>> HOMEpage

uit de Kroniek van Dokkum

Bron: Afschrift ingeleid door Wopke Eekhoff, Tresoar Hs 1428 (was FG II b 35)
Internetuitgave (inleiding en blz. 21-52 = 1583-1700): M.H.H. Engels, oktober 2021

Omstandig verhaal van hetgeen
sedert den jare 10 na de geboorte onzes Heeren en Zaligmakers
tot den jare 1710 incluis
tot Doccum is voorgevallen,
uit veele schrijvers bijeen vergaderd door Gerrit Hesman,
later door een ander vervolgd tot 1735.
Verkort afschrift naar het handschrift door Mr. D. Fockema beschreven
in de Vrije Fries VI 127[-130] en thans in 't bezit der stad Dokkum.
Zie verder het Naberigt.

Naberigt
De brave en geleerde Mr. Daam Fockema mogt gedurende zijn lange regterlijke en staatkundige loopbaan zóó grooten roem en eerbied verwerven, dat wij leden van het Friesch Genootschap groote verwachting hadden van zijne medehulp, toen hij in de laatste jaren zijns levens blijken gaf van zucht voor de beoefening van de Friesche geschiedenis.
Dewijl hij voor vele jaren uittreksels en aanteekeningen had gemaakt uit de Crimineele sententieboeken van het Hof van Friesland sedert 1515, zoo spoorden wij hem zelfs welmeenend aan, om deze tot grondslag te leggen van eene geschiedenis van het Friese strafrecht, in verband met de vroegere Lex Frisionum, de oude Friese Wetten enz. in de hoop, dat wij daardoor voor dit onderwerp in het bezit mogten geraken van een dergelijk verdienstelijk werk als de raadsheer [J.B.] Cannaert over het oude strafrecht in België had geleverd.
En inderdaad scheen dit ook eerst zijn plan te zijn; maar om niet dadelijk voetstoots met 1515 te beginnen en als met de deur in het huis te vallen, gaf hij zich, om zijn tijd voor zich aangenaam en nuttig te besteden, toe aan uitgebreide historische onderzoekingen en legde hij op ruime schaal een groot werk aan, dat met anno 1 begon en door 10 tijdvakken heen tot 1811 zoude loopen, zooals ons bleek, toen hij in mei 1840 het eerste deel uitgaf van zijne Schetzen van de Friesche gechiedenis in het algemeen en wegens het Strafrecht in het bijzonder, loopende tot het jaar 775. Nog in het zelfde jaar kwam het 2e deel uit, dat tot 1150 liep, en in 1844 en 46 volgde het 3e stuk in 2 stukken, loopende van 1150 tot 1515. Maar dit was ook het laatste, zoodat, tot onze groote teleurstelling, de aanloop 's mans krachten geheel had weggenomen en de zes laatste tijdvakken, waarin wij het meeste belang stelden, omdat hij daarover onuitgegeven bronnen bezat, achterwege zijn gebleven. Had de brave man wat meer kritiek en betere, ook nieuwere, bronnen gebruikt, en ware hij met eigene denkbeelden niet zoo zeer ingenomen geweest, wij zouden zijn veelomvattend werk thans op hoogeren prijs stellen. Maar hij begon dit veld van studie voor zich te laat te bearbeiden en kon niet begrijpen, dat anderen hem reeds lang vooruitgesneld waren in het juiste begrip van het leven en streven des volks.
Intusschen voedden wij ook de hoop, dat hij nog eens eene geschiedenis of geschiedkundige beschrijving van zijne geboortestad Dokkum zoude bewerken, dewijl hij daarmede zoo in bijzonderheden bekend was. Nog op den 9 October 1851 sprak hij daarover in eene vergadering van het Friesch Genootschap (Vrije Fries VI 127) en verhaalde, dat hij reeds in 1838 in het bezit was gekomen van een handschrift van Gerrit Hesman over de lotgevallen van Dokkum tot 1711. Doch ook hiervan kwam niets, en na den dood vam Mr. Fockema verloren wij het Hs. van Hesman geheel uit het oog.
De heer Mr. W.W. Buma gaf echter in een der vergaderingen te kennen, hoe noodig het zou zijn hiernaar onderzoek te doen en daarvan een afschrift te bekomen voor het Genootschap. Dien ten gevolge deed ik nasporingen en vernam, dat mijn vriend Dr. J.J. Kiestra te Ee van dat handschrift eene kopij had gemaakt voor zich zelven. Gaarne stond hij deze af, om daarvan een afschrift te maken, en dit is hetgeen de inhoud van deze band uitmaakt.
Later vernam ik echter, dat Mr. Fockema zijn ex. had gelegateerd aan de stad Dokkum, onder eenige bepalingen. Ik vroeg dit nu ter leen, om het met dat van den heer K. te vergelijken, of om ons afschrift naar dat origineel te collationeeren. Maar hoezeer stond ik verbaasd, toen ik weldra bemerkte dat de heer Kiestra had goedgevonden vele bladzijden over te slaan; terwijl zijn stuk in het laatste gedeelte veel meer bevatte dan het Hs. van Hesman, dat slechts tot 1711 loopt, terwijl het zijne tot 1735 is voortgezet. Er schijnen dus twee Hss. te bestaan, welke hierin tot een geheel gebragt zijn en toch geen volledig zamenstel uitmaken, Misschien was het laatste van D. Smedema en in het bezit van Mr. A. van Slooten, stads secretaris.
