>> HOMEpage Saeckma geportretteerd door Frans HalsBewerking voor internet van een artikel in De Vrije Fries, LXXI (1991) 53-70 Bronnen voor het persoonlijke leven van de Friese jurist Johannes Saeckma
(1572-1636), die ook politiek veel invloed had, zijn naast de lijkrede, die
professor Pierius Winsemius in 1637 te Franeker hield, de gelegenheidsgedichten
voor en de correspondentie van Saeckma. Zo blijkt Saeckma's studiezin 's avonds
in vrije tijd, na zijn moeitevolle dagtaak als rechter, uit zijn brief van 1631
aan Caspar Barlaeus. (1) Helaas zijn er slechts weinig brieven van Saeckma
overgeleverd, des te meer echter aan hem. Ook die geven soms details prijs over
de persoon Saeckma, vooral als het antwoordbrieven zijn. Een tekening uit 1633 Het uiterlijk van Saeckma was in het verleden alleen bekend van de
kopergravures door J. Hermanni naar tekeningen van J. Reyners in de 1634 door
Claude Fonteyne uitgegeven lijkstaatsie van Ernst Casimir, die op 3 januari
1633 is begraven in de Jacobijner of Grote Kerk te Leeuwarden. (5) Een detail
daaruit (afb. 1) toont links Johannes Saeckma, sedert 1631 eerste, presiderend
raadsheer in het Hof van Friesland, en rechts Johan van den Sande, naar
anciënniteit de tweede van de twaalf raadsheren. Kleine portretten door Frans Hals, 1628 In 1628 heeft Frans Hals twee levendige portretjes geschilderd, die tot 1972
als gevolg van een suggestie van Valentiner (10) gehouden werden voor
afbeeldingen van Theodorus Schrevelius en zijn vrouw Maria van Teylingen (afb.
2 en 3). De leeftijdsaanduiding op het schilderij van de vrouw komt echter niet
overeen met de leeftijd van Schrevelius' echtgenote, die in 1628 niet 60 maar
58 jaar oud was. (11) Afb. 2. Johannes Saeckma. - Rond paneel, diameter 22,8 cm. Opschrift: AETAT SVAE 66/ AN 1628. Leeftijd waarschijnlijk later toegevoegd, foutief (i.p.v. 56). Kleding: zwarte halfhoge hoed met brede rand, witte plooikraag. zwarte tabbaard. - Salisbury, Longford Castle. Tegenhanger van afb. 3. Slive II 74, III 50 Afb. 3. Hylck Boner, echtgenote van Johannes Saeckma. - Rond paneel, diameter 22,8 cm. Opschrift: AETAT SVAE 60/ AN 1628. Leeftijd waarschijnlijk later toegevoegd, foutief (i.p.v. 50). Kleding: Dubbele linnen muts; vrij dunne, niet geheel gesloten plooikraag; zwart, met bont afgezet vliegerkostuum. - Salisbury, Longford Castte. Tegenhanger van afb. 2. Slive II 76, III 51 Verschillen tussen het ovale en het ronde portret Vergelijking van het ovale (afb. 4) en het ronde (afb. 2) herenportret
levert behalve de vorm nog twee verschillen op. Het ovale toont de man tot aan
het middel, het ronde tot op borsthoogte. Op het ronde portret is de
linkerhand, op het hart als teken van trouw, nagenoeg geheel zichtbaar; op het
ovale portret is de hand gedeeltelijk in het wambuis gestoken, zodat ringvinger
en pink niet zichtbaar zijn. Op beide schilderijtjes heeft de duim een
opvallend naar buiten gebogen stand; de op het ronde portret zichtbare pink is
krom. Beide duiden erop, dat de geportretteerde leed aan arthritis. Vooral dat
aspect van het schilderij heeft mij aanleiding gegeven in de geportretteerde
Saeckma te herkennen. Saeckma had immers dezelfde gewrichtsziekte, podagra,
