|
>> HOMEpage
Fries rekenboekje uit 17de eeuw:
geschiedenisbron en tijdsbeeld
Bron: A. Hallema, Leeuwarder Courant 19-06-1965 (ook 09-07-1949)
Internetuitgave: M.H.H. Engels, augustus 2013, toelichting januari 2019
Toelichting
Sybrandt Hansz Cardinael (Harlingen 1578 - Amsterdam 1647) woonde vanaf 1605 te Amsterdam in de Nieuwstraat in het huis met de rekenschool van Lieven Panten († 1603), de vader van Levijntje, met wie hij in 1607 trouwde. Het gezin behoorde tot de Doopsgezinden.
Van de in 1639 te Haarlem uitgegeven Arithmetica werd begin deze eeuw in de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen een exemplaar uit 1620 ontdekt, dat bij Abraham Biestkens te Amsterdam verscheen. Afgaande op een hier afgebeeld citaat uit de editie 1639 moet het werk al in 1607 ontstaan zijn: een druk uit dat jaar is echter niet bekend.
Hallema:
Friesland geldt nog steeds als het gewest der geboren wiskundigen en rekenmeesters. In 1624 kocht hij in dezelfde straat het huis met "De drie vergulde Ossehoofden" en vestigde er zijn gerenommeerde rekenschool.
Of de z.g. wiskundige knobbel
aan de Friese hoofden beter en sterker ontwikkeld is dan by andere Nederlanders, zal
een uitgebreid phrenologisch onderzoek
moeten uitmaken. Vast staat in elk geval,
dat internationaal beroemde mathematici
van de Dokkumer Gemma Frisius af tot aan
onze tijd toe hun wieg op Friese bodem
vonden.
Niettemin is het getal der in de zeventiende eeuw in Friesland
verschenen rekenboekjes uiterst gering. Men dient echter te
weten, dat destijds op het programma of de
lesrooster ener lagere school stond de trits
der vakken: lezen, rekenen, schrijven,
echter meestal in de volgorde: schrijven,
lezen enz. van de Bijbel en de Heidelberger
Catechismus, en een weinig rekenen.
Er kwam echter een andere tijd en
met deze geheel nieuwe eisen op bet
stuk van onderwijs. De geringe leerstof
was voor bet leven onvoldoende en
veroorzaakte, dat langs de weg van het
particulier initiatief bijscholen geopend
werden. De handel vroeg om vaardigheid
ln het rekenen, bedrevenheid in het
opstellen van brieven, eenvoudige elementaire
kennis der aardrijkskunde, hoofdzaken van het Frans.
De allergebrekkigste leerboeken moesten vervangen
worden door betere. De practische koopmansgeest deed de richting en de
methode van bet rekenonderwijs geheel
veranderen. Langzamerhand zouden de
sommen worden tot oefeningen ln het
denken en vooral ln het vlug cijferen,
alsmede ln het leren omgaan en werken
met de grote verscheidenheid van
munten, maten en gewichten van die tijd.
Hierin vindt men de verklaring van
de verschijning der betrekkelijk vele
rekenboeken gedurende de 17de eeuw en
van het uiterst weinige wat de 16de in
dit opzicht laat zien. Een der meest
bekende in dit soort is de „Arithmetica ofte Reken-konst,
beschreven door Mr. Sybrand Hansz. van Harlinghen." Het
Fries Genootschap bezit een exemplaar van dit
werkje, gelijk het in 1639 te Haarlem
werd gedrukt "bij Hans Passchiers
van Wesbusch, boeck-drucker op 't
Marct-Veldt in den beslagen Bijbel."
