|
>> HOMEpage
Paul Zumthor
Het dagelijks leven in de Gouden eeuw
De berichtgeving
Internetuitgave (OCR): M.H.H. Engels, januari 2025
Bron: II (Utrecht/Antwerpen 1962) 99-103
Met het oog op de handel had Nederland twee voor het
Europa van die tijd merkwaardige instellingen ontwikkeld:
een regelmatige postdienst en nieuwsbladen.
Vanaf het midden van de 16de eeuw had Amsterdam
enkele stadsboodschappers in dienst waar later door het
koopliedengilde aangestelde boden bijkwamen. In 1621 had
de stad op die manier regelmatige verbinding met een twin-
tigtal handelsplaatsen. In de Republiek en over de grenzen,
tot aan Rouan en Hamburg. Andere steden volgden dit
voorbeeld. Deze postdiensten, waarover de stadsbesturen
als over een stadsdienst toezicht uitoefenden, ontwikkelden
zich snel. De boodschappers, mannen of vrouwen van wie,
in roerige tijden, een garantieverklaring geëist werd, spe-
cialiseerden zich op een bepaald gebied. Hun aantal deed
onder hen een hiërarchie ontstaan: de met werk overladen
bode deed, de officiële verboden ten spijt, een deel van zijn
opdrachten over aan medewerkers; uit de massa van ambte-
naren maakten zich op die wijze postmeesters los die spoe-
dig rijk wisten te worden; dit liep uit op de oprichting van
uitgebreide postondernemingen, in handen van enkele
machtige postmeesters. Hendrik van der Heide, die zich
verdienstelijk gemaakt had door het instellen van postroutes
naar verschillende moeilijk te bereiken steden, bezat zo in
1655 het monopolie voor Frankrijk, Italië, Duitsland en
Engeland. Zulke monopolies gaven enorme winsten: om-
streeks het einde van de eeuw brachten de postdiensten te
Amsterdam 168000 gulden per jaar in. Het ambt van post-
99
meester werd dan ook een object van intriges en corruptie:
het wordt soms aan vrouwen en kinderen geschonken.
Iedere postlijn had zijn kantoor. Amsterdam telde er vier,
respectievelijk aangeduid als de postlijn Antwerpen, Ham-
burg, Keulen en binnenland. De lijn Antwerpen zorgde
voor verbinding met de Zuidelijke Nederlanden en Frank-
rijk (van Den Haag naar Parijs had een brief vier dagen
nodig) en overzee met Spanje en Portugal; van Rotterdam
ging een vertakking uit naar Engeland. Die van Hamburg
en Keulen ging naar Scandinavië en het Rijnland. Amster-
dam vormde zodoende een knooppunt van verbindingen.
Een brief van Hamburg naar Utrecht gezonden ging via zijn
kantoor. De Amsterdamse kooplieden wonnen erbij door
altijd de eerste te zijn ingelicht over prijsschommelingen in
het buitenland, over schepen in verre havens, over natuur-
rampen en schipbreuk: allemaal mogelijkheden voor spe-
culatie.
De postdiensten gebruikten oorspronkelijk, binnen de
Unie, de normale vervoermiddelen. Tot 1663 staken die van
de lijn Amsterdam-Friesland de Zuiderzee per zeilboot over,
wat bij windstilte aanzienlijke vertragingen veroorzaakte.
