|
>> HOMEpage
Daniël Johannis Snecanus
Amesius
Bouwetje Douwes
Contribuanten album amicorum
M.H.H. Engels, december 2010/ februari 2011
"Discours tussen den professor [Amesius] en Erasmus een domesticus van Daniël Snecanus"
Tresoar, vh. Prov. Bibl. V. Frl., Hs 1611, uitgegeven en toegelicht
"Eerentveste heer ende goede vriendt, Ick hebbe ghister verstanden, dat U.E. eenige redenen onlanghs tot mijn huys
tusschen den professor Amesius ende mijn domesticus met namen Erasmus, nyulicks ghedoctoreert wesende, verhaelt hebt
an Hero Jacobi, predicant tot Peyns. Dese redenen heeft hij aen zijn cosijn Doctor Wiaerda overdraeghen, dewelcke beyde
dieselvige an Amesium gerapporteert hebben. Wat getrouwicheyt hierinne gepleeght zij, can ick niet seggen. Dan vermiets
Wiaerda voors. mij verclaerde an U.E. hiervan te willen scrijven, so hebbe ick raedtsam geacht den gantschen handel mede
summierlick U.E. te weten te doen.
So heeft den Hero Jacobi Amesio gherelateert, dat hij uut U.E. mondt gehoort hadde, hoe dat Doctor Erasmus in Uwe
tegenwoordigheyt met Amesio in propoost ghevallen sijnde na eenige voorgaende redenen Doctorem Amesium daertoe gebracht
hadde, dat hij seide namelick Amesius Hominem non teneri credere in Christum sed eum recipere, sulcks dat hij
merckelick onderscheyt soude gestelt hebbe tusschen dese twee propositien Homo tenetur in Christum credere [ende] Homo tenetur Christum recipere, het eerste ontkennende ende het twede affirmerende.
Op desen voet is Amesius bij Erasmum ghecomen vragende hem oft hij het eene namelick het eerste geloochent ende het tweede
geaffirmeert hadde. Daerop Erasmus voor antwoordt gegeven heeft geen memorie te hebben, dat hij dese dinghen also coniunctim geseit hadde, maer wel het eerste namelick non teneri hominem in Christum credere. Dit vraeghen hadde Amesius an Erasmum al beghinnen te doen eerdat de 2 voors. cosijns daerbij quamen, maer in dese forme van woorden te weten oft hij ontkent soude hebben hominem teneri in Christum credere, ende hadde den Erasmus expresselick Amesio toegeseyt het eerste namelick non teneri hominem in Christum credere waerachtelick van hem in U.E. ende D. Bouricii tegenwoordigheyt ontkent te sijn.
Maer als nu de opgemelde Wiaerda ende Hero daerbijquamen, die bij mij in den sael gheweest waeren ende met mij van eenige
boecken gehandelt hadden, so formeert Doctor Wiaerda de questie ofte Amesius geseit soude hebben hominem quidem non
teneri in Christum credere, sed eum recipere. Waerover hem Erasmus in haer ende mijn tegenwoordigheyt berispt heeft
seggende dat hij in den eersten inganck van de saecke dese clausule (sed eum recipere) hadde naegelaten. Amesius
hierinne verstoort zijnde hadde voor hem geseyt tegen Erasmum Mentiuntur qui hoc dicunt scilicet quod negaverim non
teneri hominem in Christum credere, sunt absurdissimi calumniatores qui hoc dicunt.
Aenghesien dan ick meynde U.E. daeran gelegen te sijn, dat ghij tijdlick hiervan kennisse haddet, so hebbe ick U.E. opt
spoedighste hiervan willen adverteren ten eynde ghij U.E. bedencken mooght hoe de reden tusschen U ende Heronem Jacobi
ghevallen sijn, ende oft hij oock de saecke trouwelick heeft gerapporteert. Wiaerda scheen met ijver ontsteecken te sijn
om Amesius eere hierinne te salveren, dien hij seide gheroemt te sijn van een godtvruchtigh leven, waerinne ick sijn
voornemen prijse, maer wenschte dat hij mij dieselvige gunst in onse goeden naem te verdedigen van hem ende andere oock
mochte verwerven. Maer mij dunct dat onse lantsluyden haer eyghen ingeborenen so veel niet weerdigh achten als oft sij
die bij de wech vonden leggende. A longinquo venisse pars pretii est schijnt wel.
