>> HOMEpage FAMILIE-aantekeningen van Hans en Hendrik VAN WYCKEL |
Bron: afschrift in Fries Museum van het originele album in de Koninklijke Bibliotheek Uitgave: M.H.H. Engels, oktober 2005; update januari 2007; update april 2017 | >> album amicorum Hans van Wyckel |
[blz. 1] Den 2en Martii 1617 is mijn [Hendriks]
L. vader sal. ged. gebooren
tot Dockum, en geheeten Hans
sijnde de soon van Anne van Wyckel.
Den 20 Feb. 1633 is hij tot Franeker als student ingeschreven.
Den 6en Septemb. 1638 is hij tot
Franequer voorseg met
groote lof in 't openbaer
[blz. 2] der beyde regten Doctor
gepromoveert nadat hij
verscheidene Academien hadde bezogt.
Henricus Neuhusius, Extemporanea poëmata. Leovardiae, Gysbertus Sibrandus,
1656, p. 51-52: Doctissimo et praestantissimo viro-juveni D. Hansonio à Wyckel,
cum J.U.D. salutaretur, nunc inter Ordines confoed. Provin. Delegato gravissimo.
Alb. stud. Fran. 2924: 20 febr. 1633; niet in Alb. promotorum.
Den 11 Sept. 1638 is hij tot Advocaet voor den Hove
van Friesland aengenomen.
Eenige tijt gepractiseerd
hebbende is hij daerna
tot hoogste digniteiten
[blz. 3] van de Vereenigde Nederlanden
gepromoveert, buyten de eere
van alle jaer op de lantsdage in Friesland te verschijnen,
als te weeten
1. tot de generaliteyts reekenkaamer in 's Gravenhage
2. tot de vergadering van de
Heeren Raden van State
[blz. 4] 3. Tot de vergaderinge der Hooghmogende Heeren Staten der
Vereenigde Nederlanden tot
den dagh van zijn overlijden
toe, die geweest is den
23 Octobris 1659.
[blz. 5] Den 17 Martii 1641 omtrent zes uren in den
morgenstond is mijn [Hans van Wyckels]
vrouw [Jaycke Saeckma] van een jonghe dochter in de
craem bevallen,
ende zij geheten den 19en Tietske [IV:1].
Den 15 Decemb. 1643 op een vrijdag omtrent quartier
voor zessen in den avondstond is in den Heer ontslapen
dit kind aan een heftige koortse gemenget met
een sware termijn [= lijden, stuipen], sijnde Sint Ingemagh [*]
tot de tijd haerder salige verlossinge seer
krank geweest, doch nu na haer grote pijne
de eeuwige vreugde deelachtig zijnde.
* im Gemach = Opdracht heilige maagd Maria in de tempel? =
21 november
Den 2 Febr. 1643 is mijn vrouw omtrent halvich enen in de morgenstond bevallen van een jonge dgr. zijnde den 3 Feb. geheeten Margrietie [IV:2]. [blz. 6] Den 28 Feb. 1643 is mijn kint Margrietie omtrent halvich achten in de morgenstont in den Heer ontslapen aen een heftige termijn, geduurt hebbende van omtrent vier ueren aff.
Anno 1644 den 6en Junii op een saterdag [donderdag] des morgens omtrent een ueren is geboren de soon die 's sondags daeraen is geheten en gedoopt Anne van Wyckel [IV:3] in de Grote Kerk van sijn vader geheven. Deze zoon is na een siekte van negen dagen en zijnde na het zeggen van de medicyno de pleuris zeer godsaliglijk in den Heer gerust den 15en Augustu een weinig voor half elf in den nacht 1665 olt sijnde 21 [blz. 7] jaren een maent. Nascendo morimur pendetque ab origine finis.
Den 21 November 1645 op een maendaghmorgen [vrijdagmorgen]
tegen vijven is mijn vrouw wederom verlost van een
jonge soon, en is des woensdags daeraen volgende gedoopt en geheten Joannes [IV:4], door
moeder Saeckema ten dope geheven.
