>> HOMEpage Theodorus Saeckma's buiten verkocht 1675Groot Consentboek 1675 fol. 249 recto en verso (microfiche 157) ![]() De ligging van de tuin kan afgeleid worden uit de aankoop twee jaar later door Jorritsma van een perceel ten Noorden ervan; Groot Consentboek 1677 fol. 54v Margareta Swilda wedue van Dr. Siboldus Hemsterhuys ... aen ... Dr. Franciscus Jorritsma secretaris ende pensionaris der stadt Leeuwarden ... seeckere fraye ende welgelegene hovinge, somerhuys sampt loodse, plantagie cum annexis ... gelegen ... buyten de Wirdumer poort ... bij mij ende mijn w. man gecoft van Bauckjen Tierckx, weduwe van Dr. Jacobus Nicolai ... tegenover de pijnichtoorn ... de hovinge van Sioerd Egberts, gesuccedeert in plaetse van Jacob Selis, ten Oosten, de coper ten Zuyden, de weduwe van Wybe Jansen ten Westen ende neffens d'ingangh ende het somerhuys, het padt ten Noorden, ende Trijntie Meyburgh, huysvrouwe van Frederick Beerningh, ten Oosten van d'ingangh ende ten Noorden van de hovinge ... 600 car. gl. van twintich st. 't stuck ... 6 maart 1677 Eekhoff I, 312; II, 8: pijnigtoren = ZO toren van Blokhuis; later kruittoren, met ingang vanaf het water (moet dus het rondeel in de stadswal zijn)
![]() ![]() gezicht op het Blokhuis achter de wal, vanuit het Zuiden (Hans van der Horst, Album van Leeuwarden 1600, Leeuwarden 1971, afb. 30) opgraving rondeelfundament ca. 1950 ![]() detail plattegrond Leeuwarden door Johan Knoop, ca. 1760 (links de bleek) Ick heb te peerde gewandelt, in de heer Saeckema hoff geweest. ... Ick ginck in Saeckema hoff bij juffers. Beide aantekeningen stammen uit "Gloria parendi. Dagboeken van Willem Frederik, stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, 1643-1649, 1651-1654", uitgegeven door J. Visser, Den Haag 1995, blz. 664 resp. 682. Het eerste schreef de stadhouder op donderdag 10 mei oude stijl 1649, het tweede op woensdag 25 juli van dat jaar. De juffers waren de ongetrouwde zussen van Theodorus Saeckma, Fedtke en Tjetske, die in een van de beide zomerhuizen verbleven.
Dankzij de nieuwe inventaris, door B.H. de Vries*, van het familiearchief Eysinga Vegelin van Claerbergen, die najaar 2008 is verschenen, kan het volgende over de koop (inv.nr. 5320) en het beheer (5321) van de grote (Saeckma-) en de kleine tuin van Jorritsma weergegeven worden. ![]() schijfbaan: detail tekening Adriaen van Ostade (1677) Copia Dr. Adrianus Hagius, commys der finantien in Frieslant, ende Juffr. Margareta van Aysma echtel. verclaren vercocht ende in eygendom overgedragen te hebben aen de E. Hooggeleerde heere Dr. Theodorus Saackma, Raad Ordinaris in den Hove van Frieslant, sekere hovinge ende bloemtuyn mette huysinge, schiefbaen ende andere getimmer daerinne staende, gelegen buiten de Wirdumer poort onder de Clockslagh der Stede Leeuwarden, tusschen de hovingen van de burgemr. Sybe Sybes ende de olde schepen Dr. Otto Swalve, beswaert met twaelff car.gls. jaerlijxe grontpacht, voorts met actien ende vordere gerechticheden volgens 't originele pachtbrieff ende dat voor de somma van seshondert ende acht ende dartich goutgls. Van 28 strs. het stuck, dewelcke coopschat tot seshondert acht ende dartich goutgls. de welged. ende hooggeleerde heere Saackma ons vercopers ten vollen voldaen ende betaelt heeft den eersten met den laesten penninch, weshalven wij sijn E. bedancken ende desen passeren voor een Coopbrieff ende absolute quitantie, stellende den ged. Heere coper in de ledige, reale ende actuale possessie omme 't vercochte te mogen aenvaerden en possideren ende gebruicken, daermede doen ende laten als een ider met sijn vrij eygen geoorlooft is. Aenneme mede 't vercochte vrij te leveren, hoeden ende waren van allehanden actien ende luiden aenspraecke, ende voor de evictie vandien te caveren soo na rechte, onder verbant onser goederen, submissie van den Hoove ende allen Gerechten. Oirconde onse handen ende tot onser versoeck de handen van den E. gestrengen heere Jaques van Oenema, collonel over een der Friessche regimenten, Dr. Otto Swalve, olt schepen der stede vs., Frans Willems, mr. glaesma[ecke]r ende Joannes Reen, Not. Publ., alle baersluiden. Actum door continuatie den vijften Novembris 1644. Onderstond getekent J. van Oenema, A. Hagius, O. Swalve, Frans Willems, J. Reen not. publ. Met haer halen ende togen. [Baersluiden. Volgens G.A. Nauta, Oudfriesche woordenlijst, Haarlem 