Tot een bijvoeghsel moet ick U.E. oock niet laten verborgen sijn dat Amesius van Erasmo in haer ende mij tegenwoordigheyt
gevraeght sijnde // D. Erasmus heeft meer als eenmael tegen de 2 cosijns geseyt, dat het waer was namelick van Amesio
gheseyt te sijn dat hij ontkent hadde non teneri hominem in Christum credere, waerop U.E. heeft te letten ende dan
voorts te considereren wat Wiaerda hiervan U.E. schrijft."
Daniël Johannis Snecanus is in 1580 geboren te Ridderkerk; zijn vader Johannes Rouckes was daar predikant. In 1598
kreeg hij een studiebeurs om theologie te studeren. Als "alumnus" [= beursstudent] werd hij ingeschreven aan de universiteit van Franeker op
6 mei 1598, met als studierichtingen ling. et art.". Huisgenoot Henricus Uphof schreef in Daniëls album amicorum:
Humanissimo bonarum artium studiis ornatissimo, Graecis Latinis literis erudito D. Dan. Joh.
συνοικοι meo, 24 April.
1600. In 1601 was hij "theol. cand.". In datzelfde jaar werd hij praeceptor aan de Latijnse school van Amsterdam.
Arminius droeg aan zijn album amicorum op 20 mei 1603 bij: Probo et docto juveni Danieli Joannis studiosorum caussa
peregrinaturo hoc adscripsi Jacobus Arminius ecclesiastes Amstelodamensis faustum itineris et studiorum successum illi
comprecatur; verder schreven in dat album ds. Petrus Plancius, Wilh. Helmichius (mei 1603), prof. Sibr. Lubbertus
(6 sept. 1601), Joh. Drusius, Joh. Arcerius, Lollius Adama en andere bekende personen. In 1604 werd Daniël Johannis
predikant te Hijlaard, in 1606 te Bergum, in 1614 te Sneek. In Sneek was hij tevens rector van de Latijnse school, als
opvolger van Theodorus Leontius. In 1618 is hij afgezet wegens onrechtzinnigheid. Hij trok naar Franeker, waar hij op
4 oktober 1619 zich wederom liet inschrijven aan de universiteit om medicijnen te studeren. Op 9 juni 1624 promoveerde
hij tot doctor in de geneeskunde. Als zijn beroep is in het album studiosorum aangetekend "bibliopola", dat is
boekhandelaar. Daarnaast kreeg hij inkomsten uit de verhuur van kamers aan studenten; o.a. Th. Grafwerckhelius en
Cornelius van Loon. - Prof. Dr. Ph.H. Breuker attendeerde erop dat Reitsma 'Graswinckel' had moeten lezen. Theodorus Johannis Graswinckel is op 3 juni 1620 in het album studiosorum van de Franeker academie
ingeschreven als "nobilis prof. Delpho-Batavus, lit. et iur.; ASF nr. 1800". - Hij biedt met zijn gedegen kennis van het
Latijn zijn diensten aan bij de rechtbank. Hij hoopt op een benoeming tot hoogleraar in de klassieke talen aan de
universiteit van Franeker. Ook voor de inspectie op de burse (mensa voor beursstudenten) biedt hij zich aan. Als prof.
Janus Gruterus toch komt, zou hij bereid zijn een deel van diens Griekse colleges waar te nemen. Zijn verzoeken werden
niet gehonoreerd. In oktober 1626 kwam Georgius Pasor uit Herborn over om het professoraat te vervullen dat Gruterus
geweigerd had en Daniël Johannis zozeer had begeerd. Met Pasor raakte hij in april 1627 in een theologische
woordenstrijd. Pasor deed zijn beklag bij curator Johannes Saeckma.
Begin 1628 verliet Daniël Johannis Franeker en trok naar Amsterdam met het plan zich te Leiden te vestigen.
