanders, studenten te Heidelberg en Genève, sedert het begin der
Kerkhervorming. Leiden 1865 (overdruk uit: Verslagen en mededeelingen der Maatschappij
van Nederlandsche letterkunde); Dezelfde, Nederlanders, studenten te Heidelberg. In:
Handelingen en mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leiden,
1885-1886.
|
Saeckma
promoveerde op 29 maart 1595 aan de universiteit van Bazel tot doctor in de
rechten.(6) Daarna bezocht hij Genève.(7) Op 5 november 1595 liet hij zich als advocaat
inschrijven bij het Hof van Friesland te Leeuwarden. Wiarda bevond zich in mei 1596 in
Genève, maar werd daar pas op 20 of 21 mei 1597 student aan de universiteit; in augustus was
hij er nog. Hij promoveerde op 20 december 1597 te Bazel en werd in 1600 advocaat bij het
Hof van Friesland te Leeuwarden.
|
|
6. K. Mommsen, Katalog der Basler juristischen Disputationen 1558-1818. Frankfurt am
Main 1978, blz. 182, nr. 534.
7. H. de Vries de Heekelingen, Genève pepinière du calvinisme hollandais. I. Les etudiants
des Pays-Bas a Genève au temps de Theodore de Bèze. Fribourg (Suisse) 1918; II.
Correspondance des elèves de Theodore de Bèze après leurs départ de Genève. La Haye
1924.
|
>> begin
Berichten uit Marburg
Sabinus Baerdt bevindt zich op 26 februari 1590 in Dokkum, als hij aan zijn neef Johannes
Saeckma te Franeker bericht, nog niet zeker te weten wanneer hij op reis (naar Marburg) zal
gaan: hij denkt dat er nog wel vier weken voorbij zullen gaan voor het zover is. Het blijkbaar
geplande gezelschap van Frans Meinsma gaat niet door: die wil naar Heidelberg en vertrekt
bovendien eerder.(8)
|
|
8. Vgl. brief nr. 2. In het naschrift vraagt Baerdt aan Saeckma, of hij meer weet over het
gerucht, dat de universiteit zou worden opgeheven.
|
Marburg bezat de oudste protestantse universiteit van Europa (1527), Heidelberg was na de
invoering van het Calvinisme van 1559 tot 1619 het middelpunt van gereformeerde
geleerdheid.
Op 19 april 1590 schrijft Baerdt vanuit Marburg: Ik heb God zij dank een tamelijk
voorspoedige reis gehad, hoewel ik, omdat ik te voet reisde, zo'n pijn aan mijn voeten heb
gekregen, dat ik in Kassel, negen mijl van Marburg, acht tot tien dagen moest blijven en een
chirurg raadplegen; toch heb ik de hele reis binnen een maand voltooid. (9) Te voet reisde men
slechts gedwongen door de natuur of bij een lege beurs. In de regel werd te paard gereisd, bij
gelegenheid, vooral in vlakke gebieden, per koets of in een open boerenkar. In Duitsland vond
men gemakkelijk koetsen in de grote steden; deze vertrokken wanneer er voldoende reizigers
waren; men hoefde er hoogstens enkele dagen op te wachten. Scheepspassage vond in
Duitsland hoofdzakelijk via de Rijn plaats.(10)
|
|
9. Vgl. brief nr. 3.
10. A. Frank van Westrienen, De Groote Tour. Tekening van de educatiereis der
Nederlanders in de zeventiende eeuw. Amsterdam 1983; J.M. Fuchs, Beurt- en wagenveren.
Den Haag 1946. Bij de laatste iets over het personenvervoer met beurt- en marktschepen en
(op blz. 205) over het brieftransport door beurtschippers.
|
Geldgebrek lijkt niet de reden voor Baerdts voetreis, eerder individualisme. Dit kan ook
verband houden met het feit dat hij wees was. Zijn ouders waren voor 1590 overleden.(11) De
gebruikelijke Franeker afscheidsdisputatie, gehouden 31 januari 1590, had hij opgedragen aan
zijn oom Regnerus van Rinia, die hem als een vader had aangespoord bij zijn studie; in dezelfde
opdracht dankte hij zijn oom Reinalda (12) en tante (Reinalda-)Rinia, bij wie hij in Franeker
gewoond had en die zoals ouders voor hem gezorgd hadden.(13)
Zijn boeken heeft Baerdt nog niet ontvangen. Blijkbaar zouden die nagezonden worden.
Omdat hij ze niet binnen een maand verwacht, heeft hij enkele juridische studieboeken
voordelig gekocht, waarschijnlijk tweedehands, in elk geval niet bij een boekhandelaar. Hij laat
al zijn Franeker medestudenten en muziekvrienden (14) groeten.(15)
Baerdt is ingeschreven in het studentenregister van Marburg op 30 april 1590. Hij neemt deel
aan dispuutcolleges over de Digesten en volgt de hoorcolleges van Regnerus Sixtinus (uit
Leeuwarden) en Hermannus Vultejus, zo schrijft hij op 10 juni aan Saeckma.(16) Hij verlangt
naar brieven van zijn Franeker medestudenten. Geld en gezondheid ontbreken hem niet; hij
voelt zich op zijn gemak in Marburg. Zijn tante hoeft zich geen zorgen om hem te maken.
Omdat Taecke van Aylva(17) op doorreis naar Friesland haast heeft, kan hij niet uitvoeriger
schrijven.
|
|
11. A.L. Heerma van Voss / D.D. Osinga, Genealogie van het geslacht Baerdt of Baarda. In:
Maandblad van het Genealogisch-Heraldisch Genootschap "De Nederlandsche Leeuw" 1930.
12. P. Reenalda, Het oud Friese geslacht Reynalda. 's-Gravenhage 1959. - Toen Reinalda in
Leiden studeerde (1581-1583), hadden hij en zijn vrouw naast hun kinderen 13 studenten als
kostgangers in huis.
13. Sabinus Odulphi Frisius, Disputatio [...] De iniuriis [...] praeside Clarissimo viro,
Domino Henrico Scotano I.U.D. & apud Franekerenses in nova Frisiorum Academia
ordinario Iuris Professore [...] in Auditorio Iuridico 31 Ianuarii hora nona, ante meridiem,
Anno 1590. Franekerae, excudebat Aegidius Radaeus, Ordinum Frisiae Typographus in
Aacdemia Franekerana, 1589 [!]. Nr. xvii in Prov. Bibl. v. Frl. sign. 54 R, dl. I. Deze
verzamelband met disputaties bevat aantekeningen van de hand van Henricus Schotanus.
14. In brief nr. 1 (Franeker, 19 januari 1588) had Sabinus Baerdt aan Johannes Saeckma
gevraagd, voor hem een luit te kopen van de opbrengst van de boeken, die Baerdt had gebruikt
aan de Latijnse school te Leeuwarden. Saeckma was toen leerling van de laatste klas.
15. Brief nr. 3.
16. Brief nr. 4.
17. Taecke Douwes Aylva, na het overlijden in 1588 van zijn eerste vrouw Kinsk Bottesd.
Mockema in 1591 gehuwd met Barber Laesd. Douma; in 1592 grietman van Ferwerderadeel.
|
Studenten in den vreemde schreven brieven naar het vaderland, als er zich een gelegenheid
voor transport van brieven voordeed, liefst door een vriend of kennis, zoals in dit geval Taecke
van Aylva. Dan had men zekerheid dat brieven ook aankwamen.