1926 waren barlioda scheidsrechters. Van Dale zegt over scheidsman (meervoud scheidslieden): lid van het scheidsgerecht, een college van een oneven aantal personen buiten de rechterlijke macht, aan wie een geschil of zaak ter afdoening naar billijkheid of recht is opgedragen. S[enatus]C[onsultum] Vell[eianum/aeanum] is volgens J.A. Ankum [en] A.S. Hartkamp, Romeinsrechtelijk handwoordenboek, Zwolle 1973, blz. 214, een senaatsconsult [besluit van de Romeinse rechtbank] uit het midden van de 1e eeuw na Chr., waarin het vrouwen (in hun eigen belang) verboden werd te intercederen, d.w.z. zich aansprakelijk te stellen ten behoeve van anderen (bijv. door zich borg te stellen, pand of hypotheek te verlenen, ...). Op grond van dit senaatsconsult, dat de intercessie verbood maar de rechtshandeling niet nietig verklaarde, verleende praetor aan de vrouw de exceptio senatusconsulti Vellaeani tegen de actie van de crediteur; tevens kon zij het eventueel door haar betaalde terugvorderen. Volgens de Ordonnantiën op de Impostiën en Excynsen werd in Friesland/Leeuwarden het kleinzegel geheven op "alle schriftelycke uitspraken van baersluiden, brieven van decreet, ... zaken beneden de zes honderd guldens". Bron: Nederlandsche jaerboeken van het koningrijk der Nederlanden ... eenentwintigste deel behelsende byvoegsels op de jaerboeken van 1756 tot 1759, p. 1006.] ----------------------------------------------- 1661 Bauckien Tiercx naegelatene weduwe van Dr. Jacobus Nicolay, in leven advocaet voor den Hove van Frieslandt, voor mij selffs, voorts als moeder ende wettige voorstandersse van mijn kinderen bij de voorn. Nicolay in echte getogen, wonende binnen Leeuwarden, doe condt ende bekenne vercocht ende in eigendom overgedragen te hebben, sulcx doende bij desen, aen Siboldus Heemstrahuys, Dr. der medicinen, ende Margareta van Sweelden echteluiden binnen de voors. stede woenachtich, seecker fraye ende welgelegene hoff, bloemthuin, mistgaders een schoon somerhuys, staende ende gelegen buiten Wirdumer poort op de grachts wall tegenover de pijnichtoorn, hebbende de huisinge ende hovinge van Jacob Selis ten Oosten, d'Heere Saeckma ten Zuiden, Wybe Jansen ten Westen, het gemeene padt ofte gange verbij de deur ten Noorden, vrij van grondtpacht, alsmede staeckettinge soo ten Oosten, Zuiden als Westen, doch sullen de staeckettinge ofte affpaelinge der hovinge van Tiete Wilgenrijs bij de echteluiden coopers mandeel. werden onderholden; voorts met soodanige lasten ende profijtten als daerop van oldts hebben gelegen. Aldus vercocht ende gegeven voor de somma van seshondert goude gls. veertien strs. de gl. acht en twintich strs. doende, te betaelen op twee termijnen als namentl. op Alderheiligen 1661 aencomende de gerechte helfte des coopschats, ende wederom op Alderheiligen 1662 daeraenvolgende d'andere helfte, ende dat in vrijen cost ende schadeloosen gelde niets exempt. Doch sullende de echteluiden coopers int eerste termijn corten soodanige ses ende dertig car. gls. negen strs. acht penn. als sij ter saecke strijckpenn. over de vercoopinge gevallen hebben gedebourcheert. Welcke coopsomma soo de echteluiden coopers door t'passeren van genoechsamen reversale in gelijcken dato als deses mij vercooperse hebben voldaen ende betaelt. Soo ist dat ick haer desen niet alleen passere voor een eintel. ende absolute quitantie, maer stelle deselve mede in de leedige, vreedige ende actuele possessie van t'vercochte, omme van nu voortaen daermede te doen ende laeten soo ende als een yder met sijn vrij eigen georloft is, met belofte omme t'selve vrij te leveren, hoeden ende waeren van alle ende des yders aenspraecke, ende oock voor de evictie dies te caveren soo nae rechte behoort. Onder verbandt mijnder goederen soo roerende als onroerende actien ende gerechticheden niets exempt. Submitterende deselve beneffens mij inn persoon den Hove van Frieslandt ende alle gerechten. In kennisse van mijn handt, ende d'handt van de onderges. notaris als getuigen tot mijn versoeck. Actum Leeuwaerden den 22. Maij 1661. Bauckien Tiercks J. W[i]arda not. publ. 1661 [Bij het begin in de marge:] ... betaelt ... eersten termijn ... den 14. 9ber 1661 ----------------------------------------------------- ![]() Het contract tusschen Juffr. Elisabeth van Saeckma cum soc. requiranten ende Juffr. Fedtke van Saeckma requireerde, gedateert den 29. Martij 1671, waerbij aen deselve Juffr. Fedtye van Saeckma de goederen van haer w. broeder worden opgedraghen, en tot haer last in 't hypotheecq-boeck der stadt Leeuwarden geregistreert den 24. Januar. 