• admiraals, 205-206
• agrafes, 225, 226
• akertjes, 92, 136, 175, 183
• allongepruik, 199
• Amalia van Solms, 74, 75-76, 110, 118
• Anna van Nassau: inventaris, 260160
• armozijn (zijde), 28, 30, 66(2x), 171, 192, 212, 261161, 262162, 285185; verklaring, 292192
• baard, 93-94, 119, 137, 178, 217-218. Zie ook knevel.
• baleinen, 184
• bandelier, 103, 142, 183, 223
• barbes, 230
• barcan, 292192
• barchant, 292192
• bedienden, 166. Zie ook keukenmeisje; pages.
• bef (mantelkraag), 42, 43
• bef (rabat) (platte kraag), 35, 70, 73, 92, 93, 94, 113, 135, 147, 155, 167, 171, 174, 187, 195, 214, 227-228; als kledingstuk bij wambuis, 214; patroon, fig. 169
• besoarsteen, zie bezoarsteen
• beuling, 49
• bezoarsteen, 68, 118
• Bicker, Wendela, 160; rekeningboek, 161, 263163-286186, en passim; portret, 185, 190-191, fig. 155
• bijhangende mouwen, 51
• binnenbroek, 31
• binnenwerk (van kraag), 56, 292192
• blanketsel, 62
• boezelaar, 46, 66, 116, 192-193, 233
• Boheemse hof (Den Haag), 78, 126, 157
• bokkenleer, 29
• bombazijn, 292192
• bonnet, 37, 95
• bont, 42, 44, 66, 53, 95, 106, 116, 125, 144, 162, 192, 193, 193-194, 232-233
• boogje (vrouwenmuts), 60, 114-115
• boogmuts, 115, 150
• borst, borstlijf, 47, 54, 104, 145, 168, 185
• borstharnas, 30, 85
• Borstius, Ds., 130-131
• borstlijf, zie borst, borstlijf
• borstrok (mannen), 26, 168, 217
• borststuk, 110
• bourat, 292192
• bouw, bouwlijf, 47, 287187
• bouwkunst, 128
• bouwlijf, zie bouw, bouwlijf
• bovenkousen, zie overkousen
• bovenmouwen, 225
• bovenmuts, 58-59
• bovenrok, zie overrok
• Brabantse huik, 64
• bragoenen, 47-48, 106
• brassières (wambuis), zie innocent
• Bredase hoeden, 219
• breimachine, 39
• brides, 230
• brocaat, 292192
• broek (mannen), 30, 88, 90, 96, 119, 134, 213; patroon, fig. 101
• broek (vrouwen), 46
• bruidshuik, 65
• bruidstoilet, 146
• burgemeesters, 86, 133
• burgerij, 23; en lubbenkraag, 55
• cadenettes (haarlokken), 94, 117, 137, 151
• caffa, 292192
• canons, 119-120, 140-141, 154, 180
• cappoet (mantel), 43
• capuchon, 191-92, 194, 207
• Cardenet (edelman), zie cadenettes (haarlokken)
• carmosijn, 43, 131, 292192
• carsay, 292192
• casjack, zie kazak
• casyant, 292192
• Cats, Jacob, 78
• ceintuur, 51
• chamberlouc, 222
• chargie, 292192
• chignon, 118, 150, 191, 230
• chignonkapje, 60, 115, 151
• Coen, J.P., 106
• coeurtje, 196, 202, 239
• coiffure, zie kapsel
• Coligny, Louise de, 19, 61, 74
• corset, 46, 120, 143, 185, 225
• cravat, 214
• crêpés, 230
• damast, 292192
• das (mannen), 176, 195, 214, 221
• das (vrouwen), 227-228
• décolleté, 104, 109, 111, 143, 145, 147, 155, 167, 184, 187-188, 196, 225, 226, 239. Zie ook neerstik; toer.
• degen, 103, 183, 211, 223
• degendrager, degenriem, 102, 142, 223
• Delfland (admiraalschip), 162-163
• Den Bosch, zie 's-Hertogenbosch
• Den Haag, zie Bicker, Wendela; hofmode (Den Haag); Witt, Johan de
• 'deurslagen'/ 'deurhackte'/ 'deursneden' stoffen, 292192
• dienstboden, 189. Zie ook keukenmeisje; pages.