Vita quid est? Praesens mors: Mors quid? Vita piorum:
Cum Christo vitam mors inimica dabit.
Den 22en Junii 1673 op een sondage omtrent ellef ure
voor de middag
is deze soon ons [o.a. Hendriks] zeer lieve broeder
Joannes van Wyckel na een siekte
van drie
weeken en twee dagen met vollen verstande en
verseekeringe tot
verwondering
der omstanders in den Heer gerust nadat hij drie jaren
en zeven
maanden onfanger van de lijfrenten was geweest.
Johannes van Wyckel was ontvanger der lijfrenten van 1669 tot 1673, niet 1674 zoals
in Inventaris 3 bestuursinstellingen Friesland 1580-1795, Leeuwarden 1998, p. 426.
De Staten besloten vooralsnog geen opvolger te benoemen. Op 25 februari 1675 trad
Hendricus van Wyckel aan.
Vita quid est? ... Niet één citaat, maar een combinatie; vgl. I Kor. 15: 21-22.
[blz. 8] Den 22en Augustus 1647 is geboren een dochter op een zondagavent twalef ueren in den nacht en is woensdagh daeraen gedoopt en geheten Tietske [IV:5] van moeder Saeckema voors. gehouden ten dope.
Dese wortel Henricus [IV:6] vide hierachter [blz. 9]
Den 18 Martii 1676 heeft deze Henricus van
Wyckel belooft juffrouw Doetie van Lyklama
dochter van w. den Heere Hans van Lyklama, grietman
van Gaesterland en juffrouw Rinskien Heidoma intijden
echtel. en zijn tesamen in den houwelijcken staet
bevestigd den 19en Martii zijnde op palmsondach
voor Paesen in de kercke tot Balck doer Dns
Joannes Kingma, praedikant aldaer nadat hij
Wyckel een jaer mede ontfanger gnrl over
Vriesland was geweest, olt sijnde 27 jaren.
[blz. 9] Den 16 April 1649 is mijn Alderliefste wederom
verlost van een jonge soon op een maendagmorgen
ter clocke twe ueren en is den woensdagh daeraen volgende gedoopt en geheten Henricus [IV:6],
geheven
door Fedke suster.
En deze dochter Tyetske [vgl. blz. 8] is den 28 October
1666 in den egte bevestigd met de luytenant
Tyerck van Solcama in de kercke van
den dorpe Tzyergaest op een woensdag [zondag]
zijnde een bededagh door D. Gabinus Nauta.
Den 2 Augustus 1667 zijnde een vrijdag omtrent
een ure na noen is voorz. Tyetske van Wyckel verlost
van een jonge dochter welke bij de doop geheten is Hylck[je?]
door de moeder geheven zijnde.
Stamboek v.d. Fr. adel I, 368, zevende generatie: Tjerck van Solckema, zoon van
Tjerck en Elisabeth Saeckma. Hs. aant. in Stb.exemplaar Tresoar/Rijksarchief: Hylck
van Solckema, overleden 3 september 1667, nicht van Hans van Wyckel.
[blz. 10] Den 17en Augusti 1652 is mijn vrouw op een
zaterdag [dinsdag]
morgens omtrent drie ueren bevallen van een
jonge soon, dewelke des zondags daeraen volgende
gedoopt en geheten is Martinus [IV:7], geheven door
Taetske suster.
Den 14 February 1694 is deze zoon Martinus van
Wyckel eerst geweest zijnde faendrigh, H. Capt.,
Major en [daernae] eerste Lt. van een Comp. en Regiment
en nu laest grietman over Idaerderadeel en
Staat Gnâl uit [het kwartier] Oostergo binnen Leeuwerden,
's morgens tusschen vijf en zes uren overleden nadat
bijna een jaer lange aen een quynende siekte hadde
gegaen en op het einde negen dagen te bedde gelegen
zijnde op het uiterste bij zijn volle verstand was
geweest.
[blz. 11] Hij is begraven in de Galileester kerk bij
Joannes
broeder, ende[?] Moey Tacita Saeckema saliger
achter in 't koor volgens desselfs begeerte.