Dit alles verdient dus nader onderzocht te worden door hem, die wij wenschen, dat eens eene geschiedenis van Dokkum in verband met die van Friesland en bijzonder van Oostergoo mogt willen bewerken. Daarvoor bevat dit Hs. wel vele gegevens, maar het eerste gedeelte is slechts afgeschreven uit allerlei kronijken zonder eenig begrip of oordeel; veel wordt er gemist, dat eene plaats had verdient; slecht is de stijl en hemelsbreed verschilt de verhaaltrant van die van Dr. Hendrik Bra, die in het Latijn zulk eene schoone beschrijving gaf van de Walsche Furie te Dokkum, in 1572, vertaald medegedeeld door Dr. J.G. Ottema in de Vrije Fries, VI 131[-152]. Bovendien geven vele bijzonderheden uit het stadsleven wellicht omtrent plaatselijke belangen, maar de meesten, vooral de latere, zijn zoo gezocht, klein en onbeduidend, dat zij eer walging dan belangstelling wekken; vooral wanneer men bemerkt, dat zulke kapitale feiten, als het aanleggen van de Dokkumer Nieuwezijlen in 1729, waardoor de ligging en waterstaat van Dokkum zoo groote verandering onderging, stilzwijgend zijn voorbij gegaan. Niettemin is er veel van dit onderwerp te maken door iemand van kennis, vernuft en smaak, die het op eene dergelijke wijs zou kunnen behandelen als Dr. Piccardt thans de lotgevallen van het stadje Goes heeft gedaan. Dan wordt de geschiedenis lust en leven en aangenaam voedsel voor den geest.
W. Eekhoff.
30 Maart 1865

Ten behoeve dier gewenschte bewerking van dit onderwerp voeg ik hier nog, als aanwijzing van meerdere bronnen, bij, dat van groot belang is daarbij gebruik te maken van eene merkwaardige Nota over de Ee, tusschen Leeuwarden en Dokkum, en de daarin en aangelegen dijken, bruggen, sluizen enz. benevens de verschillende slattingen van dien stroom; in 1846 opgemaakt door den heer Mr. W.W. Buma, als lid van Gedeputeerde Staten; een voortreffelijk stuk, met veel naauwkeurigheid en zaakkennis opgemaakt, waarvan ik in 1865 een afschrift voor het Archief van Leeuwarden van B. heb bekomen.
Verder is in mijn partikulier bezit een lang folio Annotatieboek in Hs. bevattende uitvoerige aanteekeningen en afschriften van authentieke stukken over de stedelijke Eigendommen, Bolwerken, Verpachtingen, Collecten, Schutterij, Raadsbestelling, Register van de Huisfloreen, Fortificatie, Predikanten en Schoolmeesters, Grondpachten, Reglementen, Instructiën, Waag, Resolutiën, Landsfloreen, Wacht, Bruggen, Tractementen, Schulden, Gilden, Bestekken, Lijsten, Straten, Wallen, Kerkhof enz., alles loopende van 1696-1740, en wat schijnt opgenomen door D. Smedema, wiens naam er op staat. Zeer rijk in bijzonderheden.
Nog bezit ik een folio boek in Hs. genoemd een Administratieboek der Haringreederij en andere negotie te Dokkum, van 1701 tot 1715.
Toen ik in 1865 eene uitvoerige Memorie heb gesteld van de geschiedenis en het onderhoud van den Dokkumer Trekweg, ontving ik eene verzameling meest origineele stukken over dit onderwerp ter leen van den heer Jarig van der Heide alhier, waarbij ook de koopbrief van de westelijke helft, in 1654 door Dokkum verkocht voor 1/2 aan de stad Harlingen en voor 1/2 aan de heeren v. Wiedefelt en Nierssen, welke laatste door v.d. Heide zijn gekocht.
Over het aanleggen van den trekweg naar Stroobos moeten er twee banden stukken in het Prov. Archief bestaan.
Doch de lotgevallen van den zoogenaamden Dokkumer Boedel zijn vooral beschreven in drie folio banden met compres schrift welke mij in 1857 uit Harlingen zijn toegezonden, en die ik in 1864 ten gebruike heb gegeven aan heeren Gedeputeerde Staten. Hierin zijn vele afschriften van contracten en andere stukken opgenomen.
De boeken van het Nedergeregt van Dokkum zijn in 1824 welligt mede bij de Arr. Regtbank te Leeuwarden overgebragt en zullen zich met de overige op de zolder van het Paleis van Justitie bevinden.
Er is dus ruime voorraad van boeken in handschrift buiten de Resolutieboeken en verdere stukken, welke het Archief van Dokkum zelf zal bevatten, gelijk dat van Leeuwarden ook verscheidene met deze stad gewisselde stukken bezit, waarvan slechts sommige in het Charterboek zijn gedrukt.
Van de gedrukte bescheiden zijn, behalve die in het Charterboek, de beschrijvingen van Ubbo Emmius, 1616, Winsemius, 1622, Blaeu, Stedeboek, 1648, Schotanus, Beschr. 1664, Tegenwoordige Staat van Friesland, II 1785 en v.d. Aa, Aardrijksk. woordenb. van Nederland de voornaamste.
Over Dokkum en zijne beroemde mannen zijn goede berigten in de Leeuw. Courant van 2 en 9 Maart en 6 July 1830.
W.E.