1672 ende aldaer bij de burgemr. Eppinga beneffens mij verteeckent. Copia Elisabet Saeckma weduwe w. de capitain Tierck van Solcama voor een vierde part erfgen. van mijn w. broeder de heere Theodorus Saeckma in leven Raed ordinaris in den Hoove van Vrieslandt, dr. Joannes van Wyckel, ontvanger van de lijffrenten, voor hem ende als coniuncta persona de rato caverende voor Henricus ende Martinus van Wyckel, sijn twee broeders, ende Aurelia van Wyckel sijn suster, mitsgaders Tierck van Solcama als man en vooghd over Titia van Wyckel, alle door versterven van haer w. moeder juffr. Jaycke van Saeckma voor een vierde part mede erfgen. van haer w. oom de heere Theodorus Saeckma voors. ter eenre requiranten, ende juffr. Fedke van Saeckma door versterven van haer w. suster Tacita van Saeckma voor de ander helft, soo mediate als immediate erfgenaem van vernoemden here Theodorus Saeckma haer w. broeder requireerde ter andere sijden, kennen ende verclaeren met malcanderen aengaende de erffenisse van welgedachte heer Theodorus Saeckma, ons w. broeder en respective oom veraccordeert ende overeengecomen, in voegen, de requiranten aen de requireerde opdragen de haerediteyt ende alle de goederen bij w. de heere Theodorus Saeckma nagelaten voor sooveel ons deselve mogen toebehoren ende noch overich sijn, exempt de fidei commissaire goederen van w. de E. heere Everhard van Boner, in leven mede Raed ordinaris in den Hove vs., afgecomen, waer te neffens partien salfs recht worden gelaten, gel. de requirantenh den requireerde mede toestaen de actien soo haer die tesamen op de erfgen. van w. Arent van Haersma, in leven grietman over Smallingerlandt geschapen mogen wesen, des dat de requireerde de requiranten weder sal bevrijden indien vs. erfgen. ter contrarie enige actie mochten praeten deren, waertegens de requireerde verclaert alle de schulden ende actien van w. de here Theodorus Saeckma als oock de schulden van w. juffr. Hylck Boner voor sooveel deselve in negotieerde penningen bestaen ende noch onbetaelt mogen sijn, gelijck mede de schult van Lamcke Itsma op mij te nemen ende mijne mede erfgen. daeraff in alles te ontheffen, doedanigh die oock mogen wesen, geen exempt, daer ende boven niets op enige manieren op mijne vs. mijne mede erfgen., 't sij ons alle in t'gel. ofte eenige in het besonder te sullen praetenderen, het sij int cracht van eenige obligatien ofte reversalen tot profijte van de heere Theodorus Saeckma bij mijne mede erfgen. ofte enige van haer praedecesseuren gepasseert, ofte oock enige andere schulden hem volgens particuliere aenteeckeningen ofte anders competerende van wat natuyre deselve souden mogen wesen, niet[s] uitgesondert, als oock niet ter saecke van gehadt hebbende adminsitratie van de sterfhuysgoederen van de heere Theodorus Saeckma, waerbij de requireerde meerder mochte hebben uitgegeven als ontfangen ofte eenige andere schade geleden, dan wort wedersijts het recht van reeckeninge, bewijs ende reliqua geommuleert ende gecasseert, alle welcke voorverhaelde actien soo general. als special., soo genoemt als ongenoemt de requireerde door desen afftreedt, waeronder nochtans niet sullen worden verstanden actien die enichsins behalven de vs. genegotieerde penn. op t'sterfhuys van voorseide juff. Hyclk Boner mochten worden gemoveert die tot mande schade ende boete sullen blieven, sullende niettemin de requireerde als repraesenterende in universum ende geheel de persoon van welgedachte here Theodorus Saeckma voor sooveel in t'geheel vernatwoorden, wijders is geconditioneert dat de requireerde tot haer last sal nemen de schulde van Tialle Schoemaker ende sijn broeder op Rinsmageest, mitsgaders van de commandeur Joncker Feio van Burmania, David van Meuven suyckerbacker ende Leucke Jelles alsmede alle andere schulden, die nae versterven van de here Theodorus Saeckma sijn opgelecht ende waervan bij de requireerde ende haer w. suster juff. Jaycke van Saeckma alleen ofte beneffens Elisabet ende Tacita van Saeckma obligatien sijn gepasseert, exempt nochtans de schult van de here Wilco van Holdinge vrijheer toe Zwartzenbergh, die tot last sal comen van de mederequiranten Dr. Joannes van Wyckel