>> HOMEpage

Kwesties om kanaries

Mr. bakker Jan Post koopt kanaries, 1622

Historisch Centrum Leeuwarden, Recesboeken, inv. nr. F14, fiche 8, 1622 (fol. 421-480)
Transcriptie van folio 470 verso
door M.H.H. Engels voor Henk van der Wal, 10 februari 2012
Hierbij: W. Dolk, Huisdieren rond 1600
Vroege vogel 1593, augustus 2017 toegevoegd.

Voir Recht geplaidoijeerd

Jasper Jansz, schipper Imp[etran]t
co[ntra]
Mr. Jan Jansz. Post gedaechde
A. Henrix vanwegen d'Impt con-
tendeerd tot d'betalinge van
thien carolusgulden ter reste van coop
van canarien cum expensis.

E. [Dr.] Lollius [Dominici] voor d'gedaechde zegd voir antwoord dat well
can zijn dat d'ged. enige canarien heeft ontvangen
dan dat hem daervan eetwes zoude competeren ontkend
hij well expresse, alsmede oock de canarien tot sulcken
zumma gemonteerd t'hebben. Waaromme conclu-
derende contendeerd d'ged. tot niet ontfangberheijd
ende bij ordine tot absolutie, maackende eisch van
costen / Replicerende zegd d'Impt. t'adcepteren
dat hij bekend d'canarien van den Impt. ontfangen
te hebben / d'cooppenningen derwelcker over
de vijftich gls. hebben bedragen. Sodat d'ged.
verdoold is int strieven dat den canarien tot alsulcken
zumma niet zolde continueren als bij d'Impt. geeischd
word, gemerct d'geeischte zumma als reste van
meerder is. / Het behelp van de nieuwe ordonnantie
bij d'ged. enichsints voorgevende, is indecessydell
eensdeels doordien van alsodane waren als die
ged. ontfangen heeft, niet in d'ordonnnantie verhaald
staat, anderdeels vermits d'coop noch geen twee
jaren geleden is, ende daermede d'Impt. persisteerd voor
Repl. ende concludeerd, versouckende dat d'ged. van
gelijcken zall doen alias persisteerd bij d'ordonnantie.

T'gerecht etc. bevint t'playdoy niet in
state om entlijcken termineert t'mogen
worden, van parthijen in faicten contrarij, ad-
mitteert daaromme d'selve hun vermeten be-
hoorlijcken t'verificeren binnen veertien dagen naest-
comende ende voorts t'procederen van style van
desen gerechte, actum den 7 8bris 1622.

Indecessydell = niet te beslissen
In 1616 kocht Jan Jansz. Post, burgerhopman, van Itgen Rutgers dr. "geadsisteert met Take Wilckes" [haar tweede echtgenoot] een huis bij de "Vischmarkt", aan de oostzijde, op een perceel dat aan de achterzijde grensde "aen zeeckere ringmuyre van vercopers nieus geboude achterhuysinge staende op de turffmerck neffens over 't landtschapshuys", voor 3300 goudgulden; Groot Consentboek van genoemd jaar, fol. 68r. In 1621 verkochten Jan Jansz. Post, burger ende backer, ende Commer Reiners dr., echteluyden, aan Gysbert van Loo een huis aan het Droevendal [of: Nieuwe Hofstraat] aan het bolwerk. In het bakkersboek komt Post 4 mei 1588 voor als nr. 276 op blz. 178. In het schoorsteengeldregister van 1606 wordt in espel B, Oost-Keimpema, onder nr. 142 vermeld: Ithen Rutghers wed. als eigenaar, Jan Post c.s. als bewoner; een huis met vier schoorstenen en als bizonderheid een oven! De bakker Jan Post was vermogend, en kon zich dus kanaries permitteren.

Twee kanaries uit Amsterdam, 1621

HCL recesboek F13 fol. 331 verso-332 recto

331v
Extraordinaris geplaidoijeert
Pieter Henrix Goijer, coopmansbode op Amsterdam, Impetrant
Frans Pieters cuijper cum uxore gedaagden