jicht: daarover verderop meer. Franeker portrettengalerij In 1625 was Saeckma curator geworden van de universiteit van Franeker. Algemeen werd hij als de belangrijkste van de vier curatoren aangezien. Hij zorgde voor een nieuw elan door hervormingen en benoemingen. Daarbij past ook het idee van een portrettengalerij van professoren en curatoren. Die galerij is men begonnen in het tweede kwart van de zeventiende eeuw. (15) Als het initiatief daartoe door Saeckma is genomen, wat kon hij dan beter doen dan zelf het goede voorbeeld geven, met het ovale portret. Juist die geschilderde ovale omlijsting is kenmerkend voor twee kleine series portretten van de eerste professoren. (16) Het portret van Johannes Acronius, 1617 hoogleraar te Franeker, 1619 predikant te Haarlem, overleden 20 september 1627, vertoont ook een ovaal kader en is eveneens geschilderd door Frans Hals. Hoewel de vage, maar leesbare inscriptie 1627 als datum geeft, oppert Slive de mogelijkheid dat het posthuum werd geschilderd. (17) Is dit of althans een kopie net zoals het ovale portret van Saeckma gemaakt voor de beoogde Franeker portrettengalerij? Waarom kleine portretten? Voor het kleine formaat van het ovale portret kunnen meerdere verklaringen
gegeven worden. Hoewel Saeckma een zeer invloedrijk regent was, trad hij zeker
niet op de voorgrond. Zo iemand laat eerder een portret van bescheiden
afmetingen maken dan een groot schilderij. Verwanten van Saeckma in Haarlem Boudewijn van Loo (1520-1596), rentmeester-generaal van Friesland, was in 1584 naar Haarlem vertrokken. (21) Zijn dochter Hester was in Friesland getrouwd met Tjaert Douwes van Aviva. zijn dochter Margaretha met Christoffel van Aernsma. Door het huwelijk in 1600 van Margriet Christoffelsdr. van Aernsma met Sjoerd Hania ontstond een familieband met Saeckma. Deze Hania was namelijk van moederszijde (Rinia) een neef van Johannes Saeckma. Maria Boudewijnsdr. van Loo was in Haarlem getrouwd met koopman Pieter van Offenberg, evenals Frans Hals afkomstig uit Antwerpen. Op 19 maart 1593 was zij met haar zwager Dirck van Offenberg getuige bij de doop van Dirk, de broer van Frans Hals. Haar zoon Boudewijn van Offenberg, gedoopt te Haarlem op 3 juli 1590, komt als vaandrig voor op de schuttersstukken uit 1616 en 1627, die getiteld zijn "Maaltijd van de officieren van de Sint-Jorisschutterij". (22) In 1612 was Frans Hals lid geworden van deze schutterij: toen hij in 1636-1639 de officieren en onderofficieren van deze schutterij een derde maal schilderde, heeft hij zichzelf mee afgebeeld. Afb. 4. Johannes Saeckma. - Paneel, 22 x 17,5 cm. Opschrift: AETAT SVAE56/ AN 1628. Geschilderd, diepte suggererend, ovaal bruin kader met grijs-groene achtergrond. Halve figuur, bijna frontaal weergegeven, de linker hand op het hart, twee vingers door de omgeslagen mantel afgedekt. Zwarte halfhoge hoed met brede rand en zwarte tabbaard met witte plooikraag. - Essen, collectie Edith von Bohlen und Halbach. Slive II 75, III 49
Kennissen van Saeckma in Haarlem Behalve familie had Saeckma ook kennissen in Haarlem. Al eerder genoemd is
Johannes Acronius, sedert 1619 predikant te Haarlem. Deze was in 1617 te
Franeker aangesteld, vooral om de toestand van de universiteit te onderzoeken
en onder andere de problemen tussen de hoogleraren theologie Lubbertus en
Maccovius op te lossen. Lubbertus heeft Acronius verzocht, met Saeckma contact
op te nemen en op 8 december 1617 aan Saeckma geschreven, Acronius welwillend
aan te horen. In zijn brief (23) noemt hij Acronius een volstrekt niet
gekunsteld man. Acronius zal bij Saeckma in de smaak gevallen zijn. Groot portret door Frans Hals, 1635 In 1631 bereikte Saeckma het hoogtepunt van zijn loopbaan. Door het
overlijden van Ernst van Harinxma in de eerste helft van dat jaar werd Saeckma
naar anciënniteit eerste, presiderend raadsheer van het Hof van Friesland. Tijd
voor een minder bescheiden portret? Een gedachte die misschien al eerder was
opgekomen, ja zelfs al in 1628 direct na het gereedkomen van de kleine portretten? Pendanten
Dat voor het portretteren van dit echtpaar niet één schilderij maar twee
pendanten zijn gebruikt, is in het begin van de Gouden Eeuw nog regel. (31) Aan
de afmetingen werden beperkingen opgelegd door de grootte van de patriciërswoning.