... Kiestra had goedgevonden vele bladzijden over te slaan ... Vgl. Korte kronyk van Dokkum : eenige historische verhalen van 't gebeurde tot Dokkum sedert 't jaar 10 na de geboorte onzes Zaligmakers Jesus Christus [tot 1735] / [handschrift in 't bezit van Mr. A. van Slooten, Secretaris der stad Dokkum en nauwkeurig afgeschreven door J.J. Kiestra]. - Ee, [ca. 1860]. - 119 p. ; 22 cm. Tresoar Sign.: Hs 1010 Plank 1.15.1

blz. 21
1583 Is de driepijpen gemaakt door Pieter Pietersen. Oud Resol.boek folio 3.
1584 Maakte men hier zelve de Burgemeesters, die VI in getal waren en aldus gekozen wierden. In de maand January wierden de burgers door klokgeklip te zamen geroepen in de kerk, alwaar dan dezelve XII mannen verkoren, uit elken espel drie, want de stad in IV espelen verdeeld was; deze XII wierden op VI gebragt door de Magistraat, hetwelke des avonds op het Raaduis geschiede; de namen van deze zes wierden dan na het Hof [van Friesland] gezonden, dat dan voorts de zaak verrigte en voort daarna aan de Stadhouder kwam, blijvende Leeuwarden aan 't Hof en de Magistraat dat jaar aldaar onveranderd.
1585 Doch het volgende, zijnde 1585 heeft Graaf Willem de andere steden met burgemeesters uit het dubbele tal voorzien, hetwelk de andere twee als Leeuwarden en Franeker haar zochten af te praten, willende dat zij zelve door het lot, gelijk zij, hare burgemeesters zouden maken; maar de IX andere steden gaven tot antwoord, het was veel zekerder, om goede, bekwame mannen in de magistraat te krijgen, wanneer zij bij den Stadhouder gekozen wierden als wanneer zij zelfs zouden kiezen. Ziet E. van Rheidt, lib. IV pag. 118, 277. En zoo is dit altijd in gebruik gebleven.
1588 Is de lange pijp over de vaart geleid. Is de groote kerk afgebroken, de kleine kerk met eene uitlegging gemaakt door Olfert Edes; de kerktoren gemaakt.
1589 Schijnt de kerk dezer stad gebouwd te zijn en is S. Marten toegeheiligd, alwaar eerst S. Bonifacii kerk gestaan heeft, daar de toorn en het klooster nog haar naam van behouden hebben. Te dezer tijd was ook groote onrust tusschen de pastoren van deze stad en Franeker. Wins. den 9 April. [bijgevoegd: 't Raadhuis gemaakt aan kapt. Tjeerd Tjebbes voor 900 gulden.]
1593 Wierde de stadswaag gebouwd in welke een groote handel van vijfschacht en filemort pleeg te geschieden, waarom hier ook het stadswapen als de keur op de looden geslagen en na andere steden de gemaakte stoffen verzonden wierden.
1596 Wierde hier het Collegie der Admiraliteit opgericht, waarvan anno 1600 Sjoerd Ulbes Sprong collecteur en Willem van Heteren clerk was. Van de Houwe lib. 2 cap. XI pag. 165.
1598 Stond hier een man van Driesum, Berend Kuiper genaamd, in de nieuwe dwinger op schildwacht, en wierde een dier achter de wal gewaar, hetwelk zich eerst als een hond en daarna als een kalf vertoonde, en naderende, deze man een groot stuk vleesch uit de zijde nam, zoodat men het herte konde liggen zien, door welke wonde hij wel zeven weken en vier dagen voor dood ter bedde lag, behoudende alleenlijk een roode plaek op zijn wang, en zoo lang hij die behield, heeft zijn wijf hem niet willen laten begraven; na dez etijd is hij ook gezond geworden en heeft noch vijf kinderen bij zijn vrouw gehad. Hij verhaalde bij gelegenheid, dat hij op eenige plaatsen geweest had, daar het zeer ellendig, en ook, dat het zeer vermakelijk was, zeggende, tegen hem gezegd te zijn, als hij wel leefde, dat hij dan die vermakelijkheid zoude erlangen: hij is ook menigmaal vol begeerte geweest daartoe te geraken. Het was wonderlijk dat deze man, nu tot zijne vorige gezondheid komende, nooit heeft willen vertellen wat hij gezien of gehoord had, zeggende hem zulks verboden te zijn. Het eerste dat hij levendig wierd, zat zijn wijf, Marthje geheeten, met zijn broeder bij het vuur; zoo begon hij de rechter voet of de groote teen van die voet te roeren. Doe meenden de vrouw en broeder, dat een muis bij hem in stroo omliep, doch niets vernemende, gaan weder bij het vuur zitten en niet meer om hem denkende, is hij ten laatste overeinde gerezen en heeft drinken gevorderd; als nu de wonde begon te heelen, liep dezelve zoozeer toe, dat hij genoodzaakt was een kussen tusschen het ligchaam en den arm te dragen, opdat die beide niet aan malkander zouden vastgroeyen. Dit heb ik in geene boeken gevonden, maar van een oude vrouw gehoord, die bij hem gewoond en hij de gansche zaak menigmaal verhaald hadde.
1608 [Volgs. V.G. Hesman. Eekhoff: staat niet in Hesmans Hs.] Den 16 Mei is het blaauwhuis, staande aan de zijl gekocht van Juffrouw Aldegonde van Achlen en van zelven Jr. Carel van Unia, haren man voor den som van dertienhonderd guldens en twee gulden Portugaloisers tot een geschenk van haar dochterken alles vrij schadeloos geld tot een plaats om een nieuw raadhuis te bouwen. Oud Res.boek folio 106 en 108.
1608 [Eekhoff: schijnt uit een ander Hs. door J.J.K. hier bijgevoegd te zijn.] Is het nieuw raadhuis en toorn door de gecomm. Binke Gabes cum soc. besteed te maken aan Jacob Lous voor een somma 5950 Caroli guldens. Resolutieboek folio 116.
