>> HOMEpage

Het album amicorum (1624-1655)
van Tobias Gutberleth sr.
bevatte ruim 60 inscripties

Internetuitgave: M.H.H. Engels, mei 2021
Plus een illustratie in het album van Joost van Ockinga

Over Tobias Gutberleth, Simon Gabbema en Gysbert Japix, schreef Piter van Tuinen in: De Zeventiende Eeuw, Jrg. 20 (2004).
Het verloren gegane Album Amicorum is beschreven door de toenmalige bezitter F.A. ridder van Rappard: 'Overzigt eener verzameling alba amicorum uit de XVIde en XVIIde eeuw', in: Werken van de Mij. der Ned. Letterkunde, NR VII (1856) 1-139, i.h.b. 108-109. Het album bevatte 63 inscripties uit 1624-1655 geplaatst te Bremen, Groningen en Leeuwarden.
Aucties: Fr. Muller, Amsterdam (coll. F.A. van Rappard, H.A.J. Lütge e.a.), 16 en 17 juni 1910, nr. 1679; Sotheby, Londen (coll. A.W.M. Mensing), dl. 2, 20-22 april 1937, nr. 1306 [geveild 1938].
Beschrijving: Papier, 106 fol., waarvan 48 blanco, 174x115 mm. Contemporaine perkamenten band met blindstempeling. Voorplat: 'T.G. / 1624' (?) Vergulde sneden. Relatie: Georgette de Montenay, Monumenta emblematum christinianorum virtutum ... ad instar Albi Amicorum exhibita. Francfurt a. M., 1619.

F.A. ridder van Rappard:
Het Album van TOBIAS GUTBERLETH, van Dockum; van den jare 1624, in klein 8°

Het in 1619 te Frankfort gedrukte werkje van GEORGETTE DE MONTENAY diende den bezitter tot grondslag van zijn Album. Het zijn dezelfde Christelijke Zinnebeelden, welke de beroemde Anna Roemers mede vertaalde, van welke vertaling de Heer A.D. Schinkel te 's Hage, in 1854, de uitgave naar het oorspronkelijk handschrift, in zijn bezit, bezorgde. Bij de vergelijking van deze met de Nederduitsche vertaling welke in het werkje zelve gevonden wordt, verdient die van Anna Roemers verre de voorkeur, en deze omstandigheid kan aanleiding gegeven hebben, dat de begaafde dochter van Roemer Visscher gemeend heeft hare krachten aan dit werk te moeten beproeven.
Volgens de inscriptiën schijnt GUTBERLETH in 1624 en 1625 te Bremen gestudeerd te hebben; hij werd toen zoowel student in de Letterkunde als in de Theologie genoemd. In Maart 1626 werd hij echter te Groningen als Theol. Stud. ingeschreven, van waar hij in 1627 als Conrector naar Dockum vertrok. In 1629 wordt hij Rector genoemd 1).
De laatste inscriptie, van
◊ ANTH. CLEMENTIUS,
van Zierikzee, is uit Leeuwarden ìn 1655 gedagteekend. Deze noemt zijnen vriend:
"Theologo peritissimo
Philosopho acutissimo
Philologo eximio
Poetae felicissimo".
Ik vermoed dus dat de bundel Poemata van TOB. GUTBERLETH, in 1667 te Leeuwarden uitgegeven, van den bezitter van het Album zullen zijn, en dat de vermelding van T. GUTBERLETH in het Aanhangsel op het Woordenboek van Kunsten en Wetenschappen van NIEUWENHUIS (Nijmegen 1836) Dl. III. blz. 269, een kleinzoon van TOBIAS GUTBERLETH van Dockum betreft, daar die in het Woordenboek voorkomende als te Leeuwarden in 1674 geboren en te Franeker in 1703 overleden, niet een zoon, maar wel een kleinzoon kan geweest zijn 2).
In het Album komen belangrijke inscriptiën voor, zoals van:
◊ HENR. ALTING
◊ TOB. ANDREAE
◊ ULPIANUS en SUFFRIDUS AB AYLYA
◊ FOPPE, LIEVE en FRED. LODEWIJK VAN AISSEMA
◊ LUDOVICUS CROCIUS
◊ JACOBUS GERSCHOW
◊ FRANC. GOMARUS
◊ GERH. HANEWINCKELIUS
◊ ANTH. MATTHAEUS
◊ ANTH. MATTHAEUS Jr.
◊ JOH. SCHULENBORCH, en
◊ CHRIST. UCHTEMANNUS.

