Uit de bibliotheek van Erasmus In 1517 heeft Erasmus zich voor het eerst laten portretteren. De toen vijftigjarige
humanist is door Quinten Matsijs schrijvend afgebeeld. Op het schilderij zijn de boeken in de nis ten dele van
een titel op snee voorzien. Goed te lezen zijn op de detailopname - klik op de boeken -
in hoofdletters Novvm Testament., Loukianos
(Grieks) en Hieronvmus. Op het boek rechts boven heeft HOR gestaan; de letters OD zijn op
het derde boek van beneden te onderscheiden op een infrarood opname van het schilderij; vgl.
L. Campbell [a.o.], Quentin Matsys, Desiderius Erasmus, Pieter Gillis and Thomas More. In:
The Burlington magazine for connoisseurs, vol. 20, London 1978, p. 716-724.
Via via in Friesland Genoemde Johannes a Lasco ging over tot het protestantisme en trok als
reformator naar Emden en Engeland (1540-1555). Hij gaf boeken uit de Erasmuscollectie aan
vrienden of verkocht ze om financiële redenen. Zo is de kostbare bibliotheek uiteen geraakt.
Voor zover bekend zijn er maar 20 boeken uit Erasmus' bezit bewaard gebleven, de meeste in
Emden, Engeland en Nederland. Sum Erasmi Waaraan is te zien dat boeken van Erasmus geweest zijn? En waarom is dat nu zo'n bijzonder bezit? Meestal schreef Erasmus op de laatste bladzijde van een nieuw gekocht of cadeau gekregen boek "Sum Erasmi". Dat Latijn betekent "Ik ben van Erasmus". Alsof het een persoon is, zegt het boek aan de lezer wie zijn eigenaar is. Erasmus was zo'n groot liefhebber van boeken, dat hij ze zijn beste vrienden noemde. Ook als de naam van de bezitter niet in het boek geschreven staat, zijn boeken van Erasmus te herkennen, en wel aan de notities die hij naast de gedrukte tekst maakte. Deels in tegenspraak met de tegenwoordige definitie van een bibliofiel meende Erasmus: "Niet zij houden van boeken, die ze onaangeroerd en in kisten weggestopt bewaren, maar zij die ze dag en nacht raadplegen en daardoor vuil maken, kreuken, verslijten, en zij die de bladranden overal met aantekeningen en varianten bedekken, die liever een spoor van een weggekrabde fout willen zien dan een foutieve tekst." Men moet natuurlijk wel kenner van Erasmus' handschrift zijn om boeken met aantekeningen van zijn hand te kunnen herkennen. Bewonderaars waren dat en zij waren vanwege dat eigendomsmerk en die aantekeningen tuk op dergelijke boeken. Als iemand niets met Erasmus had, met diens handschrift niet vertrouwd was of alleen boeken zonder aantekeningen wilde hebben, dan kon het gebeuren dat een boek uit de bibliotheek van Erasmus verloren ging. Persoonlijke eigendommen van idolen zijn altijd zeer gewild bij hun bewonderaars, of dat nu een gitaar van Jimi is of een boek van Erasmus. Of je er dan ook op speelt of het boek gebruikt en bestudeert, dat is een tweede. Johannes a Lasco en Johannes Arcerius maakten wel enkele aantekeningen naast die van Erasmus, ook Winsemius voegde nog een opmerking toe. In de regel lieten de nieuwe eigenaars uit ontzag de boeken verder onaangetast. Vier van de vijf boeken die in de collectie van de Franeker universiteit terecht kwamen, zijn door de academieboekbinder opnieuw gebonden in een standaard boekband van de universiteit. Daarbij is het boekblok bijgesneden. Wist hij veel? Dat dat boeken met waardevolle aantekeningen van Erasmus waren? Dat had de bibliothecaris hem wel mogen zeggen! Delen van de aantekeningen zijn toen dus verloren gegaan. Tekeningen van Erasmus in zijn exemplaar van Plutarchus' Moralia.