T. Joannis vanwegen d'Impt. zecht waer te
wesen dat d'gedaagden d'Impt. hebben gelastet
omme voor haer tot Amsterdam te
copen twe canarien. Sulx hij gedaen
hebbende, heeft d'gedaagden d'voorschreven canarien
overgebracht ende daervoor betaelt vijff carolusguldens. Waervan
d'ene tot Harlingen gesturven is, die oock bij de gedaagden ontfan-
gen zijn, bliven niettemin in gebreecke d'zelve penningen
d'Impt. te restitueren met behoorlijcken bodeloon, weshalven
d'Impt. concluderende contendeert teneinde d'gedaagden gecon-
demneert sullen worden d'Impt. voorschreven vijff carolusguldens bij hem
voor haer ende van harentwegen voor de voorschreven canarien betaelt
met het bodeloon te restitueren cum expensis. A. Henrix
voor d'gedaagden zeggen voor antwoord dat wel waer is
dat zij d'Impt. gelastet hebben om twe goede canarien
mede te brengen all costen zij zoveele. 't Welck d'Impt. belooft heeft te
zullen doen daerbij doende dat indien d'zelve niet goet en
waren dat hij d'zelve niet wilde overbrengen. Ende also
d'Impt. nu van Amsterdam comende met sich brengt
twe slimme [= slechte] gehele cale fogels die gansch weinich ofte
niet en dogen, ende waervan d'eene dood is, zeggende
dat hij daervoor vijff carolusguldens wilde hebben, 'twelck
gansch tegens alle redelijcheijt is stridende. Doch om alle
binlijcheyt te plegen, presenteren d'gedaagden voor d'ene
der fogels bij haer ontfangen d'helfte van d'geeischte
zumma t'betalen ende van d'ander d'helfte. Conten-
derende boven voorschreven presentatie tot niet ontfangberheyt
ende bij ordine tot absolutie cum expensis. Replicerende
zecht d'Impt. te accepteren dat d'gedaagden bekennen d'Impt.
gelastet te hebben omme twe canarien voor haer te
copen het coste wat het mochte, dat het ene
gesturven is, can d'Impt. niet geinputeert werden
want d'Impt. daervoor also groten sorge heeft gedragen
als ofte het zijn eigen geweest hadden. Sulx hij oock ist
nood, ende niet anders presenteert bij eedelijcke verclaringe hoewell
hij nochtans verstaet om zodanigen cleinen zaecke geen eed nodich te
332r
zijn, ende d'Impt. in diergelijcke zaacken met een eed niet
behoort beswaert t'worden t'meer d'gedaagden presenteren
d'helft van d'gesturvene canarie te betalen, gelovende niet
dat d'gedaagden redenen zullen hebben waerdoor zij d'betalinge
van de ander helfte mogen ontgaen, daermede persisterende voor
replycq contendeert, versoeckende d'gedaagden van gelijcken te zullen doen
alias persisteert bij d'ordonantien. 't Gerecht etc. [door andere hand:] con-
demneert d'gedaagden d'Impetrant t'betalen d'somma van vijff
car. gls. met het bodeloon ten playdoye gemelt,
mitsgaders in d'costen tot d'gerechts tauxatie.
Actum den 23 Augusti 1621.


Uit een exhibitieboek, 1609

Exhibitieboeken zijn registers van de akten van aanneming en de beschuldigingen van verstek en aanverwante akten van procedurele aard, behorende bij de ter rolzitting te behandelen zaken.
Historisch Centrum Leeuwarden, exhibitieboek J1; volgens de nieuwe inventaris van het stedelijk archief, 2012 door R. Kunst, nr. 3073 (1603 juli 22 - 1611).

Den 6en 7bris 1609
Lambert Thymenszn. per [Dr.] Lollium [Dominici] neempt an te
betalen Symon Symonszn. de somma van acht
carolus gl. reste van meerder somma van coop
van een canary vlucht [= kooi] binnen drie weecken bij
poene van condemnatie. Actum den 12en
Augusti 1609.

Een niet geleverde vlucht kanaries, 1633

Bron: HCL, definitief sententieboek, voorheen O 34, nu toegang 1001 inv.nr. 3194
Internetuitgave: M.H.H. Engels, mei 2014


fol. 120v
Pieter Pietersz. impetrant
contra Henrick Corten gedaeghde
In der saacke hangende voor den gerechte der
stede Leuwarden tusschen Andream Faber
hem gedragen hebbende als volmacht van Pieter
Pietersz. holtcoper impetrant ter eenre, ende
Suffridum Rodehuys geoccupeerd hebbende
voor Henrick Corten gedaeghde ter andere sijden.
Impetrant verhaalde waar te wesen dat hij al lange
geleden buyten Wirdumer poorte in Lambert
Tiaards boelgoed gecoft hadde een groote
canarie fluchte ende d'selve all lange tijd
van Marten Harmens boelgoedsmaner betaald,
d'welcke fluchte den gedaechde weigerde den impetrant
te laten volgen. Concluderende daeromme contendeerde
d'impetrant ten einde d'gedaechde solde worden gecondemneert
hen de geseyde vlucht te laten volgen cum
expensis damnis ac interesse passis et patiendis
fol. 121r
d'gedaechde andwoorde geen kennisse te hebben van des
impetrants angeven, veel min dat d'impetrant een canarie
vlucht gecoft solde hebben; ende was daerinne versekerd
dat hij noit sijn dagen enige flucht die d'impetrant
gecoft solde hebben, ware heer geweest, sulx
hem gedaechde dese eysch gansch vreembd voorquame
versoekende daeromme aanwiesinge van wien d'impetrant
de flucht gecoft solde hebben, ende wanneer
op wat tijd oft hoelange geleden etc. Contendeerde
midsdien tot niet ontfangberheyd ende bij ordine
tot absolutie cum expensis. Partien voorts
gediend hebbende tot dupl. incluis ende ad probandum
geadmitteerd heeft d'impetrant sonder beandwoordinge
van de gedaechde twe getuigen beleyd. Daerop partien elx
den remonstrantie hebben overgelecht, ende
daermede geconcludeerd, gefurneerd ende om recht
ende expeditie van justitie versocht ende gebeden.
't Voors. gerecht op alles ripel. gelet in den
name ende vanwegen d'heerlicheyd der Landschappe
van Friesland condemneerd den gedaechde
d'impetrant te laten volgen d'canaryvlucht ten
processe gemeld, ende te betalen d'schaden ende
interessen bij weigeringe van sulx gehad ende geleden
noch te hebben ende lijden, onvercort den gedaechde sijn
recht tegens Lambert Tiaards ende sijn huysvr.
ende d'selve hun defentien ter contrarie, ende
condemneerd den gedaechde in de costen vant proces tot
's gerechts tauxatie. Actum den 20en 7bris [= Septembris] 1633.