Uit geldgebrek verkocht hij voor een schappelijke prijs een Hesychius, Homerus en andere boeken aan rector Vossius.
Met deze had hij kennis gemaakt in 1617 op een reis naar Leiden. Hij kreeg spoedig een aanstelling als prediker bij de
Remonstrantse broederschap. Zijn standplaatsten waren Monnikendam, Hoorn, Leiden (1637-1640), Den Haag, Rotterdam
en vanaf 1643 Zaltbommel. Aldaar fungeerde hij ook als arts en gaf hij bij hem inwonende jongelui onderwijs in het
Latijn, Grieks, Hebreeuws, Arabisch enz. Hij overleed in 1655.
Lit.: J. Reitsma, Een verstoteling van de kerk, in: De Vrije Fries 16 (1886), 59-144; gebaseerd op de verzameling
stukken in Tresoar, vh. Prov. Bibl. v. Frl., met signatuur 472 Hs.
In handschrift Hs 1611 bevinden nog drie stukken met aantekeningen van Daniël Johannis. Aan een daarvan heeft een
modernere hand de al vermelde titel Discours ... toegevoegd.
Het eigenhandige schrijven van Daniël Snecanus is een niet gedateerde en niet geadresseerde brief. Aangezien de
Engelsman William Ames op 23 mei 1622 geïnstalleerd is als hoogleraar godgeleerdheid aan de universiteit van
Franeker en Hector Bouricius aldaar prof. iuris was van 1620 tot najaar 1624, is dit stuk te dateren rond 1623.
De "domesticus", huisgenoot en/of huurder van Daniël Snecanus was Erasmus Reusius van Alkmaar, die op 3 april 1622
in het album studiosorum voorkomt als "med. stud. et cand." Op 8 augustus van dat jaar is hij bij Menelaus Winsemius
gepromoveerd tot doctor in de geneeskunde. In de onderhavige brief is sprake van "nyulicks ghedoctoreert", onlangs
gepromoveerd: de datering tweede helft 1622 komt zo in beeld.
Professor Sixtinus Amama vergelijkt in een brief aan curator Saeckma (juli 1626) de beide kandidaten voor de vacature
Grieks: Daniël Johannis noemt hij timide, Georgius Pasor daarentegen een krachtig persoon, nodig in verband met de
handhaving van de tucht aan de academie. Beducht toont hij zich voor Menelaus Winsemius, die tot de soepele hoogleraren
behoort en Daniël Johannis favoriseert. Met een collega van Saeckma heeft Daniël volgens Amama een
goede band: dat moet Hector Bouricius geweest zijn, die op 30 maart 1626 raadsheer in het Hof van Friesland was geworden als opvolger van zijn op 2 januari van dat jaar overleden schoonvader Hillema. Gellius [= Jelle] Hillama/Hillema was sedert 1605 de belangrijkste van de vier curatoren van de Franeker academie.
Daniël Johannis x Bouwetje Douwes
Daniël heeft in 1619, waarschijnlijk voor de koop van een huis in Franeker, 600 gulden van Hillema geleend;
archief nedergerecht Franeker, Tresoar toegang 13-13 inventarisnr. 289, fol. 181.
Het eerste contact zal in Bergum gelegd zijn, waar Daniël van 1606 tot 1614 predikant was en de Hillema's een buitenverblijf hadden.