Ten voeten uit liet de regent zich niet afbeelden, omdat waarschijnlijk
spontaan werd aangevoeld, dat dit aan het vorstenportret was voorbehouden. In
tegenstelling tot het portret ten voeten uit is de achtergrond neutraal, egaal.
Voor het patriciaat was de eerste bedoeling van een portret immers een goede
gelijkenis. Daarom ook nemen de geportretteerde echtelieden nagenoeg het gehele
beeldoppervlak in beslag. De plaatsing man links, vrouw rechts, beiden iets
naar binnen kijkend, is traditioneel bepaald en komt overeen met de plaats van
stichtersportretten op altaarstukken. Het schema van de staande man en de
zittende vrouw heeft Frans Hals vanaf de dertiger jaren veelvuldig toegepast,
voor het eerst bij het echtpaar Van der Meer. Zoals meestal op
zeventiende-eeuwse portretten komt het licht van links. Daardoor is het gezicht
van Saeckma plastischer dan dat van zijn vrouw. Afb. 5. Johannes Saeckma, [1635]. - Doek, 125 x 95,5 cm. Dikke witte plooikraag; zwarte tabbaard (ambtsgewaad van de raadsheer) met witte manchetten; zwarte mantel over de linker schouder gedrapeerd, zodat de rechter mouw vrijhangt; geel-bruine achtergrond. - Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen. Tegenhanger van afb. 6. Slive I1171 III 106 Afb. 6. Hylck Boner, echtgenote van Johannes Saeckma. – Doek, 116.5 x 93,3 cm. Opschrift: AETAT SVAE 56/ AN° 1635. Dubbele linnen muts, waarvan de ondermuts bestikt is; witte molensteen kraag; zwart vliegerkostuum, verrijkt mei bloemenstiksel eveneens in zwart. - New York, Frick-collectie. Tegenhanger van afb. 5. Slive II 172, III 107 Transport In het bovenstaande is ervan uitgegaan, dit de portretten in Haarlem gemaakt
zijn. Afgezien van één opdracht voor een groepsportret van buiten Haarlem is
echter niet bekend, of modellen die ingezetenen waren van andere steden, naar
het atelier van Frans Hals moesten komen of dat hij ook wel ten gerieve van
deze opdrachtgevers naar hen toe reisde. (32) Tekening en olieverfportretten vergeleken De beide kleine portretten van 1628 en het kniestuk van 1635 beelden
dezelfde persoon af. Dat het Saeckma is, daarvoor zijn al de nodige
aanwijzingen gegeven. Nog aannemelijker wordt het door vergelijking met de in
1634 uitgegeven gravure naar een tekening uit 1633 (afb. l: detail lijkstaatsie
Ernst Casimir), waarop de raadsheren van het Hof van Friesland in tegenstelling
tot de lijkstaatsie van Willem Lodewijk uit 1620 allesbehalve stereotiep zijn
afgebeeld. Neus, overhangende snor, in dikke plooikraag verzonken hoofd en het
enigszins golvende baardje van de tekening komen overeen met wat men ziet op
het olieverfportret van 1635; in 1628 telde de kraag ten gevolge van de mode
minder lagen. Saeckma's podagra Saeckma leed ook aan voetjicht, podagra. (35) Daarvoor zijn schriftelijke
bewijzen. Winsemius spreekt in zijn lijkrede van 1637 over een langdurige
zwakte van lichaam, vooral van de voeten, die Saeckma fataal is geworden. (36)
Een eerdere aanwijzing dat Saeckma last had van podagra, geeft vriend Sibrandus
Siccama, secretaris van Bolsward, op 16 januari 1618 in zijn begroetingsgedicht
voor Saeckma, die is uitgezonden om de nieuwe stadsbesturen in Friesland te
beëdigen. Siccama wenst dat de door de koude hard geworden aarde Saeckma bij
zijn wankele gang niet de voeten beschadigt. (37) Een familiekwaal Waarschijnlijk is jicht erfelijk. Een dochter van een jichtlijder hoeft de ziekte zelf niet te vertonen, maar kan deze toch overdragen op haar zoons. Zo heeft Johannes Saeckma de ziekte van zijn moeder geërfd, want drie zoons van haar zuster, neven van Saeckma dus, leden ook aan jicht.