Martinus van Wyckel werd 3-5-1672 vaandrig i.p.v. F.H. van Donia, 29-4-1680 kapitein i.p.v.
C. v. Coenen, 13-2-1686 majoor, 13-7-1689 luitenant-kolonel i.p.v. W. van Schwartzenbergh;
Tresoar/Rijksarchief in Friesland nadere toegang 5.18 deel I.
De begraafplaats van raadsheer Evert Boner en Tsjetske Saeckma (zwager resp. dochter
van raadsheer Johannes Saeckma) blijkt alleen uit deze bron. Vgl. Grafschriften Galileërkerk
Leeuwarden, plattegrond G 149 (grote steen) en G 141 (kleine steen), beide overgebeiteld
Hr. Wyckel. Enig kind, dochter Bernu van de op de grote zerk vermelde Obbe Assesz. Assema
was de vrouw van Evert Boner.
Den 8 Martii 1654 is mijn wijf verlost van een jonge dochter 's morgens omtrent zeven ueren op een dingsdag [woensdag], diewelke daegs daeraen volgende door den christelijken doop den gemeente ingeliefft zijnde is geheten Hylcke [IV:8] geheven door [niet ingevuld]. Dit kind is tusschen den laatsten December desselven jaeres en 1 January 1665 door den harden koorts wederom van God Almagtig uit deze wereld in zijn eeuwig rijk opgehaald. Uwe kinderen zullen zijn als olijfspruyten rontom uwe tafelen gaen ps. 128 v. 3
[blz. 12] Den 9 January 1650 is mijn [Hendriks] broeder Martinus van Wyckel nadat hij ontren zestien weken een uitterende coortse hadde gehad op een woensdag omtrent ellef ure voor noen zeer christelijk, met volle verstant en gelove en sachtjes in den Heer ontslapen en is het lychaam gebragt tot Oldeschoot in de kercke alwaer het bij mijn vader saliger onder een grafsteen rust tot een vrolijke en glorieuse verrijsenisse.
Den 9 December 1655 [zondag] 's namiddags omtrent vier uren is mijn schoonbroeder de grietman Sivert Saeckma nadat hij eenige weken met een uitterende koorts bevangen was geweest gans christelijk en tot de verwondering mit volle verseekering en vertrouwen zeer sachties in den Heere gerustet en is volgens zijn begeerte het lychaem begraven tot Rinsmageest in de kerke alwaer het met alle gelovigen tegemoet ziet een blijde en heerlijken opstanding ten jongsten dage.
[blz. 13] Den 28 January 1666 zijnde de zondag is mij L. oom den Here Theodorus Saekma Raad ordinaris in den Hove van Friesland zeer christelijk en tot verwondering van de omstanders in den Heer gerust, nadat hij veertien dagen aan een uytteerende siekte gelegen hadde. Het lychaem is binnen Leeuwarden in de Galileester kerke bij zijn L. ouders begraven, alwaer het met deselvige en alle geloovigen de heerlijke verrijsenisse verwacht, geleeft hebbende 55 jaren en 8 maenden nadat hij twee weeken aen een uitteerende ziekte te bedde hadde gelegen.
Den 13 Nov. 1665 is mij L. oom de capitein Tyerck van So[l]kama na een langdurige uitterende siekte binnen Leeuwerden godsaliglijk en christelijk ontslapen olt zijnde [blanco]. En het lychaem in de doode vergadert begraven, alwaer het de glorieuse opstandinge met alle gelovigen tegemoet ziet.
[blz. 14] Den 7 Juli 1656 's avonds omtrent ten acht ure is mij L. Bestemoeder Juff. Hylk Boner zeer christelijk in den Heer ontslapen na genomen afscheid van H. lieve kinderen en kinds-kinderen nadat zij gelooft hadde.
Den 3en Septemb. 1667 omtrent tien ure voor noen sachies in Christo ontslapen mijne L. nicht Hylck van Solkama, nadat zij sedert de laest verledene saterdach tot haer sterfdag zijnde een dingsdag in doodsnood gelegen hadde, olt zijnde 4 weeken en drie dagen. Wiens lychaem begraven is binnen Leeuwerden in den Galileester kerk.