Wij ondergeschrevenen Daniel Joannes ende Bouwetje Douwe dr. echteluyden wonachtich binnen der stadt Franeker doen cundt ende certificeren mitz desen schuldich te wesen den E. Gellio Hillema Raedt ordinaris in den Hove van Frieslandt ende J. Auck Hartsma* echteluyden d'summa van ses hundert Car. glns. ons tot onsen sonderlinge nut ende geryff bij de overleveringhe deeses brieffs van de welgemelde echteluyden d'eerste pen. mette laeste toegelt, renuntieren overzulx d'exeptie van den ongetelden gelde, beloven voorts ende aennemen doer crachte deeses de voorgedachte summa van penn. aencomende in den jare 20 deuchdelick weder op te brenghen aen handen van welgemelde echteluyden ofte hun erven met noch zeeven ten hondert gelijcke glns. voor het gemis vandien. Constituerende hun tot meerder versekeringe ten onderpande alle onse roerende ende onroerende praesente ende toecomende goederen gheen exempt, mitsgaders onse eyghene personen ter eerster instantie justiciabel
ende executabel den Hove van Frieslandt om in cas van wanbetalinge haer achterwegen daeraen te becomen. In orconde der waerheit hebben wij deesen met onse handen bevesticht. Actum Franeker desen 6 Augusti 1619. Onder stonde Daniel Joannes Bouwetie Douwes. Onder stonde mede: die interessen tot Meij 1620 zijn betaelt ende mede drie hondert Car. glns. in verminderinge van deese brieff den 6en Maij 1620. In kennisse van mij G. Hillema.
Ontfanghen den 18en Augusti 1623 drie jaer interessen tot 63 lb., jaerlix 21 lb., zijnde Mey 1623 verschenen.
Accordeert mette principale deeses. In kennisse van ons huyden den 20en 7bris 1626 D. Johannis 45/1626 K.J. Duinterp C.P.T.S.
* [= Haersma]
Door dit gewaarmerkte afschrift van een hypotheekakte is nu de naam van Daniëls echtgenote bekend. Met enige reserve kan gesteld worden dat Daniëls verslag van het "discours" tussen zijn "domesticus" en professor Amesius gericht is aan curator Hillema tijdens een van diens bezoeken aan Franeker. Omdat het hem is overhandigd, was adressering niet nodig.
Hero Jacobi Wiarda, predikant te Peins, en Doctor Hero Gabini Wiarda waren neven. Hero Gabini (ASF 180, 1592) is volgens
de lijkrede van Lollius Adama uit 1606 op Alardus Auletius bij laatstgenoemde gepromoveerd tot Dr. med. en in Harlingen
arts geworden.
Daniël Snecanus handelde evenals enige andere predikanten in boeken.
De oplossing van de afkorting bij de naam van K.J. Duinterp is wellicht: Clercq Practisijn Ter Secretarie.
Praktizijn heette een ambtenaar die zich bezighield met de rechtsuitoefening, dus een advocaat, procureur,
notaris of deurwaarder. Een procureur was een praktizijn bij het nedergerecht; deed hij ook advocatenzaken dan
werd hij procureur postulant genoemd.
Contribuanten album amicorum Daniël Johannis Snecanus
Fries Museum inv.nr. PL 00491 (voorheen Hs 112)
blz. | naam | foto | Alb. stud. Fran. | datum inschr. | inscriptie |
141 |
Adama, Lollius |
483 |
prof. philos. |
|
"J. dr. et Ph. dr., Franequerae Fris. 1601 IX Septemb." |
39 |
Arcerius Theodoretus, Johannes |
475 |
prof. gr. |
|
"Fran[e]kerae 1603 X Augusti" |
117 |
Arminius, Jacobus |
480 |
|
|
"probo et docto juveni Danieli Joannis
studiorum caussa peregrinaturo ... adscripsi Jacobus Arminius
Ecclesiastes Amstelodamensis, ..... itineris & studio
.......... illi comparatus" |
291 |
Baers, Johannes |
510 |
528 |
15990324 |
"24 Apl. 1600"; filius Paschasii ministri Leovardiensis
|
159 |
Botnya, S. â |
485 |
? |
|
"condiscipulus"; Sixtus â Botnia * 1583, stud.