Mr. Sybrand Hansz. van Harlinghen was
toen blijkens de titel reeds "Rekenmeester tot Amsterdam"
en exploiteerde in Hollands handelsmetropool
vermoedelijk een "rekenschool" in de vorm
van een bijschool. De bibliotheek van
het Fries Genootschap bevat verder nog
2 andere en jongere edities van dit rekenboek, en wel die van 1659 en 1678,
het laatste in 4 boeken van pl. m. 500
bladz. onder de titel van "Rekenkonst
van Sybrand Hansz. Cardinael van Harlinghen",
met de curieuze ondertitel van
"Van de fondamenten deser Konste, bestaende in het tellen,
ende der voornaemste Rationale Reeckeningen, ende
den Regel van Dryen, als een Gront-regel,
ende dat van 't ghene hier in voorvalt te doen", in de geheel getallen
(1e School-Boeck), in de gebroken getallen
(2e School-Boeck), terwijl het 3e en 4e
boek vraagstukken uit de leer der verhoudingen, evenredigheden,
handels- en wisselrekeningen en die van gemengde
aard bevatten.
• Cultuur-historie
Nu is het allerminst mijn bedoeling,
om de lezer aan de hand daarvan
te onthalen op diverse staaltjes van de
methodiek van bet leervak rekenen uit
die tijd, want dat behoort op een andere
plaats thuis. Doch wel kan het te dezer
plaatse zijn nut hebben, om de Friese
afkomst van bet boek te demonstreren
met enkele voorbeelden aan te halen van
"sommen", waarop destijds de lieve
jeugd van Friesland werd getracteerd
en die thans nog voldoende stof bieden,
om op het cultuurhistorische belang
dier oude rekenboeken te wijzen, onze
kennis der economische geschiedenis van
Friesland is er evenzeer bij gebaat. De
prijs der goederen, de soort der
verhandelde waren, de sprongen ln het doolhof
der oneindige verscheidenheid van
gangbare munten, wij volgen ze alle met
aandacht bij het doorbladeren van deze
drie eeuwen oude rekenboeken.
We komen hier tegen woorden en
uitdrukkingen als "vettewarier" (winkelier
in vetwaren en oliën), een "last Boter"
(12 tonnen boter), "passement", (omboorsel van
goud- en zilverdraad, toen
veelal als sieraad voor klederen
gebruikt), "carsey" (grof gekeperd
laken), "stametten" (zekere grove wollen
stof), "stucken naturellen" (stof, die
gekleurd, geverfd, bewerkt was ln
tegenstelling met onbewerkte, ongebleekte,
ongeverfde stof), "garen-vat", "loots garen",
een "last assche", "Haarlems
Vidslaken", "Ghelovet wordt" (geprijsd zijn
op) e.d. Ter typering van het
maatschappelijk leven ln die dagen noem ik
verder nog uit het hfst. "Reghel van Drie
in 't gebroken", "wijn", "smallen",
"loerman", "Scheerwolle", "Plock-wolle",
"Vriessche Boter", "Ammelakens",
"Cap-ravens", "Bofken", "Back-gelt",
"Balen Meede", enz.
Het metriek stelsel wordt al dadelijk
in tabellenvorm toegelicht, waarvan
vooral het Friese schippond: is 300 pond,
een last: is 27 mud is 27 maal 4 schepel
is 36 loopen is 36 maal 32 maten in 12
tonnen, iets eigens hebben, en waarmee
we in de 17e eeuwse economische
geschiedenis van dit gewest veel te doen
krijgen. Nog minder overzichtelijk is het
muntstelsel, in verband waarmee ik
uit enkele vraagstukken dit staatje
aanhaal als beeld van de grote
verscheidenheid:
"Croonen tot 6 st. 8 p(enningen),
Philippus Daelder ghelt 51 stuyvers; Men
telt 8 cluyten voor eenen hoop ende
een cluyt doet 2¼ gulden; Den
Angelot doet 5 gulden 8 stuyvers; Croonen
van 63 stuyvers; Pistoletten tot 3
gulden; Rijcxdaelders tot 46 st.;
goutguldens tot 28 stuwers; Eenen Reael van
achten doet 45 st. Van een
dobbelstuyver gaen 4 stucken in 't worp; Ruyters
Blancken, doende elck 7/8 stuyvers;
gouden Conincx-daelders tot 55 stuyvers,
(doch) die maer weerte en zijn 54
stuyvers" enz. Deze opsomming geeft reeds
enig idee, hoe moeilijk de "reghel der
cassiers" en het vlot gebruik daarvan
voor de kinderen moet geweest zijn,
vooral als men dan nog in 't oog houdt, dat
gewijzigde koerswaarden en
onderscheiden gewestelijke muntstelsels de
veelvormigheid nog verergerden.