Een brief aan oom Reynalda heeft Baerdt aan een bode van Emden meegegeven; daarom
twijfelt hij er aan of die is aangekomen! Dat schrijft hij onder meer in zijn brief van 21
september 1590 aan Saeckma.(18) Daarin beklaagt hij zich ook dat hij al lang geen brief van
Saeckma heeft gekregen. Hij volgt nu een Digesten-college waarvan de Leeuwarder Petrus
Johannis Runia de uitstekende praeses is. Verder schrijft hij: Severinus Hanja zal misschien
binnenkort in het vaderland terugkeren. Hij is hier immers op 9 augustus vertrokken en meende
dat hij ten tijde van de Frankfortse boekenbeurs uit Bazel zou terugkeren ...
|
|
18. Brief nr. 5. Het jaartal is o.a. af te leiden uit de opmerkingen over Severinus Hanja.
|
Hanja is op 24 augustus aan de universiteit van Bazel ingeschreven en daar op 26 september
1590(19) gepromoveerd tot doctor in de rechten. Op 9 december van dat jaar heeft hij zich te
Leeuwarden als advocaat laten inschrijven bij het Hof van Friesland. In 1591 werd hij
secretaris van Dokkum.(20)
|
|
19. Mommsen, Katalog, blz. 167, nr. 376.
20. H.T. Obreen, Dokkum. Naamlijsten. Dokkum 1959, blz. 20.
|
De voorjaars- en de najaarsbeurs van Frankfort waren belangrijke evenementen, niet alleen
voor boekhandelaars, maar ook voor geleerden en studenten. Lente en herfst, de jaargetijden
zonder extreme temperaturen, waren de ideale perioden om te reizen. De boekenmarkt van
Frankfort was ook de gelegenheid om brieven naar of uit het vaderland aan vrienden of
bekenden mee te geven. De mogelijkheden om (mee) te reizen zullen ten tijde van de beurs ook
ruimer dan gewoonlijk geweest zijn.
>> begin
Saeckma baccalaureus
De volgende, bewaard gebleven brief van Sabinus Baerdt aan Johannes Saeckma dateert van
17 maart 1591.(21) Hij reageert daarin op mededelingen van Saeckma over academische
privileges te Franeker - waaronder het baccalaureaat in de rechten en in de filosofie; Baerdt
heeft daarvan geen hoge dunk - en over een eventueel huwelijk van neef Hanja. Hij had in Marburg
landgenoten verwacht, maar vermoedt dat er niemand zal komen; anders had Saeckma er wel
melding van gemaakt. Bovendien is er nu een universiteit te Franeker. Hij hoopt dat ook
Saeckma de laagste graad, die van baccalaureus in de rechten, zal halen.
|
|
21. Brief nr. 6.
|
Eind mei of begin juni 1591 heeft Saeckma die graad behaald bij professor Henricus
Schotanus;(22) het baccalaureaat gaf bevoegdheid om dispuutcolleges te leiden. Neef Hanja
heeft op 19 mei en op 10 juni vanuit Leeuwarden aan Saeckma geschreven: de eerste brief
addresseert hij nog aan Joannes Suffridi, de tweede aan Joannes Suffridus' zoon Sakema I.C.
Baccalaureus te Franeker. Geen toeval lijkt het dat in de tweede brief bij het patronymicum een
familienaam is gekomen. Rond 1600 werd een achternaam in de steden een statussymbool.(23)
|
|
22. Niet in M. Ahsmann, De juridische faculteit te Franeker 1585-1635. Een studie over de
professoren en hun onderwijs met lijsten van verdedigde disputaties. In: Tijdschrift voor
rechtsgeschiedenis 54 (1986), blz. 3-72.
23. P. Nieuwland, De Friese familienamen voor, in en na 1811. In: De Vrije Fries 60 (1980),
blz. 66-78.
|
In de brief van 19 mei (24) meldt Hanja dat Augustinus Polman over een dag of veertien op het
stadhouderlijk schip van Leeuwarden naar Bremen zal meevaren. De Leeuwarder Polman had
sedert 9 mei 1589 te Franeker rechten gestudeerd en zou naar Marburg gaan; daar heeft hij
zich op 6 april 1592 (!) laten inschrijven. Het belangrijkste van deze vermelding is de
mogelijkheid om mee te reizen op een bijzonder schip.
|
|
24. Brief nr. 7. Het jaartal 1591 blijkt uit de vermelding van de dood van de oud-Gedeputeerde
Sjoerd Fockens.
|
Van een in het vaderland teruggekeerde student is sprake in de brief van 10 juni.(25) Het gaat
om Ausonius Aysma. Die had eerst te Franeker (1586) en daarna in Marburg (1587) rechten
gestudeerd. Hanja heeft hem nog niet gesproken. De bedoeling was Saeckma op de hoogte te
stellen van ervaringen van andere Friese peregrinanten. Saeckma wilde immmers ook zelf een
buitenlandse studiereis maken om tot doctor te promoveren.
|
|
25. Brief nr. 8. De datering is gebaseerd op Hanja's mededeling, dat Hobbe van Baerdt de
vorige dag (9 juni 1591) is gestorven. Hobbe was Sabinus' oom en griffier van het Hof van
Friesland.
|
De student Polman is voor 17 augustus 1591 in Marburg aangekomen. Op deze datum schrijft
Baerdt aan Saeckma: Sedert de aankomst van Polman heb ik je tweemaal geschreven; als je
niet tweemaal een brief hebt ontvangen, ontvang je ze misschien alsnog: ik heb ze immers
allemaal aan boden overhandigd. (26)
|
|
26. Brief nr. 9.
|
De genoemde twee brieven hebben Saeckma niet bereikt, zijn in ieder geval niet bewaard
gebleven. Hieruit blijkt weer waarom men brieven het liefst aan vrienden of bekenden meegaf.
Overbrenging door boden was lang niet altijd zeker.
Polman, zo schrijft Baerdt, bevalt de voortgang van de studien te Marburg zeer, meer dan die
te Franeker. Baerdt raadt Saeckma aan om ook naar Marburg te komen.
Tot 1596 was er in Franeker slechts een hoogleraar rechten. Henricus Schotanus kon alleen
niet even uitgebreid onderwijs geven als drie hoogleraren in Leiden. Veel studenten voltooiden
hun rechtenstudie dan ook liever elders. Zeer waarschijnlijk hielp Saeckma als baccalaureus
van najaar 1591 tot eind 1593 bij het juridische onderwijs te Franeker. Uit die tijd is een
handschrift over het Romeinse recht bewaard gebleven, getekend Joannes Suffridi Saeckma,
Franekerae Frisiorum, Anno (15)92 & 93. (27)
|
|
27. R. Visscher, Catalogus der stedelijke bibliotheek van Leeuwarden. 's-Gravenhage 1932,
blz. 26, A 292.
|
Verder vraagt Baerdt in zijn brief van 17 augustus 1591 aan Saeckma om er voor te zorgen dat
de Duitser Joannes Sutor het geld dat Baerdt hem verschuldigd is, van oom Regnerus van
Rinia ontvangt. Sutor uit Neukirchen in Hessen was op 30 juni 1591 te Franeker als student
ingeschreven.(28) In Marburg had hij een tijdlang bij Baerdt gewoond en hem als knecht
gediend. Zeer waarschijnlijk heeft Sutor deze brief uit Marburg naar Franeker meegenomen.
|
|
28. Album Studiosorum Academiae Franekerensis (1585-1811, 1816-1844). Franeker 1968,
nr. 133.
|
Baerdt volgt nog steeds dispuutcolleges onder het voorzitterschap van Petrus Joannis. Deze
Pieter Jansen Runia was op 21 juni 1587 ingeschreven aan de universiteit van Marburg. Eind
1592 studeerde hij te Genève. Op 17 mei 1593 is hij in Bazel gepromoveerd. Advocaat werd
hij te Leeuwarden op 3 juli 1593. In Franeker heeft hij nooit gestudeerd! De beginjaren van
Franeker waren onzeker: in 1589 werd er al aan gedacht de universiteit op te heffen.