1608 Is het nieuw raadhuis gebouwd onder 't opzigt van burgr. Pieter Augustinus, Pieter Jansen Veltdriel en benevens de burgr. de bouwmeester Pieter Cornelis, fol. 118, buitenwerk volgens bestek zoo aan de galerije om den Oostergevel als binnen aan de schoorsteen als anderzins geaccordeerd op 535 guldens en daar en boven een zilvere kroes van 50 glds. Oud Res.tieboek folio 119.
1611 Den 10. July zijn volgens genomen resolutie a den 29 July 1610 over het bouwen van het weeshuis te Dockum tot opsigt gesteld burgrs. Haye Lutiens en Sytze Fokkes, burgerhopman en Hendrik Jansen en Jakob Upts om alles op 't prophijtelijks [te doen]. folio 125.
1614 Na het uitwijzen van des weeshuis leggers zoude hier hetzelve weeshuis zijn gebouwd. Emm. Is de kleine klok in de groote toorn vergooten door Jan en Franciscus Simons den 12 July aangenomen folio 131.
1615 Is het klokspel op 't raadhuis gemaakt door Jan Simons voor 't maakloon 450 glds. folio 135.
1618 Is het nieuwe Collegie der Admiraliteit gebouwd.
1627 Den 9. July is Diederik Raphaels Kamphuizen hier gestorven, en ook begraven. Twee mannen van Amsterdam komende, lieten bij nacht het graf openen en haalden het bekkeneel daaruit, en hebben hetzelve als een heiligdom mede genomen, ofschoon de doodgravers niet wisten of dit het hoofd van hem of van een ander was. C. Schotanus Beschrijving.
1628 Heeft de dappere held Pieter Pietersen Hein van Delfshaven generaal met hulpe van Hendrik Kornelis, toegenaamd de Koning van Amsterdam, als admiraal, naar Westindien gezeild op den 8 Sept. door Gods hulpe den Spaanschen zilvervloot van Nova Hispania in de baye van Mantanca aan het eiland Kuba veroverd zonder eenige moeite of tegenstand der Spanjaarden; zij bestond in XV schepen daaronder IV gallioenen en nog twee, die aan den grond geraakten, daarvan de vier gallioenen en nog een schip door haar veroverd en mede gebragt wierden; de andere zijn verbrand; de schat door haar bevochten was zeer groot, te weten 156.499¼ ponden zilver, nog 238 kasten en vijf staven alle zilver, boven dit nog een groote rijkdom van andere waren, welke buit hij den 9 January 1629 binnen bragt en den XIV wierde hij op het heerlijkste bij de Hoogmogende heeren Staten ingehaald, en van den Prins tot luitenant admiraal gemaakt, en is in die waardigheid den 28sten Mei uit Goeree in zee geloopen en den 18 Juny in 't vervolgen van drie Duinkerkers met een kogel van een grof geschut door zijn schouderblad geschoten en terstond gestorven en den 4 July tot Delft zeer statelijk in de kerk ter aarde besteld met de vlag op zijn grafstede; welke vlag door een Dockumer Jeppe Nittes van den Spaanschen admiraal de Anna afgehaald is van de zilvervloot.
1630 Den 11 April zijn op het Noorderwad van de E.E. manhaften kapiteins Hendrik Tymens en Wouter Jeppes van Anjum 13 zeerovers gevangen, van de welke den 18 Augs. 5 gehangen zijn, als Gerben Tjerks van Workum oud 30 jaren, Jens Sterkelsen van Sonderborg in Holstein 26, en Bartholomeus Suchting van Brugge in Vlaander 18, nog een Engelsman Franciscus geheeten, oud 23 jaren; deze beklaagde zich zeer en zijn vrouw kwam nog om voor hem te bidden, doch te laat; nog een Marten Migchiels van Enkhuizen 20 jaren; deze, zijnde de kok, wierd om zijn jonkheid met geselen vrij gelaten. Zij wierden acht sterk gevangen en hier in de stad gebragt, waarvan zes uitbraken en vier achterhaald wierden, maar twee weg geraakten, en het eerste van den aanval is de kapitein Pieter Jansen met vijf ontvlucht. Als deze zes geregt wierden, was de toeloop van menschen zoo groot, dat de keetenbrug instortte. Het scheepje van deze rovers heeft hier zoolang gelegen, tot dat geheel verrot was.
1631 Te dier tijd stond de zuiderbint van de galg in 't water. Was doctor Joannes Veltriel wegens de Staten dezer Nederlanden voor ambassadeur aan den Grootvorst van Moscovia, en is 1649 in April overleden.
1632 Zijn de boomen om de stadswallen geplant.
1633 Ontstond hier groote onrust onder de borgerije wegens het opdringen van eenige nieuwe lasten.
1635 Wierde hier een groote lotterij aangesteld tot het bouwen van eene oudemannenhuis, maar had geen voortgang schoon het veel geld opbragt.
1637 Wierde het getal de burgemeesteren en gemeenslieden vermeerderd, de burgemeesters tot acht en de andere tot vier en twintig, [bijgevoegd: zamen 32 namen der burgemeesters Grote Breedstraat espel Willem Lourens, C. van Heerman, Kleine Breedstraat espel Popke Gabes, Gerbrand Hottinga, Legeweg espel Dr. Johannes Veltdriel, Johannes Gerks, Blokhuis espel Hendrik Dyonysius, Tjaerdt Gauma; oud resolutieboek fol. 249 en volgens.]
1638 Is het vismerkt met de Mijnnerije opgericht tot stads voordeel, en gerief der schippers en gold de eerste kabeljauw drie Carol.guldens.
