>> HOMEpage

Veilingcatalogus 1711 bibliotheek Gustaf Carlson (1649-1708)
met het testament van de Zweedse graaf, militair en geleerde

Internetuitgave: M.H.H. Engels, oktober 2012
Vgl. de dankzij transcriptie onder voorbehoud doorzoekbaar gemaakte versie van de catalogus!

Vgl. exemplaar met prijzen, Österreichische Nationalbibliotheek, Wenen: google books

vakgebiedbeginpagina
formaat
nummers
Libri theologici1
folio
1-25
56
quarto
1-163
235
octavo
1-307
471
duodecimo et forma minori
1-300
juridici et politici3
folio
26-71
66
quarto
164-378
256
octavo
308-618
489
duodecimo et forma minori
301-511
cosmograph., geograph. et topograph.6
folio
72-169
82
quarto
379-537
284
octavo
619-774
506
duodecimo et forma minori
512-639
genealogici et heraldici12
folio
170-267
96
quarto
538-864
genealogici, heraldici et numismatici295
octavo
775-925
515
duodecimo et forma minori
640-740
historici, chronologici, antiquari19
folio
268-438
123
quarto
865-1259
chronologici sacri, profani, antiqui et novi312
octavo
926-1380
525
duodecimo et forma minori
741-1158
historici turcici, persici etc.350
octavo
1381-1399
559
duodecimo et forma minori
1159-1190
historici Italici31
folio
439-451
353
octavo
1400-1425
563
duodecimo et forma minori
1191-1225
historici Gallici32
folio
452-491
159
quarto
1260-1329
355
octavo
1426-1528
567
duodecimo et forma minori
1226-1420
historici Anglici34
folio
492-516
164
quarto
1330-1337
590
duodecimo et forma minori
1421-1495
historici Anglici et Scotici365
octavo
1529-1566
historici Hispan. et Portugal.36
folio
517-527
165
quarto
1338-1360
369
octavo 1567-1576
600
duodecimo et forma minori
1496-1529
historici Belgici37
folio
528-566
167
quarto
1361-1434
370
octavo
1577-1609
604
duodecimo et forma minori
1530-1579
historici Germanici39
folio
567-598
173
quarto
1435-1503
374
octavo
1610-1647
610
duodecimo et forma minori
1580-1659
historici Turcici181
quarto
1504-1526
historici Indici380
octavo
1648-1690
619
duodecimo et forma minori
1660-1678
philosoph., medici, chimici, mathemat. et rei militaris scriptores42
folio
599-742
183
quarto
1527-1946
384
octavo
1691-2218
621
duodecimo et forma minori
1679-2166
poetae, oratores, lexicographi, litteratores, critici et miscellanei51
folio
743-801
219
quarto
1947-2154
429
octavo
2219-2779
661
duodecimo et forma minori
2167-2863
Libri omissi et incompacti711
folio
802-803
omissi etc.
711 t/m 738
711
quarto
2155-2223
716
octavo
2780-2809
718
duodecimo et form. min.
2864-2886
Elegantissimi et curiosissimi fasciculi politici, litterator. etc.719
1-30
fasciculi oratorici720
1-4
fasciculi theol., philol., jur., phil., med.721
1-4
fasciculi miscellanei721
1-13
722
octavo
1-5
722
duodecimo
1-12
Libri curiosissimi manuscripti in omni forma723
1-16
Versamelinge van extraordinaire schoone printen en teykeningen van gebouwen etc. etc. in folio, groot atlas en kleyner formaet725
1-125
Catalogus reliquiarum of antiquiteyten by de Romeynen omtrent ... dooden ... begraefplaetsen gebruykt ...737
1-15
totaal 8721 >folio 803quarto 2223octavo 2809duodecimo
et form. min. 2886