>> begin


Vonnis m.b.t. diefstal van kanaries in Leeuwarden, 1648

Transcriptie van het handschrift zoals dat voorkomt in de definitieve sententieboeken van Leeuwarden aanwezig in het Historisch Centrum Leeuwarden,
inv.nr. O 48, folio 187 t/m 189,
voor H. van der Wal door M.H.H. Engels, 10 augustus 2011


Jelle Douwes in qualiteit imp[etran]t contra Cornelis Clocq geda[echde] in der sake hangende voor den gerechte der Stede Leeuwaerden tusschen Gellium Gerhardi hem dragen hebbende als volm[acht] van Jelle Douwes so vele nood gesterckt met Douwe Jellis backer sijn vader impt. conv[entie] ende geda. reconv. ten eenre ende Oniam Gravium geoccupeert hebbende voor Cornelis Clocq geda. conv. ende impt. recon[ventie] ter andere zijde.

De impt. conv. seide dat de geda. hem niet ontsien hadde ende noch dagelijx verstoutede op verscheiden plaetsen hem impt. te diffameren ende op den 14 May 1647 op Wirdummerpoort gesecht dat hij impt. in sijn ged[aechd]es huis ware gebroken ende hem sijn canarievogels daeruyt hadde gestolen met behulp van Frans Lieuwes, welke redenen de geda. drie à vier dagen daernae weder ten huise van Jan Pytters, schoenm[ake]r in de Koningstraet hadde gerepeteert ende stoutmoedich met obstinaten hooffde staende geholden 't selve noch dagelijx op de Tuinen binnen deser Stede als op andere plaetsen ende herbergen seer fameuslijck verhalende alwaeromme concluderende contendeerde tot revocatie in forma ende betalinge ten respecte de bittere iniurye op diverse plaetsen geschiet twemael hondert gold glns.
ofte soveel min ofte meer als 't gerechte bevinden solde onvercort sijn imp[etran]ts vader bovengemelt als door desen geraekt zijnde sijn recht so hij bevinden solde cum expensis.

De geda. conv. antw[oord]de dat hij in sijn hovinge aan de muire verleden jare 1646 sijn fluchten met canarien hadde gehadt daerinne waren geweest dartien olde, twee paren te broeden sittende, het ene op ses ende 't ander drie eijers van welcke hem tusschen den 25 ende 26 July 1646 's nachts ontrent tusschen elff ende twaelff uiren terwijl hij in de Pekel tot sijn broeders hadde geweest, thien canaryen ware ontnomen
ieder paer ten minsten waerdich veertien car. glns ende sijn d'eyers bevonden bij 't opcloppen [= uitkomen] datter van ses vijff jongen sijn geweest opt geringste tot vijff dalers moesten gerekent werden, sijnde daernae bij sijn thuiscomste in ervaringe gecomen dat dese impt. Frans Lieuwes ende Willem Jans hem de v[oor]s[chreven] canaryen uit vs. fluchten hadden ontnomen ende affhandich gemaeckt ende tot noch toe niet gerestitueert, conende oversulx wel sijn dat hij restitutie soekende van 't gene hem ontnomen was, gesecht mochte hebben dat de impt. Frans Lieuwes ende Willem Jans hem de canaryen in sijn absentie by nacht uyt de fluchten affhandich gemaeckt hadden.

Vertrouwende bij ontkenninge onder ede desen niet verhopende daeraf sodanig bewijs oock te sullen doen waeruyt 't gerecht claer genoeg solde conen bemerken dat d'impt. ende vs. andere personen tot restitutie van vs. canaryen solden zijn geholden en solde alsdan mede conen beloont werden hoe qualijck sij hen neffens anderen hadden gecomporteerd neffens dusdaenige delicten.