Sommigen zoals Runia kozen toen nog voor Marburg, de oudste protestantse universiteit,
ofschoon Friesland al een eigen universiteit bezat. Voor de oprichting van de universiteit van
Franeker studeerden daar immers ook al vele Friezen.
De laatste overgeleverde brief van Baerdt aan Saeckma dateert van 21 september 1591.
Gemengde gevoelens koestert Baerdt over Saeckma's promotie tot baccalaureus: maar dat zal
Saeckma in elk geval via Hanja vernomen hebben. Het lijkt hem niet waarschijnlijk dat
Saeckma met deze eretitel verder colleges te Franeker volgt. De disputeercolleges te Marburg
zijn onderbroken, omdat praeses Runia voor herstel van zijn gezondheid naar de zure bronnen
is gereisd.(29) Wellicht is hiermee een van de koolzuurbronnen in het Nederrijnse
leisteengebergte bedoeld, bij voorbeeld die van Selters, of de rheumabadplaats Aken.
|
|
29. Brief nr. 10.
|
Baerdt heeft zijn mening gewijzigd en besloten in Marburg te overwinteren. Hij weet nog niet
waarheen hij de komende zomer zal vertrekken.
Tekenend voor de relatie Baerdt-Saeckma is de laatste zin van deze brief: In aantal brieven win
ik zoals je ziet van jou, jij van mij in uitgebreidheid.
>> begin
Brief van Saeckma
De brief van Baerdt heeft duidelijk gemaakt dat het vaderland wat van zich moet laten horen.
Dat er gereageerd wordt, kunnen we opmaken uit een brief van 5 oktober 1591.(30) Daarin
schrijft Hanja uit Dokkum aan Saeckma over een brief van professor Lydius(31) aan Baerdt.
Die kan Saeckma het beste naar Dokkum sturen; vandaar is hij immers gemakkelijk naar
Bremen (en verder) te verzenden.(32) Als Saeckma intussen een brief aan neef Baerdt wil
schrijven en die ook naar Dokkum sturen, dan kan die mee verzonden worden, voordat de
gelegenheid daarvoor voorbij is. Onzeker is echter waar Sabinus Baerdt op dat moment
verblijft.
|
|
30. Brief nr. 11.
31. De brief is niet bewaard gebleven. Martinus Lydius (1540-1601) was een van de drie
hoogleraren in de theologie te Franeker.
32. Dokkum had toen nog een open verbinding met de Noordzee.
|
Een lange brief van Saeckma aan Baerdt is inderdaad bewaard gebleven, zij het niet
volledig.(33) Die is echter te dateren in de tweede helft van 1592. Saeckma verontschuldigt
zich dat hij zo lang niets van zich heeft laten horen; dat kwam omdat er niemand was aan wie
de brief had kunnen worden meegegeven. Blijkbaar heeft Baerdt vanuit Frankfort geschreven.
Uit die brief(34) kon Saeckma echter niet opmaken waarheen Baerdt zou vertrekken en of hem
de brief van Lydius welkom was geweest. Een maand of twee geleden echter heeft een in het
vaderland terugkerende peregrinant Saeckma verteld, dat Baerdt in Heidelberg is. - Wij vinden
hem in het album studiosorum ingeschreven op 5 april 1592. - Saeckma weerlegt het verwijt
van Baerdt, als zou hij hem in de steek gelaten hebben.
|
|
33. Brief nr. 13. Het slot en het adres ontbreken. De datering is mogelijk op grond van de
mededeling over het beleg van Coevorden.
34. De brief is niet bewaard gebleven.
|
In de eerste plaats heeft Saeckma wat familieberichten. Neef Hanja is nog ongehuwd. Een nicht
van Saeckma heeft een zoontje gekregen, maar niet veel later is het uit deze peregrinatio naar
het hemelse vaderland vertrokken. Deze metafoor voor geboorte en overlijden geeft aan welk
een belangrijke rol de begrippen peregrinatio en vaderland speelden in het leven van de mens in
de vroege nieuwe tijd.
Heel wat van mijn medestudenten zijn met een doctorsbul naar huis teruggekeerd. Onder hen is
ook Henricus Alopecius, gepromoveerd te Bazel. Kort geleden teruggekeerd heeft hij mij
enkele dagen geleden bezocht. Van hem ben ik veel te weten gekomen. Ik ga hier echter nog
niet weg, hoewel de meesten van de studenten, die er nu zijn, pas zijn aangekomen. Bijna alle
ouderejaars zijn weggegaan, zodat als je hier zou zijn, jij weinigen en weinigen jou zouden
kennen. Ik heb ooit gehoord dat Gothofredus door de Staten beroepen zal worden - zo immers
zegt men hebben zij beloofd - , maar wat er gebeurd is, weet ik niet.
De Geldersman Henricus Alopecius of Vos(sius) was zijn studie op 14 april 1586 in Franeker
begonnen. In Bazel promoveerde hij tot doctor in de medicijnen op 4 juli l592.
Veel Friezen promoveerden in die tijd te Bazel tot doctor in de rechten of in de medicijnen. De
medische hoogleraren Caspar Bauhin en Felix Platter bekommerden zich daar om de
Nederlandse studenten.(35)
|
|
35. Guggisberg, Studenten, blz. 241, noot.
|
De eerste contacten van Friesland met de Straatsburgse hoogleraar rechten Dionysius
Gothofredus liepen via Sibrandus Lubbertus, de meest prominente hoogleraar van de
universiteit van Franeker. Op 10 december 1592 verzochten burgemeester en schepenen van de
stad, die in het begin invloed hadden op het bestuur van de Franeker universiteit, Gothofredus
om het hem aangeboden professoraat aan te nemen; begin 1593 kwam de afzegging. Lubbertus
liet de zaak echter niet rusten: op 24 mei antwoordde Gothofredus opnieuw negatief.(36)
|
|
36. C. van der Woude, Sibrandus Lubbertus. Leven en werken, in het bijzonder naar zijn
correspondentie. Kampen 1963, blz. 380.
|
Na de mededelingen over familieleden en zichzelf schrijft Saeckma aan Baerdt over hun
gemeenschappelijke studievrienden. Henricus Otho is dominee geworden in het dorp
Wijnaldum - Saeckma gebruikt de Friese spelling Winaem - en Suffridus Suffridi in Schingen
en Slappeterp. Laelius Lycklama heeft zich wegens een langdurige ziekte, waardoor hij bijna
de hele winter en zomer bevangen is geweest, op 1 mei voor herstel naar Leeuwarden begeven.
Nu is hij goddank beter en zal hij volgens Saeckma tegen de winter ook weggaan op studiereis.