1646 Wierde de zitplaats der Admiraliteit van hier tot Harlingen verplaatst. [Eekhoff: Den 16 Mei brandde men hier vreugdevuuren over het sluiten der vrede met den Spaanschen koning. C. Schot. Beschr.] In dit zelve jaar is de trekweg van Dockum na Leeuwarden gemaakt.

Gevelsteen van de Dokkumer trekschuit, afkomstig uit de Dokkumer Stal aan de Eebuurt te Leeuwarden, gebouwd in verband met de aanleg van het jaagpad van Leeuwarden naar Dokkum in 1646/47. In 1892 verworven door het Fries Museum en in 1929 herplaatst aan de Pijlsteeg.

1648 Zaten de dienaars hier op het stadhuis en aten eenige rauwe mosselen en de overgeblevene, die zij niet wilden eten, wierpen ze onder de banken; zoo hoorden ze ten laatsten een groot gepiep en gesleep; niet wetende wat er gaande was, verstouteden haar eenige met de kaars naar de plaats te gaan daar dit gedruis was, en ziet zoo hadde een van de mosselen een leevende muis in de zijde gevat en alzoo gevangen.
1654 C. Schot. Beschrijving. Is de trekweg naar Groningen begonnen, den 9 July in 1656 voltrokken. [Eekhoff: gedenkpenning] Den 9 July is de nieuwe weg en trekvaart ten gemeenen beste van Dockum naar Groningen en omliggende landen begonnen, bij de Hooge Magten van Vriesland toegestaan en bij den Hove voor goed gekeurd en door de dapperheid of gelei van den Prins Frederik van Nassou etc. en magistraat en vroetschap: N.S. Wissema, D.F. Fink, J.K. Waelwijk, J.J. Boom en uit de gemeente Radbodus Hoogakker, 1656 voltrokken als Petrus Veltriel secretaris was, en W. Conradi rentmeester wegens de Raad van Groningen.
1659 [Bijgevoegd door Eekhoff: Is een nieuwe vroetsmanstoel of bank in de kerk gemaakt en door ieder burgemeester en vroetsman daartoe opgeschoten zeventien Glds. 10 stuivers en bij versterf van de zelve de nieuwe die in de verstorvene plaats suxeedeert weder voldoen en opschieten en zoo vervolglijk.]
1659 Is de groote klok in de toorn gehangen wegende 4359 ponden en wierde door de jongens van de Stadswaag naar de toorn getrokken, staande het oude met het nieuwe wapen elk op een kant van dezelve klok de VIII namen der regerende burgemeesteren tusschen beiden te weten aan elken kant vier met de naam der secretaris in dezer voegen:
Menso Gratema - Epeius Monsma
Jan Jansen Boom - N. Radbodus
Wilhelmus Unia - Joost Rinia
Tiberius Donker - J.C. Waelwijk
Dr. Aemilius Huber secretaris
Boven in de rand om aldus: Jurjen Balthazar heeft mij gegoten in Leeuwarden 1659.
1661 Wierde hier het zeediept met een houten ploeg opgeploegd, dat zeer veel vorderde; ook waaide te dezer tijd het schip, dienende voor een weerhaan, van de toren af.
1662 Wierde hier een wijnne tot ontlastinge der schepen gemaakt, die naderhand door kwade opzicht weggeraakt is en in een opslag veranderde; [door Eekhoff: Albert Classen en Meindert Edges de stoel voor officieren in de kerk gemaakt, cost 269-10-..]
1665 Den 5 December was hier zulken hoogen vloed, dat het water tot de woutpoort uitstroomde, en men leevende spieringen aan de oostkant van de Breedstraat uit de huizen vangen konde.
1666 Wierden de wallen en borstweeringen verbeterd. [Eekhoff: Is mede door Jan Hesman gepractiseert de klok in de groote toorn door treden te kunnen luiden en aan hem de dienst toegestaan.] Te dezer tijd overleed hier een man (Geert Speldemaker genaamd, die in Keulsland zijn eigen zoon Gode ten brandoffer zoude geofferd hebben) om welke daad hij gevlugt zijnde, hier onder de Mennonyten leefde. Ziet Schot. Beschrijving van Vriesland.
1668 Geloofwaardige aanteekening van nieuwe zaken [door G. Hesman.] Gold een pond boter hier negen stuivers.
1671 Wierden alle vaarten door de stad geslat.
1672 Wierden de stadswallen en borstweeringen opgemaakt, en trokken eenige burgers naar het Heerenveen, van welke eenige gezonden wierden onder den lieutenant Leonardus Unia naar Monnekezijl, en van de Munsterse geslagen, en de gevangene voor Groningen in 't leger gebracht. [Om deze tijd wierden in deze stad vele gevlugte goederen hier tezamen gebragt.] Ook is in dit jaar de nieuwe zijl [leggende in de nieuwe dwinger] door een hooge watervloed ingeschoven en daarna tegenover Driezum in de dijk gelegd. Ook is de Paepsche kerk opengeslagen en de beelden zijn in een kring van soldaten voor het stadshuis verbrand.
1673 Kwam de Graaf van Pluen hier om de nieuws gemaakte stadswallen te bezigtigen, en wierde van Magistraat met een aardig muzyk op het stadshuis onthaald.
[Eekhoff: ontbreken 2 pag.]