Sulx dat hem impt. int minste d'actie van injurie geschapen ware dan was hij impt. conv. ende geda. reconv. niet alleen geholden hem impt. reconv. vierdubbelt het gestolene te boeten quoniam ex delicto quisquis tenebatur in solidum, maer oock hem te boeten de injurie door het affnemen der vogels gedaen met een halffmans geldinge tot anderhalff hondert gold glns. lib. 2 ord. ar[ticu]lo 1o boven ende behalven de straffe die de rechter ex officio behoorde te doen, concluderende contendeerde daeromme in conv[entie] tot niet ontfangbaerheyt ende by ordine tot absolutie cum expensis ende per modum reconv. ten einde de geda. reconv. solde worden gecondemneert hem impt. reconv. te restitueren de thien olde canaryen so die in rerum natura waren, andersins voor ieder paer veertien car. glns. vs. dat vier dubbeld om redenen vs. alsmede viermael vijff dalers voorts ten respecte van de aengedane injuryen anderhalff hondert gold glns. ofte so veel meer oft min als het gerechte bevinden solde cum expensis.

De geda. reconv. antwoorde te verblieven bij sijn genomene eischen ende conclusie daerbij doen tot refutatie van sijn impts reconv. aengeven dat hem niet raeckte waer de geda. conv. impt. reconv. sijn fluchten gehangen ende hoeveel canaryen hij darinne gehadt mochte hebben, protesterende expresse van injurye so tegens de geda. als sijn p[rocureu]r neffens het stoutel aengeven van deselve als dat hij hem sijn canarien ontstolen solde hebben, 't welck hij expres ontkende jae oock de novo protesterende neffens het standt doen van de vs. beschuldinge van diverije 't welck niet bewijslijck ware ende hij geda. conv. niet vertrouwde dat de imp. conv. en de geda. reconv. hoewel sulx voorwendende solde conen doen, mitsdien concluderende contendeerde tot niet ontfangbaerheiyt ende bij ordine tot absolutie cum expensis.

Partijen so voorts in conv. als reconv. tot quadrupl. incluis gedient hebbende ende ad probandum sijnde geadmitteert, heeft d'impt. conv. so principaele addit als reprobatoire ar[ticu]len gestelt ende in alles thien getuigen beleidet.

De geda. conv. ende impt. reconv. heeft van gel[ezen] ar[ticu]en gestelt ende negentien getuigen geproduceert waernaer partijen elx een remonstrantie hebben overlecht daerbij geconcludeert, gefurneert ende om recht versocht.

Het voors. gerecht op alles ripel[ijck] gelet hebbende in de name ende vanwegen de Heerlijckheyd der Landschappe van Frieslandt condemneert den geda. aen d' impt. te betalen sestien gold glns. ter sake verbale injurie ten processe geroert, verclarende d' impt. daer te boven niet ontfangbaer, condemneert niettemin de geda. in de costen tot 's gerechts taxatie.

Ende in reconv. recht doende verclaert d'impt. voor alsnoch niet ontfangbaer ende om redenen compenseert de costen, ordonnerende de fiscael het proces nae hem te nemen ende 't Stadtsrecht so tegens de getuigen als geda. reconv. so hij bevinden sal te bewaren.

Actum den 23en December 1648.

impt. = impetrant = eiser
conv. = conventie = eerste zitting
reconv. = reconventie = tweede zitting
Jelle Douwes was eiser in de eerste zitting en gedaagde in de tweede zitting!