• Zuivelprodukten
Verder zullen we even aan de hand
der verschillende opgaven aantonen,
welke de plaats was, die de Friese
land- en zuivelproducten in de nationale
handel innamen en hoe het vooral
Friesland was, waarop zich de samensteller
van het rekenboek oriënteerde. In de
eerste hoofdbewerking "optelling ofte
addirio" komen we daarvan reeds de
bewijzen tegen:
"Een Boterverkooper tot Amsterdam
heeft ontvangen van een Vries 8 vaten
Vriesche Boter, die weghen als volcht
A 320, B 322, C 324, D 326, E 328,
F 330, G 318, H 316 pd. Vraghe, hoe vele
ponden die in een somma weghen?
"Een Koopman van Linnen-laecen
heeft gekocht 6 stucken Vries Linnen,
metende lang als volcht: No. 1 47, No.
2 51, No. 3 52, No. 4 48, No. 5 50, No.
6 49 ellen. Hoe velen ellen zijn dese
zes stucken dan in alles lang?"
Desgelijks bij de "Multiplicatio in 't
geheel", de vermenigvuldiging dus:
"Item een heer in Vrieslandt heeft 6
Dorpen, in yder Dorp zijn 4 straten, in
yder straet 25 huysen, yder huys heeft
7 kamers, yder kamer 2 bedsteden, op
yder bedstede slapen 3 mannen, yder
man heeft 4 stock-buydels, ende yeder
stock-buydel heeft 5 beursen, ende yder
beurse heeft 3 kleyne buydels, ende in
yder kleyne buydel zijn 60 France
kroonen, daer yder France kroon van
doet 65 stuyvers. Vraeghe, hoe vele
stuyvers dit dan beloopt?".
Het onderzoek der plaatselijke maten
springt door de volgende opgave
duidelijk in het oog: "Hoevele maken alle deze
volgende lasten met hare verscheyden
minder specien ofte afkomsten in een
somme, te weten: 13 lasten, 27 loopen,
18 maten Harlinghs, 14 lasten, 20
mudden, 3 schepels Amsterdam; 25 lasten,
32 sacken, 1 schepel Hoorns wanneer de
lasten zijn even groot, ende een last
doet tot Harlingen 36 loopen, een lope
32 maten; tot Amsterdam is het 27
mudden, een mud 5 schepels, tot Hoorn
44 sacken, een sacke 2 schepels?"
"Een Harlinger Koopman heeft aen
sijn Factoor tot Amsterdam gesonden
25 lasten, 24 lopen 18 maten Garste,
daervan de Factoor tot Amsterdam
verkocht heeft 16 lasten, 20 mudden, 3
schepels. Vrage, so de lasten tot
Amsterdam even groot zijn als de lasten
tot Harlingen, hoe veel datter dan noch
onverkocht leyt". Soortgelijke opgaven
worden vervolgens ook gesteld met
betrekking tot de handel van Harlingen op
de Oostzeehavens, inz. Danzig: "Een
schipper van Harlingen, komende van
Dantzick, heeft ingeladen", enz, een
bewijs van drukke nering dus tussen
Harlingen, dus Friesland, met de
Duitse Oostzeehavens in die tijd.
Dat de destijds seer bekende Friese
boter als handelsproduct veel afzet vond,
bewijst mede bet groot getal sommetjes,
dat de Harlinger rekenmeester
daarvan opgaf: "Een tonne Vriessche
Botter weeght 320 pd., kost 64 guldens
ende een stooter". Soo een vat Friesscbe
Botter kost 64 goutguldens (van 28 st.)
min 5 braspenningen, wat sullen dan
beloopen 35 vaten In Carolus guldens (van
20 st.) ende oock in Daelders?"
