>> HOMEpage

Het kolfspel - voorloper van hockey en golf - was in de 18de eeuw in de Friese steden populairder dan het kaatsen.

EEN KOLFJE NAAR ZIJN HAND

"De Tweebakstrommel, Personeelsorgaan provincie Friesland", 13e jrg., no. 10, december 1982, 47-51.
M.H.H. Engels
Internetbewerking: maart 2012

♦ Toen de Staten van Friesland in 1782 Amerika als onafhankelijke staat erkenden, deelden de studenten van de universiteit te Franeker in de feestvreugde door het afsteken van een kostbaar vuurwerk, terwijl professor Van Kooten een Latijns vers vervaardigde op de gedenkpenning, die de Leeuwarder sociëteit "Door vrijheid en ijver" op het besluit der Staten had laten slaan. De geestdrift van die dagen en de navolgende jaren was weinig geschikt om de studiegeest te bevorderen. De verkeerde gevolgen daarvan beschreef vrij uitvoerig de toenmalige student Gerbrand Bruining uit Gorredijk in zijn Herinneringen (Dordrecht 1830), waar men met vele professoren en studenten alsmede hun gedrag kennis maakt. Op blz. 26 schrijft hij: "Het studenten koffyhuis, voormaals het kasteel der Botnia's, waar er, nevens de jongelieden, ook eenige fatsoenlyke burgers verschenen, had voor my veel aanlokkelyks. Er was aldaar gelegenheid tot kolf- en biljart- en kaart- en dam- en schaak- en trocadille-spel, welk alles my nog gansch vreemd was, maar toen sterk aantrok".
♦ Aan de Noord, hoek Botniasteeg, in Franeker, waar zich nu het cultureel centrum "de Koornbeurs" bevindt, stond eertijds het huis van Julius Botnia, telg van een edel geslacht dat in 1708 uitstierf. Sinds 1729 werd het verhuurd aan Douwe Nota, Aan en Haye Mulder e.a.: het was de verenigings- en uitspanningsplaats van de studenten, waar ook toneelvoorstellingen en concerten werden gegeven.
♦ De Provinciale Bibliotheek bezit een album amicorum van de kasteleins Aan (Arend) en Haye Mulder, waarin bezoekers van het koffiehuis annex kolfbaan in de periode 1783-1808 een herinnering schreven. Dit vriendenalbum was in 1874 door J.J. Kiestra uit Ee ten geschenke aangeboden aan W. Eekhoff (1809-1880), de stadsarchivaris van Leeuwarden, als bijdrage tot de kennis van het studentenleven te Franeker. Het album was afgelopen zomer met een twintigtal andere op een tentoonstelling in de Provinciale Bibliotheek te zien. Nu wordt het in de kluis van de PB bewaard onder signatuur 1097 Hs.
♦ R.O. Nauta, student in de rechten, schilderde een titelblad voor het album; zie de afbeelding hieronder.

Titelblad van het album amicorum uit 1783 van Aan Mulder, kastelein van de herberg Oud-Botnia te Franeker.
Afgebeeld zijn de attributen van het kolf- en het biljartspel: kolfstok, biljartkeu, biljartbal, kolfbal, voor- en achterpaal van de kolfbaan met elk een bal; én een wijnfles en wijnglas.
Het randschrift luidt: De Weereld is een Speeltoneel, elk Speelt zijn Rol, en krijgt zijn deel - R.O.N. Anno 1783.
Het citaat is van Vondel en meer bekend als het opschrift boven de schouwburgpoort (1638) te Amsterdam. Op de vlaggen staat in het Latijn "Salus Botniae - Vivat Mulder", d.i. Heil Botnia - Leve Mulder.

♦ De rechtenstudent Eiso de Wendt schreef in 1783 op blz. 2 en 3 de spreuk "Quel malheur de perdre un ami fidele" en het volgende vers:
Terwijl hier deese bezig zijn
Met zang en spel, weer andre drinken
En schenken vrolijk hunnen wijn,
De glasen stuiten, dat zij klinken:
Hoor ik bij zulk een klokkenspel
De roem der patriot'sche Helden,
Der vrinden voorspoed, en ook wel
'T geluk van Frieslands handel melden;
Wat geld men hier en gints besteet,
En 't geen men van de Zeevaart weet.

Treed ik omlaag weer bij de baan,
Dan zie ik onder gintsche boomen
Veel menschen zitten, and're staan
Hier rond, en luist'ren zonder schroomen.
Daar zitten t'zamen jonk en oud,
Elk even vrolijk zonder kommer,
Bij 't kolven onder 't weelig hout,
Gedekt door schaduwrijke lommer.
Ik zie verscheiden onder een,
Het spreeken schijnt aan elk gemeen.

O Mulder! 'k vind geen beter stof,
Die in uw Album wel zou passen,
Als hier in de verdiende lof
Van uw vermaak'lijk huis te lassen;
Daar elk zijn uitgekogten tijd,
Op ruime kamers neergezeten,
Met vreugde en zoet vermaak verslijt,
En tracht zijn arbeid te vergeeten:
Daar sluit men grendel, deur, noch poort:
Elk gaat en keert, naar 't hem bekoort.