Sjoerd Hania, raadsheer sedert 1597, werd op zijn oude dag gekweld door
"catharrorum punctionibus", wat kan wijzen op jichtaanvallen of,
hoewel minder waarschijnlijk gezien de Latijnse formulering, niersteenkolieken.
(43) Eigendomsgeschiedenis Geen van de besproken portretten bevindt zich tegenwoordig nog in Friesland.
Voor zover mogelijk heeft Slive de geschiedenis van de schilderijen in zijn
catalogus van 1974 weergegeven. De pendanten uit 1635 waren mogelijk in 1843 en
1845 nog bij elkaar op een veiling te Rotterdam. Het kniestuk van de man is in
Nederland gebleven en in 1865 aangekocht door Museum Boymans-van Beuningen. Het
portret van de zittende vrouw kwam eind negentiende eeuw via Londen en Parijs
in New York terecht. (49) De kleine ronde portretten uit 1628 bevinden zich
sedert 1778 in Engeland. Het ovale portretje is eigendom geweest van de Engelse
prinses Victoria; door haar huwelijk in 1858 met Frederik III van Pruisen is
het in Duitsland beland. Samenvatting Een zuster (Maria van Loo) van de schoonmoeder van Saeckma's neef Sjoerd
Hania was met haar zwager (Dirk van Offenberg) getuige bij de doop van broer Dirk
van Frans Hals. Haar zoon Boudewijn van Offenberg, een verre neef van Saeckma,
is in 1616 en 1627 als vaandrig op twee schuttersstukken door Frans Hals
vereeuwigd. Behalve verwanten had Saeckma ook kennissen in Haarlem: Johannes
Acronius en Nicolaes van der Meer. Van der Meer komt als kapitein voor op het
schuttersstuk van 1616, Acronius is in 1627 door Frans Hals geportretteerd. Literatuur over Frans Hals Grimm 1972 - C. Grimm, Frans Hals. Entwicklung, Werkanalvse, Gesammtkaralog (Berlijn 1972). Slive 1970-1974/I,II,III - S. Slive, Frans Hals, I text (Londen 1970); II plates (Londen 1970); III catalogue (Londen 1974). Meesters der schilderkunst - Alle tot nu toe bekende schilderijen van Frans Hals (Rotterdam 1978). Slive 19S9 - S. Slive, Frans Hals (München 1989). Bevat ook bijdragen van anderen, onder meer over het leven van Frans Hals, de burgers van Haarlem en hun portretschilders, de kleding bij Frans Hals en in het aanhangsel documenten met betrekking tot Frans Hals (handschriftelijke en gedrukte bronnen 1582-1679). Grimm 1989 - C. Grimm, Frans Hals. Das Gesammtwerk (Stuttgart 1989). Schuttersstukken - N. Köhler en K. Levy-Van Halm, Frans Hals. Schuttersstukken (Maarssen 1990). Noten 1. M.H.H. Engels, 'Een briefwisseling tussen Saeckma en Barlaeus. 1630', De Vrije Fries 69 (1989) 45-56. 2. Catalogus rarissimorum in omni materia, facultate & lingua librorum bibliothecae ... Theodori Saeckma ... quorum auctio habebitur in aedibus nobil. defuncti die 27. mensis Septembris stylo vet. & sequentibus (Franekerae 1666). Het enige bekende exemplaar berust in de British Library te Londen. 3. J. de Jong. Een deftig bestaan. Het dagelijks leven van regenten in de 17de en 18de eeuw (Utrecht 1987) 88, 112. 4. J. de Jong, Een deftig bestaan, 128, 88. 5. Exemplaar in Stedelijke Bibliotheek/ Gemeentearchief Leeuwarden. Vgl. W. Eekhoff, De stedelijke kunstverzameling van Leeuwarden (Leeuwarden 1875) 6: Af-beeldinghe der ghedenck-weerdighe, lieerlijcke, ende treur-statighe Wt-vaert ofte Begraefnisse ... van ... Ernest Casimyr, ... Soo als de selve gheschiet ende ghehouden is binnen Leeuwarden, den 13./3. Januarij, 1633. Met sonderlinghen vlydt, neersticheyt, ende sware costen, op 't alder-curieuste verveerdight, ghedruckt, ende uyt-ghegheven, door Claude Fonteyne, Boeck-drucker der Staten enz. 1634. 