Van links naar rechts en van boven naar beneden: Voor de Erasmuswetenschappers van nu zijn de handschriftelijke aantekeningen van groot belang. Vooral voor hen die zich bezighouden met de nieuwste uitgave van de door Erasmus verzamelde Griekse en Romeinse spreekwoorden, de Adagia. Erasmus' aantekeningen, zowel in het Grieks als in het Latijn, slaan vaak op vindplaatsen daarvan. Naast de gedrukte tekst herhaalde hij een markant woord, maakte hij een tekeningetje, zette een verticaal golflijntje, drie puntjes of een wijzend handje; soms onderstreepte hij alleen een stukje tekst. Erasmus las boeken met de pen in de hand. De notities waren geheugensteuntjes om bij herlezing iets gemakkelijker terug te kunnen vinden. De Griekse benaming voor spreekwoord, gezegde en vergelijking noteerde hij heel wat keren. Met de Adagia verwierf Erasmus zich een groot deel van zijn roem en rijkdom. Hij was de eerste en lange tijd de laatste die in het christelijke Europa van de opbrengst van zijn boeken kon leven. Vijf Erasmiana Deze boeken zijn in de tamelijk gedetailleerde gedrukte catalogus uit 1644 van de Franeker academiebibliotheek voor het eerst duidelijk beschreven: de handschriftelijke aantekeningen van Erasmus worden vermeld met uitzondering van die in de Lucianus. Het "Sum Erasmi" achterin de Lucianus is vaag. De op het titelblad en op het laatste blad geschreven latere eigendomsmerken zijn doorgehaald en die vooraan waren zelfs overgeplakt; vertaald uit het Latijn luiden ze: Ik ben een van de boeken van Andreas Roorda, uit de schenking van diens collega, de zeer beroemde Doctor Menelaus Winsemius. Ooit was ik eigendom van de zeer beroemde Erasmus van Rotterdam, wiens handschrift her en der op mijn bladranden te zien is. Andreas Roorda was hoogleraar in de logica te Franeker; hij overleed op 1 augustus 1626 en werd bij zijn vader Carel begraven in de Grote Kerk te Leeuwarden. Bijzonder is de laatste bladzijde van de Plutarchus uit 1509. Bijna onderaan heeft Erasmus
het gebruikelijke "Sum Erasmi" geplaatst. Het drukkersmerk
van Aldus Manutius, de dolfijn en
het anker waarom deze zich windt, heeft hij met pennenstreekjes reliëf gegeven. Direct daaronder
heeft Erasmus een lofdicht op de drukker in het Grieks geschreven. Daarin
herinnert hij aan de ZevenWijzen, staatslieden uit de 7de en 6de eeuw vóór Chr., die hun
levensleer in spreekwoordelijk geworden korte gezegden hebben geformuleerd, bijv. Ken uzelf
en Overdrijf niets. Mogelijk heeft Erasmus zich laten inspireren door het aan Plutarchus
toegeschreven "Gastmaal van de zeven wijzen". De namen van de wijze mannen zijn Thales
van Milete, Solon van Athene, Periander van Corinthe, Cleobulus van Lindus, Chilo van
Lacedaemon, Bias van Priëne en Pittacus van Mytilene. Hoeveel bewondering Erasmus had
voor drukker Aldus Manutius, mag blijken uit de volgende vertaling van de dichtregels: Er
waren ooit zeven wijzen in het oude Griekenland; nu is onder ons Aldus de Romein als achtste
opgestaan. Vergeten en herontdekt De eerder genoemde Franeker catalogus van 1644 is mogelijk samengesteld door Winsemius' leerling en opvolger Johannes Antonides van der Linden, die tevens een bekwaam (medisch) bibliograaf was; in januari 1975 - ik was toen pas driekwart jaar als wetenschappelijk medewerker in dienst van de Provinciale Bibliotheek - is een zeer zeldzaam exemplaar van die catalogus aan de PB geschonken door J.J. Kalma, de Friese bibliograaf, historicus en vroegere bibliothecaris van het Fries Genootschap. In latere catalogi is de herkomst "van Erasmus" steeds minder overgenomen. De Franeker Erasmiana zijn in vergetelheid geraakt. Bij de Erasmusherdenkingen van 1936 en 1969 waren ze ook niet bekend. Bij de beschrijving in 1977 van de incunabelen in de PB, de tot en met 1500 gedrukte