• doekhuif, 169
• dolk, 103
• dominees, zie predikanten
• dominese, zie predikantsvrouw
• doorslagen/ doorhakte/ doorsneden stoffen, zie 'deurslagen'/ 'deurhackte'/ 'deursneden' stoffen
• Doubleth, George Rantaller, 165
• draagband (bandelier), 103, 162, 223
• dundoek, 292192
• duvet, 219
• écharpe, 232
• edicten, zie kleder-edicten (Frankrijk)
• eetmaal (Den Haag, 1649), 123-124
• Elisabeth, koningin van Bohemen, zie Boheemse hof (Den Haag)
• engageantes, 196, 228
• entredeux, 292192
• épauletten, 224
• erewacht (1638), 86
• Ernst Casimir van Nassau: patroon broek, fig. 81; patroon mantel, fig. 83
• falie, 152
• fantasiekapsels, 191. Zie ook cadenettes (haarlokken).
• fantasiemuts, 150, 156, 166
• fardegalijn, 14, 46, 71-72. Zie ook heupwrong. felp, 292192
• fluynen, 168
• Fontangekapsel, 197, 199, 203, 230
• Fontangemuts, 197, 202, 207, 230-231; maximale hoogte, 231; als huwelijksgeschenk, 232; opberging, 232
• franjes, 227
• Franse mode, 16, 25, 46, 56-57, 72, 91, 93-99 passim, 104, 105, 108-109, 123, 129, 135, 135, 143, 156, 195, 197, 202, 202-203, 206, 238-239. Zie ook hofmode (Den Haag); Reigersberch, Maria van.
• Franse réfugiés, 203
• Frederik V, koning van Boheme, zie Boheemse hof (Den Haag)
• Frederik Hendrik, Prins, 74; titel, 74-75
• Friese stadhouders, 19
• fustein, 292192
• garnering, zie kant; lint; rozetten
• gebeelde weefsels, 292192
• gecatoenneerd, 292192
• 'gecratste stoffen', 292192
• geestelijken, zie predikanten
• gegraveerde stoffen, 292192
• geparfumeerde kledingstukken, zie parfum en parfumeren van kledingstukken
• 'gesontheyd', 284184. Vgl. santee.
• gesteven kledingstukken, zie stijfsel en stijven van kledingstukken
• gezanten (Den Haag), 123-124, 126-127
• gitten, 54, 116
• gordel, 44, 102, 142, 183
• gordelketen, 51
• gordelriem, zie gordel
• groffgrein, 292192
• Groot, Hugo de, 22, 29, 39. Zie ook Reigersberch, Maria van
• gros de Tours, 293193
• guimpe, zie neerstik
• haardracht (mannen), 37, 93-94, 119, 136, 177; Ds. Borstius over lang haar, 131
• haardracht (vrouwen), 59, 61, 68, 115, 117, 121, 151, 190. Zie ook chignon.
• haarlok (mannen), 117
• haarrol, 59
• halsdoek, halsneusdoek, 111, 112-113, 143, 147; patroon, fig. 104. Zie ook toer.
• halsketen, zie sieraden
• halskraag, zie kraag
• halsneusdoek, zie halsdoek, halsneusdoek
• halsstuk, 188-189
• halsuitsnijding, zie décolleté
• halve kousen, 39, 95, 179
• handmof, zie mof
• handschoenen (mannen), 45, 183, 224
• handschoenen (vrouwen), 67, 116, 152, 194, 233
• hangmouwen, 107
• harnas, zie borstharnas
• hartje (boezelaar), 193 |
• Hein, Piet, 88-89, 89-100 passim
• hellebaard, 86
• hemd (mannen), 26, 70, 87, 134, 153
• hemd (vrouwen), 46, 149
• hemdrok, 26, 168
• hemdsmouwen, 184, 190, 210, 215, 225
• Hendrik IV van Frankrijk, 16, 71
• hermelijn, 125
• heupketen, 51, 68, 118
• heupwrong, 46, 47
• hoed (mannen), 37, 71, 94, 137-138, 153, 178, 218. Zie ook steek
• hoed (vrouwen), 62, 115
• hoedband, 37, 62, 179, 218
• hoepelrok, zie fardegalijn; heupwrong
• hofmode (Den Haag), 17, 74, 100, 111, 115-116, 122, 157, 199. Zie ook Boheemse hof (Den Haag); Witt, Johan de.