>> begin


>> begin

W. Dolk, Leeuwarder archiefsprokkels: Huisdieren rond 1600. In: Fries Museumbulletin, december 1994, 13-19

Welke huisdieren worden er in de oudere Leeuwarder boedelinventarissen genoemd? Paarden, koeien, varkens, kippen en eenden hoorden ook toen thuis in de boerenboedels (zie Fries Museum Bulletin maart en juni 1990), maar hoe stond het met de kleine huisdieren van de stedelingen? In de vaderlandse literatuur werd tevergeefs gezocht naar gegevens over huisdieren in de 16de en 17de eeuw. Over kat en hond in een nog verder verleden is er wel het een en ander te vinden, o.a. bij A.T. Clason, Jacht en veeteelt van prehistorie tot middeleeuwen (Haarlem 1977). Meer vergelijkbare informatie bood Keith Thomas, Man and the natural world, Changing attitudes in England 1500-1800 (Penguin Books 1984). In het hoofdstuk 'Privileged species' schetst Thomas hoe troeteldieren, vóór 1500 voorbehouden aan Engelands hoogste kringen, daarna al spoedig in zwang raken bij de wat minder hoge standen en nog in de Tudortijd algemeen worden onder 'het gemene volk'.
De resultaten van een onderzoekje in de Leeuwarder boedelinventarissen 1580-1650 wijzen niet op een dergelijke populariteit: de aantallen kleine huisdieren bleven ver beneden de verwachtingen.
Dat er absoluut geen katten zijn geregistreerd, verwondert niet zo. Edward Topsell noemt in zijn Historie of foure-footed beastes (1607) de kat een onrein, roofzuchtig beest, dat zich voedt met ongedierte. Katten (door de Romeinen geïmporteerd) werden hier gehouden ter bestrijding van ratten en muizen; om de kat tot de jacht aan te sporen, verdiende het aanbeveling, het dier niet te voederen. Het is aannemelijk dat de geldswaarde van zo'n muizenvanger zeer gering, zo niet nihil was. (Muizen- en rattenvallen zelf komen sporadisch voor, o.a. in 1603 een ijseren draede muysevall, in 1641 12 muizenvallen 1:10:0, in de voorraad van een nappendraaier.)
Zijn er bij terp-opgravingen wel kattenschedels gevonden, veel talrijker zijn de hondenbeenderen. Er zijn aanwijzingen dat de hond in de eerste plaats gedomesticeerd werd als consumptiedier. In de Friese terpen zijn resten aangetroffen van drie variëteiten; het meest kwamen voor die van een klein keesachtig hondje, de turfhond.
Het valt op dat er in de onderzochte boedelbeschrijvingen slechts eenmaal een hond is genoemd: een grote hundt mette halsbandt ende ketten (van de cipier van het Blokhuis, 1592), maar wel zijn er vijf hondenhalsbanden, o.a. een groot honds leren halsbandt met mesken platen beslagen (1623), een hondshalsband met silver beslagen (1625), een iseren honshalsbandt (2:0:0, 1632) en ook zes hondehokken. o.a. een hondehuys met leyen gedect (4:0:0. van een leidekker, 1623), een houten honnehuys (1635), twee honnehocken (1:5:10, 1637). Zouden al die honden voor de inventarisatie zijn overleden of was er twijfel over de eigendom? Een Engelse rechter sprak in 1521 uit dat getemde dieren, alleen voor het genoegen gehouden, niet tot de eigendommen doch tot de bezittingen gerekend dienden te worden en het in 1635 verschenen handboek The Countrey Justice stelde vast dat de toeëigening van dergelijke honden, apen, eekhoorntjes, papegaaien en zangvogels niet als diefstal kon worden beschouwd. De enige in Leeuwarden geregistreerde hond was inderdaad een bedrijfshond, maar waren er toen geen hofhonden? In Engeland kwamen er na 1530 steeds meer klachten over het buitensporig grote aantal honden. Zij fungeerden als jacht- en als trekhond (van karren, sleden en ploegen), waren onontbeerlijk voor herders, veedrijvers, boeren en slagers en zorgden (in een tredmolen, in grote keukens) voor het draaien van het braadspit. In de door H.A. Enno van Gelder gepubliceerde Gegevens betreffende roerend en onroerend bezit in de Nederlanden in de 16de eeuw (R.G.P. gr.s. 140 en 141, 's-Gravenhage 1972/3) komen geen honden voor in boereninventarissen.
Evenmin zijn door T. Wijsenbeek-Olthuis in de achttiende eeuw honden en katten aangetroffen Achter de gevels van Delft (Hilversum 1987). Haar conclusie was: zij vertegenwoordigen kennelijk geen waarde en werden daarom niet in boedelinventarissen opgenomen.
Uit processtukken van het Leeuwarder gerecht blijkt, dat er ook hier moeilijkheden met honden waren. In 1592 dient er een zaak over de dood van 'een lyeuw hontke, geleert zijnde in vele konsten', dat in de koopwaar van een broodverkoopster placht te bijten. De baas van het teefje, die 'hetzelve om twee ponden groten vlaems (a zes gulden) nyet hadde willen missen', had al eens eerder de schade vergoed, 'seggende laet 't hontke vreeten, ick sal 't bethalen'. De koopvrouw ontkende het beestje te hebben verdronken en liet aantekenen, dat de waarde ervan veel lager was: 'dat een quacksalver daervoer een carolus gulden metten halsbant geboden hadde'. Het gerecht kwam er niet uit, verklaarde partijen onontvankelijk in hun respectieve eisen en ontsloeg ze van betaling der proceskosten. De prijzen van honden konden nogal uiteenlopen. In 1613 en 1616 waren er honden in het geding, die bij hun nieuwe bazen niet konden wennen; ze waren aangeschaft voor 5:0:0 en 12:9:8.