Den 5en Junii 1669 zijnde een donderdag [zaterdag] is zeer christelijk in den Heer ontslapen mij L. moei Juff. [Tac]ita van Saeckma 's morgens omtrent quart voor vijf, nadat zij met ongemeene lijdsaamheit [blz. 15] veele weeken siek te bedde hadde gelegen en groote [blanco ruimte] hadde uytgestaan. Donderdag den 23 Martii 1671 is mijn L. moeder Juffr. Jayke van Saekema seer godtsaliglijk in Christo ontslapen 's morgens omtrent zeven uren olt sijnde 55 jaren 8 dagen, wiens oogen door mij zijn gesloten en is het lychaem tot Leeuwarden in de Groote Kercke begraven bij mijn vader en broeder sal. alwaer het met alle gelovigen de glorieuse verrijsenisse tegemoet ziet.
Den 20en Februari 1673 is mijn L. broeder Joannes van Wyckel mede ontvanger generaal van Friesland in den echt bevestigd met Jufrou Aefken van Buttinga, zijnde een dochter van den Raad[s]heer [blz. 16] Buttinga tot Balk in een avondpredikatie den 22 Junii desselfden jaers is dit huwelijk gescheiden door het christelijk afsterven van dezelven broeder, welke in de Galileer kercke is begraven, alwaer het lychaem met alle geloovigen verwacht de glorieuse verrijsenis der dooden. Den 9en January 1674 is deze onze broeders wijf op een vrijdagavond de clocke omtrent half zes in de craem bevallen van een jonge dochter, die zes maenden twee weken en drie dagen na vaders doot is geboren. En is in de Groote kerk den 11den dito daeraen volgende gedoopt en geheten na den vader Johanna, door mij geheven zijnde.
Den 18 July 1677 is de huisvrouw van Henricus van Wyckel, secretaris van de Rekenkamer van [blz. 17] Frieslant, met name Doetie van Lyclama en zijnde op een woensdagachtermiddag omtrent half twee verlost van een jonge soon en is de vrijdagh daeraan in de Galileester Kercke door mij als vader ten doope geholden en geheeten Hans [V:1] na ons beider vader door Dns Persijn gedoopt.
Den 16 September 1678 zijnde op een donderdag [dinsdag] 's avonds tusschen acht en negen is mijn huisvrouw Doetie van Lycklama geluckiglijk verlost van een jonge dochter, welcke sondags daeraen is gedoopt in de Groote kerk door Dns Joannes van Holst, door mij als vader zijnde geheven ten doop geholden en geheten Rintske [V:2] na mijn vrouws moeder.
Den 1 May 1679 zijnde op een donderdag 's avonds omtrent negen ure is onse L. suster [blz. 18] Titia van Wyckel weduwe de luytenant Tyerck van Solckema tot Metzelawier zeer christelijk en met volle verstande in den Heer ontslapen, nadat zij niet meer als een dagh te bedde heeft gelegen aen een seer vehemente pijne int borst en haer niement praesent zijnde van de vrienden als suster Bosman en is het lychaam tot Metzelawier opgedragen en tot Leeuwarden in de Groote kerk bij onze L. ouders begraven, alwaer het verwacht de glorieuse opstanding der dooden met alle geloovigen ten jongsten dage.
Den 10 Junii 1680 zijnde tusschen donderdag en vrijdag-nacht [11 juni] de clocke omtrent quartier voor een is mijn L. huysvrouw Doetje van Lycklama wederom verlost van een jonge dochter die vrijdag 's morgens in de Jacobiner kercke door Dmm Harings bedienaer des [blz. 19] Goddelijken woorts is gedoopt Jaycke [V:3a] na mijn salige moeder door mij als vader geheten zijnde. Den 1 May 1681 zijnde op een sondagh s' avonts omtrent quartier voor negenen is dit kindeke genaemt Jaycke olt omtrent een jaer min zes weeken na 14 dagen siekte in den Heer ontslapen, nadat wij het twee dagen mit de Amma in ons eigen huis hadden gehadt en aen sware termijnen bedroefd voor ons om te sien gestorven zijnde en sonder pompen begraven op den 4 May 1681 zijnde een donderdag [woensdag] 's avonds omtrent half elf uren in de Galileester kerk bij Joannes broeder salig.