Dat laatste vond niet plaats. Lycklama promoveerde namelijk op 30 oktober 1592 te Franeker
tot doctor in de rechten.(37) Verder bericht Saeckma in zijn brief nog twee-en- een-halve
bladzijde lang over de veldtocht van Maurits tegen Steenwijk en Coevorden.
|
|
37. Theses inaugurales [...] praeside V. Cl. D. Henr. Schot. I.U. D. & Professore, pro gradu
Doct. in Iure consequendo [...] Trigesimo Octob. Hora octava ante meridiem, in templo
Academico. Franekerae, excudebat Aegidius Radaeus, 1592. Bevat ook een Grieks gedicht van
Johannes Suffridi Saeckma. Nr. ix in Prov. Bibl. v. Friesl. sign. 54 R dl. 1.
|
Of deze brief Baerdt bereikt heeft, is twijfelachtig. Hetzelfde geldt voor een brief die een
zekere R. Sixtus(38) op 7 januari 1593 uit Frankfort aan Sabinus Baerdt te Heidelberg heeft
gericht.(39) Wegens afwezigheid heeft Sixtus een brief van Baerdt niet eerder kunnen
beantwoorden. Hij heeft zich verwonderd over het gedrag van de student Aernsma. - Albert
Aernsma was zijn rechtenstudie op 30 april 1587 te Franeker begonnen en had vervolgens
Marburg (18-5-1588) en Heidelberg (15-1-1592) bezocht. - Aernsma heeft in Heidelberg
schulden gemaakt en wilde vanuit Frankfort naar (de Zuidelijke?) Nederlanden reizen, hoewel
hij zelfs niet over reisgeld beschikte. Sixtus heeft hem aangeraden naar Heidelberg terug te
keren en zijn landgenoot tegoedertrouw wat geld gegeven. Als Fries betreurt hij het dat niet
alleen Aernsma maar ook Andries Hiddema zozeer misbruik hebben gemaakt van geld van
Pacius. Aan Pacius zal hij schrijven om vanwege deze geldkwestie geen bode naar Friesland te
sturen.
|
|
38. Sixtus Ripperti was sedert 1579 predikant te Franeker; op 29 juli 1585 hield hij in de
Martinikerk de feestpreek bij de opening van de universiteit; hij stierf in 1597. Zijn zoon
Rippertus Sixtus, geboren in 1583, was van 1628 tot 1651 predikant in Leeuwarden. Vgl. T.A.
Romein, Naamlijst der predikanten, sedert de Hervorming tot nu toe, in de hervormde
gemeenten van Friesland. Leeuwarden 1886, blz. 228 resp. 18-19.
39. Brief nr. 15.
|
Hiddema studeerde vanaf 28 september 1586 aan de universiteit van Heidelberg; op 16 juli
1591 had hij daar zijn inschrijving hernieuwd. Te Heidelberg ontfermde de hoogleraar rechten
Julius Pacius zich blijkbaar over buitenlandse studenten.
>> begin
Saeckma's peregrinatio
Saeckma is najaar 1593 nog steeds in Franeker. De universiteit houdt hem vast en de hoop dat
Gothofredus toch nog zal komen. Hij is er niet gelukkig mee dat hij zijn buitenlandse studiereis
moet verdagen, zoals blijkt uit de brief die neef Hanja hem op 19 september geschreven
heeft.(40)
|
|
40. Brief nr. 16.
|
Uit genoemde brief maken we op dat professor Schotanus en de rechtenstudenten hem niet
wilden laten gaan zolang er geen tweede hoogleraar rechten in Franeker was. Ook zijn ooms,
invloedrijke bestuurders, vonden het blijkbaar beter dat hij nog bleef.
Hanja raadt hem aan niet neerslachtig te worden en zich niet te laten kwellen door de misschien
wel overijlde terugkeer van kameraden. Saeckma moet maar denken dat op rijpere leeftijd en
na voltooide studie met meer vrucht de peregrinatio wordt ondernomen om universiteiten te
bezoeken omwille van de beroemdheid van hun professoren. Hij kan van de nood een deugd
maken door contact met Gothofredus.
Niet lang nadien moet definitief duidelijk geworden zijn dat Gothofredus toch niet naar
Franeker zou komen. De peregrinatio van Saeckma samen met zijn neef Georgius Wiarda
wordt voorbereid. Daarvan vernemen we iets uit een brief van Wiarda aan Saeckma van 16
januari 1594.(41) Wiarda is nog in Franeker, Saeckma bevindt zich in Dokkum, waarschijnlijk
bij Hanja.
|
|
41. Brief nr. 17.
|
Georgius Wiarda heeft de toestemming van zijn oom (Jacobus Bouricius) nodig voor de
peregrinatio. Dat Wiarda samen met Saeckma op reis gaat, bevalt die oom wel, maar het
reisdoel Duitsland staat hem juist tegen, omdat dat land naar zijn zeggen geen beschaving heeft
en geheel en al is overgegeven aan het ledigen van drinkbekers. Wiarda denkt echter dat dat
land zijn oom niet zozeer mishaagt vanwege die Duitse gewoonten als wel om de
godsdienst(42) die de Duitsers aanhangen. Oom wil de zaak met Georgius' zwager (Jochem
Hoppers) bespreken. Omdat Georgius zijn zwager al per brief gevraagd heeft een goed
woordje voor hem te doen, heeft hij goede hoop dat hij met Saeckma op reis mag.
|
|
42. Bedoeld wordt het Lutheranisme, dat de calvinisten in de zestiende eeuw vaak met ketterij
identificeerden.
|
De voorbereiding van een reis bestond in die tijd vooral uit het regelen van machtigingen tot
het wisselen van geld en kredietbrieven. Relaties in den vreemde, die in staat waren het geld uit
te betalen dat de reiziger nodig had, moesten gewaarschuwd worden. Zo was het mogelijk om
zonder veel geld op reis te gaan. Gezien het risico van beroving reisde men bij voorkeur ook
niet alleen.
In een brief(43) die Marcus Lycklama op 13 januari 1594 van zijn beste vriend Saeckma heeft
ontvangen, heeft Saeckma waarschijnlijk zijn vertrek aangekondigd. Dat maken we op uit het
antwoord van Marcus d.d. 19 januari, dat hij met een naschrift op 23 januari naar Dokkum
verzendt. Op 22 februari, vermoedelijk kort voor de vertrekdatum, laat Lycklama door een
vriend (Wiarda?) een afscheidsgedicht aan Saeckma toekomen.(44) In de brief bericht Marcus
over de afgelopen examens en prijsuitreikingen die aan de universiteit hebben plaatsgevonden.