• hofmode (Parijs), zie Franse mode
• hofvlieger, 52
• Honscot, Honscoten laken, 293193
• Honthorst, Gerard, 76
• Hooft, C.P., 24 hozen, 39, 95
• hozenbanden, 40
• Hugenootse réfugiés, 203
• huik, 15, 62-63, 115, 152, 193, 233; als nationaal kledingstuk, 62-63
• huikpersje, 64
• huisdracht (mannen), zie huismuts (mannen); japon, japonse rok; muilen
• huisdracht (vrouwen), 48, 144, 191, 233. Zie ook huisjakje; muilen.
• huisjakje, 48, 192
• huismuts (mannen), 178
• hurluberlu (kapsel), 196, 201, 228
• Huygens, Constantijn, 35-36, 37, 67, 77, 220-221
• innocent, 153, 170, 209; patroon, fig. 150
• isertgen (oorijzer), 59
• jabot, 134, 215, 220
• jachtkostuum, 233
• Jacobus I van Engeland, 29, 32; patronen van wambuis en pofbroek, figg. 18, 19
• jakje, 48, 192
• japon, japonse rok, 221; benaming, 186; patroon, fig. 194
• juppe (mantel), 43, 101
• justaucorps, 162, 195, 211
• justaucorps à brevet, 197-198, 253 (hoofdstuk XVI noot 2)
• kabas, 182-183 kalotje, 136-137, 177
• kam, 155, 191
• kameelhaar, 219
• kamelot, 293193
• kamerdoek, 293193
• kamizool, 195, 209, 212, 213
• kant, 35, 36, 56, 58, 67, 70, 92, 93, 119, 135, 141, 175, 180, 186, 188, 189, 201, 214, 226, 228, 233
• kap, 191-192
• kaper, 191-192, 232
• kapje (mannen), 217
• kapje (vrouwen), zie chignonkapje; muts (vrouwen)
• kaplaarzen, 40, 41, 71, 96, 98, 119, 139-140, 181, 220
• kapsel, zie haardracht
• Karel II van Engeland, 157
• karos (rijtuig), 21
• karpoes, 95, 138
• karsaai, zie carsay
• kasjak, zie kazak
• kazak, 43, 101, 142, 182, 221
• kerkkleding, 24 181-182
• keukenmeisje, 46, 57
• keurs, keurslijf, 47, 185, 288188
• kinderkleding, 211; kleine jongens in vrouwendracht, 76; lange banden aan kinderkleding, 250 (hoofdstuk X noot 1)
• kleder-edicten (Frankrijk), 156, 197-198, 236
• 'kleet', 26, 168, 171
• kleuren (in kleding), 15, 43, 55, 71, 72, 120, 121, 156, 158-159, 171, 182, 211, 235; namen, 174. Zie ook carmosijn; scharlaken; vermillioenrood; zwart (in kleding).
• klickers, 67, 117
• 'klinckant', 293193
• knevel, 37, 178, 217-218. Zie ook baard.
• kniebroek, 195
• knopen, 38, 90, 170, 212-213; namen, 212-213
• koddebecker (hoed), 219
• koehaar, 31
• kolder, 30, 85, 89, 102, 134, 209
• kousebanden, 40, 71, 97, 139, 180, 219, 230
• kousen (mannen), 32, 39, 90, 95, 138, 168, 179, 219: kleuren, 95
• kousen (vrouwen), 66, 116, 168, 193: kleuren, 95
• kraag (mannen), 34, 135
• kraag (vrouwen), 49, 55, 105, 111, 120, 147
• kraag (alg.): uitgaven, 126; dozen voor bewaring, 148-149; patronen, figg. 85, 98, 104, 130, 169. Zie ook bef (rabat) (platte kraag); portefraes.