ende Tierck van Solcama voor haer en in qualiteyt, sullende de obligatie ten profijte van jelte Lolles nu tegenwoordich voor den Hove litigieus tusschen partijen in communione verblieven. Aen welcke contract soo ons parthijen contrahenten wel genoecht hebben wij tot nacomen dies ten onderpandt gestelt alle onse wedersijts goederen geen exemt, actien en gerechticheden, deselve beneffens onse persone den Hove van Vrieslt. ende allen gerechten submitterende, ende tot meerder securiteyt renunncieerde de requireerde S.C tum vell. haer na rechte geschapen ende daeraff van de onderges. not[ariu]s ten vollen onderricht. In kennisse der waerheyt hebben wij desen met onse onderschievinge bevesticht beneffens de handt van Dr. Henricus Popta, Justus Clamerus praedicant tot Pasens ende de onderges. not[ariu]s als getuigen. Actum Leeuwarden den 19en Marti[j] 1671 onder drie gel. luydende bij continuatie bevestichd den 30en Martij 1671. Onderstond Fedke van Saeckma, Elisabet Saeckma, Tierck van Solcama, J. van Wyckel, Titia van Wyckel, H. van Wyckel, Aurelia van Wyckel, M. van Wyckel, H. Popta, Justinus Clamerus ende C. Feicama not. pub. Nae gedane collatie, is desen met den pricipale contract, verteeckent als boven, bevonden te accorderen, in kennisse van mij. Actum Leeuwarden den XVIIJen Augustij 1675. Dominici Nots. Pub. 1675 -------------------------------------------- ![]() 1685 [rechts boven stempel:] L. v. Greven Nademael de stakettinge ten Oosten ende Westen respectivelijck tusschen de hovingen van de heere Franciscus Jorritsma Raedt ordinaris in den Hove van Frieslant, ende Trijntie Jansen huysvrouw van Claes van Weerens, staende ende gelegen aan des stadts singel buyten Leeuwarden scheuns over de pijnightoorn, t'eenemael ondeugende ende vervallen is, ende partijen genegen sijn aengaende de scheydinge hunner hovingen ende de roijnge, ende t'maecken van een nieuwe stakettinge aan malcanderen aan wedersijds contentament te geven, soo ist, dat welgemelte heere Jorritsma ter eenere ende Trijntie Jansen geterckt met haar voors. man Claes van Weerens te andere sijden, verclaeren overeengecomen ende geaccordeert te sijn, dat de hovinge van de heere Jorritsma sal worden ende blijven verwijdt ende de nieuwe stakettinge sal worden geset op soodanigen roijnge ende maniere, als deselve stakettinge tegenwoordich op aanwijsinge van partijen is gemaeckt, dewelcke in dier voegen altoos tot mande costen bij partijen elx voor de helfte sal onderhouden worden, mits dat aan Trijntie Jansen werde uytgekeert de summa van een hondert vijff en veertich car.glns. Vervolgens hebben partijen aangenomen aen elxanderen het effect vandien te praesteren, onder verbant van hun goederen, deselve beneffens hare personen den Hove van Frieslant ende alle gerechten submitterende. Ende aangesien de heere Jorritsma bij't verteeckenen deses de voors. een hondert vijff ende veertich car.glns. aen Trijntie Jansen heeft getelt ende betalet, sal desen mede dienen voor quitantie. T'oirconde hun handen, beneffens de subscriptie van de onderges. not[ari]s als getuyge, aldus gedaen ende beraamt voor en verteeckent en bevestigt na het setten van de voors. stakettinge op huyden den 25. Maij 1685. [het bovenstaande van de hand van Abbema] P. Jorritsma [eigenhandig] Klas van Weertens [eigenhandig] dit merck + is bij Trijntie Jansen selffs gestelt. S. Abbema Not. Publ. 1685 ------------------------------------------- 1694 [Op octavovelletje papier eigenhandig door Jorritsma:] Den 5. Meij 1682 de huysinghe bij de Oosterstraetspiepe gekocht Den 22. Octob. 1694 aen dr. Arnoldi wederom verkocht Den 27. Octob. 1684 mijn huysinghe scheven over 't College der Ed. Mo. Heeren Gedep[uteer]den gekocht Den 21. April. 