|
>> HOMEpage
JOHANNES SAECKMA EN HUGO DE GROOT
Uitgebreide internetversie (februari 2004) van een publicatie uit 1989 door M.H.H. Engels
Briefwisseling
Correspondentie van Johannes Saeckma (Kollum 1572 - Leeuwarden 1636) en Hugo de Groot
(Delft 1583 - Rostock 1645) is niet bekend. In de uitgave "Hugo Grotius, Briefwisseling, 's-
Gravenhage 1928vv." komt Saeckma's naam echter vanaf 1611 wel vijfmaal voor.
Mogelijk heeft Saeckma Hugo de Groot voor het eerst in Den Haag ontmoet, toen hij in 1608
en 1609 als buitengewoon afgevaardigde voor Friesland zitting had in de Staten Generaal.
Saeckma compareerde in de vergadering van 19 december 1608 resp. die van 30 januari 1609
(Resolutiën der Staten-Generaal van 1576 tot l609, veertiende deel, 1607-1609,
's-Gravenhage 1970, blz. 324).
De Groot en Saeckma in Emden, 1611
De Groot heeft Saeckma in elk geval in Leeuwarden ontmoet in 1611, toen zij en vijf anderen,
waaronder Barthold Cromhout, naar Oost-Friesland gingen om de geschillen bij te leggen tussen
graaf Enno en de Stenden, in
het bijzonder de stad Emden. Hugo de Groot en zijn medereizigers waren op maandag 22
augustus uit Den Haag vertrokken. Via Amsterdam, Purmerend, Hoorn, Enkhuizen, Stavoren
en Sneek hadden zij op vrijdag Leeuwarden bereikt. Dat schreef de Groot op zaterdag 27
augustus uit Leeuwarden aan zijn vrouw Maria van Reigersberch in Den Haag. Hij verwachtte
pas dinsdag (30 augustus) via Groningen en Delfzijl naar Emden te kunnen vertrekken, omdat
de andere heren nog met de harde Vryesen te vergaderen hadden. Hij wilde daarom maandag
alleen naar Franeker reizen, om de universiteit te bezichtigen. Ook schreef de Groot nog:
Wy hebben doorgaens in Vrieslant quaedt tractement gehadt, doch t zelve is op huyden
gerecompenseert met een goede maeltijdt van Graeff Willem, dye ons hadde genoot. Met
graaf Willem bedoelde hij stadhouder Willem Lodewijk van Nassau. Verder meende hij dat
Emden als vergaderplaats gekozen was om de commoditeyt van logement ende tractement.
(Hugo Grotius, Briefwisseling. I. 1597 - 17 augustus 1618. 's-Gravenhage 1928, blz. 182-183).
Op doorreis naar Emden heeft Hugo de Groot in Groningen gesproken met Ubbo Emmius; vgl. C.
van der Woude, Sibrandus Lubbertus: Leven en werken, in het bijzonder naar zijn correspondentie.
Kampen 1963, blz. 9. Saeckma kende Ubbo Emmius waarschijnlijk al, mogelijk via de Franeker
hoogleraar Grieks Johannes Arcerius of collega-raadsheer Gellius Hillema, dan wel Janus Gruterus
uit Heidelberg of de secretaris van de derde stand van Oost-Friesland Sixtus van Amama.
Later, in een brief van 10 augustus 1624 aan Gruterus, noemde Ubbo Emmius Saeckma zelfs
zijn innigste vriend; vgl. H. Brugmans, Briefwechsel des Ubbo Emmius. II: 1608-1625.
's-Gravenhage 1923. Historicus Ubbo Emmius (1547-1625) was van 1594 tot 1614 rector van de
Latijnse school te Groningen en nadien de eerste hoogleraar Grieks en ook de eerste rector
magnificus van de Groningse universiteit.