1674 In maart gold hier een schuite Leekster blaauwe turf twee en veertig goudguldens en de korf vol een gulden. [En wierd de haag van de stads[wal?] afgehouwen en nieuws geplant.] Ook heeft tot dezen tijd een pontman van het Heerenveen, Anne Jennes genaamd, voor een vracht lichte turf aan impositie betaald vijfenzestig guldens en 16 stuivers. Den 14 July wierden alle burgers door klokklippen in de kerk tezamen geroepen, en van de crediteuren wegens de trekweg gedaagd voor 't recht te komen. Waarop des anderen daags eenige mannen wierden uitgemaakt als Symon Walling en Reinder Hendriks, op welkers namen het proces afging. Doch uit ieder espel waren twee mannen gekoozen, gelijk bij het leezen der sententie kan gezien worden. De Magistraat beweerde het geld met believen der burgers opgenomen te zijn, daar deze trekweg voor gemaakt was, doch wierde door twee mannen, zulks bijgewoond hebbende, ontkend, van welke de eene Hendrik Vijfling in de gemeene omgang genaamd wierde, en de andere Hans Hemmes Siersma, anders Hans paap, [Eekhoff: nog levende]; de andere is overleden. Omtrent deze tijd lag hier een meisje, Dieuke Gerrits genaamd, oud 14 jaren omtrent XIX weken ziek, zonder eenige spijze of drank te nuttigen, dan wierde alleen door een veder gelaafd en is gezond geworden en naderhand aan Rommert Feikes [Attema, bierdrager] getrouwd en heeft nog kinderen gehad. En is in April 1694 overleden.
1677 Den 15 July kocht men hier een kabbeljauw[!] voor drie stuivers 8 penningen. Een ben schelvis voor vier stuivers.
1678 Den 15 February heeft de hopman Michiel IJes hier op de schaal een levende os geleverd, wegende 2172 ponden, aan een slagter te Groningen, gelijk hier in de waag te zien is.
1679 Is hier een vrouw, Dirkjen geheeten, die XI jaren voor musquettier onder de soldaten gedient hadde, in het gasthuis overleden.
1681 Heeft de burgerij het pleit tegen de cerediteuren van de trekweg gewonnen en zijn den VIII February voor vrij verklaard als volmagtigde waren: de koopman Jelle Sybes, Dirk Pieters [Eekhoff: brouwer] uit de Breedstraat espel, Edo Aquila en Reinder Hendriks uit het Oosterstraat espel, Jasper Gerbens en Tjepke Tjepkes [beide brouwers] uit de Legewegster espel. De sententie wierde de burgerij in de kerk tevoren gelezen door Edo Aquila.
1684 In January konde men in een dag van hier naar Enkhuizen jaagen over de Zuiderzee met paard en slede, en zijn Oogemers [Eekhoff: Eilanders van Schiermonnikoog?] over het zeegat Scholballich geloopen: want het was een strenge winter. Den 1 April zijn hier in de Ee twee tuimelaars gevangen, waarvan de eene nog levend te zien is geweest, welke door een hoge vloed aan de stad en met een ebbe door de zijl geraakt waren. Den XI Mei wierde het oude Collegie (zijnde Mockema-huis, anno 1556 gebouwd) met zijn toorntje geheel afgebroken en tot een tuin gemaakt.
[Bijgevoegd: Den 1 Juny is alhier gebeurd op een zondag na de middag in de kerken dat van één familie
Een bestevader een kind liet dopen,
Twee vaders lieten ieder een kind dopen,
Een zoon liet een kind dopen, een broeder
liet een kind dopen.
Een kindskind wierde gedoopt.
Twee zonen wierden gedoopt.
Een broeder wierde gedoopt.
Een oom wierde gedoopt.
Een neef wierde gedoopt.]
Ook wierde de steenen dam geslat en den 29 Juny het water daarin gedaan, doende ieder huisfloreen zes stuivers.
Den 29 September is zijn Hoogh. Hendrik Casimier, grave van Nassou met zijn E. gemalinne en bruid Emilia v. Anhalt hier langs de stadsgrachten gevaren, en wierde van de burgerij met geschut en musquetten van de wallen begroet.
1685 Den 11 Juny wierden alle de vaarten door de stad geslat, en den 22 September voleindigd, doende ieder huisfloreen vijf stuivers.
Den 24 Juny is de E. Princesse Aemilia d'Anhalt in het kinderbed bevallen en verlost van een jonge Prins, waarover in deze stad de klokken geluid, de stukken gelost en allerhande vreugde bedreven wierde; alsmede den 10 July wierden hier piktonnen aangestoken, klokken geluid en geklipt, en met eenige stukjes van het stadshuis geschooten ter eere van een jonge Prins. Op het einde van deze maand wierden door de E. Achtbre. Magistraat om de behoeftigheid van het weeshuis, twee buideltjes in de kerk geordineerd, waartoe vier mannen gekozen wierden, als Douw Andries lakenkooper, Jacob Freerks bakker, Dirk Smedema [Eekhoff: Klaesen] ijzerkramer, Joannes Duinja koordewerker [= passementwerker; koordewerk = passementwerk, omboordsel, belegsel van kledingstukken met koord], welke twee eerste de eerste omgang op den 9 Augustus des nademiddags verzamelden elf guldens zes stuiv.
1686 Den 25 November was het hier zoo hoogen watervloed dat het water uit de woudpoort uitliep, waardoor Emderland groote schade leed; de wind was noord.
