>> HOMEpage

Marcus Lycklama aan Johannes Saeckma
1 november 1608

Een Latijnse brief in het Nederlands vertaald en toegelicht
door M.H.H. Engels, mei 2010

Lycklama schrijft in het voorwoord van de eerste editie (Franeker, Rombertus Doyma, 1608: dedicatie aan de Staten van Friesland d.d. 3 maart) van de boeken I-V dat hij de titel heeft ontleend aan het gelijknamige werk van de Romeinse jurist Neratius en dat hij voor de onderverdeling van de boeken de term eclogae heeft gekozen. In de eerste uitgave (Franeker, Uldericus Balck, 1608) van de boeken VI en VII vult hij aan dat hij het aantal van zeven boeken niet zal overschrijden omdat Neratius er slechts zeven heeft geschreven: hierin vindt men de dedicatie (opdracht) in de vorm van een brief d.d. 1 november aan Johannes Saeckma. Als bron voor de Latijnse tekst is hieronder gebruikt: Marci Lycklama a Nyeholdt Membranarum libri septem. Editio secunda. Leowardiae, apud Johannem Hendrici Prigge bibliopol., 1644 - Hof 410 quarto
In 1607 had Lycklama boek I te Franeker laten drukken door Thomas Lamberti Gherlsma. Over deze uitgave was Lycklama niet tevreden: hij noemde de drukker in een brief aan Saeckma d.d. 11 april 1607 een analfabeet; daarmee bedoelde hij dat de man geen of weinig Latijn kende, laat staan Grieks. Ander werk van deze drukker is niet bekend, of hij zou dezelfde moeten zijn als Thomas Lamberti Salwarda: die drukte in 1612 'Vermaeck der ieucht' van Boudewijn Jansen Wellens en in 1614 'Institutiones astronomicae & Geographicae, Fondamentale ende grondelijcke onderwysinge van de sterrekonst' en 'Nieuwe geographische onderwysinghe' van Adrianus Metius. In de twintiger jaren woonde in Franeker wijk Noord 5 eerst Lambert Janszoon en vervolgens Thomas Lamberts, waarschijnlijk de vader resp. de zoon. In de jaren 1635-1637 was Thomas Lamberti vroedsman in Harlingen. A.M. Douma, De Franeker familie Salverda van 1550 - heden, Meppel 1999: de familienaam is afgeleid van de buurtschap Salwerd ten westen van Franeker; geboorte- en sterfjaar van Thomas worden geschat op 1580 resp. Harlingen 1645; de naam van zijn moeder is niet bekend. Zoon Lammert Thomas Salverda werd op 24 maart 1671 in het burgerboek van Bolsward geregistreerd als afkomstig van Harlingen.
Thomas Lamberti heeft vast meer gedrukt dan het bovenstaande: dat zal vooral populair drukwerk geweest zijn, waarvan vaak niets bewaard gebleven is, omdat het uit wegwerpartikelen bestond zoals almanakken, gelegenheidsgedichten (bij huwelijk, begrafenis e.d.) en volksboeken. In familiearchieven kan zoiets nog wel eens boven water komen.
*2

C.V.
Iohanni Saeckma
JC. et in suprema
Frisiae Curia sena-
tori integerrimo,
Mar. Lycklama S.D.

Amplissime Vir & Senator clarissime,
Qui sibi fidit, Dux regit examen.
Ceterum Critici sumus, qui ab Academia in forum si producamur, simul ac loco mutatur, velut assueta classe & dilecta umbra sub Dio corpora nostra stare non possunt, non imbrem ferre, non solem sciunt, vix se inveniunt. Vos vero, Iurisprudentiae lumina qui estis in Senatu provinciali, lucem date caligantibus labantes nos sustentate Athlantes. Absque hoc sit; vires nostrae nunquam certam dare fiduciam sui possunt. Inter eos autem quod hac in Membranarum mearum parte dicanda te potissimum selegerim, non aegre ferent, qui in ponenda amicitiae ratione scire possunt, tempore potiorem & jure, supra ordinem esse. Tum & probabunt hoc meum factum universi. Quod cum in splendidissima & gravissima dignitate, quae ad majores te curas quotidie pro tuis in Rempub. meritis vocare non dubitat, justitiae Spartam ornes publice, studiaque omnia liberalia, cum primis juridica, quae prae aliis amas, omni adhuc studio tractes privatim, non ad alium debuerint mitti Censorem, quam ICtum, non ad meliorem potuerint ire defensorem, quam Senatorem. Ave Igitur dico tibi, simulque precor, ut quo affectus clypeo hactenus authorem fovisti, ejus meditationem defensionem porro in partibus praesertim imbecillioribus tibi commendatam esse patiare. Merita quidem in me tua cum adspicio, munificentia majore quam studiis in umbra educatis fores mactandus. Sedenim cum iis solvendis & agendis gratiis par esse haud valeam, facere cogor, quod solent mali debitores, qui adhuc aere alieno quam depressi jaceant, secundo nexu foenoris obligari non erubescunt. Numerationem de domo fecisti, rationes in folle reddo, qui fateor obligationem. Novam contraho, dum arbitrium te meorum studiorum adsumere non formido. Magna mea confidentia; nisi & ursisses nupere, sciresque etiamnum quanto tui amore adversus verecundiam meam priores quinque Membranarum libros extruserim. Itaque cum alea jam semel jacta favor doctissimorum virorum per literas passim & hujus partis edendae mihi fiduciam dedisset, abiret, sivi, in nomine tuo amice inter mortales servantissime amicitiae. Non ambitione quod factum esse quis, velim, interpretetur, sed judicio, ut extet in monimentum ejus promptitudinis, ejus amoris, quo prosequar, dum vivam, singulares tuas dotes, exquisitam eruditionem, insignem humanitatem. Interea voveo speroque confecturum Deum, ut integer vitae maneas in terminum, quem jurisprudentia longaevo homini, veterum definitio dedit seculo. Vale vir. clariss.
Franekerae M.D.C.VIII. Kalend. Novemb.