Exemplaren

Amsterdam, UBA: KVB Nv 71 (Met prijzen.)
Basel, UB Bl VI 3
Bern, SUB (Met prijzen.)
Brussels, KB VB 12.136 A (Met prijzen.)
Coimbra, UB BJ 4 A-29-7-20 (AUTOPSIE.)
Gdansk, BG Aa 13885
The Hague, KB: Verz. Cat. 5359
Hannover, NSLB Bb 615 (De typografische titelp. ontbreekt.)
Hannover, NSLB Bu 3019
Kopenhagen, KB: 184 267, 5109 (Zonder appendix. Provenance: 'Zach. Conr. ab Uffenbach')
Wenen, Österreichische Nationalbibliothek (Met prijzen)
Leeuwarden, HCL: B 620 (De typografische titelp. en het frontispice zijn verwisseld. Op de binnenkant van het voorplat het wapen van de vroeger eigenaar van dit exemplaar; het kon geïdentificeerd worden m.b.v. de "omgekeerde Rietstap", de Dictionnaire des Figures Héraldiques door Théodore de Renesse (Bruxelles 1894-1903, 7 dln.), lemma Cygne (zwaan), armes écartelés Sur sur-le-tout, non seul: Hemm (van der) de Niederstein (Rietstap: Mechelen, Bohemen, Pruisen); vgl. het wapen op het portret van Herman van der Hem van Nederstein † 1671 (Rijksmuseum). Voor het titelblad is ingebonden een hs. van 4 p. van Wopke Eekhoff, boekhandelaar en archivaris van Leeuwarden van 1838 tot zijn dood in 1880, over Gustav Carlson, zijn familie en zijn bibliotheek:
Gustaaf Carlson, Graaf toe Borringe, Heer van Lindholm, was een natuurlijke zoon van Carel Gustaaf, Koning van Zweden, ov. 1660, bij Brigitta Allerts, en in 1685 Kolonel in Nederlandsche dienst, toen hij op Ameland trouwde met Isabella Susanna Barones thoe Schwartzenberg, mede-erfgenaam van Rixt van Donia, moeder van den in 1680 overleden Frans Duco van Camminga, den laatsten Vrij- en Erfheer van Ameland. Zij bewoonde het Amelandshuis en hof te Leeuwarden, toen zij het in 1691 kocht van de overige erfgenamen voor 7700 GGld. Ook bezat zij de state Groot Terhorne te Beetgum met een aantal daar om heen gelegen boereplaatsen. In 1718 beschikte zij bij testament daarover ten behoeve van haren neef Georg Wolfgang Baron thoe Schwartzenberg, Grietman van Dantumadeel, bezwaard met een eeuwigdurend fidei commis op zijn oudsten zoon enz., en verpligting om Groot Terhorne en het Amelandshuis te Leeuwarden altijd bekwaam te onderhouden. Zij was geboren in 1639 en overleed in 1723.
Intusschen was haar man, Graaf Carlson, reeds in 1708 op 58jarigen leeftijd overleden. Pierre Yvon, die Jean de Labadie als het hoofd der Labadistengemeente te Wieuwerd was opgevolgd, getuigde in een zijner geschriften van hem, dat de Graaf eene Bibliotheek bezat van 12.000 banden; dat hij in Straatsburg had gestudeerd, zeer bedreven was in de letterkunde en wetenschappen, een voortreffelijk geheugen bezat en het zich tot een eer rekende, wanneer vreemden hem kwamen bezoeken, zijnne boekerij bezagen en met hem redetwistten, alsmede dat hij het latijn en vele levende talen sprak, maar zelden in de kerk kwam.
Van die aanzienlijke Bibliotheek sprak ook Gottlieb Stolle, een duitsch geleerde, die in 1703 Friesland bezocht, in zijn reisjournaal, later medegedeeld in het Allg. Zeitschrift für Geschichte, Berlin 1847, VII 6, vermeld in de Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht, I, 2, bl. 17.
Die Graaf en zijne Bibliotheek zouden zeer naar het hart geweest zijn van den geleerden bibliomaan Zacharias Conrad van Uffenbach, van Frankfort afk., die Friesland in 1710 bezocht en daarvan melding maakt in zijne Merkwürdige Reisen, in 1753 te Frankfort en Leipzig uitgegeven, II 320, waarvan Mr. J. Dirks grootendeels eene vertaling met aantekeningen gaf in de Vrije Fries, 1853, VI 353. Van Prof. Rhenferd en den Bibliothecaris Colerus vernam hij, dat er te Beetgum, tusschen Leeuwarden en Franeker, eene schoone bibliotheek was, nagelaten door Graaf Carlson, die, na zich in Polen en Pommeren in den krijg gunstig onderscheiden te hebben, hier te lande gehuwd was.
Nadat hij in 1708 was gestorven, was die bibliotheek, "die in geschied-, geslacht- en wapenkundige werken onvergelijkelijk moest zijn, gesloten en niet gemakkelijk te bezien".
Blijkens den Catalogus, groot 738 bladzijden, die tot titel heeft: Bibliotheca Carlsoniana, Regum en Principum oculis digna, multo studio, judicio et labore collecta, is zij in 1711 te 's Hage door Petrus Husson verkocht. Deze Catalogus, waaraan ook handschriften, printkonst en antiquiteiten zijn toegevoegd, is versierd met een gegraveerde titelplaat, waarop de treurende Minerva is gezeten aan eene graftombe van den Graaf, en bevindt zich thans in de Stedelijke Bibliotheek van Leeuwarden, en in die van het Friesch Genootschap.
W. Eekhoff [18]74

Niet bekend is, waar het door Eekhoff genoemde exemplaar uit de voormalige bibliotheek van het Fries Genootschap zich bevindt!