1686 Den 1 February wierde hier een omgang voor de gevlugte Fransche gereformeerden gedaan. Den 11 October wierden door last van de Achtbare Magistraat eenige straten door de stad verhoogd, als ook het volgende jaar. Den 12 November was het des nagts zulken onstuimigen wind en hooge vloed, dat het water over de Zijl en tot de woudpoort uitstroomde, en wel vijf houtvoeten hoog, in de blaauwe klok opvloeide en in de lange Oosterstraat een vrouw dood boven aarde staande, zoude ten huize uitgedreven hebben, zoo de man de kiste niet met touwen vastgebonden hadde; andere in een kelder slapende, zouden (zoo een bootsgezel haar niet opgewekt hadde) op het bed verdronken hebben; het water scheurde hier aan de stad in de Zuiderdijk vijf groote gaten bij malkander, en ploegde veel straten in de stad om, en maakte op verscheidene plaatsen groote gaten als op de dam en bij de woudpoort, alwaar het water ook hoog in de huizen stond. Vele huizen wierden door de sterke wind ook zeer beschadigd; de wind was eerst zuidwest en daarna sterk uit het noordwesten, waardoor de Groninger ommelanden groote schade leden. [Eekhoff: Gelijk mijn oom Ds. Henr. Schenkel te Uithuizen in zijn Groninger Watervloed verhaalt.]
1687 [Bijgevoegd: Zijn volgende boeken door de stadsdienaars uit de Paapse kerk gehaald en op den 13 Juny voor het stadshuis verbrand: Jacobi Gualthery Tabula [chronographica status ecclesiae Catholicae a] Christo nato; Hortus Pastorum auctore Jacobo Marchantio; Epitome annalium ecclesiasticorum Caesaris Baronii; P. [Cornelis] Hasart Triumphe der Christelijke leere off groote Cathechismus twee deelen; Oliverii Bonartii in Ecclesiasticum commentarius; Commentaria in Pentateuchum Mosis authore Cornelio a Lapide; Commentarius in quatuor Evangelia; Roberti Bellarmini Solida Christianae fidei demonstratio; Nicolai Causini de Eloquentia Sacra et humana; Breviarium Romanum viermaal; missale Romanum, missale Romanum.]
1688 Wierde door Ed. Achtbre. magistraat een nieuw orgel in May begonnen, en 1688 den 3 Juny op Pinxter wierde voor de eerste maal op hetzelve de Pauze van den een en vijftigsten Psalm gespeeld. Het oude orgel wierde (nadat het sedert den jare 1590 gestaan hadde) afgenomen en aan de orgelist Haverkamp te Leeuwarden voor LXXX guldens verkocht. Den laatsten October wierde hier voor Piemonteezen een omgang gedaan uit last van de Hoog.mog. heeren Staten, en heeft het Breedstraat-espel opgebragt vijfennegentig gulden agtien stuivers acht penningen, Oosterstraat-espel zes en zeventig guldens zeven stuivers vier penningen, Legeweg-espel vijf en zestig guldens agt stuivers, Blokhuis-espel vijfendertig guldens elf stuivers twaalf penningen. Alles in een somma uitmakende twee honderd drie en zeventig guldens vijf stuivers acht penningen. Dit geld wierde gesteld in handen van de E. burgemeester en rentmeester Hermanus Hachtingius.
1688 Den 11 Januarij hielden de Grootschippers haar Gildemaaltijd in de Benthum en reeden met een sloepje op een bart staande en door vier Paarden wordende getrokken, door de stad, waarin Klaas Jogchums, toegenaamd Geele mug, als kapitein en Harmen Oostindie vaarder, Luitenant was; Jan Tietes Schipper, Jan Jansen Bontekoe, Stuurman, en Minse Minses voerman, welke Minse eenige moeite met een Soldaat kreeg, waardoor deze Soldaat eenigmalen gewaarschuwd was om van de Sloep te blijven en zulk niet willende doen, met de zweep geslagen wierd, waarover hij zoo vertoornde, dat hij voornam, wie hem van deze bootsgezellen ontmoete, te doorsteken, waarop Jan Bontekoe, uit het huis van Tiete Doekes komende, van hem met een driekantige degen in het hert gestooken, waarop de gewonde naar de wondheeler Gerrit Nederhof gebragt is en van daar na zijns zusters huis gedragen wierde, daar hij nog eenige beweging toonde, gestorven. De dader is het ontkomen en naar Oostindie gereisd en aldaar overleden 1703.
1688 Den 19 Maart is hier een omgang gedaan voor vijftien Harlinger bootsgezellen die bij de barbaren in Slavernije zaten en bragt op als volgt:
– Het groote Breedstraat Espel 249-12
– Kleine Breedstraat Espel 225-3
– Leegeweg Espel 216-4
– Blokhuis Espel 248-16
[totaal] 939-35
Het geld wierde geteld in handen van de E. burgemeester Wigerus, Stania, Daniel Reeneman en Michael de Pool, beide predikanten van Harlingen, als uitgezondene om de verzameling bijwoonen. Klaas Overhert als precident[!] en Marten Steenwijk als bij de praeses uit de Magistraat zijnde, [alsmede de vier diakenen Dirk Smedema, Jurjen Jans Bakker, (nr. 3 en 4 niet genoemd).]
1689 Hebben de kerkediakenen goed gevonden aan de arme ledematen brood uit te deelen om de impositie te besparen, gelijk in andere ook gedaan wordt en hebben den XI Maart voor de eerste maal uitgedeeld. Dit jaar wierde de Spui in de Zijl gezet.
1690 Den 28 October wierde hier het diept door Pybe Classen molenmaker met een moddermolen begonnen om de modder uit te malen, hebbende hij Piebe een bedingst met de E. Hogemagten dezer Provintie voor de tijd van XXV Jaren van ieder meet [= oude landmaat] schuite turf een stuiver te genieten. Het diept tusschen de Zijl en drie pijpen was geheel niet anders als modder en slijk, dat effen met water bedekt stond; konde naauwelijks een praam daarover komen; het buitendiept was niet veel beter, hebbende op het laagste water een kille (= kil, bedding) omtrent een trede wijd; doch deze Pybe maakten 't beide zoo diep binnen 't jaar, dat de schuiten naar Leeuwarden konden komen met haar volle ladingen.