1675 mijn groote hovinghe gekocht Den 6. Martij 1677 mijn kleyne hovinghe gekocht ------------------------------------------- 1699-1700 Ordre volgens welcke de gardenier Harmen Hendrix Angelbeeck mijn thuynen moet onderhouden en waernemen. Conditien ende articulen, waernae ende volgens welcke de Raadt[s]heer Jorritsma aen een Hovenier gedenckt te besteden voor de tijt van een jaer het onderhout van desselfs twee aen malkanderen leggende hovinghen streckende van de dijck tegensover de hovinghe van de majoor Paen tot aen des stadts cingel ende gracht, scheven tegensover de Pijnightoorn, buyten de Wirdumer poort tot Leeuwerden. De Hovenier sal de leydbomen snoeyen, ende binden, beneffens 't groen middelprieel met ijser bevloghten, gelijck oock snoeyen alle andere vrughtboomen geene uytgesondert, soowel als de rooseboomen. Hij sal het snoeysel tot tacken ende tackebossen maecken, ende in het soogenaemde hennehock brenghen om te drooghen, en de 'tgheene onbequaem tot tackebosschen is, gelijck doornen ende kleyne pricken buyten de thuyn op de dijck omtrent tegens het hoeckeynde van de bleeck, alwaer sedert menschen memorie de vulnissen van de thuyn gebracht sijn. Hij sal de palm eens 's jaers op bequaeme tijt scheeren, ende de palm welcke te groot ende te dick is, opnemen ende verplanten. Hij sal in het snoeyen de ringetjes van eyeren van rupsen, die hem moghen ontmoeten, weghnemen ende in de dijsack steecken om verbrandt te worden, ende in de somer sien nae nesten van rupsen soo van overgeblevene ringetjes, als andersints hun in de bomen openbarende, dogh sal hem met de bloedtrupsen, die haer in een bladt ofte bloeysel besonderlijck als om ende bewinden, niet hebben te bemoeyen. Hij sal de paden scoffelen, klauwen, derabatten ende de bedden wieden, 't wiedtsel in het donghhock brenghen om te verrotten, de thuynen nae noodtwendigheyt omgraeven, de bomen in plaetse van drie sternen wederom planten, de hovinghen schoen houden van onkruydt, het snoeysel ende palmkruipsel. Hij sal niet gehouden sijn 't sandt, welcke in de thuyn moet wesen, nogh geheele, ofte halve vraghten dongh in te krooden, dan sal 't landt in de groote paden bij hoopen van kroodwagens vol, welck sandt alsdan door de hovenier sal geslecht ende in de kleyne paden overgebracht, ende alsoo de groote ende kleyne paden egalijck effen gemaeckt worden nae vereysch van het werck, ende wanneer eenigh dongh voor 't planten ende mesten van eenighe boomen vannoden is, sal hij 't selve van voor des hoffdeure haelen ende bij de boomen verarbeyden nae behoren, ofte uyt 't donghhock daer 't dongh magh sijn, benevens de aerde ende de vergane vulnissen vereyst tot praeparitie van de gaten, waerin de nieuw te plantene boomen staen, geset te worden. Hij sal 't wiedsel ende de vulnissen in het donghhock sijnde ende aldaer gebracht wordende, als yets daervan wederom in wasdom geraeckt, omkeeren met de leppe ende met aerde te bedecken, opdat 't onkruydt geen saedt comer[?] te laeten vallen, maer te verrotten. Hij sal oock 't ligustercabinet voor het secreet scheeren, ende los sijnde vastbinden. Hij sal jaarlijx de bolbloemen uyt de aerde opnemen ende op sijn tijt wederom planten nae behoren, de wortel ende snijbloemen mitsgaders de welrieckende ende medicinale kruyden aenqueecken, verdunnen ende versetten nae vereysch van hun soorte, ende wijders generalijck doen hetgheene een goedt ende getrouw gardenier behoort waer te nemen tot goedt onderhout van een thuyn, alsoo alle kleynigheden in het besonder niet conen worden gespecificeert. Den 12. Martij 1699 hebbe ick in mijn huys bij 't vier geaccordeert met Harmen Hendricks Angelbeeck, constapel ende hovenier, op de voorstaende articulen ende conditien voor de tijt van een jaer aenvangh te nemen op morghen een weeck, sullende wesen den 19. Martij 1699 ende te eyndighen op gelijcke tijt van den jare 1700, waervoor hij nae overlegh van saecken heeft geeyst de somme van vijff ende veertigh car. gls., welcke ick aen deselve hebbe belooft, sonder eenighe afslagh, des dat alsdan mijn thuynen sinlijck ende net sullen worden onderhouden. Actum als boven. In kennisse van mij F. Jorritsma Harmen Hendrix Angelbeeck, constapel ende hovenier binnen Leeuwarden, bekenne bij desen ontfangen te hebben uyt handen van de Here Raedtsheer Jorritsma de somma van vijff ende veertigh car. gls. tot betalinge van mijn jaer guardeniersloon den 19. Martij 1700 verschenen, t'orconde mijn handtmerck als niet connende schrieven, huyden den 2. April 1700. Dit O--| merck is bij Harmen Engelbeeck selfs gestelt, in bijwesen van mij P. Minnema -------------------------------------------- 1701-1716 In het voorjaar (maart, april of mei) van de jaren 1701-1716 bevestigt Angelbeeck de ontvangst van zijn jaarloon. In 1701 schrijft Jorritsma: Op huyden den 30. Octob. 