6. Rijksarchief in Friesland, Leeuwarden: Archief van het Hofvan Friesland, registers van fideï-commissaire testamenten, EEE band l, fol. 413v-415r. 7. Brief van Hugo de Groot aan Nicolaes van Reigersberch. Parijs 9 juni 1629. Vgl. Hugo Grotius, Briefwisseling IV ('s-Gravenhage 1964) 67. Kloek had toen nog iets van de Middelnederlandse betekenis slim, naast de Nieuwnederlandse betekenis een vast en sterk sprekend karakter hebbend. 8. Brief van Reigersberch aan De Groot. Den Haag 27 mei 1629. Grotius, Briefwisseling IV, 65. 9. Een huwelijk werd in Saeckma's tijd doorgaans op zondag bevestigd. Vgl. Kent, en versint Eer datje mini. Vrijen en trouwen 1500-1800 (Apeldoorn/Zwolle 1989) 170. 10. W.R. Valentiner. Frans Hals ... in 318 Abbildungen ...., Klassiker der Kunst XXVIII (Stuttgart/Berlijn 1921) 70. 11. Grimm 1972, 80, noot 88. 12. Een aardig voorbeeld: Toen de kleine Catharina Hooft en haar min rond 1619/1620 door Frans Hals geschilderd werden, was haar moeder 44 jaar oud. Slive 1989, nr. 9. 13. L. J. van Apeldoorn, Geschiedenis van het Nederlandsche huwelijksrecht voor de invoering van de Franse wetgeving (Amsterdam 1925) 151-152. 14. Kent, en versint..., 52. Op de tentoonstelling werden als gemiddelden 30 resp. 25 opgegeven. 15. Het begin kan nauwelijks voor ca. 1635-1640 worden gedateerd, meent R.E.O. Ekkart, Franeker professorenportretten. Iconografie van de professoren aan de academie en het Rijksathenaeum te Franeker 1585-1843 (Franeker 1977) 19. 16. Ekkart, Professorenportretten, 18. 17. Slive 1970-1974, II 81; III 31 nr. 47. 18. Grimm 1989, 32, 34, 36: gravures resp. door Jacob Matham 1618, Jan van de Velde II 1626, z.j., 1632 en Adriaen Matham 1634 naar portretten door Frans Hals uit resp. 1617(?), 1626, 1627, ca. 1630 en 1634. 19. Gabinus de Wal, Oratio de claris jure-consultis (Leovardiae 1825) 123. 20. Dit blijkt uit de brief die professor Lubbertus op 22 november 1622 aan Saeckma schreef; Codex Saeckma nr. 44. 21. M. Thierry de Bye Dolleman en C.C. van Valkenburg, 'Twee oude Haarlemse geslachten, van Loo en Loo'. Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconografisch Bureau 33 (1979) 86-117, vooral bijlage 2, blz. 116-117. 22. Schuttersstukken, 14-19 resp. 26-31. 23. Provinciale Bibliotheek Friesland, Leeuwarden (PBF), Codex Saeckma nr. 38. Vgl. ook C. van der Woude, Sibrandus Lubbertus (Kampen 1963) 355. 24. Resolutiën der Staten-Generaal. Nieuwe reeks 5, 1621-1622. J. Roelevink ed. ('s-Gravenhage 1983) 618, noot 4008a. 25. Schuttersstukken, 16. Per traditie was de vaandrig ongetrouwd. Vgl. Schuttersstukken, 41. 26. Slive 1970-1974. II. afb. 123 en 124. 27. J. Sickenga. Het Hof van Friesland gedurende de zeventiende eeuw (Leiden 1869) 64. 28. M.H.H. Engels, Johannes Saeckma en Hugo de Groot (Leeuwarden 1989) 9-10. 29. Diarium Furmerii, PBF Hs 1184, blz. 50: 20 [Octobris] 1605 ... celebravi diem meum natalem sexagesimum tertium, quem climacterium docti vocant, quod eum superassem, quod reliquum vitae Deus fortunet pro sua benignitate ad animae salutem. 