Marburg/Lahn 29/06/1602 |
288 |
Collenius, Hermannus |
492 |
|
|
"verbi divini apud Bergumenses minister, Aprilis
calendar. Maii"; 1621 praeses synode Sneek
|
225 |
Daumus, A. |
490 |
|
|
"Id. Sept. 1601 Franiq. Fris." |
259 |
Deijnsa, Gideon a |
501 |
897 |
16001011 |
"commilitoni meo haud vulgari, SS Theolog. candidato
... in lycaeo Frisiorum posui 8 Id. Octob. 1602"; Gideon van Deinsen
phil.
|
31 |
Drusius, Joh. |
474 |
prof. hebr. |
|
"5 Septemb. 1601" |
229 |
Drusius, Joh. junior |
491 |
zoon van de hoogleraar |
|
"amico suo haud vulgari in perpetuae familiaritatis
memoriam scripsi Franekerae 8 die Septemberis anno 1601" |
217 |
Episcopius, Harmannus |
488 |
|
|
"Campensis Transiss. 1600"; disp. 1598 en 1599
onder Henr. Ant. |
158 |
Fredericus, Jr., friheer thou Suartzenberch |
485 |
|
|
"amico meo charissimo 1601, 3 Id. Sept."
|
247 |
Gerardi, Tammo |
497 |
592 |
16000820 |
Embdensis, theol.
|
120 |
Heidamam, Jelto Tarquinii |
|
615 |
16010407 |
"amico suo singulari" z.d. |
215 |
Helmichius, Wernerus |
479 |
predikant Amsterdam |
|
"Theologiae candidato Amsteldami 20 Maij 1603" |
254 |
Herbranda Buitenpost, Boethius ab |
500 |
570 |
16000412 |
"SS Theologi candidato amico suo haud vulgaris mense
Septemb. anno 1601"; ab Heerbranda ex …..
|
83 |
Horion, Frederic. ab |
476 |
|
|
"amicitiae ergo 1600"; jr. Frederik van Horion x 1608
Helena van
Starckenborch
20 |
5 |
Johannis Ripensis Danus, Christianus |
486 |
547 |
15990526 |
"Franequerae V Kal. Maj anni Juliani 1600" |
252 |
Lamberti, Joachimus |
499 |
638 |
16010507 |
"Franequera in Hollandiam profecturo ... Leovard.
Frisius" z.d.; Leovardiensis, iur.
|
91 |
Lubbertus, Sibrandus |
477 |
prof. theol. |
|
"6 Id. 7bris a[nn]o 1601" |
289 |
Luinga Frisius, Henricus |
508 |
495 |
15980505 |
"Franicae 1601, 1 Augusti"; Henricus Hermanni, ling. et
art., alumnus
|
133 |
"Mandevyl, Michael, S. Med. Doct." |
482 |
322 |
15950515 |
"Franicae Fris.anno Christ. epochae 1600 Aprilis 19" |
264 |
Mandevyl, Nicolaus, Leovard. Fris. |
502 |
556 |
15990806 |
"Franicae Fris. 19 April. a[nn]o jubilaeo [= 1600];
σπευδε βραδεως" |
239 |
Martinus, Guilielmus |
495 |
482 |
15980330 |
"Franikeriae 12 die April. anno Dom. 1600" |
213 |
Menancellus, P. |
487 |
451 |
|
"amantissimus 1600, 10 Kal. Maij"; disp. theol. onder
Henr. Ant. 1599; brief aan Sibr. Lubb., Geneva 16 Mart. 1610 (Brit.