boeken, werd de Dioscorides herontdekt. Tot op de dag van vandaag prijs ik mij gelukkig dat
de toenmalige directeur dr. S. Douma mij voor die catalogisering had aangetrokken. Begin 1974,
twee maanden vóór mijn aantreden medio maart, heb ik bij toeval voor het eerst
een boek gekocht over Erasmus: "rebel tegen wil en
dank", door Annet van Battum (Amsterdam 1969). In februari bezocht ik de tentoonstelling
"De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden". Dat was te Utrecht
waarheen de tentoonstelling van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel verhuisd was. Ik kocht
de catalogus, in feite een handboek dat duidelijk maakt wat het boekbedrijf tijdens de 15de eeuw in de Nederlanden
te betekenen heeft gehad. Dat ik prof. Dr. E.G.A. Galama en andere medewerkers aan die
tentoonstelling naderhand te Leeuwarden en elders zou ontmoeten, kon ik toen nog niet
bevroeden. Evenmin dat ik Erasmiana zou herontdekken. In 1986 werd herdacht dat Erasmus 450 jaar geleden was gestorven. Die herdenking is
in de PB aangegrepen voor de uitgave van een Catalogus van werken door Erasmus van
Rotterdam geschreven of uitgegeven, aanwezig in de Provinciale Bibliotheek van Friesland.
Ook de Buma-bibliotheek, de bibliotheek van het Hof van Friesland en de boekerij van de
voormalige Jezuïetenstatie te Leeuwarden zijn hierbij betrokken, alle in hetzelfde gebouw aan
de Boterhoek 1 ondergebracht. Bij de 124 titelbeschrijvingen zijn de eigendomsmerken van
vroegere bezitters vermeld. Spreekwoorden en gezegden De oudste aanwezige Adagia-uitgave is door Johann Froben gedrukt, te Bazel in 1526;
nr. 1 van de catalogus. Deze uitgave in folio, groot formaat, is voorzien van een alfabetisch
register van de spreekwoorden. Een selectie uit de 4151 Adagia is tien jaar geleden in het
Frans vertaald en samen met de "Eloge de la folie" te Parijs uitgegeven; B 38044. Misschien
meer algemeen toegankelijk maar in elk geval erg mooi gedrukt op dun papier is "Adagia: vom
Sinn und vom Leben der Sprichwörter", Zürich, Manesse, 1984, "ausgewählt, übersetzt und
erläutert von H. Knecht"; A 4570. "Het boekje van Erasmus aengaende de beleeftheidt der kinderlijcke zeden" is in 1969
door de universiteitsbibliotheek van Amsterdam met een inleiding door bibliothecaris H. de la
Fontaine Verwey opnieuw uitgegeven; nr. 14. Het was een herdruk naar de Latijns-Nederlandse uitgave van 1678, ter gelegenheid van de 500-ste terugkeer van de geboortedag
van Erasmus. Het niet met zekerheid bekende geboortejaar wordt tegenwoordig trouwens
weer vaker op 1467 gesteld. Brieven Erasmus schreef brieven zó dat ze gepubliceerd konden worden. In het algemeen
waren de brieven van humanisten een soort wetenschappelijke tijdschriften. Dankzij P.S. Allen
resp. diens vrouw H.M. Allen en H.W. Garrod is er een monumentale uitgave van de brieven
van en aan Erasmus. Zij bestaat uit 11 delen en een twaalfde met indices. De Clarendon Press
te Oxford drukte de uitgave in de periode 1906-1958; nr. 45. Een complete Franse vertaling
verscheen in evenveel delen te Brussel in de jaren 1967-1984; nr. 49.