Lissabon, BN B. 318 P.
London, BL: 269. i. 32
Marosvásárhely (Târgu Mures), TBB (Provenance: familie Teleki.)
München, UB 8 H.lit. 2189
Paris, BN: delta 643
Paris, BN: delta 10698
Rome, BA ZZ.12.15 (De appendix ontbreekt.)
St.Petersburg, NB: 16.71.1.13 (Met prijzen. Met appendix (zonder prijzen) die in (alle?) andere exx. lijkt te ontbreken. Aan het begin en op p. 736 in hs. het gegeven dat de veiling fl 10705-5 heeft opgebracht. Met aantekening dat de Catalogus reliquarium (p. 737-738) niet is verkocht.)
St.Petersburg, UB HI 5978 opk
Venice, BNM 643 AE 3
Vienna, ÖNB 74. W. 42
Wolfenbüttel, HAB: Bc 324

Uit: "Groot Terhorne" te Beetgum, "Een der schoonste buitengoederen van dit gewest",
door R.L.P. Mulder-Radetzky en B.H. de Vries, Alphen aan den Rijn 1984, 16-19.

Graaf Gustaf Carlson en Isabella Susanna barones thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg

Isabella Susanna was in 1639 geboren als het derde kind van het gezin. In haar jeugd werd zij vaak door ziekte geplaagd. Haar moeder schreef in 1663 aan zaakwaarnemer Buschius dat "Belle" wekenlang koortsig was en amper kon spreken. Ook had ze veel last van haar borst en longen. Ze werd behandeld door de Franeker hoogleraar Philippus Matthaeus (1621 1700). Eerder had haar moeder in een van haar brieven geschreven dat "sij in haer sieckte soo gewassen (gegroeid) is, dat sij feul langer is als ick". In diezelfde tijd werd er door een ons onbekende kunstenaar een portret in zwart krijt van haar gemaakt. Mogelijk is aan de hand van die schets het schilderij gemaakt dat haar moeder in 1657 naar Buschius opstuurde. Isabella werd in 1658 weer geportretteerd, nu door Wybrand de Geest. Dit schilderij is wel be- waard gebleven. Isabella hield haar moeder vaak gezelschap en was behulpzaam bij het ontvangen van gasten. Zij werd ook wel uitgenodigd voor feesten van andere families. Zo weten we dat ze eens aanwezig was bij zo'n gelegenheid in Stiens. Verder vergezelde ze haar ouders op reizen naar haar broers, wanneer die met hun legeronderdeel ergens vertoefden.

Na de bezwaarde erfenis van haar ouders, verkreeg Isabella samen met haar nicht Helena Maria de nalatenschap van een ver familielid, de vlak daarna overleden Rixt van Donia, weduwe van Watze van Camminga, heer van Ameland. Met hun enige zoon Frans Duco stierf dit geslacht in 1680 uit. Rixt van Donia bezat behalve het eiland Ameland uitgebreide goederen elders in de provincie. In Menaldumadeel alleen al had zij 1562 pondematen land, in diverse andere grietenijen in totaal 3956 pondematen. De waarde van het totale bezit werd in 1686 geschat op ruim 722.700 gulden. Bij akte van scheiding van 1690 verkregen de kinderen van de inmiddels overleden Helena Maria de helft van de erfenis, waar- onder Ameland en het Amelandshuis in Leeuwarden. Isabella Susanna ontving de andere helft, waartoe onder andere de states Walta te Tjerkwerd en lleerma te Bolsward behoorden. Het jaar daarop kocht zij van Helena's erfgenamen het Amelandshuis, dat zij zelf met tussenpozen ging bewonen.

Isabella kreeg reeds omstreeks 1664 een huwelijksaanzoek van een lid van het Boheemse geslacht Rupach, maar die wees zij af. Zij trouwde in 1685 op 45-jarige leeftijd op Ameland met graaf Gustaf Carlson, een bastaard van de Zweedse koning Carl X Gustaf (1622-1660). Ter gelegenheid van dit huwelijk werd een schilderij vervaardigd van een van de bruidsjonkers, een graaf Van Nassau. In de akte van huwelijksvoorwaarden werd bepaald dat de eigendommen van het echtpaar gescheiden zouden blijven. Isabella regelde daarbij dat zij het recht van stemming behield in kerkelijke en politieke zaken.