• Graanhandel
De graanhandel leverde echter de
meeste bouwstoffen: blijkens het
rekenboek meest export en
doorvoerhandel, naar Amsterdam, import uit Duitse
Oostzeehavens. Harlingen was vóór
alles de poort van Friesland voor de
landen van overzee. "Een schipper heeft
tot Harlinghen ghelevert aan vier
Koopleuyden; Soo de 100 pd. t'Amsterdam
doen 97 pd tot Harlinghen, ende 92 pd.
te Harlinghen even zwaer als 120 pd.
te Dantzick, wat reden hebben dan de
ponden Amsterdams teghen die te
Dantzick: ofte hoe veele sullen hondert ponden
Amsterdams dan te Dantzick wegen?".
Hier werd gevraagd de toepassing van
de ouderwetse kettingregel (regula
coniuncta), nòg niet geheel vergeten bij
het rekenlustig publiek!
Andere speciaal Friese producten, als
handels-waren in de rekenboekjes der
17e eeuw veelvuldig voorkomende, zijn
of waren: "Vriesch garen yeder pd. tot
2 stuyvers", "Vries Linnen, tot 21 guldens
yder stuck" (ongebleekt). "Een
Vries heeft bij hem legghe om te
vercoopen 6 stucken Vriesch Linnen, I lang
60 ellen tot 15 stuyvers d'elle, II 51
ellen tot 12 stuyvers d'elle, III lang 49
ellen tot 16 stuyvers d'elle, IV 48 ellen
tot 18 stuyvers d'elle, V 52 ellen tot
7 stuyvers d'elle, VI 47 ellen tot 13
stuyvers d'elle, Vrage, hoe vele d'elle
d'een door d'ander te staen komt?"
Van de z.g. "Vettewaren" waren het
vooral Fries spek en Friese hammen,
die naar buiten uitgevoerd werden, bv:
"Een Vries heeft 12 Schipponden (300
pond) Vriessche Hammen, die hem
kosten yder Schippond 30 guldens, die hij
aen een koopman t'Amsterdam wil
vermaghelen (ruilen) tot 35 guldens het
Schippond, maer wil 120 guldens in
gereet gelt ontfangen. De Koopman heeft
Laecken, daervan d'elle kost 16 st.
Vraghe, op hoe vele de koopman d'elle
in het manghelinghe stellen sal, ende
hoe vele ellen hij de Vries moet leveren?"
• Huiselijk leven
Ook voor de toestanden dier dagen,
het huiselijk en maatschappelijk
leven en zoveel nog meer geeft het
Friese rekenboek van Mr. Sybrand van
Harlingen welkome aanwijzingen: de prijs
der gewone levensmiddelen, zelfs die
der versnaperingen als oranje appelen:
"Eender heeft ghekocht seeckere Appelen
van Oranjen, hij betaalt voor de 5
Appels t'elckens 2 stuyvers"
En dat de Friezen, mannen zowel als
vrouwen, toen nog echte bierdrinkers
waren evenals hun Germaanse
voorouders, blijkt wel uit de vele opgaven
over onderscheiden biersoorten, hier
geïmporteerd: Delfts, Bremer, Kroons,
Rotterdammer bier enz. en onder
elkaar gemengd of aangelengd met
hemelwater of pompvocht, alsmede uit
curieuze vraagstukken als de volgende:
"Een Man drinckt een Tonne Bier uyt in
20 daghen, ende als sijn Vrouw hem
helpt, soo drincken sij dat te samen uyt
in 12 daghen. Vraghe, hoe vele daghen
soude de Vrouw daer alleen over drincken!"
Dat is wat anders dan "in swiet
pantsje thé mei rom sûker of in kopke
kofje mei in swart grúske en dernèst in
stikje fine dimter koeke of hwat dúmkes",
waarvan de Friezinnen nog altijd
zeer veel houden!
De vader kocht voor zijn gezin het
laken in, met voerlinnen of -laken erbij,
waaruit moeder de vrouw de kleding
knipte en naaide, gelijk meerdere
opgaven bewezen. De kunstverlichting met
olie gaf aanleiding tot de samenstelling
van vraagstukken over "amen" (128
kannen) en "tonnekens Oly" voor de
verzorging der verschillende lichtpunten
in grote gebouwen, kerken, gestichten
e.d. Wij, die aan onze Comfortabele electrische
verlichting gewoon zijn, hebben
moeite ons dergelijke toestanden voor
te stellen.... of er mocht plotseling een
stopcontact breken!