1) Hij was namelijk van Dockum naar Leeuwarden beroepen, alwaar hij in 1662 in den ouderdom van 53 jaren overleed. Zie G. DE WAL, Or. de Clar. Frisiae JCtis, p. 188 sq., die hem aldaar noemt: Crusbonensis Cattus. Ook onlangs nog vermeld in J.G.C. BOOT, de Hist. Gymnasii Leovard. 1854, p. 28.
2) Dit vermoeden des schrijvers is bevestigd door E.L. VRIEMOET, Athenae Frisiacae, p. 894-800, en door de naauwkeurige aanteekeningen van GAB. DE WAL, achter zijne redevoering de Clar. Frisiae JCtis, p. 190 als beslist. Zie ook over den grootvader alleen, SAXII Onom. lit. V.
642 en VII. 351.


Van der Aa, deel 7 blz. 568
GUTBERLETH (Tobias), (de oude) werd in 1609 geboren te [Kruspis in] Hessen-Cassel, moest, nadat zijne ouders door de Kroaten vermoord waren, uit zijn vaderland vlugten en vond bescherming bij zijnen oom te Deventer, die hem in de letteren opleidde. Zijn studiën volbragt hij te Leiden en Groningen en werd, nadat hij het jaar 1625 te Bremen had doorgebragt, in 1627 Conrector te Dokkum en twee jaren later Rector, als opvolger van Hen. Ub. Schoning (in 1618 de uitgever van v. Munster's Spookenboek). Vervolgens werd hij Conrector te Leeuwarden, in welke betrekking hij curatoren zoo goed voldeed, dat hij zijn traktement in 1643 met f 100.- verhoogd zag en in 1652 opvolger van Colde werd als Rector. Volgens getuigenis van een leerling als Camp. Vitringa heeft de school onder zijne leiding bijzonder gebloeid. Hij stierf in 1662 [te Leeuwarden] en liet vele latijnsche verzen na, welke zijn zoon Werner in 1667 uitgaf onder de titel van T.G. Poëmata pleraque posthuma, met eene opdragt aan aanzienlijke vrienden, welke een levensschets bevat. Behalve deze had hij bij zijne gade Anna Sprong nog een zoon, Bronger. Beide hebben ook in de letterkundige wereld naam gemaakt.
Een merkwaardig Album van Tob. Gutberleth, van 1624 tot 1655, voorzien van ruim 60 inschriften van geleerden, waaronder uitstekende personen, bezit Jhr. F.A. Ridder van Rappard te 's Hage, die het beschreef in zijn Overzigt eener verzameling van Alba Amicorum, in de Werken der Maats. van Letterkunde te Leiden.
Volgens mededeeling van onzen medewerker W. Eekhoff, met verwijzing naar de Wal, Oratio de claris Frisiae jurisconsultis, p. 188; Boot, de historia Gymnasii Leovardiensis, p. 26.

De fontein der liefde in het album van Joost van Ockinga

Links resp. rechts van de bron der liefde de gelieven: de knielende man aanbid zijn geliefde, de vrouw met lauriertak en zwaard reageert zoals hij met merci. Bij de waterstralen zijn de stadia van de liefdesverhouding geschreven, waarvan hier een poging tot transcriptie. Uit het Frans vertaald zijn dat o.a. -- afb. 1: van links naar rechts; afb. 2 (gekanteld): van beneden naar boven -- jaloezie, gejammer, wanhoop, hoop, omslag, rust, voldoening, standvastigheid?
Wie meer/beter weet, melde het aan het e-mailadres op de homepage. (1) ⇑ Rechtsklik om afbeelding op nieuw tabblad groter te bekijken!
(2) ⇓ Alternatief van Europeana, gedraaid; N.B. schuifbalken (voor pc) links en bovenaan!


Teksten van links naar rechts:
- [MADAME?] MERCI // - IALUSIE - LAMENTATION - DÉSESPOIR - ...EXSIEN.EAR [R=N?] - ESPOIR[?] - CHANGEMENT // TRA.IEL // - CONTENTEMENT[?] - - ...RCO... - ...AU.. - FERMER. [fermeté?] // MERCI
op de rand van de fontein in goud: LA FONTEINE D'AMOUR
boven het geraamte in rood: VENGENACE [vengeance = wraak]

Het zwaard doet denken aan de mythe van Pyramos en Thisbe, in de Griekse mythologie oorspronkelijk riviergod en nimf, die elkaar beminden. Bij de Romeinse dichter Ovidius zijn zij in Babylon naast elkaar wonende gelieven, die van hun ouders niet met elkaar mogen omgaan, maar elkaar spreken door een spleet in de muur en afspreken elkaar buiten de stad te ontmoeten. Thisbe komt te vroeg en vlucht voor een leeuw, die haar afgegleden sluier verscheurt; Pyramos vindt deze, waant Thisbe dood en doodt zich uit verdriet. Als Thisbe terugkomt en Pyramos vindt, stort zij zich in het zwaard. Shakespeare nam de legende over in zijn Midsummernight's dream (1595).

Dit alles naar aanleiding van de blog van Hans Zijlstra (sneuper Dokkum) over alba amicorum van Friezen resp. met bijdragen van Friezen.

>> begin