|
>> HOMEpage
Tuinen van Talpa (* ca. 1535 † 1596/97)
resp. Saeckma sr. (* 1572 † 1636)
M.H.H. Engels, oktober 2013
•
Het Groot consentboek van Leeuwarden maakt melding van de verkoop door de echtelieden Coert Andriesz. en Trijn Hessels dr. van een "huysinge van twe camers, met een loots ende plaatse" aan de Nieuwe Oosterstraat in 1608 (consent 3 juni) aan Dirck Allez. leidekker en zijn vrouw Aeff Douwe dr.: ten oosten kamerbode Abel Jansz. met zijn "camer" en ten westen schoenlapper Dirck Jansz. "streckende to achter aen wijlen Dr. Mols hoff".
• De Stellingwerver Pieter Mol ofwel (in het Latijn) Petrus Talpa is ca. 1535 geboren te Oldeberkoop; hij studeerde vanaf 11 juni 1552 te Keulen; waarschijnlijk is hij in Frankrijk gepromoveerd tot doctor in de medicijnen; nadien was hij arts te Sneek en Leeuwarden.
Hij was een fel bestrijder van de kwakzalverij: hij beklaagde zich over de bende gifmengers, leurders, masseurs, goochelaars, paarden- en
veeartsen, handelaars in zalf en reukwerk, piskijkers, joden, zigeuners en vagebonden met hun mooie praatjes -
het titelblad (ed. 1595) van het boekje
daarover is hiernaast afgebeeld;
de tekst is een dialoog tussen Curtius en Alciatus; de dedicatie is gedateerd Sneek 1562 en stamt uit de eerste uitgave te
Antwerpen, G. Silvius, 1563; in het Gelehrten-Lexicon van Jöcher (en Boeles II/1 noot p. 58) wordt ook melding gemaakt van een uitgave Leeuwarden 1579.
Volgens sommigen [o.a. Lindeboom, Dutch medical biography] leefde de medicus nog in 1599, het groot consentboek van 1598 (fol. 145) spreekt echter al van wijlen Petrus Moll: "Juffr. His van Roerda wed[uw]e wijlen Doctoris Petri Moll, in leven der medecijnen Doctor" verkoopt op 9 oktober 1597 "den gerechte deurgaende helfte van den huyse, hoff, plaets" ... "staende in den Bagijnestrate, daer Sneeck uthangt - herinnering aan hun vorige woonplaats -, bij den copers selffs bewoent wordende, daervan der vercoperse kynderen bij wijlen D[octor]em Petrum Moll geprocreert d'andere helfte aff toecompt, hebbende d'gewesene grauwe bagijne kercke ten oesten ende den heere Mr. Doeco Wyaerda, mede Raedt ord[inaris] in den Hove van Vryeslandt [ten westen?], alles in voegen d'zelve althans bij den copers bewoent worden" ... voor "drye hondert twye ende t'sestich gg. veerthyen strs." Consent is verleend op 28 juli 1598. Hier blijkt weer eens het grote belang van de consent- of proclamatieboeken. In dit geval kan de tot nu toe niet bekende datum van overlijden van Petrus Moll nader bepaald worden:
vóór 9 oktober 1597. Onder de betalingsordonnanties van Gedeputeerde Staten van 1596-1598 (Tresoar toegang
5 inv.nr. 2655) vindt men op fol. 10 recto "den lesten Januarij 1597: Is Joffrow His van Roerda weduwe wijlen Dr. Pieter Mol
ordonnantie gepasseert van 150 Carolus gl. voor haer wijlen mans verschenen gagie". Daaruit volgt dat Dr. Mol in januari 1597 of eind 1596 is overleden.
Behalve in Sneek en in Leeuwarden heeft Talpa ook gepraktiseerd in Emden, van 1569 tot 1587, als lijfarts van graaf Johan van Oostfriesland;
H. Reimers, Die Quellen der "Rerum Frisicarum Historia" des Ubbo Emmius, VIII. Chroniken aus Westfriesland, in: Jahrbuch der Gesellschaft für bildende Kunst und
vaterländische Altertümer zu Emden 16 (1907), 182-246, i.h.b. 229-232: § 4. Die Chronik des Dr. Moll. In 1568 was "Mr.
Pierre Mol, Docteur en Medicyne" een van de 135 gevluchte Amsterdammers die door Alva verbannen werden.