Libr.) |
251 |
Mulenus Danus, Nicolaus |
496 |
553 |
15990630 |
"Franequerae V. Kal. Maji an. 1600" |
288 |
Nerdenus, Henr. Ant. |
507 |
prof. theol. |
|
"Franekerae 8 Septemb. 1601" |
218 |
Petrejus Emdensis, Petrus |
489 |
490 |
15980430 |
"Franicae Frisiorum anno 1600 12 April." |
281 |
Pipardus, Daniel, Antverp. |
504 |
464 |
15971015 |
"discedenti moestus posui sept. Idus Jun. 1603" |
113 |
Plancius, Petrus |
478 |
|
|
"Amstelodami VIII Idus Maij anno MDCIII"; 1552 -
Amsterdam 1622
|
155 |
Reijnalda, Eduardus |
484 |
608 |
16001205 |
"SS theol. studioso amico suo haud vulgari Franequerae
Frisiorum anno recuperatae salutis 1601 4 die Augusti" |
23 |
Ripperda, Joachim, Dominus in Fermsum, Dam, Dornum
&
Petcum |
473 |
|
|
"Betgumi Frisiae Occidentalis 5 Octob. 1600" |
1 |
Snecanus, Daniel Johannis 1, 2, 3, 4, 5, 288, 289, 292,
293 |
470 |
496 |
15980506
|
ling. et art. alumnus |
265 |
Talpa, Henricus, Snec. |
503 |
557 |
15991108
|
"amico haud vulgari, 1601 3 Septemb. Franeq." |
235 |
Tebbingh, Arnoldus |
492 |
225 |
15930521
|
"verbi divini apud Corneiumensis minister anno 1601 5
Calend. Majas" |
292 |
Uphof, Henricus |
511 |
524 |
15981209
|
"συνοικωι meo Franeq. Fris. 24 April. anno jub. [=
1600]" |
282 |
Vogellius Weertanus, Hieronymus Johannis |
505 |
|
|
"decedenti ... sept. Idus Jun. 1603" |
249 |
Vries, Alardus de, Nov. |
498 |
641 |
16010510
|
"S. Theologiae candidato pridie Non. Sept. a[nn]o
MDCIII" |
284 |
Wyarda, H. |
506 |
... of 180 |
15920607 |
"mens. Septemb. 1600"; Hero Jacobi (predikant Peins) of
Hero Gabini (phil. et med.; gepromoveerd bij Auletius) |
237 |
Zuagemus, Christophorus, Frisius 237, 238 |
493 |
|
|
"alumno Franekerae in Frisiis MDCI 21 May" |
Later toegevoegde titel: DAN. SNECANI / olim in oppido Sneca V.D. Minist. / nec non ill. Gymnasii Rectoris praestant. / M[edicinae] D[octoris] / ALBUM / MDCXCVII / P. van Der Schelling.
Pieter van der Schelling (Rotterdam 1691-1751) , remonstrants predikant tot 1725, was een verzamelaar en onderzoeker van oudheden. Hij erfde boeken en handschriften van schoonvader Alkemade. De collectie Alkemade/van der Schelling is gedeeltelijk eerst verkocht. Het resterende deel kwam rond 1830 aan de familie van Vollenhoven en is in 1848 op 17 januari en de volgende dagen geveild te Amsterdam.
Voorafgaand aan de "titel" de eigendomsmerken: F.D. Fontein 1841 [en geradeerde prijs]; [van de hand van W. Eekhoff:] Friesch Genootschap 1869.
Vgl. de in 1947 door W. Eekhoff te Leeuwarden uitgegeven Catalogus van eene keurige verzameling ... boeken en plaatwerken ... alsmede eenige handschriften, schilderijen en gedenkpenningen ... nagelaten door ... F.D. Fontein, voorzitter ... van het Friesch Genootschap voor geschied-, oudheid- en taalkunde ... De boekhandelaar W. Eekhoff te Leeuwarden is voornemens deze verzameling ... te verkoopen op maandag den 19 april 1847 ... te Harlingen; exemplaar Tresoar 261 AW.
Op blz. 116: "Boeken in hs. in octavo, [nr.] 17 Album van Daniel Snecani, 1597, 290 blz. in bl. b. bevattende vele namen van beroemde mannen van dien tijd."
Initialen op de (in de twintigste eeuw gerestaureerde) boekband (15.8 cm. hoog, 11.0 cm. breed) waarschijnlijk van Comes FRedericus V Palatinus
*1596 - †1632
keurvorst van de Palts 1610-1620, "winterkoning" van Bohemen 1619-1620
vluchtte met zijn familie naar de Noordelijke Nederlanden (Den Haag).
Het stempel is deels afgesleten, maar nog herkenbaar als een voorstelling van vrouwe
Justitia: symbool van de rechtspraak, maar ook van goed bestuur. Een ouder Justitia-stempel
geeft E.Ph. Goldschmidt in Gothic & Renaissance bookbindings, London 1928/ reprint Nieuwkoop 1967,
volume 2, Photographs: nr. 242 (Duitsland 1574).
Dit is een voorbeeld van het hergebruik van een boekband.
>> begin
|
|