1701 's sondaghs hebbe ick in mijne groote thuyn tegens den avont op het nieuw houten somerhuys aen Harmen Hendrix Angelbeeck mijn gardenier betaelt de somma van darthien car. gls. tot voldade van ons mondelingh accoordt voor het verlegghen, en 't verarbeyden van de kleyne thuyns aerde, soo veel nodigh was om het waeter van deselve kleyne thuyn te doen afwateren, ende uitlopen aen de grachtswal, naedat hij 't werck volbracht hadde soo veel hem aengingh, ende tot dien eynde aen hem getelt twaelff car. gls. aen geklopte schellingen, ende een enckelde gulden, ende hem daerteboven veerteen sestehalff. ------------------- ------------------- Klein Consentboek 1690, fol. 148v "Lysbettie de Blij, weduwe van w. Nicolaes van der Koy ... coopman" verkoopt 19 april, consent 24 december, "aen Louys Paen, capt. van een comp. soldaten te voet, seeckere hovinge cum annexis, ... buyten de Wirdumerpoort ... burgemr. Harmanus Crans ten Oosten ende Noorden, gelijck mede het guardenierslant ten Oosten ende Suyden, mitsgaders de hovinge met de opgangh van de heere coper ten Westen ... de stakettinge van de opgang van dese hovinge ten Oosten met gedachte burgemr. Crans mandeligh, gelijck oock met deselve ten Noorden, komende de stakettingen ten Oosten en Suyden soo veeren deselve strecken aen ende nevens het guardenierslant tot laste ende onderhout van den heere coper alleen, alsmede de stakettinge van de hovinge ten Westen, doch de stakettinge ten Westen van de opgangh deser hovinge wederom alleen tot laste van de hovinge bij de heere Paen van de apotheecquer Mets gekocht" Groot Consentboek 1695, fol. 41r Advocaat dr. Arent J. van Bolten verkoopt op 23 januari, consent 6 september, aan Louis Paen, majoor van een compagnie infanterie, "seecker stuck guardenierslandt, met de laan westwaarts langhs de huysinge ende hovinge van de heer Paen lopende, groot ongeveer drye pondematen, met de huysinge daerop staende", die door Marten Tulp werd bewoond, "de coper ten Oosten, Jan Oenes guardenier ten Zuyden, de Popmarge[!] ten Westen ende de bleeck ten Noorden". ![]() Aanzicht Leeuwarden Achter de hoven en de bleek volgens Knoop ![]() Zuidergrachtswal vanuit het Noorden de Phoenix-fietsenfabriek (met daarachter het spoor) in de 20e eeuw Het aanzicht van Leeuwarden op de achtergrond (met de Oldehove) vanuit het Zuiden! Op het terrein nog een tuin met strakke perken. Theodorus' tuin in twee gedichtenBron: Klaas Pieters Hoeckstra, De Hoeck, en Noordt-star der Poësy: ofte alle Rijm-konstige wercken. Tweeden druck: vermeerdert, verbetert, en met lofvaerssen op d'authuer verciert, Amsterdam 1679. Tresoar: A 2784, voormalig exemplaar van het Fries Genootschap, met de namen van de lofdichters in handschrift toegevoegd. Hierbij: De derde uytkomst der Rym-vertooning, waer in vertoont wordt de Vruchtbare Ceres en de Bloemwelrieckende Flora, na 't leeven in lettren af-gebeeldt door Mr. Klaes Pieters Hoekstra. Flora met gebloemde kroonen, Ceres met haer goud geel haar, Hertelijk hoort men haar roemen, Den ander op haar Koorn-aar, Maar den dichter doedt zijn reeden, en begint zijn tuyn t'ontleeden, Zoo van tulp als africaan, Van narcisen en van roozen, En van lelyen die daar bloozen, Als'ze aardtsche Goôn zien staan, Heleb'rus kroonimperiaalen, Stock-roos ziet men heerlijl praalen, Met een ruickend eglantier: Crocus met de aconyten Iris moet met niet versmyten, Noch tijd'loos noch angelier. Hoockstraâ tuyn kan meer belooven, Als oidt tuyntje in ons land: Want zijn rood gekleurde bejen Zijn zoo groot als kievers-eejen, 't Is hier al in abondant: Suicker-peeren, kaaters-pruimen, Kerssen grooter als mans duimen, Abrikoozen, die daar zijn Schoonder, als oyt boom kan draagen, Snoepering voor mond en maagen, Voor hem selfs en zijn Cathrijn. Met verdweenen de Godinnen, En den dighter gingh mee binnen, Gaf den leezer 't Derde-deel: Van zijn schoone Bloem-Gezangen, Elck een wachte met verlangen, Naa ons rymers Rym-toneel. Hoeckstra/Hoekstra (1608-1687) was getrouwd met Trijntje Pieters Siccama. Op het titelblad van genoemde dichtbundel, d.w.z. de tweede druk die door collega-dichters als spot is uitgegeven, wordt hij genoemd: "ervaaren schutter, konstigh beeld-snijder, vermaarde boom-, kruyd- en bloemkundige, en booven al volmaackte dichter, en burger binnen Leeuwarden". Hij is op 9 februari 1687 begraven in de Oldehoofster kerk. Lotte Jensen heeft twee artikelen over hem geschreven in Fryslân (2005), 6-8 resp. Armada, Tijdschrift voor wereldliteratuur, Themanummer: O heerlijk paradijs - Tuinen in de literatuur 11 (juni 2005) 39, 61-66: die zijn grotendeels gebaseerd op Master H. (in het Fries) van Philippus Breuker in de erebundel Galama, Us Wurk XXI, 1982, 29-42. Hoeckstra/Hoekstra (1608-1687) was meubelmaker, tuinier en dichter. Zijn dichterlijke kwaliteiten werden/worden niet hoog aangeslagen. ![]() Als Mr. Antycsnijder, hoofdzakelijk stoelmaker, verdiende Claas Hoekstra op hogere leeftijd zo weinig, dat hij in 1682 zijn huis moest verkopen: "in de groote Hoogstraat over de nieuwe toorn, de olde schepen Wartena ten Noorden, coopman Claas Arjens ten Suiden ... 