De kerkkalender van Ernst Harinxma van Donia meldt dat His Roorda, weduwe van Pieter Mol, van Sneek is overgebracht naar
Hijum en daar begraven op 15 juni 1623. De ouders van His waren Binnert van Roorda en Doedt Haringsdr. van Heringa, te Hijum.
Volgens de Stamboom Griffioen Jellema Friese Adel (internetgenealogie) was His geboren in 1555; dezelfde bron geeft het huwelijk met
Pieter Mol aan in 1595 te Sneek. De vermelding aldaar dat Mol in 1570 zou zijn geboren, strookt niet met zijn studie te Keulen in 1552; bovendien zou hij dan 15 jaar jonger zijn
geweest dan zijn vrouw. Dr. Mol alias Talpa was waarschijnlijk twintig jaar ouder dan His Roorda.
• Hopman Mathijs Egbertsz. alias Knoop van Emden had in 1585 "huysinge ende hoff met die bepotinge ende beplantinge" gekocht van het in Leeuwarden wonende echtpaar Doctor Petrus Moll en juffrouw His Roorda; huis en tuin lagen in wat "eertijts het heeren hoff genoempt" werd, aan de Tweebaksmarkt. Het consent dateert van 11 juni 1585. Waar Moll gewoond heeft, is hierboven al gebleken, maar wordt nog gedetailleerder duidelijk uit het groot consentboek van 1595 (inv.nr. 3617, voorheen ee3), waarvan hieronder een transciptie van fol. 66 verso - 67 recto volgt.
•
Meester Doco Wyarda, Raad ordinaris in den Hoove van Vrieslandt, ende J. Helena van Sickema echteluyden hebbende van Dr. Pieter Mol ende juffr. His van Roorda meede echteluyden, teegen zeegere[!] staate landts Jelma genaampt, gelegen in Oldwolde, bij Romcke Lauwerens ende Eelcke Jaacobs gebruyckt, groot naa den naam ende faam zes ende tzestich pondematen, deur wandel vercregen zeeckere halve huysinghe staande in de graauwe Bagijnestraate binnen deeser steede, beginnende van den voorgeevel int west van den poorte, streckende voorts tot achter aan den middelmuyr in de
poeskeucken mit oock een poorte mitten plaats ofte inganck tot aan den dwersmuyre bij den toorn ende trappen, mitten eygendom van de trappen tot eenen ingang, d'welcke dwersmuyr voorts door den tuyn tot aan den vijver op gemeene mande costen gemaackt zoude worden, ende den door in dezelve muyr bij den toorn toegemetzeld zoude worden omme den tuyn ten westen, dien Wyarda ende j. Helena zouden hebben, van den tuyn die Dr. Mol ende j. His ten oosten aan hen behielden, van den anderen aff te scheyden, zulcx te verstaan dat zij Wyarda ende juffr. Helena in dezelve groote huysinghe zouden hebben die groote voorcaamer bij den poorte, die eetcaamer daaraan, den groote keucken metten zaalcaamers, zaalecaamers ende gemacken booven d'zelve zijde tot aan den vs. middel[-] ofte scheydmuyre in den poeskeucken, d'welcke middelmuyr zij t'saamen in eygendomme zouden hebben ende oock op mande costen van beneeden tot booven ende houden t'worden. Ende want zij Dr. Pieter ende juffr. Roorda hen Wyarda ende j. Helena meede toestanden een part ende hoeck van de kelder uyt de poeskeucken daarin te gaan ummedraayende naa den rechter handt mitten inganck ende eygendom van de trappen op de straate respondererende, souden zij Wyarda ende juffr. Helena door den vs. poeskeuckenmiddelmuyre eenen deur doen maacken ende houwen ende een muyre doen metzelen van den achter[-] ofte noorder kandt van den zelve vooren scheef tot aan den eersten pilaar voorts tot aan den
anderden ende darden pylaar elcx rechtop d'middel vandien, ende alsdan van t'recht middel van den darden pylaer een dwarsmuyre maacken tot aan den suyder zijdwand vant zelve groot huys, dat alles op hun eygen costen tot eewigen daagen
alsoo onderhouden. Ende zouden alle die ledicanten int zelve vs. halve huys zijnde tot proffijt van Wyarda ende j. Helena
daarinne blieven. Item credeerden har
[67r] noch meede den geheelen vijver mit dat Dr. Pieter ende juffr. Roorda hunne toeganck ende noodruft van t'waater daaruyt zouden moogen haalen zoolange zij Wyarda ende juffr. d'selve niet en dempten oft
behouden. T'welck sij tot alle tijden ende naa hen gelieven zouden moogen doen, als zij haar meede cedeerden ende ooverdroegen
t'geheele hoff (exempt die jonge nyuwe geplante boomkes) tot aan seeckere scheydstackettinghe die op mande costen op het oosteynde van den vijver noch gemaackt ende onderhouden zoude worden, als te weeten dat men den vijver recht
soude scheeren, van vooren van den oosterschen hoeckstackettinge van den cruydtuyn recht opt middel van den paal
aan pater Gabbes nuu Lautenbachs huysinge neevens een groote appelboom aldaar van buytten an den stackettinghe staande.