Daarna gingen de boden per paard. Degenen op de verre
lijnen brachten hun postzak naar de plaats van vertrek van
de diligence die belast was met de verdere verzending. De
lijn Amsterdam-Den Haag, die zorgde voor de diploma-
tieke verbindingen en die zich voortzette naar Rotterdam
en Engeland, was overbelast. In 1659 besloot men de brie-
ven die na het vertrek van de laatste postkoets op het
bureau waren bezorgd 's nachts per paard te verzenden. De
boodschapper verliet Amsterdam om 21.30 in de richting
Haarlem, waar hij de Spaarne per boot overstak, en ging tot
Lisse: daar ontmoette hij zijn collega die om 22 uur uit Den
Haag vertrokken was. De twee mannen ruilden hun post-
zakken, dronken een glas, en vertrokken weer in tegenover-
gestelde richting. In 1662 werd deze nachtdienst uitgebreid
tot Rotterdam. In deze stad hield een schrijver van het
bureau van Amsterdam een lijst van de getijden bij (waar-
door de vertrek- en aankomsttijden werden bepaald) en
zorgde voor de zeepost. Door een eenvoudig systeem was
men in staat direct de schepen in volle zee te bereiken, zon-
der de havendiensten aan te doen: de bode gaf de uitgaande
post mee aan een speciale boot, die aan de ingang van de
Maas lag, en de brieven over de schepen distribueerde. Daar
gaf men dan de post voor Nederland mee terug. Dat alles
gebeurde met waterdichte zakken die van het ene schip naar
100
het andere werden geworpen. Een sloep bracht de post naar
het havenhoofd; een ruiter nam ze in ontvangst en bracht
ze naar het bureau waar de verzending naar Amsterdam
werd verzorgd.
Men was zich zó bewust van het belang van de post voor
de goede gang van zaken bij de handel dat er naast de offi-
ciële dienst zich te Amsterdam een organisatie van beun-
hazen ontwikkelde. De kaden krioelden van zwervers, die,
zodra een schip de haven binnenliep, het aanriepen en de
brieven bestemd voor de kooplieden vroegen; soms betaal-
den zij ervoor en met de brieven in hun bezit spoedden zij
zich dan haastig naar de geadresseerden aan wie zij een porto
vroegen. Dit systeem ontaardde in corruptie; ongunstige
elementen maakten zich van de post meester om haar tegen
woekerprijs door de geadresseerden te laten terugkopen.
De magistraat verbood daarom de toegang tot de kades aan
onbevoegden. De stuurlui waren voortaan verplicht hun
post te deponeren op een bureau dat op de Nieuwe Brug
was gevestigd: daar werden de brieven geregistreerd en een
kopie van de lijst werd dadelijk bij de Beurs aangeplakt.
De afzender van een brief verzegelde hem: in het begin
van de eeuw met was; vanaf 1625 kwam het lakzegel in ge-
bruik. Men deponeerde de brief hetzij op het postkantoor,
hetzij in een van de bussen die hier en daar in de stad waren
aangebracht. De porti die door de burgemeesters werden
vastgesteld, werden óf aan het kantoor betaald (dan deed de
ambtenaar op de enveloppe een zegel met het stadswapen)
óf in rekening gebracht bij de geadresseerde: in dit laatste
geval schreef men buitenop: de boodschapper zal betalen.(13)
De tarieven waren betrekkelijk hoog.
Vanaf het einde van de 16de eeuw hadden de Staten-Gene-
raal in het buitenland (bijv. te Keulen) politieke nieuws-
agenten in dienst. De vlootkapiteins brachten na iedere zee-
reis verslag uit over nieuwtjes die zij over de wereld waren
te weten gekomen en legden hun scheepsjournaal over aan
de admiraliteit. Verschillende steden zoals omstreeks 1600
Leiden èn Dordrecht, zonden gesalarieerde nieuwsagenten
uit naar Italië, Duitsland, Engeland en elders. Grote zaken-
lui, zelf ingelicht door hun buitenlandse correspondenten,
betaalden te Den Haag agenten om hen op de hoogte te
houden van de gebeurtenissen aan het hof en de regerings-
daden. In 1611 bezat Amsterdam regelmatige nieuwsagen-
ten te Antwerpen, Keulen, Hamburg, Wezel, Münster,
Gent, Lille, Doornik en Valenciennes. Vier jaar lang had zij
er een te Lissabon: maar de Portugezen zetten hem gevan-
101
gen. Sedert 1615 publiceerde het makelaarsgilde een bulle-
tin over de schommeling van de internationale prijzen.
Vanaf 1616 had de Oost-Indische Compagnie haar eigen
inlichtingenblad, dat door de zeer hoge prijs bijna vertrou-
welijk mocht heten.
