>> HOMEpage

Gevelsteen "De drie gebroeders"
van Franeker naar Leeuwarden?

M.H.H. Engels, maart 2012

Eén van de onbekendste gevelstenen van de Friese hoofdstad is ongetwijfeld het exemplaar dat zich [tot ca. 1980] in de Haniasteeg bevond op het azijnpakhuis van Hamstra & Van Slooten. Het kost enige moeite wanneer men in de gelegenheid wil zijn het opschrift van deze steen te lezen: "De drie gebroeders. Op den 23 Februarij 1860 lag HENDRIKUS REYNERUS SIERSMA van dit gebouw de eerste steen." De drie gebroeders worden uitgebeeld als een groepje zeer deftig uitgedoste poppetjes. Wanneer de gevelsteen-minnaar eenmaal zover is dan begint de zaak hem pas te intrigeren. Dan komt als vanzelf de vraag: wie waren die drie gebroeders en wie was Hendrikus Reynerus Siersma? Met behulp van de gelegenheid die de heer R. van Slooten hem bood om eens een kijkje te nemen in een aantal oude acten slaagde onze gevel(steen)toerist erin de sluier gedeeltelijk op te lichten. Het gemeentearchief bleek van de Siersma's maar heel weinig te weten.

Vordering

Voordat de firma Van Slooten en Hamstra het pand in eigendom kreeg, behoorde het toe aan een zekere Paulus Adrianus Silvergieter-Hoogstad, koopman te Leeuwarden, die het in 1882 had gekocht van Geert Jans Miedema. Miedema moest het pand namelijk verkopen omdat iemand een vordering op hem had. Reeds in 1879 had zijn vader het voor hem gekocht, terwijl hij nog minderjarig was. Voordien had liet toebehoord aan de cimmissionair Pieter Nijdam Willemsz, die het in 1867 kocht van de weduwe Bernardina Hendriks Siersma-Thöne. En daarmee doet dus de naam Siersma voor het eerst van zich spreken. Het ging er toen nog slechts om, na te gaan wat er in de zeven voorafgaande jaren was gebeurd. Bernardina bleek getrouwd te zijn geweest met Bernardina Siersma, een meestersmid die twee broers had: Hendrik Siersma (zonder beroep) en, Gorgoinus Nicolaas (commissionair). Het pakhuis schijnt dus het gezamenlijk bezit te zijn geweest van deze "drie gebroeders". De zoon van de meestersmid Reijnerus heette Hendrikus. Deze Hendrikus zal het geweest zijn die de eerste steen "lag".

Koffijhuis

Het was een smidswerkplaats met graanzolders erboven (voor de commissionair hoogstwaarschijnlijk). Wat er voordien op deze plaats heeft gestaan, werd in 1860 geheel of gedeeltelijk afgebroken. Dat was het logement "De Witte Zon" bij de Duco Martenapijp. De Leeuwarder geschiedschrijver en archivaris Wopke Eekhoff schreef in 1846 dat "De Witte Zon" nog herberg en koffijhuis was. Waarschijnlijk wordt hetzelfde pand bedoeld als in het "Reisboek door de Verenigde Nederlanden". Daar wordt echter gesproken van "De Zon". Die schijnt dus pas naderhand gewit te zijn.

In "Frisia illustrata" staat op blz. 211 een afbeelding van een graanpakhuis te Franeker, dat daar in 1764 gebouwd was en rond 1870 is afgebroken; aquarel van Klaas Johannes Sannes, 1822. In de gevel is een steen zichtbaar die lijkt op die van de drie gebroeders te Leeuwarden. Of er enig verband is tussen beide gevelstenen, is nog uit te zoeken.

Commentaar van Sytse ten Hoeve, mei 2012: Ik zie aan de rococo-ornamentiek dat de steen van circa 1760/1770 moet dateren. Het opschrift uit 1860 is uitgevoerd in schrift uit die tijd en duidelijk in de plaats gezet van een ouder opschrift. De steen zou best van 1764 kunnen zijn. De overeenkomst met de steen op het prentje van het Franeker pakhuis is treffend. Daarom wijs ik op het werk van de steen- en beeldhouwer Lammert Bersé.
Franeker was in de 16de en 17de eeuw een centrum van steenhouwerij. Merkwaardig genoeg werd er in de eerste helft van de 18de eeuw in Franeker nauwelijks steenhouwerswerkvan niveau geleverd. Het waren vooral Leeuwarders, die er toen werk uitvoerden. Rond 1745 vestigt Lammert Bersée zich als steenhouwer in de stad.

>> begin