Gustaf was in 1649 in Stockholm geboren als zoon van de genoemde Carl Gustaf en Brita Allertz, dochter van een schepen aldaar. Zijn vader en koningin Hedvig Eleonora zorgden er- voor dat hij een degelijke opvoeding kreeg. Hij werd grootgebracht in het gezin van Rijks-admiraal baron Carl Carlson Gyllenhielm en na diens dood bij de in Zweden vermaarde bisschop van Linköping, Magister Samuel Enander. Koninklijk raadsheer Eric Lindeman, bekend als graaf Lindsköld, volgde de bisschop als voogd op en voor zijn diensten kreeg hij de inkomsten uit Gustaf Carlsons landgoederen Byringe en Lindholm Kloster. Onder leiding van Lindeman ondernam de koningszoon vanaf 1659 reizen naar Duitsland, Engeland, de Nederlanden, Frankrijk en Italië. Tijdens hun verblijf in 's-Gravenhage zou Gustafs liefde voor Holland ontwaakt zijn. Nadat zijn opvoeding in 1668 beëindigd was, koos hij voor een militaire carrière. Hij trad eerst in dienst van het Franse leger. Vervolgens werd hij tot kapitein benoemd door de Staten van Holland en later door de Staten-Generaal. In 1674 kreeg hij van de Zweedse koning de familienaam Carlson met een speciaal voor hem ontworpen wapen. Bovendien werd hij tot graaf van Byringe verheven.

Na zijn militaire activiteiten vestigde hij zich in 1680 na een afwezigheid van 21 jaar weer in zijn vaderland. Hij vertrok in 1683 uit Zweden omdat hij ontevreden was over het feit dat de toenmalige koning, zijn halfbroer, hem niet had benoemd tot lid van de Raad van State. Hij keerde naar Holland terug waar hij wederom in dienst trad van de Staten-Generaal, eerst als kapitein, maar al snel daarna werd hij kolonel. Deze bevordering had hij waarschijnlijk te danken aan de voorspraak van de Zweedse koningin-moeder. In 1689 maakte hij deel uit van een militaire expeditie naar Ierland die daar optrad tegen de aanhangers van Jacobus II, de schoonvader van stadhouder en sinds 1688 koning van Engeland, Willem III. Vóór die tocht liet hij in Londen zijn testament opmaken. Daaruit blijkt dat hij zijn grafelijke goederen in Zweden was kwijtgeraakt. Als gevolg hiervan was hij in geldnood gekomen omdat er hypotheken op deze goederen rustten. Na terugkeer uit Ierland vestigde hij zich te Beetgum om zich daar aan diverse studies te wijden.
Jarenlang was hij in verband met zijn schuldenlast in een proces gewikkeld met de familie Gyldenstierna, waarvan sommige leden hem probeerden te chanteren. Door zijn slechte financiële situatie was hij zelfs gedwongen om bij aankoop van boeken schuldbekentenissen te tekenen!
Zijn omvangrijke bibliotheek moet vermaard zijn geweest. Volgens de Fransman Pierre Yvon, hoofd van de sekte der Labadisten in Wieuwerd, bestond deze uit 12.000 banden. Wellicht heeft hij contacten met Carlson onderhouden; dat de laatste geïnteresseerd was in theologie blijkt uit het grote aantal werken op dat vakgebied, dat in de verkoopcatalogus van 1711 genoemd wordt. Opmerkelijk is dat hij zelden in de kerk kwam. Yvon meldt ook dat Carlson bijzonder gesteld was op bezoekers die zijn boekenbezit kwamen bewonderen en hij trad graag met hen in discussie. Tijdens deze gesprekken werden Latijn en andere vreemde talen gebezigd. - Konrad Zacharias von Uffenbach wilde in 1710 de bibliotheek bezichtigen, maar die was sedert de dood van Carlson voor iedereen gesloten.
Uit zijn persoonlijk archief blijkt verder dat hij met veel buitenlanders correspondeerde. Ook moet hij relaties hebben gehad met Hessel Vegilin van Claerbergen (1655-1715). Diens vader Philip Ernst had als militair onder de Zweedse koning gestreden en zou het huwelijk tussen Gustaf Carlson en Isabella Susanna thoe Schwartzenberg tot stand hebben gebracht. Hessel was een kenner van het Oud-Fries en de Friese geschiedenis en had bovendien filosofie gestudeerd in Franeker. Carlson had voor een deel dezelfde interesses. Hij beschikte over een paar werken betreffende het Rune-schrift en bezat diverse boeken over filosofie, oude geschiedenis en letterkunde. Gezien hun beider interesse en wetenschappelijke achtergrond, is het, volgens Sixma van Heemstra, niet ondenkbaar dat het befaamde Oera Lindaboek door hen op "Groot Terhorne" geschreven is. Carlson overleed op 1 januari 1708 te Beetgum, waar hij in de kerk werd bijgezet in de grafkelder van de familie Schwartzenberg. Bij zijn dood bleek zijn boedel met veel schulden belast te zijn. Zijn weduwe besloot die dan ook niet te aanvaarden. Hij had zijn bibliotheek aan haar vermaakt maar deze werd nu verkocht. De catalogus die daarvan gemaakt werd, telt ruim 700 pagina's en beschrijft duizenden titels.