Aan de zeer doorluchtige heer Johannes Saeckma, rechtsgeleerde en onkreukbaar raadsheer in het hoogste Hof van Friesland, zegt Marcus Lycklama gegroet.

Zeer eerwaarde heer en doorluchtige raadsheer,

Wie op zichzelf vertrouwt, regeert als een leider over de zwerm (bijen).
[Horatius, Epistulae 1.19.22]

Overigens wij zijn kunstrechters, die als wij vanuit de universiteit in de rechtszaal verschijnen, tegelijk van stand veranderen, zoals onze lichamen, gewend aan de eigen klasse en aan de louxe van de schaduw, niet onder de vrije hemel kunnen onze lichamen staan, kunnen geen regen en geen zon verdragen, ze vinden nauwelijks hun weg [Seneca senior, Controversiae (= oefeningen in de welsprekendheid aan de hand van fictieve rechtsvragen) l. III proem. v. 13; letterlijk: rechtspraak in de open lucht, èn figuurlijk: in het openbaar]. Gij echter, die lichten der rechtsgeleerdheid zijt in het provinciale gerechtshof, geeft licht aan de blinden, ondersteunt ons wankelenden, gij Atlassen. Als dat licht er niet is, kunnen onze krachtsinspanningen nooit een zeker zelfvertrouwen vertonen. Dat ik onder diegenen immers jou ’t liefst gekozen heb om een uitspraak te doen over dit deel van mijn Membranae, nemen zij niet kwalijk, die kunnen weten bij het berekenen van de vriendschap, dat die machtiger is dan tijd en recht, en boven elke orde staat. Allen zullen dan ook deze mijn keuze goedkeuren. Omdat nu jij in de allerschitterendste en allerzwaarste waardigheid, die niet aarzelt jou te roepen tot grotere zorgen voor jouw verdiensten in de republiek, het Sparta van de rechtspraak openlijk luister bijzet, en alle vrije kunsten, vooral de rechtswetenschap, die je voor de andere lief hebt, ook nu nog met alle ijver privé bestudeert/beoefent, konden zij [de Membranae] niet aan een andere censor gezonden worden, dan de rechtsgeleerde, niet naar een betere verdediger gaan dan naar de raadsheer. Gegroet zeg ik je derhalve, en tegelijk verzoek ik, zoals jij met een zon(neschijf) van genegenheid tot nu toe de auteur hebt begunstigd, dat overweging en verdediging verder bij vooral zwakkere partijen aanbevolen mogen zijn. Wanneer ik evenwel jouw verdiensten jegens mij beschouw, dien jij begiftigd te worden met een grotere weldadigheid dan met in de schaduw uitgevoerde studiën. Maar omdat ik niet in staat ben om daaraan te voldoen en dank te brengen, probeer ik te doen, wat slechte schuldenaars gewoon zijn, die om, hoe laag, met andermans geld te smijten zich niet schamen zich voor de tweede maal schuldig te maken aan gijzeling van door rente aanwassende schuld. [improbi debitores …: Patrologia Latina 18A, Epist. LVI Symmachus Flaviani fratri]
Jij hebt de betaling voor het huis gedaan, de rekeningen geef ik in de (proces)zak terug aan hem, die ik de verbintenis toon. Een nieuwe verbintenis ga ik aan, waarbij ik niet huiver jouw oordeel over mijn studiën aan te nemen. Groot is mijn vertrouwen: en als je onlangs niet had aangedrongen, zul je nu weten met hoeveel liefde voor jou ik de eerste vijf boeken van de Membranae tegen mijn schroomvalligheid in uitgestoten. Toen derhalve, nadat de teerling reeds eenmaal was geworpen, de gunst van de geleerdste mannen door brieven wijd en zijd mij vertrouwen had gegeven, daarin was overgegaan, ik heb het gedoogd, in jouw naam, allerdienstigste vriend van de vriendschap onder de stervelingen. Niet uit eerzucht zou ik willen dat iemand beoordeelt, wat gemaakt is, maar met voorbedachten rade, opdat tot aandenken van diens bereidwilligheid, van diens genegenheid jegens hem, waarmee ik zal vergelden zolang ik leef, jouw uitzonderlijke gaven, uitgelezen geleerdheid en bijzondere fijne beschaving/beleefdheid. Intussen wens en hoop ik dat het God zal behagen, dat je gezond blijft tot het eind van je leven, dat de rechtsgeleerdheid aan een hoogbejaard mens, de regel van de ouden/klassieken aan een mensenleeftijd [33 1/2 jaar] heeft gegeven. Gegroet doorluchtige heer.

Franeker, 1608, 1 november.

>> begin