Verzamelde en kleinere werken Omdat zijn gezondheid mede door de strijd tegen Luther achteruit was gegaan, maakte
Erasmus op 20 januari 1527 een testament. Op 12 februari 1527 schreef hij zijn laatste
wilsbeschikkingen; in 1534 heeft Erasmus een inventaris van zijn bezittingen opgemaakt. In
zijn testament heeft hij bepaald dat zijn erfgenaam Bonifacius Amerbach en de executeurs-testamentair Beatus Rhenanus uit Schlettstadt, Basilius Amerbach en Hieronymus Froben
moesten zorgen dat zijn verzamelde werken werden gepubliceerd, indien mogelijk bij Froben
of bij een ander, als het maar met smaak gebeurde. Twintig exemplaar van elk boekdeel
moesten zorgvuldig ingebonden worden en vervolgens verzonden naar bepaalde personen en
bibliotheken: Engeland en de Nederlanden worden daarbij het vaakst genoemd. De uitgave
verscheen in 1540-1541: negen delen met in deel acht een zeer gedetailleerd register. De
indeling had Erasmus zelf voorgeschreven. De Franeker universiteitsbibliotheek bezat al vóór
1600 een exemplaar; nr. 69. Ook de bibliotheek van het Hof van Friesland bezat er een; nr. 70. Honderd jaar nadat de Opera omnia bij Froben waren verschenen, heeft de Leidse drukker Joannes Maire 27 deeltjes met een keur aan kleinere werken van Erasmus gepubliceerd. Een Erasmus-kenner, mogelijk Petrus Scriverius (1576-1660) die in 1650 blind is geworden, heeft de keuze gemaakt. Een groot deel van die populaire uitgave in zakformaat is in acht bandjes aanwezig in de Buma-bibliotheek; nr. 7, boeknummer Buma 911. De aankoop van de privé-bibliotheek van de Friese classicus Lieuwe Annes Buma (1796-1876) was de eerste die voor de uit diens legaat gestichte Buma-bibliotheek gedaan werd door de provincie. De genoemde Maire-Erasmiana maakten daar deel van uit. Buma was er bijna in geslaagd een kleine twee eeuwen na verschijnen een complete set bijeen te brengen. Erasmus' De conscribendis epistolis heeft hij nog onder signatuur Buma 192 (nr. 27 van de Erasmus-catalogus 1986) aan zijn collectie kunnen toevoegen: een uitgave in hetzelfde formaat maar verschenen te Amsterdam bij Henricus en de weduwe van Theodorus Boom in 1682. Niet in de Buma-collectie maar wel in die van de Provinciale Bibliotheek zijn aanwezig de edities Maire 1642 van "Erasmi Roterodami vita" met "Epistolae illustres plus quam septuaginta", die door Erasmus zelf op gevorderde leeftijd geschreven zijn en niet voorkomen in de grote Bazelse band, en Maire 1641 van "Lingua" (nr. 96) en Maire 1651 "De ratione studii" (in nr. 60). Een parafrase of verklaring door Erasmus van vooral de canonieke brieven van de
apostelen Jacobus I, Petrus II, Johannes III en Judas I is uit het Latijn in het nederlands
vertaald door J.P.S. en in 1593 gedrukt door Harmen Jansz. Muller; nr. 81. Ten onrechte heeft
men die vertaling wel toegeschreven aan de Zeeuw Jan Philipsz. Schabaelje (ca. 1586-1656).