Een geschilderd portret van Gustaf Carlson en dat van zijn vrouw als pendant waren in het bezit van G.F. baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg (1864-1945) maar zijn in 1940 bij de bombardementen op Middelburg verloren gegaan. Van zijn schilderij was in 1927 een foto gemaakt ten behoeve van een artikel in een Zweeds biografisch woordenboek.



van links naar rechts: het in Middelburg verloren gegane portret --- Tweebaksmarkt 27, waar Carlson in Leeuwarden logeerde --- Democritus en Heraclitus, de lachende en de wenende filosoof; beelden bij het toegangshek van Groot Terhorne, nu in het Fries Museum

Na de dood van haar echtgenoot bleef Isabella Susanna op "Groot Terhorne" wonen, waar zij in 1723 overleed. Enkele jaren eerder, in 1718, had zij haar fideïcommissair testament opgesteld waarin zij als universeel erfgenaam Georg Wolfgang baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg aanwees. Hij was een kleinzoon van haar volle neef Georg Wilco (1637-1674). In het geval Georg Wolfgang kinderloos kwam te overlijden, gingen de bezittingen, zo werd in het testament bepaald, over op zijn broer Jan Sicco. Tot dit zogenaamde fideïcommis behoorden alle onroerende goederen, inclusief "Groot Terhorne". Bovendien werd bepaald dat na Georg Wolfgang het gehele bezit zou moeten overgaan op zijn oudste zoon en na diens dood op diens oudste zoon enzovoort. Door het instellen van een dergelijk fideïcommis konden bepaalde goederen bijeen blijven, die anders als gevolg van het geldende erfrecht verdeeld zouden moeten worden onder alle erfgenamen.

Met veel pracht en praal werd Isabella Susanna in 1723 ten grave gedragen. Er is een apart boekje bewaard gebleven waarin staat hoe de begrafenis geregeld was. Zo weten we wie een overlijdensbericht toegezonden kregen. Opmerkelijk is de maatregel dat de bode Appeldoorn "alle boekdruckers (zou) verbieden te drucken versen op den overleedenen gemaekt". Isabella werd naar de kerk van Beetgum gebracht in een koets die met zes paarden bespannen was, precies zoals dat ook bij de begrafenis van graaf Carlson gebeurd was. Dit gebeurde 's avonds laat: een begrafenis bij donker gold in die tijd als deftig. De bediende Sipke Jacobs - sedert 1710 bij haar in dienst - zou het wapen dragen. De dragers van de kist waren de "gequalificeerde huijsluijden van de overledene". Vóór het wapen liepen vier livrei-dragende knechten met fakkels, terwijl de rouwkoets met aan beide zijden drie fakkels begeleid werd. De eerstvolgende koets kreeg vier en de overige twee fakkels toegewezen. Alleen in Beetgum zou de klok geluid worden en dat gedurende één dag.

De kosten van de begrafenis beslaan in de rekeningen meerdere pagina's. De bekende Leeuwarder decorateur Freerk Hayema, die onder meer schilderingen in het Leeuwarder stadhuis maakte, kreeg ruim 44 gulden uitbetaald voor het schilderen van het wapen van Isabella.

Na haar dood werden al haar bezittingen geïnventariseerd. De waarde van de onroerende goederen, uitgezonderd "Groot Terhorne", "Hemmemastate" in Berlikum en het Amelandshuis in Leeuwarden bedroeg volgens de inventaris ruim 428.000 gulden.