Noch zoo credeerden ende ooverdroegen zij Doctor Mol ende juffr. His Wyarda ende j. Helena die huysinge ofte caamers
genaemt d'stallinghe staande ten noorden van den poort metten plaats ende boomen tot an den nije caamer ende voorts vier
Car.gl. uytten zelve caamer ende plaats eewich ende erffl. Ende op al[l]e de vs. portaelen d'voors. Wyarda ende j. Helena
tot hen last zouden draagen ende betaalen an den magistraat deezer steede tot pachtinge XXIII ggl. tiendehalve
stuiver in de schattinghe schietende op drie ende twintich floreenen, breeder vermoogende den wandelbrieff in dato den
25en Octob. 1594 mit drie zeegels, d'twee in rooden ende den darden in groenen wasse gedruct ende mit elcx een viercant papierken becleed ende verteeckend aldus:
Lodo. Fopens [= Foppens], P. Mol, Hiske van Roirda, D. Wyarda, Helena Syckema, aldus met dtl. streecken.
Op welcke coop naa behoorl. proclamatie consent is gepasseert in judicio den 22en August. 1595.
Met dank aan Wim van Driel (HCL) voor de hulp bij het ontcijferen van drie moeilijk leesbare woorden.
Helena van Siccama, weduwe van Duco Wyarda, verkocht op 20 maart 1602 voor 2000 goudgulden aan Jacques Balbian van Delft, die er een bank van lening ging houden.
Poeskeucken of puiskeucken = spoelkeuken; vgl. 't Franse werkwoord puiser = putten, vandaar gootsteen met pomp en zinkput in bijkeuken? De ledikanten in de beschrijving staan voor bedsteden. De scheidingsmuur in de tuin wordt op de plattegronden van 1603 en 1622 weergegeven, een vijver echter niet. De trap aan de straatzijde opgaand van oost naar west is op die van 1603 vaag en op die van 1622 duidelijk te zien, de trapgevel alleen op laatstgenoemde; de drie vensters boven elkaar duiden mogelijk op een voormalige traptoren, waarvan op de plattegrond van 1603 naast de meest rechtse dakkapel een spits (of schoorsteen) is te bespeuren? In 1603 staat de kerk nog los van het patershuis. De Bollemanssteeg is na de confiscatie van de kloostergoederen aangelegd: in 1586 is prake van "de begoste nieuwe straet van de grote Kerkstraet na de Bagijnestraet".
Op een gravure uit het eind van de achttiende eeuw staat de trapopgang aan de straat oplopend van west naar oost en links van de dwarsgevel, die hier grenst aan de kerk; onder de trap een deur naar de kelder. Een opmerking terzijde: het publicatiebord bij de ingang van de Westerkerk en de barbierchirurgijnsstok bij het huis rechts vooraan.
Het klein consentboek van 1592 noemt op fol. 13 verso Jacob van Lutenbach [= Lautenbach] en zijn vrouw Engel
Willems als kopers van "het gewesene patershuis bij Graubaginen kerck met 't hoff lopende voor
uit an de strate alst bemuirt is". Verkopers waren jonker Carl von Esserden en diens echtgenote juff.
Atke van Schoneborgh [= Schonenburg]. Prijs: "147 Kgs. X st. tot XX st." ... "alles breder volgende coopbrieff van
dato den 1 Maij anno 1592"; consent 7 juni 1592.- Esserden is thans een westelijk stadsdeel van Rees
ten zuidoosten van Emmerich.
|
|