Gedeputeerde Abel Frankena, een van de leden van de examencommissie, zal een tijdlang aan
de universiteit blijven en onderwijs geven in de Instituten of een ander onderdeel van het recht,
in overleg met de studenten. Professor Schotanus laat groeten en meedelen, dat de
Gedeputeerden Saeckma's afwezigheid goed hebben opgenomen.
|
|
43. De brief is niet bewaard gebleven.
44. Brief nr. 18. Waarschijnlijk verbleef Saeckma bij Hanja, die toen (1591-1597) immers
secretaris van Dokkum was.
|
Saeckma kan gerust op reis, nu er een assistent voor Schotanus is gevonden. Zoals
gedeputeerde Reinalda in 1588 hoogleraar Latijn werd, zo assisteert gedeputeerde Frankena nu
in de juridische faculteit. Het was immers niet gelukt om Gothofredus aan te trekken en
Saeckma had recht op zijn peregrinatio. Uit het gebruik van het woord afwezigheid blijkt dat
het bestuur van Friesland en professor Henricus Schotanus er op rekenden dat Saeckma na
promotie in het buitenland naar Franeker terug zou keren en de gewenste tweede hoogleraar
rechten zou worden. Dat bewijst ook latere correspondentie van Schotanus met Saeckma.(45)
|
|
45. M.H.H. Engels, Viermaal Schotanus aan Saeckma. In: Gens Schotana 12 (1985), blz.
360-377.
|
Saeckma heeft carrière gemaakt in het Hof van Friesland. Pogingen van professor Schotanus in
1597/1598 om hem als collega in Franeker benoemd te krijgen zijn niet geslaagd: daarover
t.z.t. meer. Wat Saeckma zelf dacht, kunnen we praktisch alleen afleiden uit de aan hem
gerichte brieven. Zoveel brieven aan Saeckma er door zijn eigen toedoen bewaard gebleven
zijn, zo weinig - nog geen tien - zijn er helaas van hem overgeleverd. Bovendien was hij een
voorzichtig en ingetogen iemand. Als hij zich al eens vrijmoedig uitte, dan wilde hij dat zijn
brief na lezing verbrand werd. Dit laatste blijkt bij voorbeeld uit bovengenoemde brief van
Wiarda.
>> begin
Saeckma in Heidelberg
Na zijn inschrijving op 10 april 1594 aan de universiteit van Heidelberg schreef Johannes
Saeckma twee brieven(46) aan zijn oudere neef Sjoerd (Latijn: Severinus) Hanja. In de eerste
heeft Saeckma een overzicht van zijn studien gegeven, in de tweede van 23 mei vraagt hij
Hanja's oordeel daarover. De eerste brief heeft Hanja nog niet ontvangen, als hij op 30 juni
reageert op de tweede: als jij je studien slecht kunt indelen, hoe zou ik die dan kunnen sturen
die zelf geen regel heb kunnen vinden in een goede voortgang van de studie? Echter voor de
klippen waarop mijn studie bijna schipbreuk heeft geleden - zeker de gewenste haven heb ik
niet kunnen bereiken -, zou ik je kunnen waarschuwen, al zou ik vrezen je daardoor te drijven.
Dit vraag ik je, mijn beste neef, verwaarloos je talen niet, maar besteed daaraan een gedeelte
van de tijd gereserveerd voor zwaardere studie, en gebruik in gesprekken liever Frans of Duits
dan je moederstaal of Latijn; het is gewenst daarin vastberaden, ja zelfs vermetel te zijn en die
landelijke schaamte af te schudden. (47)
|
|
46. Deze twee brieven van Saeckma zijn niet bewaard gebleven.
47. Brief nr. 19.
|
De herovering van de stad Groningen op de Spanjaarden door Maurits en Willem Lodewijk in
de zomer van 1594 was van groot belang voor Frieslands veiligheid. Saeckma vernam dit
goede nieuws in Heidelberg door een brief uit Franeker van zijn vriend Rodolphus
Wicheringe.(48) Deze Groninger studeerde sedert 11 januari 1591 rechten te Franeker en was
daar in 1593 gepromoveerd tot baccalaureus.(49) Diens brief was mede ondertekend door vele
medestudenten, zoals we lezen in Saeckma's antwoord van 7 oktober.(50)
|
|
48. Deze brief is niet bewaard gebleven.
49. Niet bij Ahsmann, Juridische faculteit.
50. Brief nr. 21.
|
Aan het overwinningslied - Triumphus Groninganus, geschreven door de student Patroclus
Bokelmannus, gedrukt door Aegidius Radaeus "Ordinum Frisiae Typographus in Academia
Franekerana" - had ook Saeckma een gelukwensgedicht toegevoegd, als de muzen niet al lang
vertoornd op hem waren, omdat hij niet alleen aan Justinianus toegedaan was, maar er zelfs
gewoonweg aan verkocht.
Saeckma bericht vervolgens over de Heidelbergse universiteit. Julius Pacius, de oogappel van
de juridische faculteit, is naar Sedan in Frankrijk vertrokken waar een nieuwe universiteit
wordt opgericht. Openbare dispuutcolleges zijn daardoor zeldzaam. Des te meer private
dispuutcolleges (voor beginnende rechtenstudenten) worden er gehouden. Een daarvan geeft
Saeckma over de Codex; hij is reeds bij boek 5. Bij het begin van het negende boek wil hij zich
uit de voeten maken voor de Heidelberg naderende oorlog, als zijn studenten (alumnen) dat
tenminste toestaan.
|
|
|
Voor het genoemde private college heeft Saeckma waarschijnlijk zijn eerder genoemde in 1592
en 1593 te Franeker gemaakte aantekeningen gebruikt: die betreffen o.a. de Codex en wel de
boeken 1 tot en met 9!(51)
|
|
51. Ahsmann, Juridische faculteit, noot 105.
|
Tijdens zijn verblijf te Heidelberg heeft Saeckma voor eigen studie aantekeningen gemaakt in
een 523 bladen tellend handschrift in quarto met de rugtitel Liber quaestionum
controversiarum(52), vermoedelijk met het oog op zijn promotie.
|
|
52. Visscher, Catalogus, blz. 29, A 293.
|
De theses voor zijn promotie heeft Saeckma in Heidelberg geformuleerd en ter beoordeling
naar zijn neef Hanja gestuurd. In een wat langere brief van 24 december 1594 geeft Hanja
daarover zijn mening en die van oom Ritske (Latijn: Regnerus) van Rinia.(53) De gevarieerde
en over het gehele recht verspreide stof van de stellingen mishaagt niet, zo formuleert hij in een
typisch Fries understatement. - Saeckma's Theses Miscellaneae bevatten 58 stellingen over het
Romeins recht, vier over het kanonieke recht en vijf over het feodale recht.
|
|
53. Brief nr. 22.
|
>> begin
Opdracht promotiestellingen
Over
de opdracht van deze stellingen heeft Saeckma ingezeten. Ritske van Rinia was er zeer
veel aan gelegen dat neef Saeckma zijn stellingen zou opdragen aan zowel zijn oom van
vaderszijde (Lucas Jarges) als aan zijn drie ooms van moederszijde (Feycke Tetmans, Eylert
Reynalda en Ritske van Rinia). Saeckma's vrees dat het hem ooit tot nadeel zou kunnen zijn,
dat oom Lucas Jarges van een andere partij (Rooms-katholiek) was geweest, wordt door Rinia
niet gedeeld: Jarges is immers uit ballingschap(54) teruggekeerd. Bovendien komen de theses
als Saeckma dat niet wil, niet in handen van vele vaderlanders en wordt in de opdracht slechts
de natuurlijk verschuldigde reverentie betoond in een zaak die niet het vaderland betreft.
|
|
54. Zijn naam komt voor in de Conscriptio exulum, een lijst van personen, die bij de invoering
van de Reformatie in 1580 wegens hun trouw aan de katholieke kerk en aan Filips II uit
Friesland naar Groningen en Oost-Friesland vluchtten. Er bestaan meerdere afschriften van dit
wapenboek. Een afschrift uit 1719 wordt in de Prov. Bibl. van Friesland bewaard onder
signatuur 447 Hs. Daarin wordt op blad 84 onder het alliantiewapen Jarghes-Saeckma als
vluchteling uit Dantumadeel genoemd: Lucas Lucasz. Jarges cum uxore et familia. Bij de
vluchtelingen uit Kollumerland wordt onder het alliantiewapen Saeckma-Rinia vermeld: Mr.