• krulstok, 152
• kurkertrekkerkrullen, 152, 155, 190
• laarzen, zie kaplaarzen
• laiton, 190
• lamfers, 219
• landadel, 22, 30, 85, 89
• landmacht, zie militairen
• leer, zie bokkenleer; handschoenen; kaplaarzen; schoenen; zeemleer
• legeruniform, zie militairen
• lijfje (bovenkleding), 47, 104, 143, 184
• lijfje (onderkleding), 46
• lijnwaad, zie linnengoed
• linnengoed, 119, 168, 175, 197, 210, 215. Zie ook hemd; onderkleding.
• lint, 120, 153, 173; 'steltsels van lint', 173-174, 224
• lobbenkraag, zie lubbenkraag
• Lodewijk XIII van Frankrijk, 137
• Lodewijk XIV van Frankrijk, 177, 197
• lubbenkraag, 34, 50, 55, 71, 92, 110, 144, 147, 189, 215; en 'Hollandse huisvrouw', 55; 'een stralend prachtstuk', 110; maakloon, 110-111; nadelen, 56
• lubbenmanchetten, zie ponjetten
• machayer, 293193
• manchetten, zie ponjetten
• mandylke (mantel), 43, 101-102
• mantel (mannen), 42, 71, 99-100, 141-142, 181, 220; rode mantels, 141-142. Zie ook rouwmantel; tabbaard (mannen).
• mantel (vrouwen), 65 Zie ook huik; tabbaard (vrouwen); vliegerkostuum.
• mantel (alg.): patroon, figg. 83, 195.
• mantelbef, 100
• 'mantelge', 101-102
• manteltje (vrouwen), 116
• Maria de Medicis, 86
• Marken, 76
• Mary Stuart I, 122, 146, 157
• Mary Stuart II, 199-200
• maskers, 68, 194, 233
• Maurits, Prins, 18
• Mazarin, Kardinaal, 156, 236
• Mennisten, 131
• Ment, Eva, 106, 114
• meubels, 75
• militaire uniformen, 206
• militairen, 37, 86, 90, 99, 102, 119, 142, 183, 206, 209, 220, 242
• mode, 234
• modepoppen, 17
• mof, 66, 116, 193-194, 224, 233
• mouches, 158, 232
• 'moustache' (benaming), 94
• mouwen (mannen), 27, 28, 42, 87, 153, 170, 210, 211
• mouwen (vrouwen), 44, 47, 48, 109, , 104-105, 115-116, 121, 143, 146, 184, 196, 225, 226, 228
• Muiderkring, 84
• muilen, 66-67, 98, 99, 117, 193, 233
• muts (mannen), 95, 217. Zie ook huismuts (mannen).
• muts (vrouwen), 58, 114, 149, 155-156, 191; als symbool, 58; volksdracht, 192
• nachtrok, 44, 222
• nachttabbaard, 44, 186, 222
• neerstik (guimpe), 109, 111, 112, 143, 189
• neusdoek, zie halsdoek, halsneusdoek; zakdoek
• Oldenbarnevelt, Joan van, 21
• omslagdoek, 193
• onderbroek (mannen), 26
• onderbroek (vrouwen), zie broek (vrouwen)
• onderkleding (mannen), 26, 70
• onderkleding (vrouwen), 46
• onderkleding. Zie ook corset; hemd.
• onderkousen, 39, 66, 95
• onderlijfje, 143
• ondermouwen, 155, 225
• ondermutsje, 58-59, 114, 191
• onderriem, 67
• onderrok, 50, 54, 105, 109, 110, 144, 145, 155, 185, 226
• onderzieltje, 46
• oorijzer, 58, 150-151
• 'Oostindische' stoffen, 192, 221. Zie ook armozijn (zijde).
• opmaak van gezicht, 62, 232
• optrekkleren (schutters), 85, 139
• Ordre de l'Union de la Joye, 127
• overkleed, 107, 109, 145, 186, 225
• overkousen, 40, 96, 99, 119, 179. Zie ook canons.