De zeer welgestelde Wybe Gerryts (Jelgerhuys) werd in 1599 en opnieuw in 1600 erop aangesproken, dat zijn witte windhond stadgenoten zodanig in de kuiten had gebeten, dat zij zich onder behandeling van een chirurgijn hadden moeten stellen. Zij eisten elk 75 goudgulden wegens geleden 'groete smarte pijne' plus een vergoeding voor de verzuimde arbeidsdagen en van het meesterloon. Jelgerhuys, oud-burgemeester, volstond met de verklaring dat hij ten onrechte was beschuldigd, waarop het gerecht de eisen afwees!
In 1614 klaagde een moeder, dat de 'rasende ofte bose hondt' van de compagniesschrijver Sioert Sierxz. Donia 'verscheiden menschen, soo wel jonck als olt, gebeten hadde'; haar zoontje had een 'grote eischlike wonde' opgelopen en het bed moeten houden. De gedaagde stelde, 'dat hij niet wiste, dat sijn hondt emants gebeten hadde, ofte dat hem daervan eenige clachte was gedaen, ende was de hondt soo goet ende sacht, dat de kinders ende onder ander d'impetrantes soon daermede speelden ende hem altemet voor een kinderwagentie lieten trecken'. De moeder eiste een vergoeding van twintig gulden en betaling van het meesterloon; alleen het laatste werd toegewezen.
Jonker Ciprianus Feyo van Jaersma verdedigde zich in 1619 tegen de beschuldiging, dat zijn hond de oude zwarte broek van Jan Pietersz. Ens had 'geraseert', met te ontkennen 'dat hij zoo lange hij in de stadt heeft gewoont, ooyt hondt ofte kat is heer geweest'. Ens poneerde dat Jaersma, door een (te gering geachte) vergoeding aan te bieden, 'verstanden moet worden dominum ofte eygener van de hondt te zijn' en eiste een door het gerecht te bepalen schadeloosstelling 'ofte andersints die hondt te doden'. Dit proces sleepte zich langer dan een jaar voort en eindigde met de afwijzing van de eis en veroordeling van de aanklager tot betaling van de kosten van het geding.
Van de in 1635 in Engeland als huisdieren gesignaleerde apen en eekhoorntjes is in de onderzochte boedelbeschrijvingen geen melding gemaakt; laatstgenoemden schijnen hier toch wel gehouden te zijn. In 1602 is een 'eenckorckens huyske (holtwerck) met drye schellekens' getaxeerd op tien stuivers, in 1612 'een enchoornties huyske' op vier gulden; zouden dat tredmolentjes zijn geweest?
De grootste categorie huisdieren is die der vogeltjes: tussen 1580 en 1650 zijn daarvan 149 exemplaren geteld (plus 99 lege kooien en korven): 77 kanaries (waarvan 52 in het laatste decennium), vijftien robijntjes (kneutjes), tien duiven, zeven leeuweriken, zes barmsijsjes (1589), drie papegaaien (1609, '18, '50), een lijster (1589), een cletter (distelvink, 1618), een sijsje (1618), een vink (1638) en 27 'vogelties'. Opvallend: een saxken met vogels eeten (1584), ses veugelscorven boven malcander staande, in elcx een feugell (1597), een gedrayde dubbelde vogelscorff 2:0:0 (1601), een olde grote vogelkorff van ses ofte seven huysen (1614), twee fogelkorven met een robijntie dat floiten geleert heeft 6:0:0 (1615), een vogelcorff van twee vyercanten (1623), (verkoping van een hof buiten de Hoeksterpoort) met oock de duyven op die poort nesselende (1628), een blieken papegaie corff (1636), acht kanarijvogels met ses nieuwe korven 30:0:0 (1645), een vierendel kanarijsaet 2:14:0 (1645), een flucht met vier canaryen, staende op de solder (1648), een papagay met een blieken corf in 't voorhuis (1650).
In Engeland waren er al in het begin van de zestiende eeuw kooplieden in vogels en sedert het midden van die eeuw zijn er jaarlijks duizenden kanaries ingevoerd. Tegen 1600 werden die voornamelijk in het eigen land gefokt; ze zijn dan zo talrijk, dat zelfs 'de gemene man' ze zich kan permitteren, maar op de grote zangvogelmarkt in Londen waren ook andere exoten verkrijgbaar, alsmede inheemse, door beroepsvangers geleverde vogeltjes.
Uit de boedelinventaris, in 1589 door de Leeuwarder stadsklerk opgemaakt na het overlijden van Ritsco Roeleffsz., poortsluyter van Sint Jacobspoorte, blijkt dat deze ook handelde in vogels: eliff vogelkens elcx met heuren corff, noch een vogelken met haer corff, acht vogelkens barmkens genaempt, daeronder twee robijnkens zijn, twee torttelduyven, een wit ende een grauw, een lijster met zijn corff, drie duyven, een groene vogelscow, noch eenyge vogelscorven, veertich knippen ende corven tsamen boven de wooninge; inschulden: Jan moelener van duyven 12 st., Eede spuelman van voegelen 8 st., Hans gardenier van een vogel 14 st., Jochum uut Werrega van tien barmkes, twee rebijnen..., Jeyp Gotzesz. is mij schuldych van rebijnen 18 st.; uitschulden: een huysmansknecht van duyffeeten 7 st., Peter Rommertsz. van een vogel 6 st. Een poortwachter was sterk aan huis gebonden en in de gelegenheid zich intensief bezig te houden met het kweken en leren zingen van vogels. Ook in de 1651 geregistreerde aestimatie van de boedel van Douwe Jacobs, poortier van Sint Jacobspoorte, komt een dergelijke post voor: 32 canarimanties ende 26 canariwiefkes, met verscheiden corven ende fluchten 150:0:0.