Sjurdts Saekema, substituant van den grietman Dekema. Ipse obiit An. 1581. Sjoerd (Latijn:
Suffridus) Saeckma, de vader van onze Johan, was notaris in Kollum en plaatsvervangend
grietman van Kollumerland. Hij stierf 1581 in ballingschap te Oldenzaal (stad onder Spaanse
heerschappij van 1580 tot 1597). Johans moeder, Fedt van Rinia, stierf op 12 september 1624
in Holwerd en werd in de kerk aldaar bijgezet in het graf van haar broer Ritske van Rinia
(overleden 26.2.1618).
|
Ook het blijkbaar door Saeckma geopperde voorstel om de stellingen aan professor Schotanus
op te dragen, zou Rinia geen vergrijp vinden. Evenzo behaagde het hem echter niet als
Saeckma ze aan Gedeputeerde Staten als beschermheren van studie in het algemeen zou
opdragen. Hanja raadt Saeckma aan ze in elk geval niet aan hen als beschermheren van zijn
studien op te dragen, want dat stond oom Rinia helemaal niet aan vanwege de meningsvorming
bij buitenlanders en opdat niemand zou denken dat de opdracht bepaalde personen gold, wat
veeleer nadelig zou kunnen uitpakken.
Johannes Saeckma heeft zijn theses uiteindelijk alleen opgedragen aan zijn oom Regnerus van
Rinia, grietman van Westdongeradeel in Friesland, de grootste beschermheer van zijn studien,
niet opdat zijn eigen waardigheid en naam met betrekking tot de stellingen meer luister krijgt,
maar om daarmee zijn dankbaarheid te bewijzen. (55)
|
|
55. De opdracht staat op de keerzijde van het titelblad van de gedrukte theses.
|
Oom Rinia, wiens eigen drie kinderen jong waren gestorven, heeft als een vader voor Saeckma
gegolden. Saeckma's moeder woonde als weduwe bij hem, haar broer, te Holwerd in.
>> begin
De Franse taal
Na zijn promotie (in Bazel) wil Saeckma naar Genève gaan om de (Franse) taal beter te leren.
Hanja schrijft: dat zul je niet op mijn instigatie doen. Als je daarheen een excursie wilde maken
om de stad als moeder van het ware geloof te bezoeken, had ik het je niet afgeraden. Maar
daar blijven en wel zo lang totdat je je kennis van de Franse taal hebt vervolmaakt, dat zou ik
niet raadzaam achten, niet alleen omdat daar bij de grens met Savoie naar ik meen bij het
gewone volk het idioom niet al te zuiver is en derhalve niet zo snel aangeleerd kan worden.
Maar meer beweegt me het feit dat het jouw moeder, (die) mijn tante (is), evenals oom (Rinia)
en andere vrienden raadzaam lijkt, je terugkeer naar het vaderland niet langer uit te stellen dan
uiterlijk tot de herfstboekenbeurs (van Frankfort). Omdat je terugkerend van Genève door
paapse en onveilige plaatsen moet reizen, zou je een hindernis kunnen tegenkomen, die je
terugkeer zou vertragen. Daarom zou ik het beter vinden dat je, ofwel zonder Genève gezien
te hebben ofwel onmiddelijk vandaar omkerend, een of andere Duitse stad zou uitkiezen waar
veel Fransen zijn, daar zou blijven totdat je wilt terugkeren en ondertussen een of andere
Franse feestgenoot zou zoeken, met wie je je oefent in de Franse taal, ook door te praten met
meisjes, van wie naar ze zeggen die taal het beste geleerd kan worden. (56)
|
|
56. Brief nr. 22.
|
Saeckma's moeder heeft aan de overbrenger van deze brief van Hanja ook een brief(57) en geld
meegegeven. Zij raadt haar zoon aan bij de betreffende - waarschijnlijk een geldbode - 100
gulden op te nemen. Met de 100 gulden die oom aan Sabinus Baerdt had gestuurd en waarvan
deze geen gebruik meer zou maken, omdat hij helaas naar men zei te Rome overleden was, zou
Saeckma dat bedrag voldoende moeten zijn; eventueel zou hij nog 20 of 30 gulden extra
kunnen opnemen. Als de overbrenger het geld niet wilde uitbetalen of als Saeckma niet
tevreden was, moest hij maar zo spoedig mogelijk schrijven, opdat hem bij de eerstvolgende
Frankforter boekenbeurs geld gestuurd kon worden waarheen hij maar wilde. Waarvoor dit
geld diende, ligt voor de hand: betaling van promotie-, reis- en verblijfkosten.
|
|
57. De brief is niet bewaard gebleven.
|
Samen met bovengenoemde gedateerde brief van Hanja is mogelijk een andere,
ongedateerde(58) naar Heidelberg verzonden. Daarin schrijft Hanja dat bij hem twee brieven
van Saeckma uit Heidelberg bezorgd zijn, de een geschreven in het Frans op 20 september, de
ander in het Latijn op 8 oktober 1594. Uit de Franse, die hij het laatst heeft ontvangen, heeft
Hanja tot zijn grote vreugde begrepen, dat Saeckma goede vorderingen maakt in de Franse
taal. Hij antwoordt in dezelfde taal, maar omdat de oefening hem ontbreekt, gaat hij weer over
op het Latijn. Zijn tante (Saeckma's moeder) heeft gevraagd ook te melden, dat het misschien
ongemakkelijk kan zijn Saeckma geld te sturen, omdat hij van plan is 1 maart (naar Bazel) te
vertrekken.
|
|
58. Brief nr. 23. Dat hij voor 1 maart (1595) moet zijn geschreven, blijkt uit de datum die in de
brief genoemd wordt voor Saeckma's vertrek naar Bazel.
|
Nederlanders, vooral uit Friesland, wilden juist in Bazel promoveren, omdat de daar aan de
hogeschool verworven graden overal werden erkend. De universiteit van Bazel had immers
ook na de Reformatie nog steeds een katholieke vorst als kanselier, namelijk de bisschop.(59)
|
|
59. Guggisberg, Studenten, blz. 240.
|
>> begin
Via Bazel naar Genève
Saeckma is nog eerder afgereisd naar Bazel, waarschijnlijk in gezelschap van de
Amsterdammer Dominicus van Heemskerck, die sedert 20.9.1594 te Heidelberg rechten
studeerde. Aan de universiteit van Bazel zijn beiden in februari 1595 ingeschreven. Saeckma's
promotie vond plaats op 29 maart, drie dagen na die van Van Heemskerck.(60) Op 10 april
werden hun namen in het promotieregister ingeschreven. Kort daarna moet Saeckma naar
Genève gereisd zijn. Of hij toen ook gezelschap had, is mij niet gebleken. Aan de universiteit
aldaar heeft hij zich in de tweede helft van april, in elk geval voor 23 mei, ingeschreven.(61)
|
|
60. Mommsen, Katalog, blz. 182, nr. 533. In de Codex Saeckma bevindt zich onder nr. 17:
Dominicus ab Heemskerck, Theses de usuris. Basiliae 1595.