• overlijf, 47
• overmouwen, 109
• overrok, 54, 155, 186, 196, 226
• overschoenen, 67, 99, 117 |
• paardehaar, 31, 217
• 'pack', 26
• pages, 90, 101, 166
• pagodemouwen, 211, 233
• palatine, 193, 232-233
• paniers, 226
• panne (trijp), 293193
• parelen, 68, 69, 110, 118, 150, 152, 194
• parfum en parfumeren van kledingstukken, 45, 67, 98, 117, 194
• Parijs, zie Franse mode; Reigersberch, Maria van
• 'parste huik', 63
• partisaan, 86
• pas (in vrouwenmuts), 59, 60
• patriciërs, zie burgemeesters; regenten; regentessen.
• patronen, figg. 18, 19, 81, 83, 85, 98, 104, 130, 150, 169, 173, 194, 195
• pattes, 107, 143
• pauwenveren, 68
• Pepys, Samuel, 158
• pickedillekens, 47
• platte kraag, zie bef (rabat) (platte kraag)
• plooikraag, zie lubbenkraag
• pluimen en veren, 37, 62, 68, 87, 117, 138, 152, 163, 218
• poederen van pruiken, 216
• poef, zie pouf
• pofbroek, 31, 90, 213; patroon, fig. 19
• pofmouwen, 155
• poignetten, zie ponjetten
• ponjetten (mannen), 36, 93, 136, 176
• ponjetten (vrouwen), 57-58, 114, 121, 149, 189-190
• portefraes, 36, 57, 112; fig. 24B.
• portepee, 18, 223
• pouf (vrouwenrok), 196, 202, 207, 227
• predikanten, 167; veroordeling van mode, 130; tractement, 167
• predikantsvrouw, 132, 167
• pruiken, 61, 136-137, 153, 157, 159, 177, 195, 198, 200, 205, 215-216; prijzen, 217
• pruikenmutsje, 217
• puntmuts, 151
• 'pyeke' (jasje), 101
• rabat, zie bef (rabat) (platte kraag)
• rassa, raz, 293193
• réfugiés, 203
• regenten, 23, 80, 128, 136, 164, 205
• regentessen, 144, 150, 167, 188
• Reigersberch, Maria van, 24, 26, 38, 39, 61, 93, 96-98 passim, 102, 117, 148; portret, fig. 133B
• reismantel, 100
• rhingravekostuum, 153, 170, 209; herkomst van naam, 172; patroon, fig. 150
• Richelieu, Kardinaal, 72, 236
• riem, zie gordelriem
• 'rijdtrock', 100 r
• rijglijf, 184-185, 185
• rijkleding, 100, 115-116, 146, 166, 181, 206, 209, 220, 241-242
• robe de chambre, 187
• rockgen, zie roxken
• rok (mannen), 162, 195, 209; patroon, fig. 173. Zie ook roxken.
• rok (vrouwen), 49, 105, 143, 184, 225
• rokbroek, 135, 153, 173
• rokkostuum, 195, 197, 209
• 'roosen', zie rozetten
• rouwborst, 109
• rouwhandschoenen, 67
• rouwhoed, 219
• rouwkleding (alg.), 61, 158
• rouwmantel, 100, 142, 220; patroon, fig. 195
• rouwmouwen, 109
• rouwmuts, 61
• rouwrok, 109
• rouwvlieger, 109
• roxken, 27-28, 70, 87, 133, 209
• rozetten, 41, 71, 88, 97, 98, 104, 108, 139
• rugkraag, 111
• ruiterkleding, zie rijkleding
• Ruyter, Michiel de, 162, 163, 204
• 's-Gravenhage, zie Bicker, Wendela; de Witt, Johan; hofmode (Den Haag)
• 's-Hertogenbosch, 65
• samaer, 53, 291191
• santee, 269169-270170 passim. Vgl. 'gesontheyd'.
• scharlaken, 185
• schedelkapje (vrouwen), 150
• Scheveningen, 101
• schilderkunst, 129, 207
• schoenen (mannen), 40, 97, 139, 181, 219. Zie ook kaplaarzen; muilen.
• schoenen (vrouwen), 66, 117, 193, 233. Zie ook muilen
• schootlijfje, 184
• schortecleet, 66
• schorteldoek, 66
• schouderwielen, 47
• schutters, 85, 95, 103, 119, 120, 133-134, 136, 139, 142, 166
• serge, 293193
• Sévigné, Mme de, 187, 190, 220-221, 228
• sieraden, 68, 117-118, 150-151, 152, 194. Zie ook heupketen; hoedband; parelen.