Vogels werden ook wel elders aangeschaft. De koopmansbode Pieter Henrix Goyer kreeg in 1621 opdracht van een Leeuwarder kuiper om voor hem in Amsterdam twee goede kanaries te kopen, 'het coste wat het mocht'. De prijs blijkt vijf gulden te zijn geweest, maar de kuiper weigerde dat bedrag geheel te voldoen voor de geleverde 'twe slimme gehele cale fogels, die gansch weinich ofte niet en dogen, ende waervan d'eene dood is'. Pieter stelt dat hij voor de kanaries 'grote sorge heeft gedragen als ofte het zijn eigen geweest hadden, doch dat d'ene tot Harlingen gesturven is'. De kuiper werd veroordeeld tot betaling van de vijf gulden, het bodeloon en de kosten van het proces. Het volgend jaar dient een zaak over een vordering van Jasper Jansz., grootschipper op Amsterdam, tot voldoening van het nog openstaande deel van zijn rekening van meer dan vijftig gulden voor geleverde kanaries. In datzelfde jaar 1622 tekende Wopcke Fokes, burger en vogelkoper, een schuldbekentenis van 54 goudgulden aan een kooiker te Hallum 'als reste van de coop ende leverantie van vogelen'. In 1629 bezit Wybe Johannes, vogelvercoper op de Thuynen, twaalf calcoenen. In 1650 is Age Wybbrens veertig gulden schuldig aan een weduwe te Giekerk 'ter sake coop ende leverantie van foogels'. In 1617 verklaarden de vogelkoper Jan Henrixz. e.a., 'dat Tiepcke Sibesz. met een arm wel negen ofte thien jaren op hen gebuyrte op 't Fliet gewoent heeft ende hem landtwaerts met hennen ende hanen te copen eerlijck is generende'. Wat de hoenders betreft, die zijn, evenals eenden, alleen aangetroffen in boerenboedels; wèl is er bij stedelingen zestien maal een 'hennekou' en eenmaal een 'hennestelp' genoteerd (alsmede acht konijnekooien).
Opvallend groot - en voornamelijk in bakkersinventarissen - is het aantal bijenvolken, waarschijnlijk meestal ondergebracht buiten de stad. In het sterfhuis van Harmen Jansz., backer op de Weerdt, zijn in 1604 o.m. geregistreerd: een honich spakel, een honich parsse, twye platte honich corven, eenyge bijecorven ende opsetters vandien, eenyge bijedoecken, twye bijecappen, de gerechte derde part van dartich corven olde bijen ende veertich corven jongen ofte swermen vandien, noch negen ende tzeventich corven bijen, soe olde als jongen ofte swermen. Prijsindicatie: in 1605 is er een stal bijen (23 corven) met crampen, corven ende plancken staande te Deinum verkocht voor 110 gulden, in 1610 circa negentig korven bijen 'aen Sint Annakerck op der Bildt' voor 422:10:0.
Tot zover de huisdieren in natura, inderdaad geen rijke oogst. En dat, terwijl ze op de schilderijen uit de onderzochte periode toch niet zo zeldzaam zijn: tot in kerkinterieurs toe zijn honden afgebeeld. Elk kent wel dierportretten als de patrijshond van Goltzius (Teyler), het aapje van Savery (Rijksmuseum) en het puttertje van Fabricius (Mauritshuis). De in de Leeuwarder boedelinventarissen beschreven schilderstukken zijn meestal portretten van familieleden en van bekende personen en bijbelse en historische voorstellingen en hebben zelden een dier als onderwerp (een langwerpich schilderij van drie vogels, 1640). Wel komen gebeeldhouwde huisdieren voor, o.a. twee holten duyffkes (1621), een holten aap met een cat (1627), twee holten honties (1636) en een uytgebeelde hond op de tafel (1649). Tot de voorraad van een glasschilder (1636) behoorden vijf gebacken ruyten met vogelties.
De aan de inventarisatie- en aestimatieboeken van vóór 1650 in het Leeuwarder Gemeentearchief ontleende informatie is aangevuld met gegevens uit de mede aldaar berustende hypotheek-, reces-, sententie- en certificatieboeken. Hoewel een in laatstgenoemde bron geregistreerde verklaring geen betrekking heeft op een huisdier, maar waarschijnlijk op een kermisattractie, wordt deze hier als curieus sluitstuk afgedrukt:
Den 27en may 1628. Ten versoecke van Minne Jellis, Dirck Waatsis ende Jan Sickis compareerden Gielis Jans old 36, Freerck Claasz. old 30, Jan Claasz. old 28, Eelcke Henrix old 38 ende Jan Beernts old 44 jaren, d'welcke verclaarden waar te wesen, dat de requiranten verledene sondagh een weeck geleden bij 't olde deel achter de schilcampen op Huysumer hemrick niet verre van Leuwarden gevangen hadden een wonderbaarlijck levendigh dier, bij d'requiranten op geld laten werdende besien, sulx wetende vermids sij comparanten, daeromtrent wonachtig, sulx gesien hadden (Cert. II, 296).