Dan is er wijders de schoolmeester
die kostgangers houdt, om zijn magere
inkomsten van 100 of anderhalf 100 gulden
op die wijzs een weinig te
vermeerderen en die tevens zijn leerlingen
met dergelijke vraagstukken "opening van
zaken" doet: "Een schoolmeester heeft
15 Kostgangers, daertoe is hij voorsien
1 1/3 Jaar van Kost ende Dranck. Hoe veele
Scholieren soude hij noch mogen
aennemen, om met deselvige kost ende
dranck haer 100 maenden langh te
onderhouden?" Of van de stad, die belegerd
werd en in welke zoveel soldaten
zijn, die allen in 't leven blijven,
trots het gevecht en zodoende de
overste gelegenheid geven, om te berekenen
hoeveel dier gelukskinderen hij na X
maanden met groot verlof kan laten
gaan. Alsof de man niet meer dan
intendant was! Maar dergelijke onzin
handhaafde zich tot in onze dagen in de
rekenboekjes der L.S., dus waarom dan
daarover drukte gemaakt?
• Lonen
Interessanter is het te weten
wat destijds een arbeider verdiende
of hoe de jonggezel aan de slag raakte:
"Als een Arbeyder wint in een
maent 16 guldens 16 stuyvers hoe veele
Arbeyders hebben dan verdient in de
tijdt van maenden de somme van
3500 guldens?"
"Een Ambachts-man besteedt hem bij
een Meester, om voor hem te wercken,
sal des daeghs winnen 14 stuyvens in de
kost, ende dat met alsulcke conditie, soo
hij niet en werckt, soo sal hij voor de
kost betalen 6 stuyvers. Als nu
den Knecht bij de Meester geweeest is 150
dagen, soo sal hij voor de kost betalen
6 stuyvers. Als nu den Knecht bij de
Meester geweest is 150 dagen, soo
maecken zij hare reeckenlnghe effen
bevinden dat d'een d'ander niet schuldigh
is. Gevraagd wordt natuurlijk hoeveel
dagen de Knecht heeft gearbeid (45
dagen "ende 105 dagen geviert)".
Er waren echter ook toen lieden aan
de zelfkant der samenleving, die liever
niet arbeidden in 't zweet huns aanschijns,
maar oneerlijke praktijken verkozen,
om aan de kost te komen. Ook
daarvan weten onze 17e-eeuwse
rekenboeken mee te praten. Voorafgegaan
door een dichterlijke inleiding, tevens
advies, volgen daartoe opgaven als deze:
"Ghij die u stelt tot eenighe Voyage (reis),
Moet wel toesien, soo langh de reyse duert,
Dat Roovers quaet u niet en doen outrage (overlast)
Of eenich Dier u op den wegh verschuert."
Eenen Dief hebbende een Borse ghesneden,
wil daermede wech loopen, ende moet door
2 poorten, daer hij in d'eerste
laet (om niet beclapt te worden)
de helft — 6 guldens, in de tweede 't
derde deel van de reste plus 8 guldens,
in de derde de helft van dat hem dan
rest plus 3 guldens. Soo hij dan noch 15
guldens behoudt, hoe veel gheldt was in
deselve Borse?"
Niet erg paedagogisch, zouden wij
willen opmerken, om de 17e-eeuwse Jeugd
de immorele handelingen van de
gabber en zijn handlangers, - notabene,
nog wel stedelijke overheidsdienaren! -
ten voorbeeld te stellen, al was het dan
slechts in arithmeticis!
Titelblad van Willem Bartjens'
Rekenboek, de Amsterdamse editie
van 1632. Onder het portret een
kijkje in de 17de-eeuwse school.
Dit rekenboek beleefde bijna dertig
drukken in de 17-19de eeuw.
>> begin
|
|