1426 goltgls. ... [groot] consent 18 augustus 1682". Douwe Jansen Wartena was schepen 1668-1671 en 1677-1680. Douwe Janssen, geboortig van Wartena, was op 11 juli 1659 als leidekker burger van Leeuwarden geworden. Als weduwnaar van Trijntie Cornelis trouwde hij op 22 mei 1669 met Tryntie Rinnerts Geringa. Tryntie was eerder (23 maart 1658) getrouwd met Gerryt Hanses (van Leeuwarden). Zij overleed op 10 april 1680. Kort daarvoor hadden Douwe Jansen Wartena en Trijntie Rinnerts [Geringa] getesteerd. Douwe had zijn kinderen Jan, Cornelis, Pytter en Ruird tot erfgenamen bepaald, Trijntie haar vier broers Sytse, Johannes, Tjerck en Jelle; omdat de eerste twee overleden waren, hun kinderen. Op 8 november 1680 werd boelgoed gehouden ten huize van de schepen Douwe Janssen Wartna. Wartna/Wartena overleed op 18 oktober 1683. De strijd om de erfenis tussen Rinnert Sytses Arumsma c.s., impetranten, en Nicolaus Bavius c.s., gedaagden, werd op 11 maart 1704 (def. sent. nr. 11) beslecht ten gunste van de eisers: Hof van Friesland, toegang 14, inv. nr. 8251. In de stukken leest men dat Trijntie Rinnerts ten tijde van het trouwen (met Wartena) een weduwe was "woonende op de hoeck van de Poststraet over de Niuwe Toorn" in "haer eygen huysinge"; zij was "wel gegoedigt ... als seer wel gestellde vrouw besittende veele kostelijcke meubelen en huysgeraeden, silver en goud". Als tuinier genoot Hoekstra wellicht het meeste aanzien. Op blz. 26 resp. 27/28 van genoemde Derde uytkomst dichtte Hoekstra over de tuin van Theodorus Saeckma: ![]() Het is verwonderen waert dat Flora ons laet sien Een angelier seer groot, Ey: wijest my sulck noch reys ien. De E. Heer Saeckema vertoend dees blom heel groot Een wonder was het doch, tien duin in't rond de boort De cloer was overschoon, de roock ook niet feel min Verblit u in den Heer, danckt hem met hart en sin. Gemaeckt over een stall roode beyen in Iuny 1660 gewossen in de E. Heer Sakema zijn tuin Godts seegen ower all, aen menschen ende fee Doet Godt betonen nu aen bloemen vruchten mee. Een owergroot gewas, aen een stal roode beien Den E. Heer Sakema heeft menich man doen leien All in zijn eeigen tuin om dit gewas te zyen Het was verwonderen waerd wel tachtich en noch tyen En dat aen eenen stall tot wonder van feel menschen Die dit hebben gezien, wylt Godt seegen mee wenschen. De beknopte huishoudelyke hovenier, IIde deel, of de Bloem-tuin, door Johann Hermann Knoop, Leeuwarden 1670, geeft in de Naam-lyst der bloem-gewassen op blz. 19: "De grote Anjelier, ook Violette genoemt". Een natuurlijke vindplaats geeft Knoop niet. Er is "een grote menigte soorten van dese seer fraaje en welruikende bloem, bestaande in verschillende veranderingen van haar koleur, gedaante en groote, welke alle uit 't saad voortgekomen syn, en geduurig nog andere daaruit voortkomen." Violette de Toulouse heet de bloem tegenwoordig - afbeelding hiernaast -, die ook de basis is voor een parfum. Behalve deze grote geurende bloem is ook sprake van een tak met wel 90 rode vruchten aan een bessenstruik in de tuin van Theodorus Saeckma. Saeckma heeft menigeen (door zijn tuinman, Hoekstra?) laten rondleiden om dit gewas te bewonderen. Van de eerder geciteerde A. Timens is er ook een gedicht "Op de af-beeldinghe van Mr. Klaas Pietters zoon Hoeckstra, geteekent door Mo[nsieur] I.F.Z." Of het portret bewaard is gebleven, is niet bekend. Wellicht gaat achter de initialen de Leeuwarder schilder Julius Felix/Franciscus de Geest (1638/39-1699) schuil. Is Julius Franciscus opgevat als Julius Francisci ofwel Jucke/Iucke Franszoon? Vanaf 1661 verbleef deze portrettist, zoon van Wybrand, te Leeuwarden. In "Vastel Avont vreugde" op blz. 68 leest men: En I..... F..... heel frolick van geest. Op blz. 57 van de Derde uytkomst komt het "conterfeitsel van M. Bennema" ter sprake, dat geschilderd