Casaubonus, 1613
Isaacus Casaubonus (Genève 1559 - Londen 1614), de beste Griekskenner van zijn tijd,
correspondeerde zowel met Hugo de Groot als met Johannes Saeckma. De Groot stond sedert
1602 met hem in briefwisseling (Hugo Grotius, Briefwisseling I, inleiding
XXI vv.). Saeckma had hem leren kennen, toen hij op zijn "peregrinatio academica" in 1595 de
universiteit van Genève aandeed, waar Casaubonus toen nog hoogleraar was.
Vóór zijn vertrek naar huis kreeg Saeckma op 27 augustus 1595 van hem een
korte brief voor Scaliger mee met een introductie (Isaaci Casauboni Epistolae, insertis ad
easdem responsionibus ... curante Theodoro Janson. ab Almeloveen. Roterodami 1709, blz.
21). Daaruit valt op te maken dat Saeckma vóór zijn terugkeer in Friesland
de Leidse universiteit heeft bezocht om Scaliger te zien.
Op 3 maart 1613 stuurde Casaubonus uit Londen met een brief aan de Groot brieven aan Heinsius,
Saeckma en Drusius mee, met het verzoek die door te zenden (Hugo Grotius, Briefwisseling I,
228-229). De brief aan Saeckma dateert van 21 februari 1613 (Isaaci Casauboni Epistolae,
blz. 520).
Den Haag 1629: Saeckma en Reigersberch
In de tijd dat Hugo de Groot als vluchteling in Parijs verbleef (1621-1631) werd hij van het
Nederlandse nieuws op de hoogte gehouden door zijn zwager Nicolaas van Reigersberch, die
raadsheer in de Hoge Raad was. In zijn brief van 27 mei 1629 heeft Reigersberch een hele
alinea aan Saeckma gewijd: Twee dagen geleden heb ick hier gesien ende gesproocken een
raetsheer wt Vrieslant, genaemt Saccama, qui magnos et liberos gerit spiritus. Hij is een groot
vrient van uE. ende uwe saecke ende van aensien onder de sijne, heeft begeert ick uE. soude
groeten, seyde selven met sijn soon, die met Mr. Billant overcompt, te sullen schrijven. Den
vader meriteert, dat den soon vrientschap geschiede, die oock een jongman is van apparentie.
UE. sal tsijnder comste, als wanneer ick hem met een brieff sal accompagneren, veel van de
gelegentheyt van Vrieslant wt hem connen verstaen. Tis mijns oordeels niet buyten apparentie,
dat de heer Saccama in de Staeten-Generael soude mogen werden gebruyckt, dat ick seer
garen sage.
Van april 1628 tot in 1629 was Saeckma met collega-raadsheer Hector Bouricius
buitengewoon afgevaardigde ter Staten Generaal om voor Friesland versterking van de
schansen te vragen tegen de keizerlijke troepen, die uit Oost-Friesland en Westfalen naderden
(Aitzema I, 776).
Reigersberch noemt Saeckma - voorzichtigheidshalve in het Latijn - een man met een groot
zelfbewustzijn en een ruimdenkende geest. Bekend is dat Saeckma welwillend ten opzichte van
de remonstranten stond. Zoals uit deze brief blijkt, was hij een groot vrient van Hugo de
Groot. Vandaar dat hij laat groeten en zijn (oudste) zoon Suffridus, die een studiereis naar
Frankrijk zal maken in het gezelschap van predikant Jason Bijlandt, een brief voor de Groot wil
meegeven. Ook over Saeckma junior is Reigersberch lovend: hij zal hem een introductiebrief
meegeven.