30. L. de Vries, Wybrand de Geest (Leeuwarden 1982) 51. 31. Vgl. J. Briels, Vlaamse schilders in de Noordelijke Nederlanden in het begin van de Gouden Eeuw (Haarlem 1987) hfdst. 2, blz. 27-51: Portret; blz. 33-47: Huwelijksportretten. B. Haak, Hollandse schilders in de Gouden Eeuw (Amsterdam 1984) 99-102. 32. Slive III, nr.38, blz. 24. 33. Codex Saeckma nr. 196: Lollius Adama aan Saeckma over zoon Ype Adama, 6 oktober 1604; Codex Saeckma nr. 169: Marcus Lycklama aan Saeckma, 22 juni 1608; Codex Saeckma nr. 90: Bernardus Schotanus aan Saeckma, 4 oktober 1625, noemt een "famulus" Dirck Janssen; Codex Saeckma nr. 170: Marcus Lycklama aan Saeckma, 30 november 1610. 34. Codex Saeckma nr. 195: Lollius Adama aan Saeckma, [1608]. 35. De reumatische aandoening jicht komt vooral bij mannen boven de 40 voor.
De eerste verschijnselen treden op aan de grote teen, vandaar de naam podagra
(voetzeer). Na herhaalde aanvallen worden ook andere gewrichten zoals die van
de handen aangetast. Bij chronische jicht worden de gewrichten meer en meer
misvormd ten gevolge van de afzetting van urinezure zouten (tophi,
jichtknobbels). Daarnaast kunnen de slijmvliezen worden aangetast met
stuwingscatarrhen als complicatie. Tenslotte is jicht ook een nierziekte; vgl. Codex
medicus (8ste druk, Amsterdam 1985) 7/10 en 8/10. Eerder dan de jicht zelf
bepalen de complicaties de levensduur. Als behandeling werd vroeger aanbevolen
een sober dieet met weinig eiwit, onthouding van alcohol, veel lichaamsbeweging
en gebruik van alkalische wateren, ook in de vorm van badkuren in
koolzuurhoudende bronnen. Een sober eet- en drinkgedrag, dus weinig vlees, vis
en wijn, en veel lichaamsbeweging was in Saeckma's tijd en functie moeilijk te
realiseren. 36. P. Winsemius, In obitum amplissimi, & consultissimii viri, D. Ioannis Saeckma JC. in Suprema Frisiorum Curia Senatoris primi, & Acad. Curatoris dignissimi, oratio. Habita in Templo Academico iix. Kal. Mart. (Franequerae 1637) 43: ... in diuturna corporis & pedum infirmitate, quae fatalis ei fuit ... 37. PBF, Briefverzameling Gabbema, codex FG, fol. 133v. Hippocrates (460 - 375 voor Chr.), de vader van de geneeskunde, kende podagra al als de ziekte waardoor het lopen onmogelijk wordt. 38. Edo Reinalda, neef van Saeckma, trouwde 1609 met Sjouck van Mellema, nicht van Lubbertus' dochter Magdalena van Tessingen. 39. Codex Saeckma nr. 44 resp. 181. 40. Codex Saeckma nr. 42. 41. Brief van 25 juni 1615: Codex Saeckma nr. 32. Lubbertus zelf werd in zijn laatste levensjaren gekweld door "doloribus nephriticis et frequentioribus catarrhis"; vgl. E.L. Vriemoet, Athenarum Frisiacarum libri duo (Leovardiae 1758) 14. 42. Theodorus Leontius noemt Sjoerd Hania zijn "broeder" (Codex Saeckma nr. 219) en Edo Reinalda "frater" (Codex Saeckma nrs. 217,220) resp. "affinis" (Codex Saeckma nr. 218). Heette hij Dye Lieuwes Hania? De Friese voornaam Dye komt overeen met de Nederlandse naam Dirk, in het Latijn Theodorus; Lieuwes zoon is gelatiniseerd tot Leontius. 43. Brief van Johannes Hachting aan Sufridus Hannya, [Franeker] 20 januari 1630, Codex Saeckma nr. 207: Cum enim senectus per se morbus audiat, et tua incidentibus catharrorum punctionibus infestetur, saepe equidem condoleo. Nierontstekingen werden omschreven met "nephriticis": vgl. noot 41. 