• sierkam, zie kam
• sis (tekstiel), 221
• sjerp ('sluier'), 49, 55, 85, 86, 103, 134, 142, 222
• sleep, 144, 155, 185, 186, 207, 226, 227
• sleutelring, 67
• sluier, 61, 194. Zie ook sjerp ('sluier').
• sokken, 39, 95, 138
• soldaten, zie militairen
• Spaanse mode, 12, 16, 31, 34, 42, 46, 52, 58, 76, 92, 238
• spanbroek, 213
• spanen dozen, 232
• 'speldewerck, 56, 293193
• spelevaart, 234
• 'spigilien', 293193
• sponton, 86
• sporen, 99, 220. Zie ook kaplaarzen.
• staatsiekleed (De Witt), 162
• staatsiepruik, 216
• steek, 195, 218; driehoekig (tricorne), 218
• Steinkerken, 215, 233, 228
• 'steltstels van lint', zie onder lint
• stevels, zie kaplaarzen
• stijfsel en stijven van kledingstukken, 36-37, 57, 93, 141, 148
• strik, strikdas, 214
• struisveren, zie pluimen en veren
• struisvogels, 219
• surtout, 221
• tabbaard (mannen), 21, 43, 54, 102, 142, 168, 183, 221, 291191
• tabbaard (vrouwen), 186, 289189, 291191
• tabijn, tabijt, 293193
• Temple, William, Sir, 160, 204
• tipmuts, 150, 191
• tobijn, 293193
• toer, 143, 149, 155, 189, 201, 227-228
• toilet, toilettes, 293193
• toilettafel, 186
• toupets, 230
• tour de gorge, zie toer
• tournure, 227
• tractement (predikanten), 167
• tricorne, 218, 233
• trijp, zie panne (trijp)
• uniform (militair), 206. Zie verder militair.
• Urk, 95
• veren, zie pluimen en veren
• vermillioenrood, 183
• vest, 195, 212
• vlechtsnoer, 169
• vleugelmouwen, 100, 101
• vleugelmuts, 60, 114, 149
• vliegerkostuum, 50, 68, 72, 85, 105, 121, 144, 154, 168; 'pseudo-vlieger', 108, 145
• voeringbroek, 31
• Volendam, 95
• 'volgeschrafte' stoffen, 292192
• voorhoofdsnaald, 68, 118
• voormouwen, 58, 149, 176, 184, 189-190, 215, 225, 228
• voorschoot, 66, 193
• vrouwen: de 'Hollandse vrouw', 129-130, 166-167, 206-207; de 'oude vrouw', 144. Zie ook keukenmeisje; regentessen; vliegerkostuum.
• vrouwenhaar (voor pruiken), 217
• vrouwenmanteltje, zie manteltje (vrouwen)
• vrouwenmuts, zie muts (vrouwen)
• vrouwentabbaard, zie tabbaard (vrouwen)
• waaiers, 68, 117, 118, 152
• wambuis, 26, 70, 87, 119, 133, 153, 209; patronen, figg. 18, 65
• wandelstok, 45, 183, 224
• Willem II, Prins, 76, 122
• Willem III, Stadhouder-Koning, 125, 157, 199, 222
• Winschoten, 65
• Winterkoning (Bohemen), zie Boheemse hof (Den Haag)
• Witt, Johan de, 127-128, 160, 175-176; staatsiekleed, 162. Zie ook Bicker, Wendela.
• wrong (heupwrong), zie heupwrong
• wrong (oorijzer), 59
• zakdoek (neusdoek), 44, 67, 117, 183
• zakken, 210, 211, 213-214
• zakneusdoek, zie zakdoek (neusdoek)
• zeemacht, zie admiraals
• zeemleer, 39 zieltje, 46
• zondagse kleding, 24
• Zuidelijke Nederlanden, 25, 34-35
• zwaard, 103
• zwaardriem, 102, 142
• zwart (in kleding), 15, 23, 53, 72, 82, 100, 108, 120, 121, 129, 165, 167 |