Hier 's open hov, gemeene vreugd.
De billard pronkt hier op zijn laken.
'K zie d'een zeer vrolijk en verheugd
Een slimme bat zeer kunstig maaken:
Een ander speelt weer, als een kind:
Een derde zie 'k zijn keu afhaaijen.
Wijl vader Poutsma voor den wind
Den damp laat uit zijn pijpje waaijen,
Verheugd eens naar den bottel voelt,
De rook moet van de tong gespoelt.


Uit vriendschap
E. de Wendt, J.U. Cand.
Delft: koopliedengildehuis De Coomanskolf
Delft: koopliedengildehuis De Coomanskolf

♦ In de eerste strofe klinkt de patriottentijd door. Voor wie daarin geïnteresseerd is: een beknopte beschrijving van die tijd geeft de onvolprezen Encyclopedie van Friesland (Amsterdam 1958) op blz. 520 en 521. De derde strofe looft het etablissement van Mulder met zijn diverse zalen. In de vierde strofe horen wij van een moeilijke carambole op het biljart. Over het kolven (tweede strofe) volgt hier iets meer.
♦ Het kolven is een oudhollands spel dat reeds in de vroege Middeleeuwen in de open lucht gespeeld werd. Zeer populair was het in de 16e, 17e en 18e eeuw. Oorspronkelijk was het doel, een bal in zo weinig mogelijk slagen naar een bepaald punt te drijven; vgl. het putje ("hole") bij het tegenwoordige golf. In de Friese steden werd door de burgerij in de 18e eeuw meer gekolfd dan gekaatst. Voor een echte kolfbaan (lengte ca. 20, breedte ca. 5 m.), omgeven door schotten, was een ruime herbergtuin vereist.


Kolfbaan uit het midden van de 18e eeuw (A.P.L. Spuybroek, Het kolfspel, blz. 10)

♦ Het kolfspel is in Friesland rond 1900 weer verdwenen. De concurrentie van het biljarten was daar o.a. debet aan. Zoals uit het geschilderde titelblad en uit het geciteerde vers blijkt, waren bij Aan en Haye Mulder beide spelen vertegenwoordigd. Momenteel wordt nog gekolfd tussen Hoorn en Enkhuizen, aan de Zaan, in de stad Utrecht en in Goes en omgeving. Het is sedert de 19e eeuw een zaalspel. De bal werd en wordt van de voorpaal naar de achterpaal geslagen. Bij de moderne vorm van het spel is de vloer in vakken verdeeld: de punten van het vak waar de bal tot rust komt, worden aan de deelnemer toegekend. Het kolven leeft - naast het voortgezette spel in de genoemde steden - ook voort in hockey (veldkolven), bandy (ijskolven), golf en midgetgolf (kolven op groot of klein terrein). Ook het oude maliën, ooit bedreven o.a. op het Malieveld in Den Haag en op de Maliebaan in Utrecht, is aan het kolven verwant.
♦ Over het kolven in Friesland vindt men het een en ander in: J.J. Kalma, Kaatsen in Friesland (Franeker 1972), blz. 66-69. Daar treft men ook een afbeelding aan van een schilderij uit 1631 (Rijksmuseum Amsterdam), dat wordt toegeschreven aan Wybrand de Geest: een waarschijnlijk adelijk jongetje met in de ene hand een kolfstok en in de andere een kolfbal. Een schilderij uit 1626 door de zogenaamde agrarische meester toont de zesjarige zoon van Watze Jeltes en Sjouck Rienckdr Baerdt uit Bolsward met een kolfstok en een bal: zie A. Wassenbergh, De portretkunst in Friesland in de zeventiende eeuw (Lochem 1967), blz. 73, afb. 10.
♦ Dit jaar (1982) werd achtereenvolgens in Bergen op Zoom, Gent, Antwerpen en Amersfoort een tentoonstelling gehouden onder de titel "Colf, kolf, golf; van middeleeuws volksspel tot moderne sport". Van de rijk geïllustreerde tentoonstellingscatalogus (Zutphen, Terra, 1982) bevindt zich een exemplaar in de PB.
♦ A.P.L. Spuybroek, "secretaris van den Nederlandschen Kolfbond", schreef in 1909: "Het kolfspel. Geïllustreerde Handleiding". Uit dit boekje, blz. 17:
Wat kolven betreft, waarmee geslagen wordt, deze zijn in hoofdzaak gelijk; aan een stok, lang 130 a 140 cm., is een meestal geelkoperen kolf of schop bevestigd, waar de bal mee wordt geraakt. Overigens zijn deze kolven wat korter of wat langer, iets zwaarder of iets lichter, naar den zin van den kolver, maar altijd moet hij hebben wat men noemt: "een kolfje naar zijn hand".


Het kolven in de 17e eeuw. (Joannes Luiken, Des menschen begin, midden en einde. Amsterdam 1719. Blz. 87).

Een gevelsteen in Hoorn, Grote Oost 49

>> begin