is door "Monsoer C.W."; hier gaat het om Claes/Nicolaas Wieringa, die te Leeuwarden werkzaam was van 1660 tot 1681. De "gedichten" van Hoekstra hebben in elk geval (tuincultuur)historische waarde. Op blz. 9 van de Derde uytkomst laat Hoeckstra prinses Albertina Agnes aan het woord: "Heel vroeg al in 't voor-jaer scheppende mijn goedt contantement in Hoeckstra tuyn, den 21. February Anno 1671" ... op d'stads singel ick raeckte, ick quam in Hoeckstra tuyn ... in de gracht water klaer, d'bleeck met wyt linnen schoon .... Dat moet slaan op de locatie Zuidergrachtswal / Achter de hoven. Op blz. 10 (foutief genummerd 12) "Een bocketje bloemen vereert aen ... Albertina Agnes": Dees blomkes wt mijn tuyn .... Blz. 30: "Aen Monsuer Bogaert" Ick tracht na roem en eer in Bogaerden seer groen / Van planten en pooten, mijn tuin is feel te doen / Gabbema ded my versoeck een blom laten geworden ... Nu coomt met U soet lief, besoeckt Hoeckstra met eer / Al in sijn tuin seer kleyn, al 't morgen is moey weer. Blz. 60: "Een eer besoeck aen my gedaen van den E. Jr. F. en de Domene B. in mijn tuin". Dat hier Sixtus Bruinsveld (1632-1683) bedoeld wordt, die van 1677 tot 1683 dominee te Leeuwarden was, blijkt op blz. 62 in het gedicht "Tot Godes eere op de eerste predicatie van Domene B. tot Leeuwarden", waarin D.E. Geleerde Brunsveldt genoemd wordt. Tulpen uit Theodorus' tuin afgebeeldOp 14 september 2009 attendeerde Gerda Huisman**, hoofd Bijzondere collectie van de universiteitsbibliotheek Groningen, op het florilegium dat in Rome bewaard wordt: daarvoor bij deze nogmaals dank. De volgende cursief weergegeven tekst stamt, zij het uit het Engels vertaald en enigszins geparafraseerd, van haar hand. Bij het doorbladeren van de facsimile-uitgave van het florilegium (sign. WPL 42) in Tresoar begin september 2013 gaf lezing van de toelichting, met name de opmerking van Gerda Huisman op blz. 39 "a certain Mr. Coen in the village of Raard", aanleiding nog eens te speuren naar de eigenaar van de derde tuin in Friesland, naast die van de raadsheren Theodorus Saeckma en Petrus Nijs te Leeuwarden, waaruit Franciscus de Geest bloemen heeft afgebeeld. Het feit dat achter de naam Coen een dubbele punt staat - tegenwoordig zou men een punt schrijven - wijst op een afkorting van een naam. Een voornaam werd/wordt eerder afgekort dan een familienaam. De voornaam Coen is een verkorting van Coenraad. Raard zou dan geen plaatsnaam zijn, die zelfs tweemaal in Friesland voorkomt, maar een familienaam. En die familienaam komt inderdaad voor, meestal in de vorm Raardt. De "Schoone bloem bij s: Coen: Raard" op blz. 198 van het handschrift is te lezen als "Schoone bloem bij seigneur Coenraad Raard". Coenraad/Coenraedt Raard(t)/Raerd(t) werd muntmeester van Friesland op 21 augustus 1652; hij legde de eed af op 6 september. Hij was de opvolger van Willem van Vierssen en werd op zijn beurt op 25 februari 1659 opgevolgd door Daniel Valckenier. Waar Coenraad Raard woonde bleek uit het groot consentboek van Leeuwarden van 1660 vanaf folio 121 recto. ![]() ![]() Raerdt had de panden in 1653 voor 6000 car.gul. gekocht van Jr. Pieter van Harinxma thoe Sloten; Gr. cons. 188r-189r. ![]() ![]() ![]() van links naar rechts: Leeuwarden wijkkaart 1843: 81 (de regenboogh) thans 25 (orgelfabriek), vier eenkamerwoningen aan het eind van de Regenboogsteeg (in de moderne telling 27, 29, 31 en 33), 82 (met 83 en achterhuis de "driedubbelde huisenge" vormend) thans 35; een kijkje in de thans afgesloten Regenboogsteeg ten noorden van "de regenboogh"; "Wonderlijcken plant gewossen in den jaere 1658 in den hoff van den Edelen heere mijn heere Petrus van Nijs" [toelichting in facsimile: monsterlijke lelie] Literatuur: Hortus Amoenissimus : omnigenis floribus, plantis, stirpibus ... / by Franciscus de Geest; [ed.: Alessandro Menghini ; authors: Margherita Maria Breccia Fratadocchi, Gerda C. Huisman ... et al.]; cop. 2012; Sansepolcro (Arezzo): Aboca; Dl. [1]: Commentarium. - In het Engels. Dl. [2]: Platen. - Facsimile van het handschrift geschilderd te Leeuwarden, 1668. - Met bijschriften in het Nederlands en het Latijn. Het handschrift uit 1668 wordt bewaard in: Biblioteca Nazionale Centrale di Roma, signatuur: MS Varia 291. - 2 dl. in cassette. >> begin Tulpen uit de tuin van raadsheer Dr. Theodorus Saeckma in het Florilegium van Franciscus de Geest |