Vroege vogel in Leeuwarden

Bron: aantekening W. Dolk († 2016)
Internetuitgave: M.H.H. Engels, augustus 2017

In de boedelinventaris van de Leeuwarder advocaat Mr. Sybrant Baert (HCL y10, blz. 379vv) wordt onder "Houtwerck" op blz. 383 beschreven: 1 kanarij vogel ende corff. Dit is de vroegst bekende documentering van een kanarie in Friesland, aldus de op dit gebied gespecialiseerde Henk van der Wal. Voor hem en anderen is het volgende onderzoekje gedaan.
Op blz. 379 begint 21 november 1593 de inventarisatie met "Vaste onroerlike goeden en obligatien":
- Drie huisen onder een dack an een ander, bij 't Blockhuis, van welcke een bij de vors. Tietke [Froma] ende Jan Houck bewoont wort.
- Acht camers an het water, dar acht loodzen affter an staen, naest 't Blockhuis, daraff vijff camers met vijff loodzen bij decreet vercofft sin.
- Vijff camers an de ooster sijde van de bleeke met drie aftfter loodzen ...

Op blz. 380 wordt vermeld: Hylcx contract tusschen Mr. Sybrant Baert ende Tieke Froma voors., in francyn [= op perkament] met twee an hangende ende een opgedructe signet van dato den 24 aug. 1583.
Uit het Groot consentboek van 1591 (ee2) blijkt, dat "Mr. Sybrant Barta ende Tietke Vrome echtel." van Evert Hezener "zeeckere drie huysinge ende camers met het bleeckfelt ende ledige plaetzen, gebout ende leggen[de] aent gedemolieerde blockhuis" gekocht hadden voor "vier duysent guldens" (consent den 7 May 1591).
Toen de echtelieden "Rommert Sickesz. schrijver van hopman Frederik van Govesteyns ende Aelcke Hendrix dr." in 1597 van Jetze Ygis zn. wachtmr. in den Fortresse Boertange" en diens vrouw Apollonia "zeecker huys ende getimmer[te]" met de grond kochten, dat gelegen was "bij 't olde gewesene Blockhuys" bleken "Jan Hoeck nomine uxore ten noorden ende Willem harnasm[ake]r" buren en de verkopers "d'zelve huysinge van Oetze Ryemersz. metzlar in eygendom oercomen" te hebben; ee3 - 120v.
Volgens het Klein consentboek van 1599 (ff2) hebben "Johan Hueck en Tietke Froema echteluyden wonende binnen Leuwarden" aan Geert van Dincklae en Frouck Edes verkocht "zeeckere camer staende op het olde Blockhuys opte horne van de nije Ooster cruysstraet, hebbende dselve cruysstraet ten Oosten, het diep ten Zuyden ende die vercopers camers ten westen ende ten Noorden ... nu ter tijt bewoont ... van Hans Dincklae ende Alijt" voor "hondert vijff ende vijftich ggl."; consent 8 juni 1599.
Het (latere) beroep van Jan Houck werd pas gevonden met de spelling Johan Hoeck: hij en zijn vrouw Tyedtke Froma kochten 2 maart 1614 een huis op de Nieuwe "merk" te Bolsward (proclamatieboek, fol. 28v); hij was toen, sedert 23 april 1602, luitenant. Of hij zijn militaire carrière begonnen was als vaandrig, kon niet gedocumenteerd gevonden worden. In 1623 leefde Jan Hoeck niet meer; vgl. Groot consentboek Leeuwarden ee10 - 107v.
De verschillende spellingen van Baert, Hoek en Froma zijn tekenend voor die tijd. Een beginnend (genealogisch) onderzoeker moge daarop bedacht zijn.
Het onroerend goed van Baert resp. Hoek "bij het Blokhuis" is te localiseren aan de westzijde van de Kruisstraat en om de hoek aan wat later de Keizersgracht ging heten.

>> begin