1691 Den 18 Juny zijn hier aan de stadswaag geweest een hondert zeven wagens met zoete melk kaas, op hebbende 5523 kaazen wegende 71,252 ponden.
1692 Den laatsten Mei waaide het zoo sterk dat vele huizen beschadigd wierden, eenige boomen op de stadswal omverre waaiden. En ook de Beurs of Wijne aan de westkant, vanwaar de wind kwam, instorte.
1692 Den 8 September is hier des namiddags omtrent drie uren eenige Schudding of soorte van Aardbeving gevoeld.
1694 [Is Dirk Smedema tot Stads Bouwmeester aangesteld in plaats van den overleeden vroetman Freerk Tadema benevens Sijmon Groenewout. Den 14 Juny waren hier 123 leeveringen zoete melks kaas aan de stadswaag. Is J. van der Rijp tot bouwmeester aangesteld bij D. Smedema. In July konde men een half kyntien afgewaaide appelen voor een oordtje koopen, want de overvloed van boomvrugten was zeer groot.
1695 Den 18 September brandde men piktonnen, losten het geschut rondom de wal en luidden de klokken wegens de overgave der sterke stad en kasteel van Namen, bemagtigd door de wapenen der Geallieerden onder het beleid van zijn Brittanische Majesteit William de derde.
1696 [Is Dirk Smedema als rentmeester aangesteld in plaats van de afgaande Simon Groenewout. Blijkens stads oud resolutieboek fol. 477 is over de stads jurisdictie tusschen den heer Suffridus Saeckma, grietman over Dantumadeel en de Magistraat der stad Dokkum gemaakt het navolgend accoord. De stad Dokkum zal behouden en genieten 't regt van proclamatien- en consentgelden van alsulke landen als van ouds en nog tegenwoordig de floreen en lasten binnen Docckum schieten en onder de stadstafel bevonden worden te behoren.]
1697 Den 18 Maart waren deze mannen uit de E. Achtbre. Magistraat als afgezonden om de begraffenisse van zijne vortelijke doorluchtigheid Hendrik Casimier grave van Nassouw erfstadhouden dezer provincie &c. bij te wonen, als de E. heer Julius Schelte van Aitzema en Hendrik Janzen Ruimzadelaar, beide gecommitteerden op den landdag, Haye Kornelis Eisma, president en Elso Inia sequents; deze uit de vroedschap Hans Mandema en Bouritius Fooy.
1698 In 't begin van Julius konde men hier een ben schelvis voor anderhalf stuivers kopen, doordien in de negentien bennen aan de afslag waren. Ditzelve jaar wierd de steenen dam geslat, doen[de] ieder huisfloreen zes stuivers. [geslat van de woudpijp tot aan de pijp bij de 3 leeuwen]
1699 Den 24 January wierde hier aan de deuren der gereformeerde ledematen door de diakenen een omgang gedaan, doordien de staat zeer ten achteren was, wegens de dure tijd en groote opgeleide schulden, geldende een koopbrood vijftien stuivers, waardoor vele armen haar onderstand bij de diakenen zochten, en gingen in het grote Breedstraatespel: Isaack Sipma als ouderling, Jan Classen Smedema mr. smid als diaken, Wouter Jansen Hoogacker, olde burgemeester uit de breede gemeente, verzamelden 247 guld. 2 stuivers. In het Oosterstraatespel door Fokke Jans mesmaker, als ouderling, Jan Wybes Hornstra als diaken, Taco Oosterbaan, old burgemeester; wierde vergaderd 208 guld. 8 stuivers; op de Legewegespel Dominus Hendricus Schregardus als ouderling voor de overledene burgemeester Hermanus Hachtingius, de gemeensman Gerben Olpherts Swaneburg als diaken en de old excuteur[!] Hotze Everts van Sinderen uit de gemeente; is verzameld 186 guld. 9 stuivers. Op het Blokhuisespel wierde bijeengebragt door de burgemeester Hendrik Ruimzadelaar, als ouderling, Jacob Freerks bakker, als diaken, Gerrit Nederhof, chirurgijn; wierde bijeenverzameld 103 guldens 2 stuivers. Alzoo tezmen in een somma uitmakende 745 guld. en 1 stuiver.
1699 Den 1 February wierde hier een collekt voor de Remontoizen [Eekhoff: Tot pag. 57 bijgevoegd, als niet in Heimans Ms. - en als uit de Paltze etc. gedaan, uit order van Haar Edele Mogende heeren Staten van Vriesland, volgens resolutie in dato den 26. [maand niet vermeld] 1698 is gecollecteerd:
Groote Breedstraat espel f. 144.1
Kleine Breedstraat espel f. 65.19
Legeweg espel f. 81.8
Blokhuis espel f. 45.18
[totaal] 337-6-
En is door de stadsrentmeester D. Smedema aan 't comptoir der losse renten opgebragt den 18 February volgens kwitantie.] Den 20 dito belastten de weesvoogden alle armen die van haar onderhoud ontvangen een geele streek om den arm [!] te dragen. In dit zelve jaar wierde ook de lange pijp vernieuwd. En het oude klooster van S. Bonifacius afgebroken, hebbende na de rekeninge van Stavriensis en Christ. Schotanus gestaan 868 of 880 jaren het langste zijnde naar haar gevoelen, gebouwd in 't jaar 819/2 of 831/1, ziet op het jaar 775. [Hier op blz. 52 volgt 1701.]

>> begin