Suffridus Saeckma (1607-1655) had zich op 24 mei 1624 als student in de rechten laten
inschrijven in het register van de universiteit van Franeker. In 1629 werd hij als Siverdus
Saeckma Leoverd. Frisius ingeschreven in het matrikel van de Germaanse natie van de
universiteit van Orléans, alwaar hij in het derde kwartaal van 1630 het doctoraat in de rechten
schijnt verworven te hebben. Op reis naar Frankrijk bezocht hij Barlaeus in Leiden, die een
gedicht in zijn album amicorum schreef (vgl. M.H.H. Engels, Een briefwisseling tussen
Saeckma en Barlaeus, 1630. In: De Vrije Fries LXIX(1989), 45-56). Waarschijnlijk was hij
daar in gezelschap van zijn vader, met wie hij op 25 mei 1629 in Den Haag Reigersberch
ontmoette. Op zijn reis naar Frankrijk zou hij begeleid worden door Jason Bijlandt.
Bijlandt was van 1614 tot 1619 predikant bij de Nederlandse ambassade te Parijs geweest. Hij
had zijn ambt wegens remonstrantse sympathieën moeten neerleggen. Sedert 1625 was hij
belast met de expeditie van de brieven die uit Den Haag naar Frankrijk verzonden werden. Zijn
opvolger als predikant was van 1619 tot 1628 Lambertus van Baerle (= Barlaeus), broer van
Caspar (vgl. L.A. van Langeraad, De Nederlandsche ambassadekapel te Parijs, s-Gravenhage
1893, I, 47-56). Suffridus Saeckma moest Hugo de Groot inlichten over de toestand in
Friesland.
De Groot uit Parijs, 1629: Saeckma is een clouck persoon
Johannes Saeckma was volgens Reigersberch zeer bruikbaar in de Staten Generaal. Dat wordt
door Hugo de Groot beaamd, want in zijn antwoordbrief van 9 juni 1629 schrijft hij uit Parijs:
"Saeckema* is een clouck persoon, dye credyt heeft bij den president Cromhout zijnde zijn
verwant." (* in de editie: Salcheme)
Nicolaes Cromhout (1561-1641) was sedert 1591 raadsheer in het Hof van Holland, vanaf
1620 president, en van 1626 tot 1635 curator van de Leidse universiteit. Een opmerkelijke
parallel is, dat Saeckma raadsheer in het Hof van Friesland was, vanaf 1631 presiderend
raadsheer, en sedert 1625 curator van de Franeker universiteit. De familieband was een
belangrijk pluspunt voor Friesland, zeker toen Cromhout de vergadering van de Staten
Generaal voorzat.
Familieband Cromhout-Saeckma
Johannes Saeckma trouwde in 1603 met Hylck Boner (overl. 1656), de dochter van de Leeuwarder
oud-burgemeester Albert Boner (overl. 1611). Een nicht van Nicolaes Cromhout was ook
een Boner. Dat blijkt uit "J.E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1795. Eerste deel. Haarlem 1903,
blz. 16-18" en uit een grafsteen in de Franeker Martinikerk.
Iefke Everdsdr. Boner is - als weduwe van Philips du Gardyn! - begraven in het graf van Hylck Albertsdr.
[Aernsma?], die is overleden te Franeker 3.1.1555, 28(?) jaar oud, en aldaar begraven als vrouw van
Everd Reinerz. Evenals Cromhout is Brenaert een aangenomen familienaam.
Reynert Claesz. (Medemblik ca. 1485 - Medemblik 19.11.1540)
x
Jeske [= Iefke?] Albertsdr. [Aernsma?] (Franeker ... - Franeker 7.7.1537) |
Adriaen Reynertsz. Cromhout
(nabij Franeker ca. 1516 - Amsterdam 6.7.1588)
1. x 3.12.1536
Ydtgen Hillebrandsdr. (overl. 28.10.1555)
2. x 8.10.1556
Neel Reyersdr. (Alkmaar 30.11.1525 - begr. Amsterdam O.K. 20.5.1586) |
Evert Reynertsz. Brenaert
(27.2.1520 - Emden 1573)
x Reymerich Claesdr.