Populaire pamfletten, dikwijls eenvoudige losse blaadjes,
brachten voor het grote publiek verslag uit over het natio-
nale doen en laten. De oorlog had deze pamfletten doen in-
burgeren. Meestal met tekeningen of etsen geïllustreerd, in
bundeltjes hangend aan de stalletjes van de boekhandelaars
of op de markten, oefenden deze hartstochtelijke en emotio-
nele geschriften op de openbare mening een invloed uit
waarmee de regering rekening moest houden. Zij gaven
politieke of militaire gebeurtenissen weer, soms zelfs op
rijm, maar ook nieuws over natuurrampen, misdaden, epi-
demieën en wonderen...
Eigenlijke nieuwsbladen verschenen er te Amsterdam voor
het eerst tussen 1617 en 1619. Hun aantal nam snel toe. Om-
streeks 1630 bracht hun onderlinge concurrentie hen ertoe
officiële erkenning te vragen. Maar het stadsbestuur bleef
eerder vijandig tegenover dit soort publikaties. Daarentegen
waren de nieuwsbladen bij het publiek buitengewoon ge-
liefd: het lezen ervan werd een nationale passie zoals het
tabaksgebruik. In het midden van de eeuw bezaten Den
Haag, Delft, Leiden, Rotterdam en Haarlem hun eigen
nieuwsbladen. Deze bladen verschenen eens, en zelfs drie
keer per week met twee halve foliokolommen. Omstreeks
1650 werd de Hollandse Mercurius opgericht, een maandblad.
Het door deze pers verstrekte internationale nieuws was
gebaseerd op officiële berichten. Daar kwam een grote ver-
traging in de berichtgeving uit voort. Een Haarlemse orgaan
publiceert 9 januari 1627 nieuws, gedateerd respectievelijk
Linz 12 december 1626, Venetié 18, Parijs 21 en Berlijn 22
december. Overigens waren deze berichten meestentijds
volmaakt onbetekenend: de kleinste gebeurtenissen die
plaats vonden aan het hof van de stadhouder waren het on-
derwerp van uitvoerige commentaren. Bepaalde artikelen,
doorspekt met berichten van oncontroleerbare zegslieden,
namen na 1660 een agressieve houding aan tegen de politiek
van Lodewijk XIV: de Franse gezanten kwamen enige malen
tevergeefs tussenbeide, en La Fare schrijft aan de toon van
de Nederlandse pers een deel van de verantwoordelijkheid
toe voor de oorlog van 1672.
De hoop op een ruimere verbreiding in de kringen van
immigranten, en in het buitenland, bracht verschillende
102
boekhandelaren ertoe periodieken te publiceren in het
Frans: de Mercure galant die vooral verbreid was onder de
Haagse aristocratie; de Gazette d'Amsterdam; de Nouvelles
extraordinaires de Leyde. De belangrijkste van deze tijdschrif-
ten hadden eerder een literair dan een politiek of commer-
cieel karakter.
De kleine, plaatselijke economische belangen werden al
gauw in de pers kenbaar in de vorm van advertenties. De
eerste verscheen de 23ste mei 1626 in een Amsterdams blad,
ter gelegenheid van het verschijnen van het tiende deel van
de Geschiedenis van Wassenaer. Vanaf 1632 kwam dit gebruik
geregeld in zwang. De advertenties werden onder het
nieuws geplaatst, in de kantlijn of aan de keerzijde van het
blad. Eliasar Bassan, chocoladefabrikant, deelde mee dat
zijn uitmuntende chocoladeartikelen nog verschillende
maanden dezelfde prijs zouden bedragen; een drogist roem-
de zijn Zwitserse kruidenthee, alom bekend. Het doel van
deze teksten schijnt te zijn de lezer van de eerlijke prijs van
de koopwaar te overtuigen. Maar de functie van de adver-
tentie wordt ook algemener opgevat: bijv. 'een Pommerse
wolfshond gezocht, die op de kade is kwijtgeraakt.(14)
13. De portokosten bedroegen van Utrecht naar Nijmegen of Haarlem
2 stuivers; naar Deventer 3 stuivers; naar Aken, 4; naar Brussel 7 en
naar Londen 12 stuivers.
14. Voorbeelden bij Mulder, III, pp. 38-39.
103
>> begin
|
|