De Navorscher III (1853), 366, maakt melding van een lijkdicht getiteld: "Cypressekroon, gestelt op de Grafnaald v. d. seer doorluchtigen en Hooggeboren Graaf en Heer GUSTAV CARLSON, in leeven Graaf van Böringen, en Heer van Lindtholm, etc. etc. overleden den eersten dag van 't jaar 1708, oud 59 jaren. Te Leeuwaarden, bij Pieter Ruirds, 1708, kl. fol." Daarachter vindt men het volgende vierregelig grafschrift van zekeren Wibrandus de Geest [kleinzoon van de bekende schilder]:
Hier leit iets groots, dees steen bedekt een grote waarde,
De deugd en wijsheid rust hier bij verheven staat.
Zoo dan, wie tot dees plaats, als sonder eerbied gaat,
Toont dat hij minder is van geest, op deese aarde.

Een exemplaar heb ik niet kunnen traceren. Mogelijk bevond er zich een in de thans vermiste collectie gelegenheidsgedichten (1670-1748) in de bibliotheek van het Historisch Centrum Leeuwarden (Catalogus R. Visscher, F 1088, 3 dln. quarto).
Schwartzenbergarchief in Tresoar: toegang 326 inv.nr. 329
Vertaling [van onbekende hand, 18de eeuw] bewaard bij het originele [Engelse] testament van graaf Gustaaf Carlson

[p. 1] London
In de name van Godt, Amen.
Op de seste dagh van de maendt July, het jaer onses Heren een duysendt ses hondert negen en taghtigh Engelse stijl, in het eerst jaer van de regeringe van onse souvereinen William en Mary, bij de gratie Godts koninck en koninginne van Engelandt, Schotlandt, Francrijck en Yrlandt, beschermers van 't geloof etc.
Ick Gustaef Carelson grave van Borringh, en heer van Lindtholm etc., collonel in dienst van haer Hoogh Mog. de Staeten Generael der Vereenighde Nederlanden, van een regement voetkneghten, weesende in volle gesondtheidt, en bij mijn volle verstandt, Godt sij daervoor gedanckt, overdenkende bij mij selfs de onseeckerheidt van ons sterfelijck leven, en dat geen mensch de doodt kan ontgaen, als Godt hem tot sigh roept, voornaementlijck in de tegenwoordige gelegentheidt van tijdt, als gereedt sijnde, om mij tot de expeditie van Yrlandt te embarqueren, onder Haer Mayestten koninck William en koninginne Maria, en onseecker sijnde, wat het de Almaghtige sal gelieven over mij te besluiten, in dese onderneminge, ben geresolveerdt geworden mijn laeste wille en testament in manieren naevolgende te maecken, Revocerende en annullerende, bij dit tegenwoordige, alle testament of testamenten, of uiterste wille en willen, voor desen bij mij alleen of met andere, gemaeckt, of gedeclareerdt, het sij bij monde of geschrifte, en dese alleen te erkennen voor mijn laeste wille en testament, en geen ander.
Voor eerst hebbende een hertelijck leedtweesen over mijn sonden, en Godt Almaghtigh om vergiffenisse van deselve biddende, soo bevele ick mijnen geest in de handen van mijn genaedige Salighmaecker Christus Jesus, door wiens verdiensten ick hope en vast vertrouwe, mijn saligheidt te sullen erlangen, en vergiffenisse te hebben van alle mijne sonden, en dat mijn lichaem en siel ten daege aller opstandinge sal uit den dooden worden opgeweckt met vreughde, door de verdiensten van het lijden en sterven van Jesus Christus onsen Salighmaecker, en deel hebben in de eeuwige glorie, en mijn lichaem tot de begraevinge op sulcken plaetse, als 't Godt sal believen door sijn voorsienigheidt te beschicken, en dat op sulcken wijse en fatsoen, manier en eere, als met mijn staet is overeenkomende, en sooveel de gelegentheidt sal toelaeten.
Om nu te komen tot het vaststellen van mijn uiterste wille en dispositie van mijn tijdelijcke goederen, effecten, en schulden [p. 2] als het Godt heeft beliefdt mij te geven, soo ordonnere en disponere van deselve in de volgende manier, dat is te sggen: Eerst, dat ick niet disponeere, nogh kan disponeren (bij mandement van possessie) van mijn voorige heerlijckheden en goederen, en landen, aleer bij mij beseten in het Rijck van Sweeden, als hebbende deselve alleen bij en geduirende de goede gratie en wille van de konick van Zweeden H.L. M. welckers eigendom, volgens de wet van het landt mijner geboorte niemandt verder en competeerdt, welcke voorenverhaelde heerlijcke goederen, en de besittinge van deselve, ick door de hardigheidt van de reünie in dat Rijck hebbe verloren, bij welck geval en occasie ick in 't voorschreven Rijck ben vervallen, in verscheyden civile schulden, tot betaelinge van welcke schulden, in 't voorschreven Rijck ick bij dese mijne laeste wille en testament, bespreecke, assigneere en overdraege aen alle mijn Sweedtse crediteuren, tesaemen dese naevolgende actien.