Den 4en Augusti 1682 sijnde op een vrijdag 's morgens half tienen is mijn huisvrouw weder bevallen van een jonge dochter, welke sondags achter[blz. 20]middag daeraen in Jacobiner kerck is gedoopt door Dns Jacobus Schuylenborch geheven door mij als vader en geheeten Jaycke [V:3b] na mijn salige moeder en eerste dochterke Jaycken.
Den 5 Septembr. 1685 's morgens tusschen vijf
en zes ure is mijn huisvrouw weder verlost van eene
jonge dochter zijnde op een dingsdagh [zaterdag], welcke 's
woensdags
morgens in de Galileester kerk door Dns Just[us] de
Gerckama praedicant binnen Leeuwerden is gedoopt
en door mij als vader geheven zijnde genaemt Jeepcke
[V:3c]
na mijn vrouws moeye Jeepcke Glins van Lycklama
wed. wijlen den Heere Joannes in leven eerste en
praesiderende Raedt v.d. Hove van Vrieslandt.
Den 12 Octobris 1685 is dit dochtertje genaemt
Jeepcke 's morgens omtrent 5 ueren in den Heere
[blz. 21] gerust en ontslapen olt zijnde vier weeken min
een dag sonder dat het tevoren eenige siekte
aen vernomen was en hebben ik en mijn wijf
't selve niet sterven gesien welke 's woensdags
morgen omtrent zes uren sonder pompe is ter
aerde bestelt in de Galileester kerke in 't choor
in 't graf van de Raatsheer Boner daer Moei
Tacita van Saeckema en broeder Joannes van
Wyckel mede ontvanger generael van dese provincie
mede zijn begraven aen 't hoofdeint bij onzen
eerste dochtertje genaemt Jaycken, alwaer het met
alle gelovigen verwacht de salige opstanding
der dooden ten jongsten dage.
Johannes van Glinstra was presiderende raad in het Hof van Friesland sedert
het overlijden (vóór 17-2-1677) van Allard Pieter van Jongestal. Jeepcke
Lycklama, overleden 13 maart 1692, trouwde augustus 1642 Johannes Cent-Ypckes van Glinstra,
overleden 10 oktober 1678; Stb. I, 250.
I.p.v. Jeepcke leest men eerder Jeerem [of Tee...?], wat er op kan duiden dat deze
familie-aantekeningen een afschrift zijn van een op deze plaats onduidelijk origineel.
[blz. 22] Den 18 Octobris 1686 [een maandag] is mijn L. huysvrouw omtrent twaalf uren op den middag seer gelukkiglijk verlost van een jonge soon die de woensdag daeraen in de Jacobiner kercke door Ds. [Lambertus] Persijn op den woensdach (?) is gedoopt en geheeten Joannes [V:3d] na mijn voorvader Joannes Saekema en broeder Joannes Wyckel en mijn vrouws oom Joannes Glinstra door mij als vader geheven sijnde. Den 22 Febr. 1686 [een maandag] is deze jonge zoon Joannes genaemt seer haestig overleden op de schoot van den Amme liggende in de Bancke sonder dat iement hetselve heeft sien sterven als dat onse dienstmaegt Martien verklaert van snick en[de] twee gesien te hebben eer dat ik daerbij was gecomen 's morgens tusschen zes ende seven uren, welke zonder pompe den [blz. 23] 24 dito daaraen 's avonds in bijweezen van Broeder de Major Wyckel is bijgezet in 't graf van de Raatsheer Boner bij ons eerste Jayke en Geeske aen haer beider hoofden eindt.