61. Dit is op te maken uit de datering van de beide brieven (nr. 24 en 25) aan Saeckma te
Genève. Op 23 mei werd Jean Baronnat als rechtenstudent ingeschreven; zijn naam staat in het
studentenregister onder die van Saeckma. Vgl. Le livre du recteur de l'academie de Genève
(1559-1878). I: Le texte. Genève 1959, blz. 122.
|
Tacitus (Taco) Aysma, die zijn rechtenstudie op 13 mei 1593 in Franeker begonnen was en op
27 september 1594 aan de universiteit van Heidelberg voortgezet had, maakte op 22 april 1595
gebruik van de gelegenheid om Saeckma per brief(62) te feliciteren, die hem geboden werd
door de van Lyon geboortige Jean Antoine Sarasin (1547-1598). Deze bekende arts en
hoogleraar uit Genève was blijkbaar op bezoek in Heidelberg; hij had aan de universiteit aldaar
gestudeerd. Van Wiarda had Aysma vernomen dat Saeckma aan de zeer oude universiteit van
Bazel met grote lof(63) gepromoveerd was. Saeckma had aan neef Wiarda zijn diploma en
exemplaren van zijn gedrukte stellingen opgestuurd.
|
|
62. Brief nr. 24.
63. Brief nr. 24: magna cum laude.
|
Door dezelfde Sarasin is waarschijnlijk ook de brief voor Saeckma mee naar Genève genomen,
die Wiarda op 26 april 1595 heeft geschreven.(64) Een brief van Saeckma uit Bazel,
geschreven op 7 april(65), heeft Wiarda pas de 25ste ontvangen, zo luidt de eerste zin.
Saeckma heeft blijkbaar gevraagd naar geld dat hij te goed heeft van een Friese overbrenger.
Wiarda heeft dat nog niet ontvangen.
|
|
64. Brief nr. 25. Dat de brief van 1595 dateert, volgt uit de vermelding van het overlijden van
de twee raadsheren in het Hof van Friesland.
65. De brief is niet bewaard gebleven.
|
Ook (Aegidius) Radaeus, de Franeker academiedrukker, kon niet eerder geld sturen, omdat hij
en de zijnen nauwelijks genoeg hadden om hun reis te betalen. - Radaeus bezocht regelmatig
de Frankfortse boekenmarkt en werkte samen met de Heidelbergse drukker Hieronymus
Commelin. - Wiarda heeft er voor gezorgd dat Saeckma van drukker Jacques Chouet te
Genève zoveel geld kan krijgen als hij nodig heeft; dat heeft Chouet tenminste beloofd. Anders
moet Saeckma maar zo snel mogelijk schrijven. Wiarda zal dan met professor Janus Gruter of
met Commelin overleggen, hoe Saeckma zo veilig mogelijk geld gestuurd kan worden.
Een bundeltje brieven van Saeckma(66) heeft Wiarda aan landgenoot Joannes Bernardi,
predikant te Dokkum(67), gegeven. Die heeft op zijn beurt drie brieven, gericht aan
Saeckma,(68) aan Wiarda overhandigd. Wiarda zal ze met zijn eigen brief sturen, misschien
door middel van Sarasin.
|
|
66. Vermoedelijk ging het om brieven aan verwanten en kennissen. Ze zijn niet bewaard
gebleven.
67. R. de Beer, Geschiedenis van Dokkum 1580-1600. Dokkum 1971, blz. 64. Romein,
Naamlijst, blz. 450. Bij de openbare verkoping van de bibliotheek van deze predikant in 1599
te Dokkum was doctor Saeckma, toentertijd daar woonachtig als secretaris van de
Admiraliteit, een van de kopers.
68. Vermoedelijk van verwanten en vrienden; ze zijn echter niet bewaard gebleven.
|
Saeckma's stellingen heeft Wiarda na een bezoek aan Frankfort in Heidelberg bij een bevriende
Spaanse student gevonden. Een andere vriend heeft het diploma van Saeckma voor Wiarda
bewaard. Wiarda wenst Saeckma van harte geluk met zijn doctorstitel. Daar moet hij echter
droevige berichten aan toevoegen: twee raadsheren in het Hof van Friesland zijn overleden,
Syds van Mockema (11-2) en Georg Godephridi (18-2). Doctor Frans Meinsma is gedood,
toen hij, Johannes Burmania(69), Gellius(70) en twee anderen, die Wiarda niet kende, tijdens
een voettocht door vijf ruiters uit de stad Lingen gevangen genomen werden.
|
|
69. Rechtenstudent te Franeker sedert 16 mei 1593.
70. Misschien Gellius Snecanus, de vermaarde predikant, die zich op 15 mei 1588 had laten
inschrijven aan de universiteit van Franeker.
|
Het overlijdensbericht van twee raadsheren in het Hof van Friesland is voor een Friese
peregrinant die als afgestudeerd jurist interesse heeft in een loopbaan bij de rechterlijke macht
in zekere zin goed nieuws en een aansporing om naar het vaderland terug te keren.
>> begin
Carrière
Saeckma's verdere leven(71) willen we hier nog in het kort beschrijven. Op 5 november 1595
liet hij zich als advocaat inschrijven bij het Hof van Friesland te Leeuwarden. Van de in 1596 te
Dokkum opgerichte Friese Admiraliteit werd hij in 1597 secretaris; zijn oom Feycke Tetmans
(1538-1601) was sedert 1 april 1596(72) een van de eerste vier raden van de Admiraliteit. In
1600 werd Saeckma door de Staten van Friesland tot procureur-generaal benoemd aan het Hof
van Friesland te Leeuwarden. Als zodanig stelde hij in samenwerking met twee raadsheren,
twee Gedeputeerden en twee advocaten nieuwe Statuten van Frieslands rechtspraak op.
Raadsheer in het Hof van Friesland werd hij in 1603, eerste raadsheer (door anciënniteit) in
1631. Enkele malen was hij namens Friesland afgevaardigde ter Staten Generaal in
's-Gravenhage. Op provinciaal niveau saneerde hij de financiën en ordende hij de
staatspapieren. Vanaf 1621 was Saeckma voogd van het Old Burger Weeshuis te Leeuwarden.
|
|
71. P. Winsemius, In obitum amplissimi et consultissimi viri D. Ioannis Saeckma IC in
Suprema Frisiorum Curia senatoris primi et Acad. Curatoris dignissimi oratio. Habita in
templo academico iix. kal. Mart. Franequerae 1637.
72. J. de Hullu, De archieven der Admiraliteitscolleges. 's-Gravenhage 1924, blz. 57.
|
Saeckma was ook een man van de res publica literaria. Zijn correspondentie en zijn, door zijn
zoon Theodorus geerfde, bibliotheek(73) getuigen van een veelzijdige geleerdheid. Behalve het
Romeins recht had hij Romeinse geschiedenis, Grieks en logica gestudeerd. Grote
belangstelling had hij voor de letteren en de theologie.
|
|
73. Catalogus rarissimorum in omni materia, facultate, & lingua librorum bibliothecae
instructissimae [...] Theodori Saeckma [...] quorum auctio habebitur Leovardiae in aedibus
nobil. defuncti, die 27. mensis Septembris stylo vet. & sequentibus. Franekerae, excudit
Johannes Wellens, Illustrium Frisiae Ordinum & eorundem Acad. Typogr. Ordinarius, 1666.
|
De juridische bibliotheek van het Hof van Friesland is door zijn toedoen van de grond
gekomen. Te allen tijde heeft hij zich ingezet voor de universiteit van Franeker, sedert 1625
officieel als een (de belangrijkste) van de vier curatoren.