Erstelijck mijn actien spruitende uit de brieven van 't Gouvernement van het Rijck van Sweeden, alsmede van S. May. van Sweeden etc. Conck Carel de elfde, streckende tot een ordre, om te betaelen de revenues van voorschreven mijne heerlijckheden, ontvangen geduirende de minderjaerigheidt van voorschreven Sijne May.
Ten tweeden, de twee distinckte missyven tot soulagement van mijn schulden, alsmede van die tot laste van den overleden Heer Stadthouder Utermarck, als van die tot laste van de Camerraedt Grypensterne.
Ten derden Sijn voorschreven May. genaedige gifte, en ordre van 't jaer 1683, waerbij S. May. wilde en begeerde, dat de Testators, meest critende[?] schulden souden worden betaeldt.
Ten vierden Sijn voors. May. mondelinge belofte gedaen in 't begin van Decemb. van 't jaer 1688, van aen het Camergeright of de tresorie te sullen ordonneren de restitutie van twee jaeren revenues, van de heerlijcke goederen door de Testator beseten, als sijnde desleve twee jaeren voor de generale reductie bij de Tresorie geprofiteerdt, welcke vier verscheidene actien en pretentien in Sweeden mij verschuldighdt, ick Testator verclare, dat verre excederen het import van mijn Sweedtse schuldt in't geheel welck niettegenstaende ick tot overvloedt, en tot mijn grooten gerustheidy of satisfactie, en voor te voller voldoeninge van mijn Sweedtse crediteuren, ick haer absoluit en in 't geheel bespreecke sonder mij op deselve in 't geheel of ten deele het minste reght in presentie te reserveren.