Den 4 April 1688 is mijn L. huisvrouw Doetjen van Lycklama weder verlost van een jonge zoon in den morgenstont de clock omtrent tusschen half en negen ure, welke den 6 dito zijnde op een vrijdag 's morgens in de Westerkercke gedoopt door Dns [Adrianus] Wesselius praedikant binnen Leeuwarden en geheeten Joannes [V:4] door mij als vader geheven en ten doop geheven.
Den 9 September 1689 [een maandag] is mijn L. huisvrouw Doetje van Lycklema weder verlost van een jonge zoon 's avonds omtrent vijf uren, welke [blz. 24] den 11 dito in de Jacobiner kerck op een woensdag zijnde door Dns Joannes van Holst is gedoopt Regnerus Annaeus [V:5] door mijselven geheven en ten doop gehouden.
Den 26 January 1692 is mijn eerstgeboren zoon Hans van Wyckel in den ouderdom van vijftien jaren binnen Leeuwarden overleden nadat eenige dagen te bedde hadde gelegen aen swaere [blanco] of termijnen en is met volle verstant en gewillige overgevinge van zijn ziele aen God tot een hartelijke droefheit in den morgenstont op een ding[s]dag overleden en begraven in de Galileester kercke bij onze oom de Raatsheer Saeckema.
[blz. 25] Den 18 November 1697 [een donderdag] is mijn zeer lieve huysvrouw Doed van Lycklama seer sacht in de morgenstont tuschen zes en zeven uren overleden sonder dat iemand deselve heeft sien sterven niettegenstaende ik en mijn schoonsuster Aefke van Buttinga bij en voor het bed hebben gezeten met D. Oosterbaen, nadat negen dagen tevoren een [blanco] van beroerte hadde gekregen en van die tijt continuelijk het bedde gehouden en 's avonds tevoren gelijk als volkomen bij haer verstand zijnde en sonder koortse, hope zeker te zien van herstellinge is het die nacht zeer [blz. 26] onverwacht verergert en aen het einde gekomen tot groote droefheit van mij en mijnen kinderen.
>> begin
(Gebonden in rood marokin met
vergulden piquren, verguld op snee
met groen lint digt)
H A W [= Hansonius a Wyckel of Hans Annes (van) Wyckel]
1635
[Fries Museum Leeuwarden, zonder signatuur. Katern van 16 bladen; oblong 10,5 x 8 cm.
Dit katern en
dat met de familie-aantekeningen (zelfde formaat en aantal bladen) zijn afschriften van het orginele album dat bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek en gebonden is in een rood marokijnlederen bandje met goudstempeling, goud op snee en groene sluitlinten.
Hieronder de inscripties in chronologische volgorde; de volgorde in het album
tussen vierkante haken.]
[1] Franeker * 21 april 1635 * Henricus Rhala J.C. et Acad. Rect. * juris studioso
[2] Franeker * 21 april 1635 * Joh. Maccovius
[5] Franeker * 21 april 1635 * Adrianus Metius
[7] [Franeker] * 22 april 1635 * J. Clingbijl I.U. Doctor et in patria civitate consul * Dno Hansoni a Wyckel amico ac hospiti in sui memoria l.m.a. adscripsit hospes
[8] [Franeker] * 23 april 1635 * Vibrandus Revius SS Medicinae Doctor et scholae Franequeranae Rector
[6] [Franeker] * VIII Cal. Majas [= 24 april] 1635 * Georgius Pasor
[3] [Franeker] * 25 april 1635 * Bernardus Schotanus Dr. et professor
[4] [Franeker] * - * Martinus Wybyngha JCtus et Antecessor in Acad. Fran.
[13] [Franeker] * 30 april 1635 * H. Mellinga SS LL stud. * amico et contubernali
[11] - * - * Dominicus Feenstra IUD et Suprema Frisiorum Curia Advocatus * advocaat 30-6-1635
[9] Leiden * 9 juli 1635 * Stephanus a Delen
[12] Groningen * ipsis Calend. Augusti [= 1 augustus] 1635 * Gerhardus Radijs Ling. et SS Theol. studiosus * HaW SS LL stud.
[10] Groningen * 26 februari 1636 * Gilbertus Verspeeck
>> begin