Van zijn correspondentie zijn zes brieven van hem en 360 aan hem bekend. Wij houden ons
aanbevolen voor signalering van tot nu toe onbekende brieven. Een uitgave van de
zogenaamde Codex Saeckma, die ruim 200 Latijnse brieven van Franeker professoren bevat,
heb ik in 1995 gepubliceerd. De uitgave is ook op deze site te raadplegen: zie
mijn HOMEpage.
>> begin
Samenvatting
In 25 Latijnse brieven uit de jaren 1590-1595 is te lezen over ervaringen van vier Friese
rechtenstudenten tijdens hun peregrinatio academica in Duitsland. De hoofdpersoon is
Johannes Saeckma, die in Leeuwarden het gymnasium had bezocht. In 1588 begint hij aan de
calvinistische universiteit van Franeker zijn studie in de rechten. Van zijn een jaar oudere neef
Sabinus Baerdt verneemt hij een en ander over diens reis naar Marburg. Zijn enkele jaren
oudere neef Severinus Hanja had zijn peregrinatio academica al achter de rug: hij was sedert
eind 1591 secretaris van Dokkum. Van hem krijgt Saeckma veel adviezen.
Saeckma begint zijn buitenlandse studiereis voorjaar 1594, vergezeld door zijn jongere neef
Georgius Wiarda, ofschoon diens oom bedenkingen heeft geuit ten aanzien van de bestemming
Duitsland. Zijn peregrinatio brengt hem in de centra van de calvinistische geleerdheid:
Heidelberg, Bazel en Genève. In Heidelberg geeft hij als baccalaureus prive-onderwijs en
bereidt hij zijn promotie voor. Hij promoveert aan de universiteit van Bazel, die door
Nederlanders geprefereerd werd, omdat de daar behaalde graden zowel door protestanten als
door katholieken werden erkend. Daarna begeeft hij zich naar Genève, om zijn kennis van de
Franse taal te vervolmaken. Na zijn terugkeer in het vaderland in de tweede helft van 1595
wordt Saeckma advocaat in Leeuwarden. Twee jaar later volgt de benoeming tot secretaris van
de admiraliteit te Dokkum. Vanaf 1600 maakt hij carrière in het Hof van Friesland. Voor de
universiteit van Franeker blijft hij zich inzetten, vanaf 1625 officieel als curator.
De peregrinatio had voor de serieuze student behalve promotie ook het doel beroemde
professoren te bezoeken. De mogelijkheid dat de hoogleraar rechten Gothofredus Straatsburg
naar Franeker zou komen, was voor Saeckma dan ook een van de redenen, om zijn
buitenlandse studiereis uit te stellen.
Problematisch was de briefwisseling met het buitenland. Boden waren niet altijd betrouwbaar.
Eigenlijk kon men alleen brieven schrijven, wanneer zich een gelegenheid voordeed, ze door
vrienden of bekenden te laten meenemen. Ook predikanten uit Franeker en Dokkum traden als
'postbode' op. Een belangrijke uitwisselingsplaats voor brieven waren de Frankfortse
boekenbeurzen in voor- en najaar, de reisseizoenen bij uitstek. De zeehaven Dokkum speelde
een grote rol voor reizen en postbezorging van Friesland naar Duitsland en omgekeerd. Ook
niet gemakkelijk was het, de peregrinanten vanuit het vaderland van geld te voorzien. In het
algemeen was men bij het reizen eerder afhankelijk van toevallige gelegenheden, dan dat men
zelf kon beslissen.
>> begin
Overzicht correspondentie 1588-1595
1. 1588.01.19: Baerdt (Franeker) - Saeckma (Leeuwarden) RA
Saeckma in Franeker ingeschreven: 1588.08.08
2. 1590.02.26: Baerdt (Dokkum) - Saeckma (Franeker) RA
3. 1590.04.19: Baerdt (Marburg) - Saeckma (Franeker) RA
4. 1590.06.10: Baerdt (Marburg) - Saeckma (Franeker) RA
5. [1590].09.21: Baerdt (Marburg) - Saeckma (Franeker) RA
6. 1591.03.17: Baerdt (Marburg) - Saeckma (Franeker) RA
7. [1591].05.19: Hanja (Leeuwarden) - Saeckma (Franeker) RA
Saeckma baccalaureus
8. [1591.06.10]: Hanja (Leeuwarden) - Saeckma (Franeker) RA
9. 1591.08.17: Baerdt (Marburg) - Saeckma (Franeker) RA
10. 1591.09.21: Baerdt (Marburg) - Saeckma (Franeker) RA
11. 1591.10.05: Hanja (Dokkum) - Saeckma (Franeker) RA
12. 1592.06.30: Hanja (Dokkum) - Saeckma (Franeker) RA
13. [1592>06.30]: Saeckma [Franeker] - Baerdt [z. pl.] RA
14. 1593.00.00: Arcerius (Leiden) - Saeckma (Franeker) PB, Saeckma Nr. 193
15. 1593.01.07: Sixtus (Frankfurt) - Baerdt (Heidelberg) RA
16. 1593.09.19: Hanja [Dokkum] - Saeckma [Franeker] RA
16a. [1593].09.23: Snecanus [Leeuwarden] - Saeckma [Franeker] PB, Sign. 515/2 Hs. Nr. 4
17. 1594.01.16: Wiarda (Franeker) - Saeckma (Dokkum) PB, Sign. 515/3 Hs
18. 1594.01.19/23 Lycklama [Franeker] - Saeckma (Dokkum) PB, Saeckma Nr. 151
--. 1594.02.22: Lycklama (Franeker) - Saeckma [Dokkum] PB, Saeckma Nr. 155
(Afscheidsgedicht)
Saeckma in Heidelberg ingeschreven: 1594.04.03
19. 1594.06.30: Hanja (Dokkum) - Saeckma (Heidelberg) RA
20. 1594.08.15: Snecanus (Leeuwarden) - Saeckma (Heidelberg) PB, Sign. 515/2 HsNr. l
21. 1594.10.07: Saeckma (Heidelberg) - Wicheringe (Franeker) PB, Gabbema
22. 1594.12.24: Hanja [Dokkum] - Saeckma (Heidelberg) RA
23. [1595<03.01]: Hanja [Dokkum] - Saeckma (Heidelberg) RA
Saeckma in Bazel: 1595.02.00; Promotie: 03.29; Alb. Prom.: 04.10; Saeckma in
Genève:1595.04.00
24. 1595.04.22: Aysma (Heidelberg) - Saeckma (Genève) RA
25. [1595].04.26: Wiarda (Heidelberg) - Saeckma (Genève) PB, Sign. 515/3 Hs
De brieven 1, 12, 14, 16a en 20 bevatten geen informatie over de peregrinatio.
RA: Rijksarchief in Friesland, Leeuwarden, Verzameling Van Breughel Douglas.
PB: Provinciale Bibliotheek van Friesland, Leeuwarden.
Saeckma: Codex Saeckma, PB Sign. 408 Hs. Vgl. M. Engels: Inventaris codex Saeckma.
Leeuwarden 21979.
Gabbema: Brievenverzameling Gabbema in de PB. Vgl. Catalogus der briefverzameling van
SA Gabbema. Leeuwarden 1930.
>> begin
M.H.H. Engels, 24 juni 2003
|
|