[p. 3] Ten tweeden, Soo reservere ick Testator voor mijselfs en tot mijn vrie dispositie alle mijn conquesten, en acquisitien, die ick sedert het verlaeten van mijn vaderlandt in ’t jaer 1683, moghte hebben vercregen in de vreemde landen, hetsi bij mijn eigen industrie of door mijn wettigh huwlijck met mijn seer geliefde huisvrou, en wat ick verder (soo Godt mij het leven gunt) door de segen van Godt Almaghtigh door voorgeseide middelen moghte komen te profiteren, alsmede door mijn militaire bedieningen, waervan ick Testator door desen, uit de onseeckerheidt des levens en de expeditie nae Yrlandt, wel en begere te disponeren en disponere in maniere naevolgende.
Dat is te seggen, dat ick Testator met vrie wille en uit al mijn hert geve en bespreecke (niet bij maniere van stellinge tot erfgenaem, maer bij een particuliere manier van legaet, en donatie ex mortis causa, en liefde) aen mijn seer geliefde huisvrou de Hooghgeboren vrou Isabelle Susanna gravinne van Carelson, geboren Baronnesse toe Schwartsenbergh en Hohenlandtsbergh, vrij en erfvrou van Amelandt, etc. alle conquesten en acquisitien, als ick sedert ’t jaer 1683 (wanneer ick mijn vaederlandt verliet) hetsi dan door mijn eigen menage, of door middel van haer goederen, en jaerlijckse opkomsten, sedert de tijdt en dagh van ons wettigh huwlijck, en mijn tegenswoordige militaire bedieninge hebbe gewonnen, gelijck oock onse gemeene jaaerlijckse opkomsten, alsmede mijn bibliotheek staende tot Beetgum, de plaets van ons ordinaeire residentie, vorders al het gemunt geldt, goudt, silver, juweelen, medalien, huisraedt, linnen, wollen, schilderien, chinoiserie, roerende en onroerende, en voort alles niets uitgesondert, gelijck oock alsulke goederen, als staende eght, tot eeniger tijdt soude mogen sijn aengekoght, en overwonnen, vorders al hetgene nae dato deses door de gunste van Godt moghte worden overgewonnen.
Ten derden. Ordonnere en wil ick Testator door dit tegenswoordige instrument, dat ingevalle het gebeurde, dat mijn seer beminde huisvrou door mijn overlijden weduwe moghte worden, dat sijs al wesen en blijven voor altijdt vrij, franck en ongemolesteerdt van wie het sij van mijn verwantschap in Sweeden, en alle ander crediteuren, het sij om haer te geven, of yemandt wegens haer, eenigh inventaris of denombrement, van mijn staet en goederen, veel minder eenige reeckenschap van mijn conquesten en acquisitien.
[p. 4] Bij mij gemaeckt en overgewonnen in de Vereenighde Nederlanden, Engelandt, Yrlandt, of waer het soude mogen sijn, buiten het Rijck van Sweeden, niet alleenlijck daervan te wesen bevrijdt en ontlast door middel van reght als sijnde allen mijn legataria, welcke volgens de wet niet gebonden, nogh verplight is tot het leveren van eenige inventaris, of het geven van reden, of reeckenschap, maer oock nogh uit een andere waeraghtige oorsaecke, welcke sonder eenighe fraude heirin bestaet, als ick in waerheidt verclaere, dat mijn conquesten en acquisitien, tot hiertoe overgewonnen gelijck mijn particuliere, en haer Hoogh Geboorens mijn seer geliefdes huisvrou ordinaire revenues en opkomsten, in genen dele konnen ophaelen die somma, die mijn huisvrou, staende huwelijck tot desen tegenwoordige dagh heeft uitgegeven, en betaeldt, maer in tegendeel verre te boven gaet, alle mijn voorverhaelde conquestien en acquisitien, ordinaires revenues, tot deser tijdt toe, als hebbende staende huwelijck betaeldt de volgende posten.
Eerst. Voor mijn kleine lopende en crijtende schulden In Sweden tot de somma van seven duisendt Rixd. gelijck sulck blijckt uit de quitantien daervan sijnde.
Ten tweeden. Het geldt gegeven tot opreghtinge van mijn vorengenoemde bibliotheeck.
Ten derden. Het geldt geemployeerdt tot het maecken van mijn militaire equipage en train.
Ten vierden. De considerabele sommen geldt die geemployeerdt sijn tot de betaelinge van de schulden, waermede de erfenisse van vrou Rixt van Donia, vrij en erfvrou van Amelandt, was beswaerdt.
Ten vijfden. De sommen, nodigh tot onderhoudt En support van onse gemeene huishoudinge, overeenkomende met onse staet, en tot betaelinge van verscheidene gemeene schulden.
In erkentenisse van al hetwelke, en overeenkomende met de conscientie, pieteidt en danckbaerheidt, ick Testator, buiten de tedere liefde, die ick mijn seer geliefde huisvrou toedraege, ick niet koste, en wilde niet minder doen, als haer Hoogh Geb. te bespreecken, dit mijn legaet, met de aenwiesinge van de redenen daervan, waeruit sonneclaer blijckt, en nu, nae mijn overlijden hiernae, aen de weereldt, en yedereen van mijn Sweetse cerditeuren, de reghte reden van mijn dispositie, testament of laeste wille, en speciaelijck de wettige [p. 5] precautie, en het draegen van goede sorge, voor de vreedige rust en securiteidt van Hoogh Geb. en seer geliefde huisvrou en gravin. Ick noeme en stelle mijn seer geliefde huisvrou en gravinne Carelson voorengenoemdt, tot eenige executrice van dese mijne laeste wille en testament, aen haer gevende volle en absolute last en autoriteidt, soo in eenigerhande manier wettigh worden opgedraegen en geveven, aen een executrice; en voor te beter maintien van dese mijne huisvrous last en legaet, soo versoecke ick Testator alle Hoven van Justitie, Magistraten en Reghteren, haer wettige hulpe en bijstant, protectie, enfaveur, tot maintien en executie van de teneur en inhoudt van dese mijne laeste wille en testament. En verclare ick Testator dit te sijn mijn absolute ordre, frije en onbedwongene en onverleide[?] laeste wille, welck ick Testator wensche, dat magh bestaen en hebben het effect van een testament of laste wille of tenminsten als een codicil of donatio inter vivos, et mortis causa, niettegenstaende alle noodtsaeckelijcke formaliteiten niet moghten sijn geobserveerdt, en sommige naegelaeten, in teecken van waerheidt daervan ick Testator hebbe declareerdt, publiceerdt, onderteeckent, gesegeldt en overgegeven dit tegenwoordige instrument in de presentie van hieronder genoemde getuigen, dit te sijn mijn laeste wil en testament.
Geteeckendt, verseegeldt, gepubliceerdt en gedeclareerdt bij de Testator Sijn Genaede Mijnheer de Graeve Carelson etc. ’t boven gementioneerde in de presentie van ons hiertoe versoghte getuigen:
locus sigilli
Gustaef Carlson
D.H. de Golse met halen en togen
L. van Helsdingen
Coenraed de Gols
Philippus de Gols J.C. etc.
notarius publicus
1689

>> begin