|
Reymerich Adriaensdr. Cromhout
(23.2.1542 - begr. O.Z. 28.8.1566)
x 27.10.1560
Philips du Gardyn
(begr. O.K. 14.1.1579) |
Barthold Adriaensz. Cromhout
(19.11.1550 - 2.10.1624) |
uit tweede huwelijk: NICOLAES CROMHOUT
(9.12.1561 - Den Haag 23.3.1641)
x Amsterdam 15.4.1591
Abigaël Fagel
(Nieuwkerk in Vlaanderen 16.8.1567 - begr. Den Haag Grote Kerk 22.12.1637) |
Jeske Evertsdr. Brenaert
= Iefke Everdsdr. BONER (overl. Franeker 13.1.160(8?), ca. 55 jaar oud)
1. x na 1566 Philips du Gardyn
2. x Amsterdam 6.1.1587
Dirck Ockesz. (geb. Bolsward) |
Albert Gijsbertsz. (van) Aern(t)sma/Arentsma x
Margaretha Truchses | Gercke Boner x N.N. |
(ca. 1526 - 1555) Hylck Alberts Aernsma
x | Evert Gerckes Boner |
Jaycke Dircks x | Albert Everts Boner
(- 1611) |
(1572-1636) Johannes Suffridi Saeckma 1603 x |
Hylck Alberts Boner (ca. 1578 - 1656) |
Laatste vermelding, 1635
Saeckma's oordeel over de verandering van de procedure van de magistraatsbenoemingen in
de Friese steden - hij was voor de autonomie van de steden - werd door Reigersberch
belangrijk genoeg gevonden om in zijn brief van 6 december 1635 aan Hugo de Groot mee te
delen. (Hugo Grotius, Briefwisseling. VI: juni 1635 t/m februari 1636. 's-Gravenhage 1967).
Geschriften van Saeckma en de Groot
Evenals de Groot was Saeckma jurist en kenner van de Griekse en Latijnse literatuur. Saeckma
was sedert 1603 raadsheer in het Hof van Friesland, de Groot sedert 1607 advocaat- fiscaal
van het Hof van Holland. In de opstelling van het nieuwe wetboek van Friesland (1602) had
Saeckma een belangrijk aandeel gehad. Of Hugo de Groot de "Statuten, ordonnantien ende
costumen van Frieslandt" kende, weten we niet. Ook in de thans als onderdeel van de
bibliotheek van de Hoge Raad resterende bibliotheek van het Hof van Holland komt de uitgave
niet voor (vgl. P.P. Schmidt, Catalogus oude drukken in de bibliotheek van de Hoge Raad der
Nederlanden, Zwolle 1988).
In de bibliotheek van Johannes Saeckma, die geërfd werd door zijn tweede, langstlevende zoon
Theodorus, treft men daarentegen onder de "libri jurisconsulti in quarto" als nr. 60 aan: de
Groot, Inleyd. tot de Hollandsche Rechtsgeleerth. 1631. De rubriek "Libri theologici in quarto"
bevat Grotii Pietas Ord. Hollandiae & Westfrisiae, Lugd. Batav. 1613 (nr. 38), De Satisfact.
adversus Socinum, It. Vossii Responsio ad Jud. Ravenspergeri de libro Grotii, Lugd. Batav.
1617 (nr. 39) en Pietas Ordin. Hollandiae, Item Lubberti Responsio ad Grotium, Item Grotii
Responsio, Item Bogermanni Annotat. in Grotium & Corvini Responsio ad Annotat.
Bogermanni (nr. 40; Catalogus rarissimorum in omni materia, facultate, & lingua librorum
bibliothecae [...] Theodori Saeckma [...] quorum auctio habebitur Leovardiae in aedibus nobil.
defuncti, die 27. mensis Septembris stylo vet. & sequentibus. Franekerae, excudebat Johannes
Wellens, Illustrium Frisiae Ordinum & eorundem Acad. Typograph. ordinarius, 1666, blz. 20
resp. 5).
>> begin
|
|