De initialen staan echter voor Johannes Petri Sannes, grietman/burgemeester van
Weststellingwerf (1578 - ca. 1600) resp. van Visvliet (1604-1618), de heerlijkheid die in 1637
door de Staten van Friesland aan de Ommelanden is verkocht. Vanwege de Friese vertaler was
dit exemplaar eertijds opgenomen in de bibliotheek van het Fries Genootschap, die in de jaren
60 van de vorige eeuw grotendeels aan de PB is geschonken. Klacht van de vrede Van de "Querela pacis" (nr. 87: Bazel, Johann Froben, [1518]) zijn behalve in de vertaalde complete werken van Erasmus of een selectie daaruit nog aanwezig de vertalingen "La plainte de la paix" (nr. 89: Parijs 1924), "De klacht van de vrede die overal door alle volken verstoten en vermoord wordt" (nr. 90: Amsterdam 1947) en "Vrede's weeklacht ..." (Baarn 1989; C 41333). In navolging "des gheleerden ende wiitberoemden D. Erasmi Roterodami" schreef de gematigde contraremonstrant Godeschalcus Aeltius, die van 1608 tot 1616 predikant was te Bolsward, ook een Querela pacis, maar met de verklarende ondertitel "Vreden-clacht aen die Vereenichde Nederlanden". Gedrukt werd dit boekje door Abraham van den Rade te Leeuwarden in 1612; nr. 88. De Friese humanisten Sibrandus Siccama, jurist en secretaris van Bolsward 1602-1622, en Godefridus Sopingius, predikant te Bolsward 1604-1615, droegen elk een gedicht bij. Humanisten dichtten in het Neolatijn, maar in dit geval hebben Siccama en Sopingius een uitzondering gemaakt: in het Nederlands konden ze een groter publiek bereiken. Tijdens het Bestand in de oorlog met Spanje waren er, ook in Friesland, interne twisten. In de gedichten wordt de erasmiaanse vrede bepleit, opdat de eenheid van en binnen kerk en staat niet langer wordt bedreigd. Met Thomas Herbajus, die procureur-generaal was bij het Leeuwarder Hof (1603-1613) en van wie Neolatijnse hekeldichten bekend zijn, en vijf anderen hadden beiden tijdens hun studie te Franeker op kamers gewoond bij professor Johannes Arcerius. In de geest van Erasmus werd daar gestudeerd en ongetwijfeld hebben die studenten de boeken met aantekeningen van de hand van Erasmus in de bibliotheek van hun hooggeleerde hospes bewonderd. Uitgegeven of vertaald door Erasmus Van de door Erasmus opnieuw uitgegeven werken verdienen hier in elk geval die van Hieronymus (nr. 108) en het Nieuwe Testament een vermelding. Het eerste is de negendelige uitgave die in 1536-1538 te Bazel gedrukt is door Hieronymus Froben en Nicolaus Episcopius. Dit exemplaar was al voor 1626 aanwezig in de Franeker; rond 1650 is het herbonden in vier perkamenten banden met het stempel van de academiebibliotheek in blinddruk. Het tweede, het Nieuwe Testament is met drie uitgaven vertegenwoordigd in de collectie: Antwerpen 1537, Bazel 1538, Bazel 1570; nr. 116-118. Erasmus' Annotationes of aantekeningen op het Nieuwe Testament zijn er in het Latijn (Bazel 1542; nr. 119) en in een Nederlandse vertaling van J.H. Glazemaker (Amsterdam 1663; nr. 120). In 1990 verscheen "Erasmus' annotations on the New Testament" bij E.J. Brill te Leiden; D 15860. Drie exemplaren van Erasmus' Paraphrasis, dat is Verklaringhe op het Nieuwe Testament, in de vertaling van Ellert de Veer, volgen: Den Haag 1626-1628, Amsterdam/Haarlem 1639, Rotterdam/Gouda 1660; nr. 121-123. Uit het Grieks in het breder toegankelijke Latijn vertaald heeft Erasmus onder andere
stukken van Galenus, Lucianus en Plutarchus. Bij Galenus gaat het om de eerste drie stukken
aan het begin van deel I: Exhortatio ad bonas arteis, praesertim medicinam (nr. 107: Leiden
1812); De optimo docendi genere liber, in quo adversus Academicos Pyrrhoniosque disputat
(in nr. 105 en 106: Antwerpen, Plantijn, 1569 resp. Parijs 1621); Qualem oporteat esse
medicum. Dit zijn Aansporing tot de schone kunsten, vooral de geneeskunst; Boek over de
beste soort onderwijs; Welke kwaliteiten een arts behoort te hebben. onder vrienden is alles gemeenschappelijk. |