44. Brief van 24 augustus. Codex Saeckma nr. 217; Snecae in hospitio calamitatis nostrae. - Frater ab Reinalda cum Saturni vespere nobiscum in coena fuisset hilaris et lubens, non fuit idem mane postero, tentamenta morbi, heu nimium familiaris, sentiens, in quo nunc cubat. 45. Codex Saeckma. brief nr. 219: Arthritis illa fuit, quae mihi per hosce dies aliquot exanimales attulit dolores: quos ut nonnihil levarem haec qualiacunque tabulis illevi sed manu quidem lassa & tremula, quae tamen non adquievit, donec hoc adderet. Gewrichtsreuma en acute spierreuma gaan hier samen. Volgens de medische wetenschap bestaat er geen verband. 46. M. Lycklema, Membranarum libri VII (Franeker 1608-1609) 353. 47. Codex Saeckma nr. 67. Henricus Schotanus schrijft op 7 juni 1603 aan Saeckma: D. Renalda cum summa comprobatione, admiratione et omnium applausu respondisse, nec solum ovasse, verumetiam et triumphasse. 48. Recente onderzoekingen naar een mogelijk verband tussen jicht en intellect zouden wijzen op een positieve relatie tussen het urinezuurgehalte van het bloed en het intelligentiequotiënt of karakterkenmerken als leiderscapaciteiten, eerzucht, nauwgezetheid enz.; K.J. Nanninga, 'De eer van de jicht', Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 118 (1974) nr. 49, 1886-1887. 49. Slive 1970-1974, III blz. 59 no. 107. Meer schilderijen zijn zo in de Verenigde Staten terechtgekomen. Vgl. Hollandse meesters uit Amerika. Catalogus van de tentoonstelling in het Mauritshuis te Den Haag (Zwolle 1990). 50. M.H.H. Engels. Inventaris Codex Saeckma (2de druk, Leeuwarden 1979), inleiding. 51. Verslagen 62 (1890), 35-36 en 64 (1892), 40-41. 52. Waarom niet door de Leeuwarder Wybrand de Geest, die van omstreeks 1620 tot 1650 de Friese portretkunst beheerste? De Geest was "niet vrij van manier", zo oordeelt A. Wassenbergh, De portretkunst in Friesland in de zeventiende eeuw (Lochem 1967) 34. Hij was bovendien een fijnschilder. Poseren voor een fijnschilder duurde heel wat langer dan voor de snel werkende Frans Hals. Lang staan was voor Johannes Saeckma vanwege zijn voetjicht geen genoegen. Zusammenfassung In diesem Aufsatz wird ein Mann auf zwei kleinen Gemälden von Frans Hals
(1628, eins jetzt in Essen, das andere mit Gegenstück in Salisbury) und auf
einem grossen vom selben Meister (1635, Rotterdam; Gegenstück in New York)
identifiziert mit Johannes Saeckma (1572-1636). Dieser war Ratsherr am
friesischen Oberlandesgericht in Leeuwarden, Kurator der im 19. Jahrhundert
geschlossenen Universität von Friesland in Franeker und dreimal
ausserordentlicher Abgeordneter bei den Generalstaaten im Haag. Summary In this article a man on two smal l portraits by Frans Hals (both dated
1628; one is now in Essen, the other with its pendant in Salisbury) and a
larger one by the same artist (undated, now in Rotterdam; the 1635 dated
pendant in New York) is identified as being Johannes Saeckma (1572-1636). He
was a justice in the Court of Friesland at Leeuwarden, since 1625 the most
important govemor of the University of Franeker and during his life three times
an extraordinary delegate to the States General in The Hague. >> begin |